Geïllustreerde zondagsgazet: familieblad

2396 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1915, 12 September. Geïllustreerde zondagsgazet: familieblad. Konsultiert 19 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/sq8qb9w70r/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

—- 1 : îH#i^steendrukkerij g - . . . m n. - Papierhandel MVboûchIrij | .rr™_jri3-GE\LUISTR EFRnP_ 5 Cen,icm'n mef of zonder portret j ! BUREELBEHOEFTEN PLAKKATEN fe ® Godsdienstige Omzendbrieven, Rekeningen. g BUREEL : LANGE GANG 6, ANTWERPEN ; OPEN DAÇELIJKS VAN 2 TOT 3 UREN. « Voorwerpen enz. ni !■■■ mi—m—— 11— i i i i i ■ DADEN EN ZAKEN JL • cen kwaad in 't Gerechtshof £rwerd vroeger reeds meermaals geivezen eene soort van mënschen die zich als lïokaat, of verdedigers der] belangen van erden persoon aanstellen, zonder er toe be-jeod te zijn of ten minste de noodige ken-ssen er voor te bezitten. pie personen noemen zich... zaakwaarr.e-ieis.Zaakwaarnemers hebben er altijd bestaan, uar zij die zich vroeger als dusdanig San-telilen, waren eerlijke personen, die juist om inné eerlijkheid en rechtschapenheid het ertrouwen der menschen verworven, wier aken zij dan ook ten gunstigste beheerden. Die zaakwaarneraers hadden de noodige ■jraktische rechterlijke en financieele kennis-[ sen en deden zich gelden door hunne recht-ctapenheid.verstandelijkheid en eerlijkheid. jfjet is dan ook te begrijpen dat zulke îannen krediet hadden bij het gerecht en îen hen toeliet de belangen van derde per-Dnen voor de vredegerechten en politie-îchtbanken te komen verdedigen. Maar stilaan is het bedrijf van zaakwaar-emer in andere handen gekomen-Wij willen leen de soort bedoelen, die men op de :rechtshoven ontraoet, en daar zooals de >in hare webbe uitspant om vliegen en idere diertjes tôt aas te vangen, ailes dur-snom kleine en arme lieden « doen te bloe-en », zooals zij in hunne schelmentaal zich itdrukken, vvat zeggen wil uitplunderen. I Sinds de bezetting is die groep roovers :eer talrijk geworden ; op het gerechtshof indt men ze aile dagen, zoekende naar lachtoffers, die daar gekomen zijn om be-ierming te verzoeken aan het gerecht in eschillen met eigenaars, leveraars of hande-lars, ofwel er geroepen werden om hunne eschillen door het gerecht te hooren op-issen.Weggejaagde klerken, afgezetted>eambten inWienden, doorgetopte handel- en nijve-■iiars, moe-gezopen genevelisten, vadzige iatraànnen, kortom, allen kerels, die gedu-ijvoorde vrederechters geroepen werden 'oor huishuur-, werk-en andere geschillen, adaardoor den maatschappelijken berg af-olden, komen zich naar het Gerechtshof lanmelden en doen zich bet&len om in aile :aken op te treden of er goeden (?) raad in te lerleenen mits.... betaling. Ziedaar het kwaad dat wij aanklagen en lat zich als eene olievlek uitbreidde. ! OnlaDgs dicn toestand bespjekende met rechtsiundigen op het paleis van Justifie leed een hunner de volgende juiste opmer-king : « Daar — hij wees op de boejstraffe-ijke Kamer — straft men voor 3 maanden :en persoon, die in een hof drong en eenig ruit stool, hier nevens ons —• hij wees op een reeds 10 maal veroordeelde persoon, die zaakwaarnemer speelt — is die kerel bezig ioor zich uit te geven voor iets, waarvan hij ùet de minste kennis heelt, om de arme vrouiv, die er bij staat, den laatsten frank te Mtfutselen. » En datgebeurt ongestraft! Erger, sommige fan aie schelmen genieten bescherming «n niet metr te zeggen. Wanneer zal de wetgever eens de zweep in le hand nemen en dit... racaille, uit den riempel des Gerechts jagen !.. II. De Jacht en het Wild Er zijn in België nog altijd liefhebbers van net smakelijk wild en dus ook jagers. Het jerbodder Duitsche overheid van vvapens te pewaren in de woningen, belet dat door de Belgen op het wild geschoten wordt en een [root gedeelte er van ontsnapt aan het smaak-Mietend mondgehemelte der wildeters. En.toch belet het niet dat in de uitstallin-;en der wildverkoopers merkweerdige exem-plaren van fezanten, herten, hazen, eenden en andere lekkere dieren en diertjes te koop hangen. Hoe dezen daar kwamen en komen, laten jvijGod en den maaider beslissen.Stroopers? Uie zijn door de natuurlijke neiging van den mensch ontstaan om iets wilds te vangen om le eten of te verkoopen ; ze zullen dus altijd pestaan ; hun ras is on-uitsterfelijk. | Het gerecht is dan ook opmerkzaam ge-naakt op die wildrijke... uitstallingen ; ook peelt de Gouverneur-Generaal van het be-ztuegedeelte van België eene verordening "itgevaardigd waarin op de bepaling der wet pnhet jachtrecht in België nog altijd in J.oeSe, gewezen wordt en waarvan de bepa-f'ngen, mits eemge wijzigingen hehouden Cfen- -eze verordening bepaalt onder > eren : « Dat Duitsche officieren toelating mnnen bekomen om met wapens te jagen. » I Deheer Prokureur-Generaal van het Be-IPepshof van Brussel, heeft zich dan ook Fin a?n de lleeren Procureurs des Ko-fcr™ onderstaande bericht te zenden met LliS " mededf-'el'ng van te doen aan de !^reX"gebiëd"en hU" onderschRi" « Heer Politiekommissaris, yen rln^^°er^g ^er onderrichtingen gege-^okureur-GenSraal van kild u- !„ ,!■ de eer de verkoopers van veilnnJ W- Vgen het ver^oden is dit te Bat h^?en* In^I6n het niet het bewiJs draaSt IfBcier ^esc'10ten is door een Duitsche Pat V?i| ZiUlî de belanghebbenden doen weten, ! an ltwoL- a^s':e verwittiging is welke hen BeliL e geReven wordt- Indien ziJ niet da-fian hptS staken van wild dat niet 21 ; vpn„!!j voorschrift voorzien is.zullen : vervolgd worden. Paafl^t8 I"e,t nood'g nu reeds proces-ver-Faal lu pff De heer Prokureur-Gene- cii vp i vernomen dat er ongeteekend wild I vooper^ te koop uitgestald is ; dezen moeten dadelijk verwittigd worden dat ze het uitstallen en den verkoop van dit wild moeten staken. » « De Prokureur des Konings. » Wij hebben mee'nen goed te doen dezen omzendbrief in ons blad op te nemen, opdat de belanghebbenden zouden weten.waaraan zich te houden. III Nog altijd de duurte der levensmiddelen Er is kalmte gekomen onder de bevolking door dat in de duurte der prijzen van zekere levensmiddelen eene verzachting gekomen is, onder anderen voor boter en vet. De hooge prijzen voor vleesch, suiker, kaas, bit-terpeeën, zout, enz., blijven behouden ; ter-wijl de zeep, stijfsel, stekskens, koffie en olie aanhoudend nog in duurte toenemen, zoowel als de kolen. Iedereen schrikt voor den aankomenden winter ! Dat vele ongelukkigen koude en honger zullen lijden is te voorzien. Die ongelukkigen zullen niet de armsten zijn, want die durven vragen, maar wel zij, die niet durven vragen, die nu één jaar aldus leven en aan het eind hunner beurs zijn. De aanhoudende klimmende duurte van ailes wat noodzakelijk om leven is, heeft van deze menschen de laatste centen geëischt, spoediger dan zij wel dachten. Wij moeten die beklagenswaardige families gaan doen ? Wij schrikken bij» het nadenken van hun lot. Intusschentijd blijven de misdadige opja-gers van het voedsel, de uitbaters van den honger, hunne zakken vullen en zich rijk maken met Jiet geld dat zij het volk te veel doen betalen, zoowel voor vervalschte ah onvervalschte waren. En niets of niemand belet hen die woe-kerprijzen te stellen. In sommige rechterlijke arrondissementen komt geen enkel pro-ces-verbaal binneîi nopens vervalschingen van eetwaren 1.. 1 e Mechelen heeft het gemeentebestuui Urbi et orbi " een besluit genomen waarbr de bakkers verplicht worden de bloem,welke hun geleverd wordt om brood te bakken vooi het volk, daartoe te gebruiken, doch zondei « mengeling of builen ». I e C'harleroi gebood de gemeenteraad aar de bakkers bloem té leveren in plaats .vai brood, indien de klienten het eischen. Te Brussel werd de boter ontleed welk( op de markt en winkels aangeslagen was Op éénzelfden dag werden op 40 stalen ei 32 ponden van verschilîende verkoopers er .winkeliers aangeslageh, omdat ze te vee: water inhielden en met een deel soort var margarien opgemaakt waren. Van zout en suiker willen wij niet meei spreken, iedereen moet maar zelf zien vva hem onder die benoeming bediend wordt zoowel als de zoo dure bitterpeeën. De zeep... heeft meest al een reukske, het welk aan « Eau de Cologne >: niet gelijkt alhoewel de prijs iervan zal beletten dat de moeders den wekelijkschen avasch voor hei huisgezin zullen kunnen doen. Er is een lange litanie te maken van al die geldafpersingen en vervalschingen. En wie zal ons aanhooren, wanneer wij honderc maal en meer zullen smeeken : Verlos ons gij.die tôt taak hebt het volk te beschermen Wie î L. ANTWERPEN IN 00RL0GSTIJD X We leven alweer in de Notenmaand... « dertien voor 5 cens ». We zijn weer in den appeltijd nog maai in het begin.... 't is te zeggen dat dit sappigf gezonde ooft nog niet rijp is, maar toch a afwaait of valt en zôô goedkoop wordt ronc | geleurd, — ten spijt van vele moeders die last hebben van kinderen met buikpijn o buikloop. — (Niet waar Dolf ?) We leven in de maand der heibloemen.dei kruisspinnen, der schilders van herfstschoor en..„ der zoiten, want de najaars-dichterî zijn n beetje erger getokkeerd dan de voor jaarspoeëten..... 'k weet er iet van want si zeggen van mij ook wel : « hfj heeft er éér van de vijf op den loop ». — We leven in de maand dat de spreeuwer zich buurtsgewijze gaan vereenigen, dat de kraaien weer gaan scholen, de zwaluwen bij■ een gaan zwermen, de bloemen gaan welken de bladeren gaan geelen en de petaten gaar rotten. We leven in het gaan naar den Winter — zonder een Zomer gehad tehebben. DeZomei van igi5 is heelemaal kapot geschoten.Grauw en grijs ziet er ailes uit,.... 'k mijmer over... — « J an !.... — « Wat blief, moeder ! — « Man » de veel te lang durende vakancie spoedt ten einde. We hebben dit jaar in ' geheel niets gehad. Nergens zijn we naar toe geweest. Nu mogen we toch wel eens eer enkel dagje uit toeren gaan ! — « Vrouw, we kunnen niet ; 'k heb geer werk.... — « Ehwel juist daarom... — « 'k Heb geen centen. Ailes kost duur..., -- « Dat is niets. 'k Heb ik centen, 'k heb mijn diamant in « den berg » gebracht.'k kon! nooit de deur uit en ons kleine mannen moeten toch iet hebben, wie weet wat hen te wachten staat.... — « Ja dat is waar. Maar 't is zulk donker weer, ailes is grijs... — « Loop naar 't Schijn met uw grijs, wat kan rmj nu 'n grijze dit en grijs dat verschil-Iesn, wanneer het nog lang duurt ; dat gezaag ; zlJt gy grijs en ik grijs, en kunnen we niet meer gaan en moeten we gedragen of gereden worden. Laat ons daarom nu maar vast. gehjk grijzen gaan rijden.... — «J a maar moeder, met n voituur gaat r zoo langzaam... j — c 't Is niets, integendeel zoo 'n oude ^ knol gaat nimmer op hol... anderen rijden... wij ook. Maakt gij de jongens gereecl, dan \ -y,., snij ik brood ^ ' en zet koffie, c âily ; want verteer J ïjjK r) maken doen 1 weniet,zulle ' Jan.ennude f ' l\\I \ koffie ook al 1 —~j -■ M, j f| \ aan het op- / A \ slaan is, — ! j betaa' in L f plaats van35 ' nu ai 4^ cen" ^ ^ ^ t'em ^et" v'e" I x d'e w'j I l\ voordenoor- \rill Iog 2 fra"k 4-0 den kilo t I betaalde. En ' II / "*■ de thee ook \ -w°" j »'|iLa'' betaa'" ' ^ ~1 centiem de r 100 gram en nu kost het zelfde « ons » een \ half frankske (Halve frankskens die men 1 niet meer ziet). • \ — « Enfin vrouw » er is zooveel dat men ' niet meer ziet of dat schrikkelijk duur wordt, £ niet omdat het er niet meer is, neen omdat j men het vasthoudt of opslaat. Iïoopt maar i eens een pak stekskens, sapristi, een doosje c met 40 allumetten kost in Frankrijk 5 centen, x en nu betaalt men voor een pak lucifers = £ 10 doosjes met ongeveer 450 vlammerties hier £ ook al 3o centiem in plaats van 3 pakken voor ^ 7 1/2 cent, gelijk vroeger. 'k Heb een goed 1 gedacht : — 'k zal ^4. aan de stad en de gaz-kompanjie voor- \VΫÇ-<iK \ stellen op de straat- ■ hoeken of bij de y ' 1 aanplakborden der AsC/i bekendmakingen, al-- ■ tijd brandende lan- ■ taarns te plaatsen. de burger-policie zal ^ , er wel op letten en f<MM! ' , dan kunnen wij onze pijp aansteken (wan- iïx> ' neer de tabak nu ook maar weer niet ogslaat) de nieuwsgieri ; gen kunnen dan ook 's avonds lezen, en de ! kblaffers hebben dan weer 1 'n paal waar voor zij J kunnen aanslaan met hun c rechter achterpoot. J A propos overdewoef- c woefers gesproken, de menschen zijn toch dwa-ze wezens, nu zijn ze warempel nog niet content dat ze met den bak of de kaart kunnen spelen, nu gaan ze me bij ; gebrek aan paarden op honden spelen.... 'k ; geloof toch dat ik niet zoo zot ben als die koersmannen Honden-koersen ! Waarom richten ze geen rattenwedstrijden in, want dat riool-goedje kunt ge 's avonds op de straten zien. — Ja, ja moeder, zoo amuseeren de menschen zich. Nu worden er op Zurenborg ook c weer velowedstrijden gehouden. \ — Laat ze maar . \ doen, dat geeft ten c minste weer iets | goeds ; een raensch v moet afieiding heb- ^ r ben- v , .. ^ « ffmm " — Zeg moeder,zijt s gij gereed. Allee,dan ^ li Waar naar toe ? UBtB c Naar de Ekster ? ï 8K v JaPAUee vooruit. t Voor «ons klein j- mannen » was dit 8^ " leute.Toen wij klein 1 waren, was dien dag e van uitrijden gaan met de «Jan plezier » ! een groote feestdag ; de grooten aten en 1 dronken, stoeiden en speelden met ons, dron- ' 1 ken en snoepten en waren nog grooter kinde J1 ren dan de kleinen. In de vrije natuar verliest de in vormen bekrompen stedeling zoo rap stijfheïd en schijn-opvoeding, daar laat men e : spoedig zien wat men is en wordt men na- ^ tuurlijk. En 't is juist door dit natuurlijk c kunnen zijn, dat men zoo gaarne naar buiten r gaat. f Men verlaat de stadsdrukte niet om door f de bosschen te droomen, over de heide te ^ • genieten, langs akkerpaden te dwalen of door c ■ weilanden de sprinkhanen en krekels te ver- ( drijven, neen, men loopt niet door de platte-landsdreven om er te spreken met miljoenen insekten en planten.... de natuur en het grootsche der schepping verstaan wij niet, en wat we niet begrijpen is te geleerd voor ons, we vegen er onze botten aan, we leven gelijk al die planten, bloemen, vlinders en i vogels leven — omdat ze er zijn, zonder be-seffing noch bewustheid : Dat elk wezen een deeltje is van het Heelal en dat in dit Heeal elk lichaampje een krac.ht in zich heeft van de groote eenheidsmacht der algemeene Be-weging.Wij gaan naar buiten en genieten van.... ja, we weten het zelf niet... we zijn meer losge-laten, minder gebonden, zonder regel of wettelijke verordeningen, we zijn vrijer.... ongebondener, we volgen ons instinkt en natuurlijken drang. . en dat is ons verlangen... waarom we weten het niet ; of die vrijheid voor ons goed is, we weten het niet. We zijn vrij Nu zijn we weer dartel, we eten 'n goeje biefstek met petat-friet en voor vandaag 'n flesch wijn er bij. We eten boerenmik met r boerenhesp en 'n paar eiers in de pan van 1 eigen kiekens. We smullen van de cramiek, j van den boterham met platten kees met 'n \ ajuintje of radijske er bij, we drinken goede j nelk die men kan snijden we we doen uist niks... dat was vroeger zoo,maar nu ziet iet er anders uit. Wel gaan we langs de Gitschotel en andere /an oudsbekende uitspanningsplaatsen, wel .vordt er gegeten en gedronken en door kin-leren gespeeld.De sinjoor moet eens per jaar laar St. An. of den anderen kant op naar juiten. 't is 'n gewente en zit in J het bloed. Het doet 'n mensch goed en geeft weer moed sn hoop voor 't naaste jaar.... Maar, zeg, nu noet Tan u toch eens wat vertellen. We hadden voor 'n dag 'n voorhistorische }Ostkar gehuurd door 'n arabische hengst of n IJslandsche ezel —• 'k weet zelf niet wat /oor 'n hu-hu 't was — getrokken, — doch iet magere mormel-dier scheen mij veel van :oetigheden te houden, het bleef telkens ten ninste zoolang we nog in de stad waren, /oor 'n cremerie à la glace of 'n koekebak-<erswinkel stilstaan — dan sprong den djop /an 'n oude koetsier van den bok — gaf den toerslooper 'n klontje, stak er meteen zelf ;en in zijn menschelijken mond — ('k besta-:igde dat de zweepeman 'n fatsoenlijker neus lad gekregenj en hu ! daar gingen we weer Dp zijn " 5o sekonden in de minuut » voor-.vaarts ». 'k Was zoo curieus aan den koetsier te vragen, het waarom ? — en hij intwoordde mij : — « Ja mijnheer — 'n peerd ,veet seffens waar het goed is» — en het leek nij of hij zijn knol dit verweet, en ofhij water n zijn oogen kreeg, hij veegde te minste zijn îeus af —• misschien doelde hij wellicht nog >en bier- of jenever-druppel. Eindelijk kwamen wij dan bij den Ekster. Vait stond ik hier te zien, een veertien maan-len geledenwas men rond en tusschen de par-<.en van Deurne en Borgerhout druk aan het :traten maken en huizen bouwen en nu heeft nen al deze gronden aan de menschen voor jetaten en groenselbebouwing geleend. Een ;oed werk, want-hoe meer gronden men voor îetaten en groenselbeplanting aan de stads-jevolking geeft, hoe minder schurken zullen îr gevonden worden die de eetwaren zullen jpkoopen om.... zwijgen we over dat gespuis. Want terwijl de kinderen seffens goeje naatjes waren geworden met vreemde spring-n 't velds, had mijn vrouw (hoe kan 't ook inders) 'n oude buurvrçuw uit vroeger jaren jntmoet. Zij verheugd, ik ook, en 'k trok er lansjonds van onder, loerde eens in de keu-cen, keek in de schuren en zag op het land likke vette melkkoeien met overvloedig gras. 'k Heb dien middag veel koebeesten gezien, )ok varkens... 't is waar de sloteu waren vol vater en 'n regenbui joeg ons wèer huis-vaarts, maar 'k had toch weer veel gezien lat mij tôt nadenken bracht. Onder het naar huis rijden had ik echter veinig gelegenheid tôt denken, ons klein nannen jenkten, zanikten, schreeuwden en 'ielen in slaap, en ons moeder.... wel haar mater stond niet stil. Wat had ze veel te :lappen en te zeggen over haar oude-vrien-lin (?) — 'k Behoei dus niet te vragen hoe lie gewezen buurvrouw over mij, over mijn 'rouw en ons huishouden in mijn vroegere )uurt zal lameeren. 't Is om dit tegen te gaan lat ik mijn vrouw weinig op straat laat lomen, en zelf aile kommissies en vodde->oodschappen doe... dan komt te minste Jan :n zijn huishouden weinig op straat. De nannen zijn al zulke groote sjouwelaars — k toch, ge weet' het, — en dan mijn half rouwboek er nog bij, sapristi, dan zouden ve allicht ook al ruzie krijgen, want waar dappei is,komtlawei,metsoms klappen er bij. 'k Vindt het plezanter het veel dat ik zie, loch dat gij ook kunt zien, aan de groote dok te brengen. Niet om te verraden. Verra-lerij is judas- en lafaardswerk — neen, watt-îeer Jan wat zegt steekt er niets (?) achter, ;e moet het niet denken, maar er zit wat ;oeds in, dat ge moet weten en er uit leeren iunt. Of vindt gij het niet leerzaam te weten lat er nu in onze stad brave burgers zijn, die :r een schaap op na zijn gaan houden ? De kleine meid kreeg het als lammetje en îu gaat ze er mee naar de wallen om het te aten grazen.'t Zijn zulke goeije kameraad-es, het stedehjk menschenschaapje en het *olschaap. Ge zult zien dat het volgende aar de gansche burgerij die maar 'n hof of 1 tuintje hebben, er schapen, konijnen, kiekens en varkens op na zullen houden. Had ik 'n tuin, 'k zou het doen, want het geeft profijt. En nu de oorlog nog "zooveel jaren kan duren — ze zeggen dat 'm tôt 1920 duurt — is het maar het beste dat elkeen aan zijn eigen verzorging en voeding denkt, dat zal de samenleving ten goede komen en de menschen verbeteren. Zoudt ge niet denken, edele lezer ? Of twijfelt gij soms aan het goede in den mensch en dat dit lijden ons verbetert ? Ik niet. Lari. Op reis naar 't Mastetoppenland II. Onze eerste gedachte, toen "wij na een weldadige nachtrust te Bree ontwaakten, was : spoedig gaan zien of het mandje met kleeren dat wij drij dagen geleden te Antwerpen aan eenen schipper hebben toevertrouwd, behooi'lijk. is toegekomen. Zoodra het ontbijt is afgeloopen, wandelen wij dan ook naar de vaart, in gezelschap'van onzen vrièndelijken gastheer, die ons onderweg op de hoogte stelt van het dagelijksch leven, alsook van den toestand van handel en nijverheid op dezen uithoek van België. Bree is een groot dorp met eene bevolking van rond de 5000 zielen ; het heeft verscheidene regel-matige straten met mooie burgers- en handelshui-zen, stoepen en riolen ; de openbere wegenis schijnt vrij wel onderhouden. Men waant zich soms in een kleine stad en de Breëenaren houden tegenover iedereen mordicus staande dat het ook in wezen-lijkheid zoo is. De buurtspoorweg Leopoldsburg-Maeseyck, de vaart Àntwerpen-Luik, de malposten op Asch en Hamont verzekerden voor den oorlog aan Bree een'niim verkeer dat veel bijbracht tôt den bloei der lokale nijverheid voornamelijk be-staande in pijpen-, sigaren-, tabak-, potten- en margarinefabrieken. Sinds de laatste maanden echter is die toestand, uit hoofde van de sluiting der Hollandsche grenzen, in verre na zoo gunstig niet meer. De Groote Markt zou een schoone open-bare plaats zijn, wierd ze niet voor de drie vierden ingenomen door eene kerk in gothischen stijl on-langs herbouwd. Daar de scheepvaart op Antwerpen en Luik teg&nwoordig zoo goed als nul mag aanzien worden, is het aan de Breeër liaven (indien ik mij zoo grootsprakig mag uitdrukken) icaar doodsch. Een paar booten laden dennen tronken bestemd voor de koolputten van het Luikerland. Voor het overige geen leven noch beweging in den omtrek. De tal-rijke herbergen langsheen de kaai liggen daar als verlaten ; ook zijn wij gedrijen in « De Vaart, » waar de Antwerpsche schippers gewoonlijk aanleg-gen, de eenige kalanten. Eene teleurstelling wacht ons. De boot, die ons mandje moet aanbrengen, is nog niet toegekomen. Dat zal ons leeren vertrouwen stellen in een regel-matigen (?) verzendingsdienst. 't Is waar dat in dezen beroerden tijd aile dingen — en dus ook de regelmatigheid — slechts betrekkelijk zijn. « A la guerre comme à la guerre », zeg ik tegen mijn reisgenoot en zelden kwam eene spreuk méér ten gepaste tijde. Ook is mijn makker aan-stonds tôt akkoord om de zaak luchthartig op te nemen. De aangename gewaarwording van zich na een langdurig verblijf binnen enge stadsmuren weer eens in Gods groote vrije natuur te bevinden, het blijde vooruitzicht van een wekenlang dolce far niente zonder noemenswaardige geestelijke of lichamelijke bekommernis, de hoop op eeivhelder-zonnigen dag zonder regenvlagen, — dat ailes brengt ons in een optimische stemming, welke zelfs de noodzakelijkheid van een nieuwen, drij-urenlan-gen -voetmarsch af te leggen, niet vermag te verdonkeren. Wij hebben overigens nog andere, meer persoon-lijke redens om welgemutst te zijn : zien wij niet reeds in den geest de gulle aangezichten van ver-wanten en bekenden, die ons straks welkom zullen heeten ? Bestatigen wij niet met eigen oogen dat men ten plattelande nog weinig of niets weet van de krisis der levensmiddelen welk zich in de stad zoo bitter doet gevoelen ; dat de gelukkige buiten-lieden nog naar hartelust hunnen honger kunnen verzadigen ; dat een milde oogst deels in de schuren geborgen.zit, deels nog op de akkers prijkt? De oorlogsgeesel woedt dus niet overal even wreed en het zal ons gegund wezen eenige verpoozing te genieten na de verschrikkingen, treurige ervaringen en ontbeeringen der laatste maanden. Over dit ailes nadenkend en koutend verlaten wij Bree en de groote baan brengt ons aldra te midden der Gruitroder bosschen. Over 't algemeen zijn in Limburg de openbare wegen in uitmuntenden staat ; 't moet een genoegen zijn per trapwiel, rijtuig of automobiel over dien harden en gladden kiezelvloer te snorren. Ook den voetganger moet hier de reis gemakkelijk en aangenaam vallen vooral als hij even gelijk wij in den lommer der tallooze dennen-boomen kan stappen. De opgewekte luim waarin wij ons bevinden maakt ditmaal de samenspraak levendiger dan gisteren tijdens de regenvlagen het geval was. De Kempische woud- en veldgeesten hooren — waar-schynlijk tôt hun niet geiinge verbazing — allerlei geleerde en ongeleerde ledekavelingen ovèr letter-kunde, wetenschap, poezie, wereldgeschiedenis, enz., slechts nu en dan onderbroken om groeten te wisselen met de schaarsche voorbijgangers of om de sappig-malsche peren aan te spreken door onzen Breeër vriend in zijn eigen boomgaard gewonnen en zonder tellen in onze zakken gestopt ; peren die den buitenbewoner niets kosten maar die men den stedeling peperduur doet betalen. Naarmate wij vorderen, verandert het landschap van uitzicht. De dichte mastebosschen hebben plaats ^emaakt voor uitgestrekte heidevlakten, zanddui-nen, diepe valeien, met kreupelhout, bremstruiken, varens «n andere wilde gewassen begroeid. De heide staat in vollen bloei ; zoo ver het oog reikt, Ligt een purperrood tapijt ontplooid ; men verbeeldt ^ich op de tulpen- en hyacinthenvelden van Haar-iem te s ta ren. Rond tien uren doorkruisen wij Gruitrode en naderen Opglabbeek. De kleine eenvoudige dorpen Leveren meest aile denzelfden aanblik op ; een kerk-toren te midden eener groep huizen en beomgewas ; daarrond akkers, weiden, beemden, waartusschen steenen of leemen pachthoeven ordeloos verspreid liggen ; dat ailes omzoomd door wildernissen, heiden, bosschen. Zij doen mij steeds denken aan >asen te midden der woestijnen.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume