De diamantbewerker: orgaan van de Algemeene Diamantbewerkersbond van België

1058 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1914, 11 Juli. De diamantbewerker: orgaan van de Algemeene Diamantbewerkersbond van België. Konsultiert 28 März 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/tq5r786k14/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

DE WEEKBLAD VAN DEN .A.D.B. Redakteur : L. VAN BERCKELAER Bureelen : Plantijnlei West, 66~68, Antwerperi | — ; ; Telephoortriummer : 2527 Telegramadres : ADEB. Abonnement : 5.— fr. per jaar Het Ruwe-Monopolium Op eene andere plaats in dit blad vinden onze leden ibevestiging van de door ons reeds gepuibliceerde beric'h-ten betreffende het samentrekken van den verkoop van zoo goed als aile ruwe diamanten in de handen van eene en-kele groep : « het Londensche Syndi-caat ». Met de bedoeling eene vaste duurzame regeling in dien verkoop te brengen en... enkel zooveel ruw op de markt te brengen als deze normaal verorberen kan. Over de bedoeling en het nut van dien maatregel zullen wij het hier nu rnaar niet 'hdbben... Wie het met ons bedrijf goed meent en evenals wij al-len met diepe zorg verv> Id was voor de toekomst er van, heeL bij het lezen dier berichten ruimer en verlicht adem gehaald. De maatregel is goed en wij kunnen hier enkel ons leedwezen uitspreken dat hij niet enkele jaren eerder getrof-fen is. Er is kans dat het ruw, of toch ze-kere soorten ruw, nog duurder zullen worden. Ons ook goed, geen zweem van onrust overvalt ons bij dit vooruit-zicht. De zeldzaamheid van diamant, zijne duurte vormde steeds, voor een deel, zijne aantrekkelijkheid. En als wij het goed voor hebben, werd er, toen hij op zijn duurste was, door de patroons het meeste geld mede ver-diend.En al zeker zal geene enkele arlbei-dersmaag door die duurte maar iets minder gevuld worden. * * * Voor den verbruiker zal de maatregel dus geene beduidende beteekenis hebben. Voor de nijverheid zal hij be-slist versterkend, regelend werken. Maar voor de diamantbewerkers, voor de arbeiders? Wat zal hij voor dezen in zijn gevolg brengen? Wij kunnen gerust zeggen : voor een deel hunner, den eersten tijd, niet veel bijzondrs. En dat is dan ook ge-makkelijk te begrijpen. Dat naimelijk dezen welke in onze nijverheid de eerste plaatsen innemen in de gelegeriheid zijn om er den ibes-ten kijk op te hebben, dat die tôt eene beperking van den ruwverkoop over-gaan, is eene ondulbbelzinnige staving van ons steeds herfiaald betoog : « dat er veel te veel wer^rachten zijn ». En dat zulk een maatregel zich nu nog opdringt nu er reeds zoo langen tijd duizenden werkeloozen zijn, dat teekent de grootte van dit te veel aan werkkraehten. De beperking van het ruw wil dus zeggen dat er in het vervolg een zeker getal gestadige werkeloozen zullen zijn. En daar staat dus wel het leer-lingvraagstuk en dit van den werktijd in zijn voile zwaarte en beteekenis voor ons. Te veel werklieden, wil zeggen : voor sommige — de zwakken — eene bijna gestadige werkeloodheid. Voor allen wil het zeggen : onzekerheid voor den dag van morgen; het uitspe-len door de patroons van den eenen werkman tegen den andere om de loo-nen te drukken en de medezeggen-schap in de regeling der werkvoor-waarden geheel uit de handen der werklieden te nemen. Dat is het wat voor den boeg staat en wat nog maar alleen kan vermeden worden door eene onverwachte uit-breiding onzer nijverheid. Sommigen zullen zic*h door die uiteenzetting der zaken, zooals ze zijn, verontrust, ja beangstigd gevoelen. Dat mag ons eohter niet afsc'hrikken cm onze leden de waarheid voor oogen te houden. Wij rekenen er echter op dat ver uit de meesten onzer, wanneer zij zich eenmaal diep bewust zullen zijn van het ernstige der toestanden, dat zij zich dan gereed zullen houden tôt den strijd, den strijd van voor jaren, tegen het overvoeren van ons vak en tegen de overuren en het nachtwer\. Wij hebben dien strijd nog eens ge-voerd vroeger, hardnekkig en langdu-rig. Wij hebben hem toen gewonnen; waarom zouden wij hem nu niet win-nen?Wat onze toekomst zal zijn, zal grootendeels van ons zelve afhangen. De geschiedenis 'herhaalt zich. Zij plaatst weder voor ons dezelfde toestanden van voorheen; laten wij dezelfde middelen ter hand nemen, de middelen die ons toelieten den donke-ren nacht van ons bestaan in een hel-deren dag te veranderen. De ruw-toevoer wordt beperkt; het getal handen om het te bewerken wordt geteld en aan een deel de mate-rieele mogelijkheid ontnomen om in ons vak hun brood te verdienen. Dit ailes als eene ernstige poging om de anarchistische toestanden uit onze nijverheid te weeren. Wij, georganiseerde arbeiders, kunnen maar één antwoord daarop geven : Regeling van den leerlingentoevoer ! regeling van den werktijd ! Wat onze Antwerpsche patroons nu zullen zeggen, weten wij nog niet. Misschien weer... niets? L. V. B. C0NTR00L Het is voor ons verheugend te kunnen vaststellen dat wij, wat betreft het controleeren, langs om meer van een goed deel onzer leden gesteund en geholpen worden. Meer en meer wint de overtuiging veld, dat de controol een der nuttigste instellingen onzer organisatie is. Wij zijn dan ook sinds ! eenige weken begonnen, met op de verschillende fabrieken en zalen ver-trouwensmannen aan te duiden, welke ons tôt hier toe, reeds vele diensten bewezen hebben. Wij willen hier de taak deZer ver-trouwensmannen eens duidëliik om-schrijven, opdat ieder wete wat hij te doen heeft. En bijzonderlijk opdat onze leden onze werking en haar doel goed zouden begrijpen om er zooveel mogelijk steun aan te verleenen. Na elke controol ontvangt de contrôleur de lijst der leden welke op zijne zaal werken, met daarbij hunnen staat in de organisatie. Zoodoende kan ieder op de fabriek op de hoogte worden gebracht hoe de medearbei-ders er voor staan. Want juist daarom natuurlijk is het dat wij dit stelsel hebben ingevoerd. De kontroleur kan nu hen, welke schuld hebben, âanzetten om bij te betailen, door hen te wijzen op de rechten welke zij door hunne handel-wijze verliezen en tevens aan hen die twee weken schuld hebben diets ma-ken, dat volgens bondsraadsbesluit wanner zij werkeloos of ziek vallen en twee weken schlud hebben, deze met 1 zegel per week, van de uitkeering zal afgehouden worden en dit dus dan gebeurd wanneer men er het slechst voorzit. Voorts wordt de kontroleur ook verwittigd over de overeenkom- sten door ons getroffen met de achter-stalligen enz. en kan dus mede een oog in 't zeil houden of zij nageleefd worden. Wanneer een nieuwe werkman op de zaal komt werken, is het de zaak van den contrôleur, hem onmiddelijk naar zijn bondsboekje te vragen en zoo noodig het dagelijksch bestuur te ver-wittigen. De contrôleur kan ons ook aile inlic'htingen verschaffen over loo-nen enz. * * * Ook met het innen der bijdragen zouden de contrôleurs groote diensten aan de organisatie kunnen be wij zen, daar er met de eerstkomende jaarvergadering een punt op de dagorde komt : de progressieve ajdracht en dit het ontvangen van de contributie op de fabriek zou kunnen met zich brengen.Sinds verleden week zijn er reeds een paar onzer contrôleurs begonnen met de contributie hunner personeelen te ontvangen 's Zaterdags bij de uitJbe-taling der loonen; de beste uitslagen zijn hiervan te verwach'ten. Ten eerste de contributieschuld zal verminde-ren en ten tweede de zwendel met de zegels van een frank wordt er om zoo te zeggen onmogelijk door gemaakt. Wij wenschen deze twee dan ook van harte geluk en hopen dat hunne po-gingen met den besten uitslag mogen bekroond worden. Wij doen ook een beroep op de andere contrôleurs, opdat zij daar waar het mogelijk is, dit schoone maar vooral nuttige voorbeeld zouden volgen. Wij verzoeken onze leden in het al-gemeen onze contrôleurs zooveel mogelijk te steunen in hun nuttig werk, dat door de siechte toestanden welke op dezen oogenblik in ons vak heer-schen nog bemoeilijkt wordt. H. Van Doeselaer. Iets over de contributie tôt het groot maken der Â. D. B. Alhoewel ik mij stellig had voorgenomen nog over het een of ander iets te zeggen of te schrijven, zoo kan ik mij toch niet be-dwingen het een en ander te zeggen over de contributie. Het is, naar ik meen, ongeveer een half jaar geleden dat Weber, Bosboom en ande-ren over de contributieverhouding hebben geschreven, en van af dien tijd hebben wij er geen van allen iets meer van vernomen. Maar, met het oog op de laatste vergadering van het Internationaal Verbond, waar de Voorzitter van het Int. Verbond te verstaan heeft gegeven dat men verplicht is, in het belang der organisatie, de meisjes (brillant-snijdsters) lid te doen worden der A. D. B., moesten, naar mijn inziens, de leden welke er over te beslissen zullen krijgen, nu eens veranderen van taktiek. Komen en zijn er in al die jaren dat de leden der A. D. B. het hebben afgestemd, geen meisjes bijgekomen ? Deze vraag laat ik de leden zelf beantwoorden. Maar, zooals aan ailes een einde komt, zal aan dat tegen-zijn ook wel een einde komen. En dan, meen ik, kunnen wij allen mede werken om de A.D.B. grooter, hechter en steviger te maken als tôt heden. Eerlijk en zonder gehuichel gezegd : de A. D. B. (wat wij leden zijn) is momenteel niet veel waard. Dit wil ik er bij zeggen : buiten de schuld der bestuurders. Het zijn de siechte tijden die ons zoo ver brengen. Wij allen zijn de oorzaak er van dat de eene werkman de andere benadeelt. Ik zeg u nogmaals dat het veel op de rekening komt der siechte toestand in onze industrie. Maar, verwijten maken, dat helpt niet en dat zal ik ook niet doen, want als ik ailes goed naga en zie wat er alzoo onder ons gebeurt, ja dan zeg ik tôt mij zelve : wie weet wat ik nog zelf zal moeten gaan doen voor dit stukje brood te kunnen verdienen.Veel heb ik al moeten doen, maar ik hoop dat door het sterker maken van den A. D. B. misschien eens een verandering gebracht zal kunnen worden. Nu, weet ik, kunnen wij niels doen, maar als het eens (wie weet wanneer) beter wordt met ons vak, dan moet ook ailes in onze organisatie aanwezig zijn dat wij allen flinke propagandisten kunnen zijn voor de organisatie (voor onze broodwinning). Ik bedoel, dan moet het zôô zijn dat er voor ieder die in het diamantvak vverkzaani zij, hetzij slijper, snijdsler of wat ook, bij ons plaats is ; een progressieve contributie-afdracht ; ook daarbij de boden op de fabrieken.Het moet uit zijn met die frank-zegel zelf te kunnen gaan halen, want het is de schuld van dit besluit dat er minder contributie wordt betaald als dat het zou moeten zijn. 's Maar.dags moeten de drij-frank-betalers maar eens tusschen 12 en 2 uur gaan kijken naar den Bond. Dan kan men wat zien Ook deze menschen neem ik het niet kwa-lijk, want van 35 fr. verdienste is 3 frank te hooge afdracht. Geachte redacteur, gij zult mij wel ant-woorden dat zij die één frank-zegel afdragen, ook een bewijs moeten hebben dat zij onder de 32 frank verdiend hebben. Ik kan u zeggen dat deze briefjes geen knip voor den neus waard zijn. Geachte redacteur en bestuurders, ik wil toch wel eens van u vernemen, maar op goede, zuivere grondslagen, waarom gij nog maar altoos weigert de boden op de fabrieken te laten komen, want, geachte redacteur en bestuurders, dat heele contri-butiestelsel is ailes waar het omgaat. Dit huidige stelsel moet verdwijnen. Er wordt te veel laksheid bij de leden door gemaakt, van af de leerjongens. Deze laatsten zullen nooit goede leden kunnen worden, want zij die eerlijk zijn, betalen 1 frank per week en wat krijgen zij daar-voor? Niets, behalve het doodengeld waar de jongens zelf niets aan hebben. Doordat zij hun frank voor niets afdragen, wordt hun laksheid jegens den A.D.B. er in ge-zaaid.Ik hoop dat dit ingezonden stuk geplaatst zal worden. Mocht ik het misschien wat breedvoerig geschreven hebben, dan moet u het mij niet ten kwade duiden. Ik had het nog breeder kunnen schrijven, maar ik laat dit zoo, zoodat u, geachte redacteur, er eens een flink antwoord op kunt en zult geven. Wij moeten er allen aan mede helpen om in de toekomst wat schoon en zuiver schip te krijgen. Mijn dank voor de plaatsing. Een Vakoenoot. H» H» Onze vakgenoot raakt hier een paar pun-ten van beteekenis aan welke wij, zoo goed het ons mogelijk is, zullen behandelen. De progresieve contributie ? Deze zaak is breedvoerig in het blad be-handeld, zeer breedvoerig zelfs en er was niets meer over te zeggen, omdat allen het over het princiep eens zijn. Het woord was dan aan de jaarvergadering. Door deze breedvoeiige polemiek is nu echter ook de aandacht van bestuurders, alsook der leden welke het innerlijke leven der organisatie medevoelen en medemaken, gevestigd op de bijkomende zaken welke daar noodwendig aan vast zitten. Om er daarvan maar al een enkel te noe-men, watop zichzelve al van beteekenis en gewicht genoeg is en ook door onze brief-wisselaar opgeworpen wordt : hoe zal de contributie met het verder doorgevoerde progresieve stelsel ontvangen worden ? Bij de leden te huis of op de fabriek ? En zoo eenvoudig als ons bondslid dat zoo maar vooruitzet is dat nu toch niet. Blijven wij ze te huis ontvangen, dan staat een breed veld open voor zwendel, en nie-mand onzer twijfelt er natuurlijk aan dat wij niet hier en daar zoo een enkele ? ! zwende-laar tusschen onze gelederen hebben. Gaan wij op de fabrieken ontvangen dan kunnen wij stuiten op bezwaren van zekere patroons; wij hebben ook onze gemengde fabrieken met den last dien ze bijbrengen, en wij hebben onze vrouwen-assurantie Moeten wij nu voor de ontvangst dier vrouwen-assurantie dan een nieuwen afzonder-lijken bodendienstinrichten, dewelke natuurlijk groote onkonsten met zich brengt ? Of moeten wij gewoonweg die eenige honderde vrouwen maar laten op onze bureelen zelve komen betalen, op gevaar af van honderde onzer aan eene zaag van drie honderd vijf-en-zestig tanden per jaar en.... de traditioneele bedsermoonen bloot te stellen ? Dit zijn zoo maar enkele der bezwaren waarvoor wij met deze zoo belangrijke kwestie staan en dewelke zoo zwaar wegen, dat nooit een bestuur er aan dierf om het door te hakken. Voor ons, is er nu echter geene keus. De toestand van ons vak maakt voor onze organisatie het contributie systeem tôt eene soort levenskwestie. Kwam het er vroeger niet zoo erg op aan om een paar franken onder of boven te betalen, nu is dit wel van beteekenis geworden. En dat er dus zeer rijp dient nagedacht te worden eer dien knoop wordt doorgehakt, zal wel niemand betwijfelen. Op de binnen vier weken te houden jaarvergadering zal over die zaak nog wel een hartig woordje gewisseld worden. Dat nu de voorbereiding tôt die jaarvergadering een weinig langer duurt dan wij verwacht hadden valt niet te verwonderen. Buiten de toestand welke ons tôt een aan-houdende worsteling drijft, tegen den looden last die ons op aile plaatsen te gelijk drukt en den grooteren kring van fabrieken waar onze propaganda nu gevoerd wordt, ston-den wij voor de oplossing van verschillende belangrijke zaken zooals : Volkstribuun, Ons Huis, Adarnas, Assurance, enz. Terwijl, benevens reorganisatie onze ad-minrstratie en hervorming en vereenvoudi-ging onzer statuten, ook nog het samentrekken aller Belgische groepen, onder één naam en ééne leus tôt onze taak behoort. Dat die herrinnering al wel ruimschoots voldoende zal zijn om onze briefwisselaar te overtuigen dat er hier van dralen geene sprake is betwijfelen wij geen oogenblik. * * * Wat nu betreft de « vrouwenkwestie », die is al van eene even groote beteekenis en wij hopen van harte met ons bondslid dat onze leden ons zullen toelaten daarin op te treden. In grooten getalle zijn in de jaren na 1914 de meisjes hier op het vak gekomen. In hoofdzaak zijn het allen snijdsters geworden en heel velen onder hen zijn zoo bekwaam in hun vak als de meeste onzer bondsleden. Dit alleen al leert ons dat wij, met al onze besluiten, ze niet vermochten van het vak te houden. Die meisjes nu, gansch alleen als zij staan buiten aile organisatorisch verband en wil-lekeurig door den patroon uitgebuit, zijn nu voor onze bondsleden een bestendig gevaar. Er is geen enkel ander middel om aan dat gevaar te ontkomen dan te trachten ze met ons te organiseeren. Dat zullen en moeten onze leden nu maar eens inzien. Als de jaarvergadering ons niet het recht verleend de klandestien geleerde meisjes in onze rangen op te nemen, dan ontneemt zij ons de minste kans om eene betere regeling voor onze klein- en mêléesnijers te verove-ren. Want, met zoo eene groep flinke werk-sters buiten ons — een gevaarlijk wapen in de handen der patroons — wordt ons aile kracht ontnomen, alleoptreden verlamt. * * * Waar onze inzender echter de opmerking vandaan haalt : dat dezen dië enkel en steeds een frank-zegel nemen voor niets afdragen » nu daar begrijpen wij geen steek van. Om zoo te redeneeren moet men van het idée uitgaan: « dat enkel onze mutualiteiten iets voor onze leden doen Is dat nu de bedoeling van onze inzender? wij kunnen het moeilijk aannemen en denken dat hij hier er zoo maar wat uitgeflapt heeft zonder dieper na te denken, en beinvloed door den drang naar steeds hoogere uitkee-ringen dien onder sommige leden den laatsten tijd leeft. De duurste leden voor onze organisatie, waarde « vakgenoot » zijn juist deze die een frank betalen. Zij hebben al de voordeelen der organisatie behalve de zieken- en wer-keloozenuitkeering.Al zeker zal op de komende jaarvergadering een middel gezocht worden om hen gedeeltelijk ook in deze uitkeering te laten genieten. Maar... van gelijkstelling met de anderen zal geene sprake zijn noch kunnen zijn. En waar zij tôt nu toe, zooals bijvoor-beeld in de overlijdensuitkeering dezelfde rechten hebben als deze die meer betalen, zal dan natuurlijk ook eene andere schik-king moeten getroffen worden. Want ten slotte moet er toeh eerst geld binnenkomen voor er kan uitgegeven worden. L.V.B. V V Nummer 4 Zaterdag 11 Juli 1914

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel De diamantbewerker: orgaan van de Algemeene Diamantbewerkersbond van België gehört zu der Kategorie Vakbondspers, veröffentlicht in Antwerpen von 1914 bis 1941.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Themen

Zeiträume