De eenheid: weekblad voor practische Vlamingen

406 0
29 Dezember 1918
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1918, 29 Dezember. De eenheid: weekblad voor practische Vlamingen. Konsultiert 24 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/g73707xk5f/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Abonnement : 2 fr. 's jaars. Weektalad voor praetisehe Vlamingen Mededeelingen te sturen naar de Notarissenzaal, Winkelstraat, 1, GEN1 Slaragevoel en Nationaal getoel. Professor Peter Hoffmann, die in den loop van zijn leveu reeds driemaal van nationaliteit veranderd heeft, en in de laatste tijdeu bezig was met zijn derde moedertaal (!) aan te leeren, heeft als eerste rector van de vlaamsch-duitsche Universiteit een rede uitgesproken over " stamgevoel en stambewustzijn Wij kennen genoeg professor Hoffmann om te mogen verzekeren dat die rede door hem in het vlaamsch niet geschreven, maar door den eenen of den anderen zijner colle-gas te zijnen dienste vertaald werd. Dat is echter eene bijzaak. Maar dat een man, die zoo gemakkelijk van vaderland veran-derde, in het openbaar over stambewust-heid kon spreken, zonder uitgejouwd te worden, schijnt ons bijna onverstaanbaar. Misschien heeft de erbarmlijke naïeveteit van den mensch daar veel toe bijgedragen. Ten andere, zonder het te weten, heeft hij in den tuin der taal- en rassenpolitie-kers meer dan eenen steen geworpen. Hieronder een staaltje van zijne «itwei-dingen. Wij laten enkele opmerkingen volgen : " Et- zijn geschiedschrijvers eu dichters, die bij gelegenheid eens van een aange-boren stamgevoel hebben gerept, maar, voor zoo veel ik weet, heeft geen wijsgeer ooit beweerd, dat die zielstoestand feite-lijk aangeboren is. Zulk eene bevvering zou al te klaarblijkelijk in strijd zijn met de feiten. Want hoe zou meu verklaren, dat van de menschen, die tôt hetzelfde volk behooren en in hetzelfde land jamen-wonen, sommigen zelfs geen zweem van stamgevoel vertoonen, terwijl auderen er heel en al van doordrongen zijn ? Ook zou niemanrt, dunkt me, beweren, dat de oor-sprong van het stamgevoel moet toege-schreven worden aan een rechtstreekschen invloed der geesten op elkaar, dus aan mystieke oorzaken. Ware dit zoo, dan zou men slechts het ontstaau en het verdwij-nen kunnen vaststellen, zonder in staat te zijn iets omtrent de oorzaken te bepalen, en zulks ware het opgeven van de weten-sehap, die zich nooit met het eenvoudig vaststellen van feiten vergenoegt. Er dieut ook opgemerkt, dat telkens wanneer het stamgevoel zich bij een mensch openbaart, deze aan sommige voorwaarden voldoet, die, alhoewel niet in het oog springend, toch bij nader onde>zoek als beslissend moeten gelden. Hoe komt het, b.v . dat kinderen beneden een zekeren leeftijd en personen, die van jongs af verre van hun volk werdeu opgevoed, nooit dien onbe-wusten invloed der geesten ondergaan? Wel-is-waar spreekt men van banden des bloeds, van de stem des bloeds, en men schijnt hiermede te bedoelen, dat de ge-voelens, waardoor de leden van een zelfde familie aan elkaar gehecht zijn, ofwel door de natuur in hun ziel gelegd ofwel op eene geheimzinnige wijze ingegeven worden. Wij kunnen het stamgevoel als een uitge-breid familiegevoel beschouwen. Ware dus dit laatste aangeboren of van mystie-ken oorsprong, waarom zou het eerste anders ontstaan? Ik kan natuurlijk .hier niet uitweiden over het familiegevoel, maar ik moet er toch op wijzen, dat bij de dichters de wederzijdsche erkenning van naaste bloedverwanten nooit door die geheimzinnige vermogens, maar altijd op grond van stellige bewijzen of duidelijke teekenen teweeg gebracht wordt. We mogen dus besluiten, dat stamgevoel en stambewustzijn alleenlijk ontstaan ten gevolge van bepaalde feiten en ervaringen, en dat %e zich, zooals trouwens al wat men-schelijk is. onder den invloed van allerhande omstandigheden wijzigen Sedert lang reeds heeft men dan ook de feiten en ervaringen, welke hier in aan-merking komen, erkend. Als ik mij niet bedrieg, kan men als voornaamste de vol-gende aangeven : ]. Het bewonen van een min of meer groote uitgestrektheid aarde. d. w. z. van een land of landstreek; 2. Het verkeer tusschen de bewoners van dit land; 3. Een zekere gemeenschap van zeden en gewoonten ; 4. Een zekere gelijkheid van denken, voelen en willen; 5. Het belijdeu van een zelfden gods-dienst ; 6. Het spreken van een zelfde taal ; 7. Het vormen van een afzonderlijken staat ; 8. Het volbrengen van gemeenschappe-lijke daden en werken ; 9. Een eigen geschiedenis; 10 Het dragen van een zelfden naam. De meening is natuurlijk niet, dat elk dier feiten onmisbaar is om het nationaal gevoel te verwekken. Voorbeelden van het tegen-overgestelde zijn gemakkelijk te vinden-Zoo weet wel iedereen, dat dit gevoel ook kan bestaan bij iudividuën en groepen, die van godsdienst verschilleu of met volkeiei; van een anderen stam een zelfden staat uitmaken. Wij willen slechts zeggen, dàt elk dier feiten voor het ontstaan of voor de ontwikkeling van het stamgevoel kan van belang zijn, maar derhalve op zichzel; geen noodzakelijke vereischte voer dit ontstaan of die ontwikkeling is. „ lk geloof het wel, heer profeseor. Moes-ten de tien vereischten die gij opsomt, ver-wezenlijkt worden om eene natie tôt stand te brengen, dan ware geen enkele natie op de wereld te vinden. Er valt echter op te merken dat weinig landen in Europa bestaan, waar de vereischten van zoo dicht bij verwezenlijkt zijn als in Belgié Bestonden er geene flaminganten, wij zou-J den daaromtrent eene volmaakte natie uiU~ maken. !)e flaminganten echter dis de stam-' en rassenpolitiek als nationale politiek verdedigen, verwarren twee zeer verschil-lende begrippen. Van stam en ras kan enkel nog bij af'gezonderde volkeren spraak zijn, die nooit met de wereldbeschaving in aan-raking kwamen, zooals de Laplanders of de Hottentotten. Uit hetoogpunt derstain-en rassenpolitiekers bestaat er noch e«n zwitzersclîe, noch een amerikaansehe, noch een engelsche, noch een spaansche, noch zelfs een fransche Natie, aangezien niet een van die volkeren eenheid van taal bezit. Er is nog een ander punt dat de wel-sprekende rector der duitsch-vlaamsche Universiteit vergeten heeft, namelyk het volgende: Om stam-, taal-en rassenpolitiek voort te brengen, is het voldoende eenige vetbetaalde posten in te richten of in voor-uitzicht te stellen voor taalpolitiekers van allen aard; met het geschreven zoowel als met het gesproken woord, zullen zij onmid-delijk het yolk weten op te ruien, hetzelve al de feiten en ervaringen doen vergeten die onder de hierborenstaande cijfers ver-meld staan, en alleen op n° 6 nadruk leggen. In dat geval zult ge zelfs mannen zien op-staan gelijk een Hoffmann, een Stôber, een Haerens, een Jonckx, die het vlaamsch niet beter kennen dan een spaansche koe en lien de rechten van den vlaamschen stam hooren verdedigen. Taal en Ras. Nog altijd lezen wij in flaminganten-bladen en... in anonyme brieven... dat de taal en het ras de eenige grondslag is van de vaderlandsliefde. Er zijn lichamelijke en geestelijke dooven en blindén. Er zijn menschen die noch hooren noch lezen willen, als 't met hunne gedachten niet strookt. In eene brochuur van H. Van Houtte "Vraagthet vlaamscheVolk eene vlaamsche Universiteit?—uitgegeven bij den drukker van dit blad — zijn de betrekkingen tusschen taal en ras, volk en vaderland breedvoerig uiteengezet. Als onze taalpolitiekers iets beters weten, waarom weerleggen ze de theoriën niet die hun niet bevallen, in plaats van zich met bloote slagwoorden te vergenoegen? Wat is eene Natie? Volksvertegenwoordiger Camille Huys-maus, die zich wegens zijne hou-ling tegenover de duitschesocialisten gedurende den oorlog vôôr den algemeenen Raad der socialistische partij te Brussel moest ver-rechtvaardigen, diuktezich in een rede-voering ongeveer op de volgende wijze uit : " Ik herinner aan de ministers die Mer " tegenwoordig zijn (Vandervelde en " Wauters) dat er, benevens de politieke " gelijkheid ook een nationale gelijkheid " te verwezenlijken is... Laat ons de " miseries vergeten die ons verdeelen en " onze begeeite tôt eene werkelijkheid " maken : recht en rechtvaardigheid voor " de twee nationalittiten van ons Land. „ M. Huyssmans weet dus nog min dan Peter Hoffmann wat eene nationaliteit is? Een Volk of Natie is een produkt der geschiedenis, een menschengroepeering die berust op eeuwenoude samenwoning, op gemeenzame overleveringen, op gemeen-zaam lijden en verblijden, op gemeenzame instellingen en gemeenzame belangen. Zwitserland en Canada, om van België niet te spreken, bewijzen genoegzaam dat eene Natie met verschillende talen op zeer vaste grondslagen kan berusten. Een Volk is een geestelijk wezen, een gemeenzaflie ziel die haar voedsel tevens in het verleden neemt en in het tegen-woordige. In liet verleden, dat wil zeggen dat steden en gouwen die de zelfde instellingen, de zeifde vrijheden, de zelfde belangen tegen de zelfde binnenlandsche en builenlandsche gevaren verdedigd hebben die de zelfde beproevingen onderstaan eu de zelfde triomfen gevierd hebben, een zelfde gemeenschap van overleverivgen bezitten die tôt samenleven aauspoort. In het tegentvoordige, dat wil zeggeg dat die steden en gouwen hunnen wil van samenleven verkondigen, telkenmale dat hun samenleven bedreigd wordt. Dat onze negen provinciën een gemeeu-I zaam verleden hebben sedert nagenoeg vijfhonderd jaar, weet de eerste school-jongen de beste. In dat opzicht is de belgische Natie meer dan tienmaal ouder dan de duitsche of de italiaansche. Dat in de tegenwoordige tijden de Belgen met vlaamsche, zoowel als deze met fransche of duitsche taal, hunnen wil tôt samenleven geopenbaard hebben, kan alleen betwist worden door de opene of verdokene volgelingen van von Bissing. Wanneer nu, ondanks al deze goede redens, M. Huysmans geen prijs lieclit aan onze zienswijze, dat hij de redevoering van E. Renan leze : Qu'est-ce qu'une nation? (Conférence faite en Sorbonne le 11 mars 1882, in 8° van 30 bl.).Wij weten stellig dat Camille Huysmans den groot-sten eerbied koestert voor Renan en zijne leeringen. Allo ! een beetje goeden wil, Mijnheer, de brochuur is gemakkelijk om vinden op de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Lees ze, en — als ge kunt — sla de theorie van Renan den bodem in. Een schandaal ! (vekvolg) In ons voorgaande nummer hebben wij reeds eenige staaltjes overgedrukt van de anti-belgische proza van den heer OMER WATTEZ, die door de regeering van den Havre benoemd werd tôt voorzitter der commissie voor taalhervormingen, inge-steld om Vlamingen en Walen nader tôt elkaar te brengen. Sindsdien hebben wij eenige nummers van het pangermaansch tijdschrift Germania dourloopen. Dit tijdschrift werd in 1898 gesticht. Het verscheen tôt vôôr den oorlog driemaandelijks, in de drukkerij B. Knoetig. Rogierstiaat, 65, Brussel. Als stichters en medewerkers vinden wij Duitschers en Flaminganten. Ook behelst het tijdschrift niet alleen Vlaamsche maar ook Duitsche opstellen. Benevens ver- slagen over alduitsche vergaderingen en betoogingen in Duitschland, vindt men er inschrijvingslijsten voor de Vlaamsche Hoogeschoolpropaganda, met zeer hooge bedragen door Duitschers van allen stand eu rang en uit aile gouwen ingezonden. Artikels, zooals die " Ueber éventuelle Bûndnisse ,, door H. B. (oktober 1901), — waarin men de Belgische Onzijdigheid als illusorisch bestempelt en een politiek, economisch en militair verbond met Duitschland aanprijst, alsmede de bezet-ting van Vlaanderens kust door duitsche troepen op voorhand goedkeurt ter bescherming van België tegen Engeland en Frankrijk — schijnen als het ware door graaf Rerentlow of graaf Westarp zelf iugegeven. Welnu in dat tijdschrift hebben wij zeer talrijke bijdragen en opstellen van den heer Wattez gevouden. Zijne verhan-deling over " eene wereldtaal voor de Vlamingen „,waaiinhij kortom voorstelt aan Viamiugen en Walen het duitsch als gemeenzame omgangstaal op te dringen (April 1901, blz. S94-403). zullen wij by een andere gelegenh-.id bespreken. Het tij voldoende voor vandaag de dichterlijke bijdragen v*n den heer Wattez in de Germania te beschouwen. Drie jaargangen, van 1899*tôt en met 1901, hebben we doorbladerd. In die drie jaargangen staaa vijf gedichten van bovengemelde heer te lezen. Welk is hun onderwerp?DeSchelde? De Leie? Brugge? Artevelde? Neen. Het eerste gedicht is een ode aan Numberg (II bl. 11-18), het tweede " een groet aan den Rijn „ (III bl. 58), het derde een ode aan Bismarck ter gelegenheid der onthul-ling van zijn standbeeld te Berlijn (III bl. 623), het vierde is een hekeldicht op " de Verfranschers in Vlaanderen „ (ibidem), en het vijfde eene ode aan Duitschland (IV bl. 33). Zooals men ziet, is het Duitschland dat door onzeu diehter bijna uitsluitelyk be-zongen wordt. En hoe wordt het bezon-gen? Ziehier de tekst van den groet aan den Rijn en van de ode aan Duitschland ; Groet aan den Rijn. Op den Rijnstroom z*l ik vartn, Daar waar berg eu burcbten staren. Beelden zie ik hier verrijzen, Pie den vijand nog doen ijzen. U, germaanschen Rijn, niiju grcfi Uit myn Vlaamsch-germaansch gtmoed. ïk herdenk de zegedagen, Toen wij hen verpletten zagen, Die 't Germaansche land beloerden, In hun scluld het rooven voerden Van den ouden Duitschen vlocd, Eeuwen lang getrouw belioed. Waar Germaansche klanken vloeien, Doet gij trotsch de iel ontgloeien, fidel beeld der zegepralen; Moog de zonne u mild bestralen; Rijs, Germania, in pracht, Gansch 't Gcrmanendom houdt itucht. Aan Duitschland 'k Zag, na jaren strijden, U weer kloek verrijzen Door het heldenzwaard. 'k Zie u nu weer bloeien Fier den schepter zwaaien, Machtig Duitsche rijk. Duitschers aller landen Bïikken diep bewogen, En vol trots u aan. Waar zij mogen wonen, Blijven zij Germanen Trouw tôt in den dood ! Wij, uw «tamyerwanten, Zijn slechts kleine volken, Enktl steik door u. Vôôr de heldenjaren, Toen gij laagt te sluimeren, Waren wjj bedreigd. Machtig kloeke Duitschland, Gij zirjt onze vesting. Die de vijand duclit. Laat op uwe wallen Fier uw vaandel waaien, Teeken uwer macht. Gij, Germaansche rotse Houdt ge u lang onwrikbaar, — Vlaanderen blijft bestaan! Nummar 6. Z.ondag 29 Dacember 1918 5 Côntiempn. BWB ■ 11 Ml ■ luU JL < 1J J W_! UJlUMLlii, JMWTOJIUHI. a - ' 1.VJM mm. < . t,

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel De eenheid: weekblad voor practische Vlamingen gehört zu der Kategorie Katholieke pers, veröffentlicht in Gent von 1918 bis 1921.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume