"De dorpsklok: frontblad verschijnende voor de soldaten van Meulebeke, Beveren, Ruddervoorde, Zwevezeele, Ardoye, Coolskamp en Eeghem"

727 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1919, 01 Februar. "De dorpsklok: frontblad verschijnende voor de soldaten van Meulebeke, Beveren, Ruddervoorde, Zwevezeele, Ardoye, Coolskamp en Eeghem". Konsultiert 19 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/r785h7ck9x/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

FEBRUARI 1919. N° 16 DE DORPSKLOK Frontblad voor de soldaten van: EV3eulebek@, Beveren, Zwe-vezeele, Ardooie, Coolscamp, Eeghem, Gits Lichtervelde, Rousselare, Wyngene. Van ons jcngens, Voor ons jongens. Redaktie : N. De Jonghe, Ziekenverzorger Hospitaal der Engelsche Damen, Karmerstr, Brugge. Ons, Zonen van midden Vlaanderland Ons binde een warme broederhand. Tweeds bijzonder nummer voor Coolskamp: orgaan van den soldatenbond "Vlaandren faoven,,. In Vlaanderen vlaamsch. Onweerduwbaar machtig aangolvend dringt zich thans de wil vooruit van het vlaamsche volk tôt behalen van ziin zoolang miskende en op heden nog bitter bestreden recht. Het past niet meer de zwarte werkelijk-heid te verbloemen : van af 1830 tôt op heden heeft men het vlaamsche volk in het Belgisch huishouden verloochend, miskend en verdrukt. In Belgie was, en is nog, voor de Walen en franschsprekende vlamingen ailes; en voor de echt-vlamingen, de vlaamsch sprekende vlamingen niets ; in Belgie ge-raakt men met Fransch alleen Minister, met vlaamsch alleen slechts koeiwachter : niette-genstaande 't bloedvolste deel van Belgie's hart (4,5 millioen vlamingen tegen 3 millioen walen) vlaamsch klopt, toch is geheel het Belgie's lichaam fransch ingericht. Dat is de werkelijkheid, dat is de verdrukking. Die verdrukking reeds gekend vôôr den oorlog, hebben wij, vlaamsche soldaten in den oorlog, wanneer wij stonden in de volste toepassing van al die onrechtwetten, gevoeld en gemeten in haar verste diepten en in haar grijnzenden nasleep van afschu-welijke gevolgen voor geheel ons vlaamsche volk. Weldra leggen we ons volk voor oogen de groote waarheid der vlaamsche verdrukking in Belgie, die de kijkers zal doen rekken... groot, van verstomde verbazing en verontwaardiging. Vôôr den oorlog loeide machtig reeds de strijd der vlaamsche beweging om die verdrukking te breken en de vlaamsche taal op haar rechtplaats te brengen in 't land... Door nood gedwongen hebben wij, vlaamsche soldaten, den strijd aan den Yzer hervat, en om dieper verdrukkingsvoelen en gevolgen-afmeten, met koppiger koppigheid en harti-ger hartigheid dan ooit, hem gevoerd en tôt op heden doorhouden. Wij vlaamsche soldaten van den Yzer eischen : Het bestuur in Vlaanderen vlaamsch. Het gerecht in Vlaanderen vlaamsch. Het onderwijs in Vlaanderen vlaamsch. De Hoogeschool van Gent vlaamsch. Vlaamsche regimenten voor onze vlaamsche soldaten. Vlaanderen vlaamsch van onder tôt boven, in al zijn takken van levensstrijd, vlaanderen baas in vlaanderen. Een vrij vlaamsch vlaanderen, neven een vrij waalsch wallonie, in een vrij onafhanke-lijk Belgie. Dat is den eisch van ons bloed dat vloeide aan den Yzer, den eisch van onze dooden die bij duizenden er liggen begraven. Tôt 't bereiken van dien eisch strijden wij en staan wij ; en wat ons staan ook aanbrenge wij blijven staan, koppig als ijzer, en sterk als staal. Met de beweging die sommige vlamingen hier, onder duitsche bezetting in 't land, hebben gevoerd gaat onze vlaamsche front- beweging volstrekt niet ter arm ; zij heulden met den vijand die ons broeders doodde. in de slaglijn ; of namen de beweging tôt springstok om hun zakken te vullen, zij zijn alctivisten en zaktivisten ; wij zijn flamin-ganten die het vlaamsch progamma willen en zullen doen zegepralen door de macht en kracht van het vlaamsche volk zelf. Onze vlaamsche strijd is niet — zooals zooveel ezels nogtans beweren — gevoerd tegen het fransch; wijweten hoe nuttig het is fransch te kennen, ook engelsch en nog andere vreemde talen. Onze strijd gaat regelrecht in tegen de franskiljons die hoekeren in vlaanderen zelf, die 't vlaamsch in vlaanderen willen dooden, worgen en vernietigen ; en heel vlaanderen willen steken in den gek-mantel der verfransching. Vlamingen, houdt u gereed, en wees sterk en koppig in uw vlaamsch zijn ; laat uw vlaamsche voeling in machtig zwellen medeklotsen in de groote vlaamsche riliing die huidig het vlaamsche volk doordavert. Nu de strijd om 't beslissen gaat spuigen met helscher woede dan ooit de franskiljons hun vlaamschhatende zog uit over ailes wat vlaamsch is en vlaamsch voelt. Weest geen lafaardvlamingen meer die goedsmoeds toe-ziet op 't moorden van 't edelste, 't schoonste en rijkste wat ge in u draagt : uw vlaamsch zijn; en roept met ons, zoo dat 't klinke van nu af in de ooren onzer volksvertegenwoor-digers.In vlaandren vlaamsch ! Vlaandren aan de vlamingen ! Weg met de poletiek ! die geen vlaamsche strijder is zal vallen ! Daar staan, wij soldaten flaminganten, borg voor ! Het bloed onzer vlaamsche gesneuvelden roept vlaamsch — dat men die bloedstem hoore ! Keikop. ——— . Heldenhulde. Om onze groote dooden immer levend te houden kunnen we niet te veel doen. Reeds besloten we tôt het oprichten van den « Qedenksteen » Nu hebben wij besloten tôt het opmaken en verspreiden van een boekje waarin al de « In Memoriams » komen der gesneuvelde dorpsgenooten met hun portret voorop. Op de eersle bladen plaatsen wij ook de foto van al de dorpsstrijders met hun naam. In afwachting van dat boekje van heldenhulde geven wij van nu af de gedachtenissen in « De Dorpsklok ». Wij beginnen met het : In Memoriam Mauritz LAMSENS. 't Was in de ontzettend-angstige Septemberdagen van 14; Antwerpen, de sterk-versterkte vlaamsche havenstad, was bezweken onder den stalen moord-kus der vijandelijke monsterkanonnen ; afgtvochten, versleten, gehuld in Iappen, roemvol in zijn versla-genheid, strompelde het vluchtende leger af langs de nog vrije strook van 't Noordzeestrand. In Brugge brachten bezoekers ons den laatsten groet van huis, en onder het talen en razeren over ailes sprong het ineens los uit hun mond : — « Weet u wie er gevallen is. ? » — « Gevallen ?! — Wie ? Wie ? ?. — « Mauritz Lamsens. ! ! 't Was of sloeg een knetterende donderslag ineens zijn ratelend kraken dwars door de ziel Mauritz Lamsens was gevallen!.... Was dood ? ! 't Kon niet zijn, 't scheen onwaar,.... onge- loofbaar en toch ?! Heel den verderen dag door, in 't wandelen in Brugge's prachtstraten ; en in het verder aftrekken dan : in dat droevig nachtzwerven langs lange don-kere mistige banen, 't land uit in ballingschap, gedoken verkropen in den hoek van een wagen, lag verpletterend zwaar op 't hart, aïs een zware lood-brok, de slag van die onzettende doodsmaar !.... Mauritz was dood !... en verlaten, verloren, onge-wroken lag zijn duurbaar lijk, in verre vreemde vlakte, trotsch betrapt door zijn zegehuilende moor- ders O ! wat sloegen ze diep, de ziel in, de zwaardslagen van uw immer opkomende doodskon-de, Mauritz in dien nacht vol zwartheid en rouw... We kenden hem allen zoo goed, zoogoed; bij 't heroproepen zoo immer versch levend staat zijn beeld nog voor den geest. Zijn krachtig-opgeschoten lijf, zijn breed-uitge-groeide schouders ; zijn sterk-gewrochte armen, zijn fieren kop met blond-bruine haar, kleine blauwe kijkers, beblosde, gebomde wangen met lichten monkelplooi om de lippen; zwaar van edele ge-dachte en streven ; zijn heldere stem die zacht-zoet kon wellen en stalig-vast kon bonken, zijn kloeken vasten stap; zijn groote hart steeds open voor aile deugdelijkheid en hooger voelen. Gegroeid en ge-vormd in Vlaanderens opene vrije kouters lag bloot in hem, in blijen bloei, de jeugd en vreugd, en kleur en geur van zijn lente- en zomertijden ; de sterkte en stoerheid, en grauwen en barschen van zijn herfst-en winterwoeden. Zijn huis was hij zoo duurbaar. Zoon der natuur door haar in mildheid bestoken met kracht en schoonheid, beging hij met gloeiende genot die natuur met zijn volste werken en pijnen ; wrong hij los en op uit zijn ziel aile kracht die hij van haar had ontvangen om haar op beurt te begaan met vastheid, stoerheid en kennis. Hij loeg van diepe vreugde als hij zijn landen zag betooid in voile weeldepracht, gelijk een lusthof; juichte en zong als hij met zweetende paarden en overtaste krakende wagens den oogst mocht binnenvoeren ; was prat en trotsch aïs hij de stallen vol kloeke vette vee zag staan ; en een blijen lag plooide om zijn lippen aïs hij den grond doorschoer voor de versche vruchten. Zijn werk en streven was bekroond met milde hand; hij stond fier, vast en vol hoop omdat hij de afgeleverde krachten van zijn hoofd en hand zoo rijkelijk zag gedijen. Van het hof was hij de taaiste kracht en kloek-ste steun : hij beredderde en beraamde, overwrocht en overwroetelde ailes ; en aan den huishaard straalde hij steeds gloedvol met zijn schoone ziel en goedig hart. De gilde was hij zoo kostelijk. Hoe overlommerd ook zijn werk al zijn handelin-gen eischte toch, in zijn edelheid van denken en voelen, stool hij nog den tijd om haar bij te sprin-gen in haar pijnigend doorworstelen. 't Was eerst een schuchterig, bedeesd mededingen; maar wanneer hij zag en taste welk hooge doel de bond be-oogde — met breeden zwaai deugd en vreugd zaaien in 't hart der dorpsgenooten — sprong hij vastgeschoord in den strijddrom en wijdde hij aan de gilde een beste deel van zijn vast-deugddoende krachten. De anker van het bondsstreven sloeg hem diep in zijn kostelijke groote zielhave, en wij zijn vrienden die in de vereeniging met hem leefden en streefden en kampten als broeders, stonden ver-heugd en vol verschen moed om 't bijzetten van zijn vaste minzaamheid en hooghartigheid, zijn sterke verknochtheid en groote offervaardigheid ; zijn ge-zonden, sterken veelbelovenden opgang. Van de bondsketen was hij een der kloekste dege-lijkste schakels, en uit het vriendenvuur een der welligste, warmste vlammen. Midden zijn schoon-openbloeienden mannentijd kwam de soldatendienst hem eischen. Hoe erg pij-nig het hem ook aangreep zijn blije landsleven en hooge streven te moeten vaarwel zeggen, tochging hij die nieuwe taak gaan vervullen met moed en be-reidwilligheid. Voor zijn overheden was hij een beste kerel en voor zijn makkers een heilbréngend voorbeeld. De opklotsing van het slechte dat steeds zoo geweldig opsprong uit het kazerneleven botste af op zijn sterke hart en ziel, en hij stond en bleef staan immer gelijk hij was. Van uit de verre muren of kampen richtte hij het zeil voort van zijn landen en hoeve, en kwam zijn kranig woord de gilde bearmen en sterkte ingieten. Zijn diensttijd was haast om : in zijn huis gingen de zielen reeds op in jubel om het blijde verwach-ten, en wij zijn bondsmakkers voelden de harten uitzwellen van zoet verlangen.... Hij was voor en-kele dagen 't huis met verlof, bedreef weer met kracht de doening en juichte mede in den hoogdag der gilde. Maar opeens !.... de klokken huilden en schreeuwden landnood over 't goedig rustig dorp-je ;— het klepte akelig door de stille donkere nachtholteoverdeingedompelde huizen en hoeven... en deed de moeders opschrikken in groote ziele- angst— en de krijgers huiveren Hij vertrok met vasten stap en sterke hart. Tranen pinkten in de oogen van zijn duurbaren ; in zijn ziele ook sprong een stond een smartguds op. Maar hij ver-trapte zijn opschietende smart en zijn stemme klonk kloek, zijn woorden vast, troostend en opbeurend. Hij vertrok,— en voor 't land in nood was hij een der koenste kampers. In Houthem-St-Marguerithe spogen de vijandelijke kanonnenmuilen, in vreeselijk bloeden en dooden, de stalen razernij uit hun lijf, en hij stond pal en sterk midden den neervellenden ijzerregen. De strijd loeide verschrikkelijk in de vlakte van Haelen: groote duitsche moordersdrommen stormden op met wild, driestig paardengeweld, maar hij hielp ze maaien gelijk korenhalmen en jubelde luide in hun verplettering en zijn zege. In Waelhem stond hij weer vast gesohoord in den verdedigingsdrom ; met heldenmoed tartte en trotste hij het vernielen en vergruizen dat spoog uit monsterkanonnenmonden, het tergend optroppelen van nooit uitgedoode reu-zenbenden. Hij joeg het strijdvuur aan in de bor-sten van zijn kameraden, sprong waar er vielen ge-schoord in hun plaats, velde en doodde, hijgend en gejaagd—toen opeens!.... een kogel van een moordershond.... een gil... en hij viel; hij viel.... het lood dwars door het edel hoofd uit- gestrektop den grond... wijl zijn schoon-rood bloed rookend droop en drenkte. Hij viel een zucht.... een laatsten rochel om moeder.... een laatsten blik op 't lijdend Vlaanderen «en laatsten schrok door het jong-krachtig lijf... en hij was dood.... dood. Ach dood.... als een held en martelaar. 0 ! Mauritz ! ons zoo diep duurbaar en zoo sterk lief, wat heeft uw dood ons diep geraakt in zoo smartvol zielontstellen. Dagen lang hebben we als met een genadeknots, met die schrikmaar in

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume