De legerbode

1680 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1915, 02 Februar. De legerbode. Konsultiert 25 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/6h4cn6zg5v/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

DE LEGERBODE den Dinsdag, Donderdag en Zaterdag verschijnende Dit fclad is VOOR DE SOLDATEN bestemd ; iedere compagnie, escadron of batterij ontvang'L tien Fransche en tien Nederlandsche exemplaren. Antwoord aan een Onderofficier Ei, ei ! een weinig ontmocdigd, wat afge-mat, wat heimwee ? Gij die in Augustus eene dienstverbintenis hebt aangegaan, en zoo dapper uwe galons van sergeant-majoor en ket kruis hebt verworven, zijt nu wat zenuw-achtig geworden, en zekere kleingeestigheid verergert u. De papierrommel waartoe nw ambt u noopt ligt u op de maag en doet u gruwen ? — Heb ik daarom dienst genomen, schrijft ge mij ? Uwe gezondheid laat ook wat le wenschen over, jammert ge. Kortom, daar is iets dat hapert. Welnu, iets verbaast me, namelijk de late aankomst van uw brie/. Sedert verscheidene weken reeds, zedge ik me inderdaad : « Hoe verdragen ze dit ailes . afzondering, verve-ling, koude, afmatling, karwei, gebrek aan gemak en gezelligheid... zonder van gevaar te gewagen? Hoe kunnen ze met zulk ge-duld dat onbekend iets, eenen bli/csemsnellcn vooruitgang, eene tastbare hoop, eene volsla-gen verandering kortom-, verbeiden, wannëer zij ter plaatse trippelen, in dien modder van den Yser, in eene spanning die de zenuwen prikkelt ? Ik besef het volkomen, en voel me on-machtig u iets te schrijven, u iets aan te bieden. De kwalen waarover ge ldaagt, zijn, ge weet het wel, in den grond niet van aard u diep neer te slaan. Ge zijt voldaan over de wijze waarop ge uw plicht hebt vervuld, en zij die u liefhebben, en aan wier achting ge houdt, zijn daarover gelukkig : Dat is het hoofzakelijke, het overige is enkel rook en assche, Weet ge wat u werkelijk ziek maakt ? Het is de winter. De win/er die uwe ziel en tevens uw lichaam verstijft, welke de legers tôt de onbeweeglijkheid doemt, en over de natuur zijn sombere en Mlle sluiers spant. Zij, die aan genen kant der versperring vertoeven, lijden er meer no g dan gij en uwe vrienden, wees daarover verzekerd. Gij, ten minste, weet nauwkeurig waarom gij hebt gestreden en strijdt daar ginder met den winter nog meer dan met de « marmieten » en gij weet wel wat er eerlang zal gebeuren. Aan lien, heeft men enkel het woord plundering voor de oogen getooverd, eene enkele hoop gege-ven, die van de te bedrijven geweldenarijen en grawelen. Men heeft hun Parijs, Londen en Kales beloofd. Zij plonsen en ploeteren in de moerassen van den Yser en zij die zelf-bewust zijn vragen zich af wat de lente hun zal voorbehouden. Jallie weet het wel. Met de lente zal er een heel versch Belgisch leger te been ge-bracht zijn, meteen zal het Fransch leger sterker geworden zijn, een sterker leger dan dat welk op de Marne de groote over-winning behaalde. En het Engelseh leger dan? Er waren er die dachten aan eene ! vertraging in zijne voorbereiding. Ook is ue heer Millerand, de Fransche minister von oorlog, een bezoek in het kamp van Aldershot gaan brengen. En hij heeft de zekerheid mêegebraeht, dat ket Engelseh léger een rnillioen manschappen in de maand Maart zal bedragen. En het is officieel dat °P dit huidig uiir, meer dan twee millioen jongelingen daar eene dienstverbintenis heb-en aangegaan en dat, bijgevolg, het strij-dend Britseh leger aanhoudend op een wUioen manschappen zal gehouden blijven. Maak de rekening, en ge zult tôt den uitslag , «amen dat de bondgenooten binnen de zes weken, op het westelijkfront, enkele degelijke millioenen strijders in Unie zullen hebben, metsterke enflinke spaartroepen daarachter. Ja, de winter was guur en is het nog : er zijn nog enkele slechte weken, zelfs in Maart, op handen, en is de wind in Vbaanderen snerp en vinnig. Maar de gewonnen tijd, wat kostelijke iijd ! Blijkbaar was de voorbereiding der bondgenooten eene nul in 't cijfer, iegenover die der Duitschers en Oostenrijkers. Trouwens voerden de eersten niets dergelijks in hun schild. wijl de ande-ren zich degelijk tôt den krijg hadden uit-gerust. De winter heeft die toedracht gewij-zigd, en weldra zullen de bondgenooten niet enkel met gelijke numerieke kracht en stoffelijke kansen tegenover den vijand staan, maar met het overwicht te velde staan. En dan, begrijpt het wel, is het met al uw leed gedaan, want dan zal de besiissende slag plaats grijpen die ons vaderland, onze haar-steden, onze vrijheid teruggeven zal. Wat beduiden, naast dien inzet, enkele menschelijke onvqlmaaktheden? En zou de edele geestdrift kunnen verzwakken welke u den 3 Augustas vervoerde toen gij aan het in gevaar verkeerende vaderland uwe dien-sten gingt aanbieden ? Word wakker, sta uit den winterslaap op ! De lente naakt ! De grootsche dageraad der verlossing gaat gloren ! De bondgenooten hebben het vast voornemen den zomer op de boorden van den Jîijn te gaan overbren-gen, na Schelde en Maas te hebben bevrijd. Hij ZBiiea ien feisg sè« Wij zullen den Koning vieren Den Koning in zijn land, Wanneer hij, met luide banieren, Terugkeert triomfant. Wij zullen zijn roem verkonden In de wij de wereld Gods. Hij heeft zijn volk gevonden, Albert, onze Trots ! Niet langer knielen wij neder Voor zijn edel beeld bij :t Kruis ; Wij willen Hemzelven weder, Wij wiilen den Koning thuis. Dan spannen wij uit zijn wagen, Die de Driekleur voert uit :t veld Op handen zullgn wij dragen, Albert, onzen Held ! Di'iekoningenavond 1915. René De CleRCQ. DE DOOD VAN EEN DÂPFERE Maandag morgen hebben te Sainte-Adresse de lijkplechtigheden plaats gehad van een dappere : Benjamin Beeu, een opgeroepen miliciaan, af-komstig van de omstreken van Leuven en die heel den veldtoeht meemaakte tôt aan den Yzer, •waar hij een verkoudheid opdeed. 'tls ten gevol-ge daafvan dat hij stierf. Benjamin Beeu was, evenals de helftige Del-saux vôôr aeht dagen gestorven, een dappere ; één verlangen bezielde hein ■ Naar het front weerkeeren om te strijden onverpoosd. De ziek-te liaalde hem spoedig weg, lielaas ! Hij is be-zweken aan een bronchitis. De laatste gebeden werden gelezen door Kan. Yan Battel, krijgsaalmoezenier, in de kerk van Sainte-Adresse. Commandant De Broux maakte in enkele woorden den lof van den overledene. België was vertegenwoordigd door de Heeren Schollaert, staatsminister en voorzitter der Ka-mer ; Helleputte, minister van Landbouw en Openbare Werken; Blero, afgevaardigd door den minister van Oorlog; luitenant Gayen, onder-luitenanten graaf de Briey en Fierens. Kronen werden gezonden door de makkers van het régiment en door Mw Dubosc. De begrafenis, in tegenwoordigheid van het belgisch vaandel, had plaats op hèt kerkhot' van Sainte-Adresse. Eeo Dag mn het Front m Een weinig achler de puinen der kerk hebben wij de overdekte loopgraven gevonden. En dat is nu het front? Natuurlijk, vermits de uitge-breide watervlakte zich daar uitstrekt, de be-kende overstrooming die den vijand moest be-letten vooruit te rukken en zijnen terugtocht verhaasten, want. ondanks ailes was hij tôt hier doorgedrongen en' had voor een oogenblik llamskapelle achter de spoorlijn bezel. Hel is eene vreemde niet te bepaien gewaarwording die men daar ondergaat, want wij bevinden ons zonder andere voorzorg dan niet in groep te staan, ten einde geen doel te vormen voor d* granaatwerpei's die zoo juist nog verscheideii projektièien op deze zelfde plaats deden regenen. Wij bezoeken een huis dat een oogenblik ge-leden gedeeltelijk verwoest is geworden en na bewaakt wordt door een soldaat die rustigjes bezig is met zijne pijp te stoppen. Om militaire redenen mag men deze in puin vallende woning niet verlaten en de man schijnt zich daar heel wel te bevinden. Anderen, rondom een gebouw waar vroeger een of andere openbare dienst was ingesteld, gaan en komen met het houweel op den schouder om een bij zonder werk te ver-richten.Maar een luid geroep wekt onze aandachl, en in een soort hol, aangebracht onder de opge-hoogde aarde, bemerken wij vage gestaltcn en uniformén. Het zijn jagers te voet die op wacht staan vôôr den weg die ginder Terre naar het vaderland voert en naar den vijand. Wij buk-ken en zoo geraken wij in den loopgraaf, begroet door het gelach der vroolijke Waaîsche makkers. Ik herken ze aan den tongval ; het zijn jongens van Charleroi en ik geluk er in een paar zinnen in lmnne zoo sappige gewestspraak te stamelen. Ze zijn nu heelemaal gelukkig ; het ijs — zoo men zeggen kon dat dit bestoncl — is gebroken. Wat een vreemd gesprek, in deze zonderlinge but, verwarmd door eene anthraciet-kachel die afschuwelijk walmde en waarvan den rook ons de keel toeneep en de oogen blind maakte. Al lachende vertelden zij uiij hun leren sedert vijf maanden. —■ Wij zijn overal geweest, weet ge... te Luik. te Hofstade, overal rondom Antwerpen. Maar 't is hier dat het het meest gestoven heeft. Wij zijn goed hier, hé ? Wij hebben van aîies, zelfs dagbiaden. »Ja maar, het schoonste weet gij nog niet, wij spelen met de duiven. Met de duiven spelen is wel het hoogste genot voor een bewoner van Charleroi of vân de Bori-nage. Hoe .zijn zij er in geslaagd deze duiven te bemachtigen, en de maïs om ze te voeden? Ik weet het niet ; in ieder geval zijn deze uitge-slapen kerels er in gelukt zeifs Jriei hunne groote lielhebberij te voldoen en zelfs prijsvluehten la te richten. Zij denken niet, de groote dappere kinderen, dat dit nog eene bijzondere pijniging zou zijn voor intellektueelen, die daarin slechts een mid-del zoudeti. zien — onbruikbaar, helaas — om in briefwisseling te komen met hunne familie. Hunne eenvoudige zielen gaan zoo vex're, of vragen zooveel niet. — Men is wel gevoed en wel gekleed. Men heeft niets te kort, en laat de Moffen nu maar komen. Een van lien grijpt me bij den arm en toont mij een klein stuk dat hij van zijn mitrailleur heeft losgemaakt. — Zoudt ge niet zeggen, he? Welnu, dat kost 6o0 frank. Dat is een fameus stuk werk, weet ge, zoo'n mitrailleur ? Hij bekijkt hem liefdevol, poetst hem op en streelt hem. 't Is een goed getuig, trouw en zeker. Maar men gelooft dat het hier niet meer zal dienen. — Ze zulîen niet meer terugkomen ; ze hebben hun rekening gehad. En zij beginnen te laehen en te schateren. Ik bekijk zo met verwùndering. Een groote kerel, die tôt nu toe niets heeft gezegd, schijnt zijne feameraden iet of wat triestig te bezien. Waarom? — Ik ben Vlaming, ea kan met deae niet msesprekeu 2 Februari 1915 ISTummer 64

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel De legerbode gehört zu der Kategorie Oorlogspers, veröffentlicht in Antwerpen von 1914 bis 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Themen

Zeiträume