De waarheid: socialistisch weekblad

1171 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1914, 15 Februar. De waarheid: socialistisch weekblad. Konsultiert 25 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/d795719434/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

8e Taareang Nr 10. Prijs : 5 Centiemen. Zondag 15 Februari 1914 DE WAARHEID ORGAAN VAN DEN " VRIJEN SOCIALISTENBOND „ Sleolits lilj die de» vri|. lield van anderen lief lieeft 1m die acelf waar» dis;. ALLE BRIEFWISSELINGEN TE ZENDEN NAAR DE Nieuwe Yeemarkt, 19, GENT ABONiVEMIÎISrTSPRXJS Voor 3 maanden i_oo Voor 6 maanden. . . : » 2-00 Voor 1 J'aar » 4-00 0P V00RHAND BETAALBAAR Àouoncen worden geplaatst rolgens overeenlomst — Van waar komen de Schulden i Ja, van waar komt die schuldenlast dei stad, om zoo een buitengewone reeks belas^ tingen noodzakelijk te maken ? Volgens Vooruit \an de tentoonstelling.dic aile Gentenaars gewild en toegejuicht heb-ben. Maar volgens Le Bien Public zijn d( kosten der tentoonstellingindeze begrooting nog niet begrepen, omdat de rekeningen ei nog niet van ingekomen zijn, en zal men daai later nog nieuwe belastingen moeten vooi leggen. Le Bien Public, wiens vriendjes in de ten-toonstelling en op het Stadhuis meegedaar hebben om ons in de kleeren te steken, kar het weten. Volgens de liberale bladen is de benarde toestand onzer financiën te wijten aan de ver-fraaïng en gezondmaking der stad. Men wilde — of men wil nog — Gent opheffen tôt dei rang van groote stad. Dit komt overeen met het gedacht verledei zomer door onzen schepen van financiën uit •gedrufct. « Wij hebben, lazen wij in Vooruit eene stoute, schier roekelooze poging ge waagd, om Gent haren ouden luister te doer terug winnen. » Indien dit alleen de oorzaakis van debene pen omstandigheden waarin wij verkeeren mag dit inderdaad « roekeloos » heeten. Onwillekeurig rijst liierbij de vraag op : « Iî het verstandig met het geld van Allemar « roekeloos » om te springen? En zouden df heeren met hun eigen fortuin, even zulke « roekelooze » pogingen wagen? Het pleit ook niet voor de bestuursbe-kwaamheid van een gemeenteraad, te mee-nen, dat hij het vermogen bezit een stad toi een hoogeren rang op te voeren. Groote en welvarende steden danken hunne opkomst en bloei aan drie verschillende oor-zaken. De eersten zijn de hoofdsteden, mel een koninklijk of presidentieel hof, ministe-ries, geheel het raderwerk eener centrale administrai, ambassades, enz. Dat wordl een midden van weelde, dat al de rijke ge-nieters van geheel het land tôt zich trekt Daar verrijzen dan de schoonste muséums, de merkwaardigste openbare gebouwen, de meeste theaters en plaatsen van uitspanning van allen aard, die opnieuw aantrekken en verteer en nering met zich brengen. De tweede soort zijn de steden met een gunstig gelegen haven, waar de koophandel zich samentrekt. En de derde, waar een bloeiende en winstgevende nijverheid zich kan ontwikkelen, als dezen bijvoorbeeld gelegen te midden van rijke kolen-, ijzer-, koper- en andere mijnen. Gent bevindt zich in niet een van deze drie voorwaarden. Onze' kunstmatige haven kan het nooit halen bij deze van Antwerpen oi Rotterdam. De grootnijverheid die hier uitge-voerd wordt (textiel), is een der oudste van den nieuweren tijd, en wellicht daardooreen dergenen waarin de mededinging het scherpsl is. Dat is ook de reden waarom die nijverheid hier zich niet uitbreidt ; zij blijft statio-nair.Gent is bovendien gelegen te midden van een uitsluitelijk landbouwende streek, wiens zandachtigen mageren grond de grootste inspanning vergt der landbouwers om er hun mager kroetje op te winnen. De benoodighe- i den die dezen in de stad kunnen koopen zijn zeer beperkt, en doorgaans van goedkoope hoedanigheid. Hoe voor den duivel kunnen we dan hier een stad van maken die met Antwerpen, Brus-sel, of zelfs met Luik kan wedijveren ? Luik toch ligt te midden eener bevolking wiens nijverheid toelaat hooge loonen te be-talen.Van geheel den omtrek komt die welvarende bevolking zich te Luik voorzien van al wat zij noodig heeft. Daardoor zijn ginds win-kels en magazijnen in grooter aantal, doen betere zaken, kunnen meer huishuur en ook grooter lasten opbrengen. 1 Bestuurders eener stad dienden dit ailes te 1 weten, dit zou hen beletten verder te springen dan hunnen stok lang is. Dat de Gentenaars en Gentenaressen blij waren als kinderen toen zij ook een tentoon-stelling kregen, is waar. Maar wat had men er 1 hun niet van voorgespiegeld. Het was of dit eene goudmijn ging zijn. Als dit eene bron 1 van groot gewin geweest is, is het voor zeer weinigen. Voor de groote massa ishet uitge-» loopen op een groote teleurstelling. Enookdâthad men moeten kunnen voor-1 zien. De kort op elkander volgende tentoonstel-lingen der laatste jaren verzekerden eene mis-• lukking. En eene mislukking is het geweest, zooals het failliet der hôtels die mener voor ; gemaakt had, bewezen heeft. Het reusachtig 1 Paljas Hôtel, — zooals het volk het noemt ; — en dat naar men zegt, de stad drie millioen : gekost heeft, stond gestadig leeg. De kernels die er geschoten zijn in het onteigenen, aankoopen van gebouwen en gronden, voor het aanleggen van nieuwe lanen en straten, die misschien nooit zullen vol gebouwen worden, zijn niet te tellen. En al dit en nog veel meer is de oorzaak dat wij tôt over de kop in de schulden zitten. Het kan zijn dat onze stadhuisbazen de goede wil hadden het welzijn der inwoners te be-vorderen, maar « goede wil » alleen is niet genoeg om te besturen, er is ook een beetje verstand toe noodig, en dât heeft hun geheel en gansch ontbroken. + . Onnoozele Kinderendaj Dat was vroeger een feestdag door klein en groot gevierd. Nu spreekt er niemand meer van, en ware het niet dat het gouvernement dien dag in eere houdt, men zou bijna niet weten dat hij ooit is ingesteld. Op dien dag namelijk worden er nieuwe graven, markiezen, barons en ridders gemaakt. Laatst nog is de lijst van de nieuwe edellieden in de dagbladen verschenen. In vroeger tijd, als de vorsten iemand tôt graaf, markies of baron benoemden, ging dat vergezeld van eene gift in land, met de noo-dige boeren bij om dat land te bebouwen; meestal was dat een heel dorp, en dan noemde dit heerschap zich naar de naam van dat dorp of gewest : als graaf van Lichtervelde, Baron van Swynaerde, enz. Mijnheer de baron had dan over die plaats besturende en rechterlijke macht, die over-ging op den oudsten zoon. Mijnheer de baron beschikte over het bestaan en ook over het leven zijner onderdanen, die hem niet dan met groote vrees en onderdanigheid aan-schouwden.Zeer te begrijpen is het dat zoo een titel, die zooveel voordeelen en voorrechten gaf, zeerbegeerd werd. De tegenwoordige graven en barons krij-gen niets dan een stuk papier, hunnen naam en titel vermeldende, met datum en de rest, en waarvoor zij schrijfkosten, zegels en enregistrement peperduur moeten betalen. Toch zijn er nog altijd lieden — en met geheele hoopen — die aan zoo een stuk papier groote waarde hechten, en blij zijn als kinderen die van Klaas krijgen, als ze zoo een stuk kunnen machtig worden. Wat zouden die onnoozele halzen zich daar wel van verbeelden ? Weten ze niet dat in onzen tijd het geld alleen adelt, en wie dat heeft aile papieren titels kan missen ? En dat een echte graaf of baron — al stamde hij af van de Kruisvaar-ders — een voorwerp van bespotting is, als het geld van de voorouders is zoek geraakt? Toen Willem II, keizer van Duitschland, op zijn rilveren jubelfeest door de straten van tseflijh reed, was er onder de honderddui-zende toeschouwers slechts één man die zijne opmerkzaamheid trok, en die hij zich ver-waardigde tôt zich te roepen, en dat was Carnegie. Geen adelijke in de oude beteeke-nis van het woord, maar een geldvorst. Met hem onderhield zich de Keizer als met zijns gelijke, tôt groote ergernis van graven en baronnen, die wel oude perkamenten be-zitten, maar niet zooveel dollars als de staalkoning. Alleen achterlijke buitenlieden toonen voor die titels nog eenigen eerbied, maar dan moeten zij nog oudbakken zijn. Met nieuwbakken adel drijven die ook nog den spot. En is het niet om te lachen, als men lieden ziet, wiens vader of grootvader men als arme slokker gekend heeft, die ee.i kasteel koopen, de naam van het dorp of gehucht waar het gelegen is, achter hunnen naam voegen, als waren wij nog in den tijd der middeleeuwsche ridders ? O ! onnoozele groote kinderen ! Een gunstige uitzondering op al die ijdel-tuiten maakt de heer Braun. Hij wil geen baron worden. « Ik ben in den burgerstand geboren, en wil er in blijven », zegt hij. Dat getuigt ten minste vangezond verstand. Voor de Staatskas heeft die kinderachtig-heid haren goeden kant, zij helpt het gouvernement aan geld dat altijd kan ge.bruikt worden.Maar, daar deze bijdragen zooveel zijn als een vlieg in een brouwketel, ware het beter zich iedereen graaf, markies of baron te laten noemen, zonder iet te moeten betalen. Het ware een goedkoop middel, om wie weet hoevelen onzer medeburgers gelukkig te maken. Een regeering heeft er belang bij de zotten hunnen zin te geven. Wijze regeerders zouden het doen ! V. D. Kaffekoleire Het gerucht had geloopen — en loopt nog — in onze stad, dat het vlasfabriekske der roode kapitalisten verkocht was. Wij, die door onze briefwisselaars, en |de werklieden in dat fabriekske werkzaam, er T WIJV11J VTVlVWUftUlllSl ■ iets van weten, konden dat moeilijk gelooven Waar zou men daar een kooper voor vinden dachtenwij? Wie, buiten roode kapitalisten^ kunnen dwaas genoeg zijn om daar hun geld in te steken? Dat was de reden waarom wij het niet ge-loofden.Eenige katholieke bladen wisten niet wat er van denken en vroegen aan Vooruit wat er van dat gerucht waar is. Daarop schoot Vooruit in een kattekoleire en lamenteert weer van lasteraars. Isdat nu een reden om zich te ontstellen? Wij voor ons vinden het jammer dat het niet waar is. Wij zouden onze roode kapitalis-tische vrienden het geluk gunnen dien blok aan het been kwijt te zijn. En voor de werklieden spijt het ons nog meest van al, want wie ook de nieuwe meesters zouden geweest zijn, slechter dan de oude zouden zij moeilijk kunnen wezen. ♦ Antwoord van De Maertelaere aan den oude Koster Waarde Heer Van Kerkvoorden, Eedje laat u groeten en was zeer aange-naam verrast met het vernemen van uwe voortdurende belangstelling. Wederkeerig wenschthij u eene spoedige herstelling. Maar wat uwen raad betreft om af te zien van de wereldsche glorie en boetvaardigheid te gaan doen in een klooster, gelijk Keizer Karel gedaan heeft, daarvan kan hij geen gebruik maken. Ten eerste omdat hij dan zou ophouden origineel te zijn ; mannen als Eedje geven voorbeelden, maar volgen zelven geene op. Ten tweede, omdat hij zich in een geheel anderen toestand bevindt dan Keizer Karel. Toen deze afstand deed van den troon, zat zijn Rijkniet in schulden; wel had hij geoor-logd, gemind, gereisd en goeden sier gemaakt en daarvoor langs aile kanten geld geleend, maar ailes was aangezuiverd en vereffend toen hij de wereld vaarwel zegde. En hij had daarvoor nieteens hooge belastingen moeten heffen, neen, wat hij noodig had, schonk men hem vrijwillig. Zoo was er een Antwerpsch koopman — Daems of Daens geheeten, ik weet het niet goed meer — die een schuldbrief van hem van twee millioen in 't vuur wierp, omdat hij genoeg betaald was met de eer die de Keizer hem aangedaan had met bij hem te willen komen eten. Van de bankier Fugger, van Augsburg, ver-teld men ook zulk een grap, maar hebt gij al ooit gehoord dat een der schuldeischers der stad Gent zoo een edelmoedige, liefdevoile opwelling gehad heeft jegens ons Eedje? Niet alleen verlangen die ijzerbijters hun geld, waarvoor ze hooge intresten eischen, terug, maarze willen zelfs niet meer leenen. En hieraan ziet men hoe groot gelijk zij hebben, die klagen over de verbastering en verval der goede zeden ! Verre er van dat Eedje, Braun en Cie, ten eten gevraagd worden bij de geldleveranciers, en men tijdens de maaltijd de schuldbrieven zou verbranden, zijn zij het die banketten en feesten moeten geven, gelijk gij gezien hebt, vôôr en tijdens de tentoonstelling.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel De waarheid: socialistisch weekblad gehört zu der Kategorie Socialistische pers, veröffentlicht in Gent von 1906 bis 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume