Het tooneel

655864 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1918, 19 Januar. Het tooneel. Konsultiert 25 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/tx3513w21m/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Het Tooneel 3e Jaargang Nr 19 — 19 Januari 1918 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Centiem HENRIK IBSEN, Schrijver van «John Gabriel Borkman». Kon. Ned. Schouwburg "Op Hoop van Zegen " Dit spel van de zee, zooals Heijermajis zijn werk noemt, is wel niet het beste dat hij heeft voortgebracht, maar toch vast en zeker het popu-lairste. Het dagteekent van 1901 en zal nu om-en-bij of misschien meer, dan 700 vertooningen beleefd hebben. Het werd in meerdere talen omgezet en met veel bijval in het buitenland vertoond. la het een kunstwerk? Stellig en vast! Het is een werk dat misschien eene volledige psycholo-gische ontleding niet heelemaal weerstaat, maar toch gaat er een bekoring van uit die onloochen-baar is. Er zit atmosfeer in, men hoort en voelt de zee, al ziet men ze niet en daarom 00k is de mysterienze aantrekkingskracht van en vrees voor den wereldplas zoo intens, zoo diep - aangrijpend, zoo overweldigend - ontroerend. Bij gelegenheia van de 600e vertooning schreef Bernard Canter: «Waaraan het fabelachtige suc-ces van dit stuk is te danken? Wij hebben bij de 600e opvoering aan een critiek van Frans Coenen gedacht, die een tiental jaren geleden wees op de geheimzinnige macht van de zee, die men achter het tooneelstuk voelde. «Op Hoop van Zegen» is het drama van de zee. Het is de elementaire kracht van de zee, die hier als fatum, het noodlot uit de Oud - Grieksche tragediën, het publiek de duurzame zielshuivering geeft, welke het in andere sferen, dan die van het nuchtere dagelijk-sche bestaan, verheft.» Heijermans, de artist, is hier aan het woord, maar tevens 00k de sociaal - democraat. De oud-ste zoon Geert, eer marinematroos, die wegens insu bordinatie gekerkerd werd en dan ontslagen, vindt bij zijn thuiskomst onmiddellijk gelegen-heid om zijn verkropt gemoed lucht te geven in verwijtingen en sociale beschouwingen. Wij gelooven dat Heijermans ter plaatse het drama dat in «Op Hoop van Zegen» wordt afge-speeld, grootendeels van nabij gezien heeft, dat een gewetenlooze rakker als reeder Bos, werke-lijk een schip dat niet zeewaardig was, toch op de vangst heeft durven uit te zenden, maar het is toch 00k waar dat vele visschers naar den kelder gaan met schepen die wel zeewaardig en in goe-aen toestand zijn en aan reeders behooren die pre-cies geen schurken zijn. Een enkel geval mag niet dienen om te gene-ralizeeren en haat te verwekken tegen menschen die zich in een toestand bevinden waaraan zij zelf niet altijd de schuld hebben, waarin zij gekomen zijn door opvoeding, nalatenschap of toeval. Maar van den anderen kant spreekt in dees drama het goede hart van den auteur, die mee-lij voelt en opwekt, vooral voor de arme stak-kerds die voor karig loon, op kleine schepen ,den strijd moeten aangaan met de zee, die soms over-heerlijk een rustig lied zingen kan, dat kunste-naars de schoonste inspiraties geeft, maar een andermaal, tôt de grootste razernij opgezweept al vernield wat zich aan haar heeft toevertrouwd. De impressie is geweldig, diep - doorvoeld, bij het aanschouwen en aanhooren van de ellende van al die simpele wezens, wier gelukkigste 00-genblikken wel die zijn van het wederzien, na dagen van storm of tempeest, wanneer de vrou-wen angstig staan af te wachten of zij elk 00-genblik niet zullen vernemen dat zij weduwe en hun kinderen weezen zijn geworden! Goldmann eindigt zijn studie over «Op Hoop van Zegen» als volgt: «de mannen gaan op de vischvangst en 't gebeurt zeer dikwijls dat de zee de visscherssloepen verbrijzelt en de visschers onder haar golven begraaft... Wat is daar tegen te doen ? Men weent, men bidt, maar de zee doet toch wat ze wil. En opdat de stadsbewoners hun visch zouden kunnen eten, is het noodig dat nu en dan vrouwen haar mannen en kinderen hun vaders verliezen... DE VISCH WORDT DUUR BETAALD!.. » Ja, hij wordt duur betaald! Dat hooren we vooral in het derde bedrijf, wanneer de wind loeit en huilt, het visschershuizeke doet beven en schokken en de oceaan beukt en knotst tegen de duinen. Zelden, zegt een beoordeelaar, heeft men van de planken af zoozeer het gevoel gekregen van aangezicht tôt aangezicht te staan met het bit-ter - harde leven en ik voor mij althans kan de tooneelstukken gemakkelijk tellen die mij een zelfden indruk gaven. Zij zijn niet vele waarlijk, zoo weinig zelfs, dat men wel eens twijfelt of het hedendaags tooneel nog zoo vermag te werken. Maar hier, bij dit Spel der Zee, leert men wel anders. Het gezin van weduwe Kniertje, het slovige, onderworpen visschersvrouwtje, met haar twee zcnen : den ruigen, verharden marinematroos, — weggejaagd om insubordinatie, en den papbleeki-gen, bollen jongste, die zoo doodelijk bang is voor de zee, waarop de meesten zijner verwanten hun leven lieten; het glundere nichtje, de jolig -onbezorgde visschersmeid ; verder de schijn - ge-moedelijke en gevcelige, in waarheid ijzerharde opkomeling, de reeder Clemens Bos, met zijn ge-melijke vrouw en verschrompelden, venijnigen kantoorbediende Kaps, de type van een «loon-slaaf» ; dan de diakenmannetjes, representeeren-de de «lachende toekomst» van het zeemansbe-drijf. als de zee den visscher het leven laat; dan nog de dronken scheepmakersknecht, de buur-vrouwen, en eindelijk het jonge meisje, de ree-dersdochter, die zoo nutteloos en ephemcer gaat te midden van al die hardheden en tenslotte ra-deloos staat tusschen de dingen haars levens, aile die figuren geven zich aan de aanschouwers in hun van zelf sprekende, onopzettelijke, maar daarom des te meer treffende gewoonheid. En de twee eerste bedrijven gaan voorbij in een kloeke opvolging van handeling, zonder truc of gedwongenheid, eerlijk en oprecht. Maar het derde bedrijf brengt een teleurstel-ling en ik ben niet tôt volkomen inzicht kunnen geraken, of dit aan den auteur of aan ons toe-schouwers, of aan allen te zamen ligt. Het is in dit bedrijf, de stormnacht, waarin men kan gelooven dat de logger «Op Hoop van Zegen» vergaat. De visschersvrouwen, wier mannen of kinderen of verloofden op zee zijn, schui-len te zaam bij een hunner en verhalen de een na de ander van hun verliezen.En dat is als een lu-gubere litanie, luguber door eentonigheid-..» Lang zijn de verhalen, inderjlaad. maar toch diep schokkend en het angstgevoel grijpt den toeschouwer aan omdat hij bij al dat opdreunen van lijden en mizerie, de zee hoort en de wind die beiden die verhalen kracht en realiteit bijzet-ten en als het ware de tragedie van de elemen-ten in voile woestheid en vernielingsjubel, in wer-kelijkheid omzetten. Op 't laatst van het bedrijf vernemen we dan nog de oelijdenis van Jo aan hare tante dat zij moeder zal worden. In het laatste bedrijf komt ons gemoed heelemaal in opstand door de geyvetenloosheid van reeder Bos. Men zou welhaast gaan twijfelen of er ^vel zulke hartelooze kerels bestaan, als we niet reeds vroeger gezien hadden dat 00k in «De 3teunpilaren der Maatschappij» van Ibsen, een •eeder hetzelfde doet als zijn collega Bos, en een schip uitzendt dat niet zeewaardig is En als we 111 aan den tijd denken die we beleven... Het lij-lelijk begaan van Kniertje, de oude sukkel die haar man en al haar zoons verloren heeft en wel weent maar zich laat buitenloodsen met een scho_ teltje opgewarmde kost en de belofte dat men haar oude, stramme ledematen nog zal gebruiken voor den schoonmaak van het huishouden Bos, zonder dat zij een oogenblik in verzet komt; het beeld van die afgetobde sloor, doet droef en weeig UHet protest van Jo en van Marieken, tegen den schurk die de assurantiepremie zal opstrijken, is meer in overeenstemming met ons voelen en den- ken. _ . . * * * De vertooning was goed, heel goed zelfs, een van de allerbeste die we in den laatsten tijd ge-had hebben. Het ensemble viel heelemaal te prij-zen en aan toejuichingen heeft het dan 00k niet ontbroken. Mevr. Noterman heeft eindelijk weer eens een goede gelegenheid om het schoon talent dat ontegenzeggelijk bezit, tôt uiting te brengen. In al de bedrijven heeft zij supérieur spel geleverd, dat door al de, toeschouwers sterk gewaardeerd werd. In II vooral, in dit tooneel met den vrees-achtigen, bangen Éarend, waar zij haar jongsten zcon aanzet met den logger te vertrekken, hem streelt, hem vleit en de ringetjes in het oor steekt, heeft zij waarlijk getoond een echt dramatisch temperament te hebben. Ook in de slot-sc.ène van III, na de belijdenis van Jo en in IV in het kantoor van reeder Bos, verwekte ze bij al de toeschouwers een groote emotie. Dan was zij wezenlijk de oude, afgetobde en door smart en lijden versufte sloor. Haar persoonlijk succès was zeer groot en wel verdiend. Mevr. Dilis moeten we, als naar gewoonte, com-plimenteeren. Haar spel en vooral haar mimiek waren werkelijk onverbeterlijk. Jolig en frisch stond zij daar. blijgezind en opwekkend in spraak en gebaren, maar bovenal dramatisch in II, waar zij, gesarcl en tôt wanhoop gedreven door het geloei van den storm en de verhalen der visschersvrouwen, een uitval doet en lucht geeft aan de bange voorgevoelens die haar doen vreezen voor het nakend onlieil. Ook in IV, in het kantoor, was de uitbarsting van haar smart en wanhoop zoo natuurlijk, zoo echt menschelijk dat de ontroering door iedereen gevoeld werd. De overige vrouwenrollen werden zeer gevoeld door de dames H. en M. Bertrijn, Ruysbroeck, Janssens en Hens. De roi van Geert heeft heer Bertrijn heelemaal tôt zijn recht laten komen, zoo mogelijk nog be-ter dan op de vorig-e vertooningen. In I was zijn optreden oprecht indrukwekkend. De mimiek tij-dens die momenten van stilzwijgen was zeer dramatisch en het verhaal van zijn lijdensgeschie-denis zonder aanstellerij of declamatie. Hij had den iuisten toon te pakken, gedempt en ingehou-den, nu en dan uitbarstend waar de uiting van verkropte woede moest onderlijnd worden. Ook in II, in zijn verzet tegen de aanmatigende brutale houding van Bos, viel hij wel te prijzen. Heer Cauwenberg heeft als Barend geen ge-makkelijke roi te vervullen. In het eerste bedrijf bij het aanhooren van het verhaal der opsluiting van zijn broeder Geert, was zijn mimiek en zijn houding kapitaal en in II werden de angst en de vrees voor de zee en het verzet tegen de veld-wachters buitengewoon goed weergegeven. Heer Ruysbroeck heeft in reeder Bos een zijner beste rollen. Op een uitzondering na, was 1 zeer rolvast en in het laatste bedrijf vooral had hij gelukkige momenten. Heer Gorlé gaf ons een goede type van Simon, de dronkemanstype, die den schurk van een Bos durft aanklagen. Heer Van de Putte was een goede Kaps, maar een weinig meer losheid van spel, zou toch wel in zijn voordeel geweest zijn. De twee diakenhuismannetjes werden zeer goed weergegeven door heeren Piet Janssens en An-gnot. Vooral de eerste was als typeering en uit-beelding- opperbest. En de heer De Wachter in zijn kleine rolletje heeft niet geschaad. N. In en Om de Schouwburgen KON. NED. SCHOUWBURG. — Zaterdag 26, Zondag 27 (dag- en avondvertooning), Maandag 28 en Donderdag 31 Januari 1918, opvoering van «Koning Hagen», treurspel in vijf bedrijven door Hubert Melis. — Muziek vari Edward Keurvels. Insceneering en regie van L. Krinkels. Muzikale leiding van Karel Candael. Verdeeling : Koning Hagen, heer Piet Janssens. — Siegelinde, zijn pleegkind, Mevr. Bertrijn. — Brunnhilde, idem, Dilis. — Haduland, vorst der Batten, heer G. Cauwenberg. — Runolf, Hadulands vertrouwe-ling, heer Van de Putte. — Baldwig, Hagen's wa-pendrager, heer Bertrijn. — Thormod, skald, hr B. Ruysbroeck. — Wildram, hr E. Gorlé. — Ec-cart, heer Angenot. — Didrich, jonge slaaf, Mej. M. Bertrijn. — Altfried, heer Van Gool. — Hegel, heer J. Schmitz. — Helda, kruidenzoekster, Mevr. Noterman — Een krijger, Heer A. De Wachter. — Edelen, krijgers, slaven. — Speelt in den Heidensch - Germaanschen tijd in Bata-venland.VERWACHT : «Ghetto» van Heijermans. MEERDERE nieuwe stukken worden ingestu-deerd en zullen weldra voor het voetlicht komen: «Sonna» van Fabricius, «Anti - Christ» van heer Schmit, tweeden prijs van onzen letterkundigen prijskamp, «Robert, Bertram en Cie» van Heijermans. «Koning Hagen» dat eenige wijzigingen zou ondergaan hebben, gaat toekomende week. «ACTA BUREAUCRATICA». — Binnen kort verschijnt die eenakter in druk. Wij hopen dat ook den eersten prijs van onzen prijskamp weldra zal vertoond worden. VERLEDEN WEEK konden meerdere menschen, die de vertooning op den Ned. Schouwburg hadden bijgewoond, door wind en sneeuw, te voet naar huis, daar de laatste tram van de leien reeds heelemaal gevuld was voor hij aan de hait kwam van de Gemeenteplaats. Zou het bestuur van den Schouwburg niet kunnen aandringen bij de directie van de trammaat-scha^nij om meerdere rijtuigen -bij 't eindigen (1er vertooning ter beschikking te stellen van het schouwburg - publiek. zooals gedaan wordt voor den Hippodroom ? Meteen waren dan ook de be-zoekers geholpen van Palace, Odeon, Belgische Kinema, Scala en Palatinat. «WACHT EEN BEETJE!...» zoo is de titel der nieuwe revue van Paul Robert en J. Fatum, de schrijvers van O. W. HIPPODROOM. — Na «Rabio-Artisten» wordt de gekende operette «Mamzel Nitouche»,door heeren Meilhac en Millaud, muziek van Hervé, vertoond. Dan komt waarschijnlijk de nieuwe revue van onzen stadsgenoot heer Rik Senten aan de beurt. Naar wij vernamen is die revue goecl ge-slaagd en komen er talrijke knap gevonden too-neelen in voor. De gekende decorateur heer Denis borstelt verschillende schermen voor het werk van heer Rik Senten. VERMOEDELIJK zullen hr Condès en Neut-gens na de revue nog een paar parodies van heer Willem Pouillon heropvoeren. ZOOALS REEDS GEMELD IS gaat dus deze week in Eden - schouwburg de operette in drie bedrijven «Walsdroom», destijds met overgroot succès vertoond in den Kon. Franschen schouwburg on :er stad als «Rêve de Valse». Heer De Raëve, ténor van de Scala van Brussel, in gast-voorstelling, ver\oilt de roi van Niki. Mej. Nini de Boël is Fransi en heer Jef Van Pelt is Joachim. Bernard Ruysbroeck III. Op zekeren dag of liever avond scheelde het weinig of ik was blind. We vertolkten «De Ellen-digen» van V. Hugo, waarin ik Javert uitbeeld-de. Op een gegeven oogenblik roept de speurhond uit: — Schiet maar, uw pistool is toch niet ge-laden!... Bij vergissing had men mijn collega een revolver gegeven geladen met los buskruit. Hij drukte op den trekker,de haan sprong af, de los-branding dreunde en de voile lading trof mij vlak in het gelaat... Tôt mijn geluk had ik zware wenkbrauwen en een dikken, valschen neus aan-geplakt, die het kruit tegenhielden en onschade-lijk maakten. In de eerste ontroering dacht ieder mij blind. Ik was echter spoedig gerust gesteld en zegde: — 't Is niets, speel maar voort!... Den volgenden dag verklaarde mijn collega — die onvrijwillig het ongeval veroorzaakte, — aan iedereen: — Ile zou mij van kant gemaakt hebben had Bernard blind geweest! — En hij gaf mij als geschenk... een pennemesje! Het was gedurende de warme zomermaanden Men had de tent opgetrokken en zou «De Kleine Lord» vertoonen. Daar ik dien avond niet optrad, verzocht heer Van Doeselaer mij bij de kas te blijven. Op zeker oogenblik hoorde ik een akelig gekraak; ik liep de trappen op, om te zien wat er voorviel, maar pas was ik boven of ik werd onder het gewicht der tent bégraven. Ik behield evemvel mijne tegenwoordigheid van geest, met mijn handen maakte in een put in het losse zand en geraakte zoodoende uit dien neteligen toestand... Ik borstelde mezelf wat af en ging heel bedaard mijn wandelstok halen, die ik bij de kas had achtergelaten. Steeds toonde heer Ruysbroeck zeer veel nei-ging voor het teekenen. Hij ontving eenige vin-gerwijzingen van den gekenden schilder Evert Pieters. Onder meer nam heer Ruysbroeck deel aan de tentoonstelling «Antwerpen - Transvaal», hier enkele jaren geleden op touw gezet, en zijn doek «Bij den kookketel» werd opgemerkt. Naar gelang het onderwerp verschilt zijn techniek, op een opvallende wijze, van de eene schilderij tôt de andere. Steeds blijven teekening en perspec-tief juist, smelten de kleuren zachtjes samen, en drukt hij zijn gevoel intens uit. Onder zijn prach-tigste doeken dienen opgesomd : «Een pikante . roman», een leuk genre - tafereeltje; «Emiel Jes-pers in zijn werkplaats», «'t Portret van Mevr. Ruysbroeck^, «Bij valavond», «De laatste zonne-straal», «Herinnering». Heer Ruysbroeck ziet kléuren en dit vergemak-kelijkt hem het koppen maken. Over het alge-meen is hij, anderhalve uur voor de voorstelling aanvangt, op zijn loge. — De roi is niets, de type ailes, beweerde heer Frits Bouwmeester eens, en dit gezegde had hem danig getroffen. Hij beproefde de menschen aan-dachtig op te nemen, schrikte voor geen opzoe-kingen terug, en bestudeerde in de gasthuizen, ongelukkige slachtoffers van het drankmisbruik, voor hij Coupeau in «de Kroeg» speelde. Gewoonlijk studeert heer Ruysbroek in den na-noen, tusschen twee en zes uur, en diept hij na de vertooning zijn rollen uit. Met elke première lijdt hij aan «trac», en is hij op gegeven momenten geheel en al van streek* De tegenwoordigheid der verslaggevers geeft hem op de zenuwen en hij ducht het geringste ver-spreken. Recensenten zouden hier in België niet op een eerste vertooning moeten komen. In Hol-ï land, zoo ten minste beweert heer Ruysbroeck, \ gaat of ging een stuk — wanneer het min of | meer belangwekkend is — in geheel andere voor-j waarden. j De roi wordt acht dagen gelezen, acht dagen zonder papier herhaald, en de laatste acht dagen kunnen ah algemeene repetities aanzien worden. Zoo mogelijk vertrekt het gezelschap daar-na op reis, het spel wordt in twee of drie plaat-sen vertoond,en dan eerst grijpt de première in de stad plaats, waar de artisten vast verbonden zijn. In die voorwaarden is de speler genist, — niets kan hem verrassen, van de geringste bijzon-derheden is notitie gehouden. Een kleinigheid, — men vergete het niet, — kan de ergste gevolgen na zich slepen. Wie zal de folterende gemoedstoestanden be-schrijven, die een acteur doorstaat, wanneer, zooals met «'t Is wreed in de wereld», hij op het al-lerlaatste oogenblik bemerkt, dat een flesch op het tooneel ontbreekt, en dat een heel tafereel op dit voorwerp doelt. Hij moet de aandacht der toeschouwers bezig houden, terwijl achter de schermen, zoowat overal, naar de vergeten accessoires gezocht wordt. Een minuut schijnt in die om-standigheden een eeuw te duren. Heer Ruysbroeck heeft tijdens zijne loopbaan meer dan vierhor.derd verschillende typen voor 't voetlicht gebracht, waar tusschen veel ondankba-re rollen. Het op het voorplan brengen van vlug geschetste personages is heel wat moeilijker, dan het uitbeelaen van een hoofdro'l, met omstandig-beschreven gemoedstoestanden. De werken van Heijermans vertolkt de heer Ruysbroeck met een bijzondere voorliefde. — Stukken als «Het Zevende Gebod», «De Op-gaande Zon», «Ghetto» e.a. van denzelfden schrijver, geven het werkelijk leven weer. Elk woordje staat op zijne plaats, heeft een beteekenis, is on-misbaar. Heijermans schept menschen, — eenig realistiscn schoon. De vele jaren te Antwerpen doorgebracht ver-vreemdden mij. Hier voel ik mij thuis. Hier zijn mijn vrienden en kennissen, menschen waarop ik steunen kan als op mezelf. Ook denk ik in België mijn artistieke loopbaan te voleinden. Heer Ruysbroeck is een gewetensvol, op en top beschaafd kunstenaar, die ons de verzekering gaf dat hij zijn werk steeds tôt in de kleinste bij-zonderheden tracht te verzorgen. Zijn verleden àls acteur dwingt eerbied af. Hij droeg heel wat eerste plansrollen voor, streng persoonlijk opge-vat en dikwijls wel verdienstelijk. JAN DE SCHUYTER. De Idealisten HET HEILIG PRINCIEP. Wanneer rijst eens het daglicht -. J. DE GEYTER. Mijnheer Willems, — kandidaat der Liberale Kiesvereeniging, — zat gemoedelijk op zijn kantoor te rooken. Het raam stond open... Slierten sigarenrook trokken naar buiten, waar de najaarslucht broei-de op een vochtigen, verwilderden tuin. Een me-rel floot. De fluitende vogel verteederde Mijnheer Willems die godzalig genoot van een rustig oogenblik in vollen kiesstrijd. Hij was een natuurbe-wonderaar al ging hij zelden buiten de stadspoor-ten wandelen-.. Maar zijn bewondering ging naar zijn tuin en het stadspark. Nu de politiek hem zoo in beslag nam was het gelukkig komkommertijd, en voor zijn princiepen moet men toch iets veil hebben. Hij keek naar de groote cijfers van den scheur-kalender die naast het telefoontoestel hing, zag de bekende omgeving, het bruin geboend linoléum, de dossierskast met haar groene doozen, de kachel en de bibliotheek, de kopieerpers, den ma-honiehouten lessenaar met zijn koperen inktpot en den gebloemden, verkleurden zetel. Zijn draai-stoel piepte telkens wanneer hij over de lederen zitting verschoof. En de merel floot!... Het was hem voor den wind gegaan in het leven. De zaken van zijn va-der had Mijnheer Willems voortgezet en tôt nieu-wen.bloei gebracht, want hij was handig en zeer tuk op het lieve geld. Zijn koffiebranderij was vermaard, maar een man van aanzien en invloed werd hij door wat hij zelf bemeesterd had, door de postjes van beheerder en commissaris in tal-looze maatschappijen en ondernemingen. Vijftig jaar oud was hij, gedecoreerd en rechter van de Handelsrechtbank. Een gezien man als hij had zich niet weten te onttrekken aan de dringende overrecling zijner politieke vrienden, wanneer het gold voor zijn overtuiging in het strijdperk te treden. Het streelde daarbij eenigszins zijn men-schelijke ijdelheid, aan zijn zaken zou het g;een nadeel berokkenen, en zijn naam zou drijven op de vleugels van de faam... Sinds veertien dagen was Mijnheer Willems eerelid van een dozijn bon-den en sociëteiten, eerevoorzitter eener harmonie en kandidaat. De harmonie had hem een serena-de gebracht om de propaganda in te luiden en, gisteren avond had hij een Vlaamsche rede uit-gesproken tôt zijn kiezers. De serenade had laat in .den avond met fakkellicht en rumoer zijn rus-tige straat in beroering gebracht, de meiden aan de deuren en de buren achter hun gordijnen ge-roepen door dit. engewoon vertoon. Het had hem wijn gekost en een gift voor de kas. Zijn recle-voering had hij laten opstellen door een specia-list, een secretaris van een tooneelmaatschappij, hij had het zoo wat vereenvoudigd door de stadhuiswoorden te schrappen en het zoo meer een sinjorendraai te geven, al verontschuldigd-hij zich, in den aanvang, dat hij zoo gebrekkig Vlaamsch tprak, wat de schuld was van bijzondere omstandigheden. De kiezers, althans zij die de meeting bijwoonden, waren een zeer dankbaar publiek! Zij hadden hem een wilde ovatie gebracht!...Zijn optreden was beslist een succès. De bijval die heel zijn leven geschraagd had faalde niet en gaf hem een kalme zekerheid in zijn optreden. Daar, voor hem, lagen de tastbare bewijzen van zijn slagen. Al de dagbladen roemden eenparig zijn redevoering, hij stelde de andere sprekers in de schaduw door de zaakrijkheid waarmede hij de havenkwesties onder de oogen had gezien on de hooge vlucht, de haast wijsgeerige breedheid waarmede hij het libéralisme had gekensc.hetst. Mijnheer Willems glimlachte en lei zijn hand op de gazetten. Met zijn linkerhand nam hij een zakspiegeltje uit een openstaande schuif en spie-gelde zich. De zware zegelring aan zijn pink zat achter het spiegeltje, waarin zijn lachend wezen opdook. Het dun haar lag netjes over zijn kaal-heid gekamd en zijn snor en puntbaard waren nog pikzwart. Buiten floot de merel!... Met een zucht van voldoening lei hij het spiegeltje weer in de lade, sloot even de oogen en droomde weer van de smokige tooneelzaal, van het rumoer en de warreling van vreemde men-schengezichten, en van dat onstuimig lawaai dat er opging. Toen nam zijn rechterhand als onwillekeurig de gazetten op en, een voor een begon hij op-nieuw de verslagen der meeting te lezen. Pas aan gang werd hij gestoord door zijn loop-jongen, die Mijnheer Peeters, voorzitter der pro-pagandaclub der lie wijk, aandiende. Hij sloot zijn gazetten in zijn lessenaar. — Mijn waarde Raadslid, zei de kleine dikkerd met rochelende stem, laat mij toe u te felicitee-ren met uw maidenspeech!... — Raadslid, Raadslid, protèsteerde Mijnheer Willems, laat ons geen mosselen roepen eer zij aan kant zijn... — Toe, toe! Het lijdt geen twijfel... gij wordt gekozen aan den kop van de lijst. — Denkt gij dat, peinsde Mijnheer Willems nu luidop. — 1k ben een oude politieke rat... ik heb veel bijgewoond! Gij hebt dat zoo goed gezegd over de haven on de belangen van de stad... — En 'k heb het onderwijs niet vergeten, be-dacht de Kandidaat. — Noch de weezen, want daar hooren de menschen gaarne over spreken!... — En de legerkwestie, Mijnheer Peeters! — En de Vlaamsche kwestie, Mijnheer Willems, en het stemrecht... 't Was effenaf puik... De klerikalen voelen duidelijk hun grove^ kieslis-ten blootgelegd en zij willen met kleinzielige middelen hun wankelend kraam recht houden-.-Lees hun gazetten van heden... Mijnheer Peeters zwaaide woest een paar ver-kreukelde gazetten boven het hoofd en zijn oogen rolden boosaardig in hun kassen. — Steek een sigaar op, kalmeerde de Kandidaat.— Ja, Mijnheer het Raadslid, dat zal ik doen, maar al mijn propaganda wil ik nu nog besteden niet alleen om de geestverstompers te bestrijden en onze haven, de bron van onze welvaart, te ver-dedigen, maar ook, Mijnheer Willems ik zeg-het u openhartig, om uw kandidatuur te doen lukken. — Ik dank u, mijn vriend, op mij kunt gij ook in de toekomst rekenen, zei Mijnheer Willems be-wogen.— Wij hebben gisteren vergadering gehad van het bestuur... — Zoo?... — Ja, en wij hebben den ondervoorzitter uitge-sloten!— Uitgesloten?... — Ja, natuurlijk, hij maakte propaganda om te panacheeren, hij bestreed heimelijk uw kandidatuur, uw kandidatuur... en dat konden wij niet dulden... — Maar uitsluiten... men is toch vrij als libe-raal, verweerde Mijnheer Willems zich flauwtjes. — Ja, wij zijn liberaal, zei Peeters plechtig, stond uit zijn zetel op, probeerde zich recht te houden op de punten zijner laarzen, en ik zelf, Mijnheer de Gekozene, ik ben in den strijd ver-grijsd, in den strijd voor vrijheid en vooruitgang ... maar juist daarom moet de ondervoorzitter weg, want hij zondigde tegen de tucht in de parti j!... — Ja, zei Willems kleurloos. — De tucht, Mijnheer Willems, de tucht, zege-vierde Peeters... Princiepen boven personen! zei een onzer leiders.-. Geen gewetensdwang noch broodroof, zooals bij onze tegenstrevers, maar tucht... En nu moet ik weg, want ik heb nog veel te doen... — Neem nog een sigaar! — Om u plezier te doen... Wij zijn de partij der ontslaving! Tôt weerziens... Wanneer spreekt ge?... Morgen avond? Ik kom natuurlijk luiste-ren... Morgen zal de schatbewaarder u eens komen spreken, want koken moet kosten! Mijnheer Willems knikte, zag de drukke man weggaan, luisterde dan weer naar het fluiten van den merel. Weer kwam de loopjongen. — Mijnheer! — Wat is er? — Sus, de ma;gazijnier, moet u spreken! — Ik neb geen tijd! — Dat heb ik hem al gezegd, maar hij zegt dat het absoluut noodig is... — Laat hem dan maar binnen, berustte Mijnheer Willems, terwijl hij met zijn kladpapier een blauwe bromvlieg in de vlucht trof. Sus met zijn gladgeschoren blozende boeren-tronie beloerde met kleine, listige oogjes zijn pa-troon.— Awel, Sus ? — 'k Heb gisteren avond naar de meeting geweest, Mijnheer, om u te hooren spreken... — Dat doet mij plezier, Sus, zit neer en neem een sigaar... en wat hebt ge mij te vertellen... Ge weet dat ik nu weinig tijd heb met de politiek.-.— Dat begrijp ik, Mijnheer, maar 't is juist over de politiek dat ik u wou spreken... ik heb er mij nooit mee bezig gehouden... maar gij weet dat Mijnheer altijd op mij kan rekenen!... — Ja, Sus, dankte Mijnheer Willems gevleid, hoe lang zijt ge al in mijn dienst? — Zestien jaar, Mijnheer, met Allerheiligen. — Een heele tijd... — Ik was dus gisteren avond naar de meeting gegaan en wat zag ik?... Gust!... — Gust, wel dat is braaf!... — Ja maar, wat hoorde ik?... Gust die de so-cialisten voorsprak... — Toe, toe... — Mijnheer was ook 'n kapitalist, zei hij... en de kapitalisten zijn dieven, zei 'n andere... 't Was allemaal achter in de zaal te doen en Mijnheer heeft het zeker niet kunnen hooren. - - — Gust is anders 'n goede magazijnier,meende Mijnheer Willems. — Daar wil ik niet van spreken, Mijnheer, — maar hij js tegen uw partij.•• — Dat is zijn recht, zei zwakjes Willems. — Het is onmogelijk, Mijnheer... Maar ik denk aan uw belangen... Gust kan het werkvolk op-maken om tegen u te stemmen en dat mag toch niet zijn!.-. Listig keek Sus zijn meester aan. — Ik kan hem dat toch niet beletten, aarzelde Willems. — Ik zou het beletten, zei vurig Sus, wiens brood men eet wiens woord men spreekt, zegt het spreêkwoord •• — Ja... — Ik zou hem afdanken, maar Mijnheer moet het weten, ik heb mijn plicht gedaan met hem te waarschuwen. — Ik dank u, Sus... — Mijnheer kan altijd op mij rekenen... en het werk van Gust kan ik wel overnemen... ik werk dan maar wat langer en met wat meer ijver... — Ik zal hem vandaag nog afdanken, besloot Willems, zoo iemand is te gevaarlijk onder het werkvolk... — Zoo is het, Mijnheer... — En een magazijnier is eigenlijk voldoen-de...Toen bracht de loopjongen de brieven om te teekenen en Sus vertrok. IJverig las Mijnheer Willems de stukken, tee-kende en gaf het pakje terug aan den kantoor-jongen.Dan genoot hij weer van de rust en de zoele avondlucht. Hij stak een versche sigaar op en haalde de gazetten weer te voorschijn. Het begon te schemeren. Het rammelde op den toren, een meid zong in de buurt, maar de merel zweeg. Het slot zijner rede was werkelijk treffend geweest: — Wij eischen recht voor iedereen en politieke gelijkheid... De vrijheid van geweten is het hoogste goed dat onze voorouders ons ge-laten hebben... De liberale partij is de partij van den vooruitgang en van de verdraagzaamheid!-.. Onze groote voorman Graux had gelijk de verdraagzaamheid te heeten «cette haute vertu libérale», die geen zwakneid is of geen aarzeling-, en die ook geen schipperen kent. Graux zei het zoo juist dat de verdraagzaamheid het eerbiedi-gen is van de menschen en hun vrijheid!... Wij bevestigen wat wij als waarheid aanzien, maar erkennen dat anderen het recht hebben voor hun verkeerde opvattingen uit te komen; waar wij ze bestrijden zullen wij nooit gebruik maken noch van beleedigingen, noch van geweld, noch van verbanning...» Dat is libéralisme, Mijnheeren! Mijnheer Willems sloot de gazetten weg, stond op en plots namen zijn gedachten een andere koers. — Wie had dat ooit van Gust gedacht, — schuddebolde hij en ging zijn handen wasschen. LODE BAEKELMANS. Bohemersleven De geestige auteur van «Scènes de la Vie de Bohême», Henry Murger, zal wel nooit gedacht hebben dat zijn werk aan de schrijvers en muzi-kanten die bn hem hun inspiratie zochten, de fortuin, en zooniet, toch ten minste een buitengewoon succès zou brengen. Murger werd in April 1822 te Parijs geboren; hij was de zoon van een nederige kleermaker die terzelfdertijd het ambt van «concierge» uit-oefende van het huis nummer 3 der «rue des Trois Frères» (nu «rue Taitbout»). De vader van Murger, een man zonder hooge ambities, koester-de geen schitterende toekomstplannen voor zijn jongen. Deze was zacht, schroomvallig en droo-merig van aard, hij bezocht de lagere school uit de buurt, en kwam later op het kantoor van een notaris als «duivel doet al». Hij las vele dicht-bundels en zoodoende gebeurde het hem zelf van dichtstukjes te schrijven. Zooals het te dien tjjde de mode was, begon hij met een tragedie te dichten, «Brutus» ; hij schreef ook politieke refreinen (wat ook een gewoonte was van dien tijd, — men denke even terug aan Theodoor en Jan Van Rijswijck, vader). Een zijner makkers — Champfleury — die I 1 HEER DE RAEVE, de ténor die in «Walsdroom» (Eden) optreedt. het talent van zijn vriend op prijs stelde, raadde hem echter aan zijne letterkundige gaven tôt een ander doel aan te wenden... Van dan af werd hij de leutige zanger van de vrijheidslustige jeugd. * * * Van het zoklerkamertje dat hij eerst betrok in de «rue de Vaugirard» ging hij het gemeubeld hôtel bewonen in de «rue Cassette», waar zich schier al de «scènes» van zijn roman hebben af-gcspeeîd. Daar woonden een menigte vroolijke gasten die zich, met een glimlach op de lippen, door de moeilijkheden van net leven heenworstel-den. Geld, kleederen en toekomstdroomen, ailes werd er in gemeenschap gedeeld door de vrienden van Henry Murger. Hoe ze zich soms uit een moeilijk parket trokken, wordt ons door een hunner tijdgenooten — Roqueplan — op zeer geestige wijze verteld. Hadden zij, bij voorbeeld, met een kwaadwillig en koppig schuldeischer te doen, dan werd hij op de volgende wijze afgescheept. — Klopte hij aan de deur links, dan riep de bohemer rechts: — Hebt ge nu haast gedaan met uw geklop ? • Gij belet me te slapen, meneer, gij ziet toch wel dat er niemand daar is, vermits men u niet open doet. Klopte hij aan de deur rechts, dan was het de huurder van links die opstond en die dezelfde kwade luim en dezelfde lust tôt slapen veinsde... De créancier kon natuurlijk niets anders doen dan er van door gaan... zonder geld. Murger was 26 jaar oud toen hij begon met de schetsen te schrijven van het leven van mise-rie dat hem omringde... Het blad «Le Corsaire» nam zijn proza op aan zes «liards» (vier liards waren vijf centiem) den regel. De uitgever die ze in bundel verzamelde, won er meer dan een millioen aan. Twee jaar later — in 1850 — kwam «La Vie de Bohême» op het tooneel, en werden de figuren van Rodolphe (Murger zelf), Marcel, Schau-nard, Colline, Mimi en Musette voor immer ge-populariseerd.De Italiaansche componisten : Pucinni en Leoncavallo schreven op hetzelfde thema twee prachtige partituren die altijd graag worden te-ru« ezien. «De-Bohême^ van Puccini werd verleden week door de «Nieuwe Operavereeniging» in Anvers Palace opgevoerd en de talrijke opkomst van het publiek bewees wel dat het succès van deze opéra verre van uitgeput is. * * * Het was Théodore Barrière, een tijdgenoot van Murger (geboren te Parijs in 1823) en een voor-treffelijk dramaturg, die het eerst op de gedachte kwam de «Scènes de la vie de Bohême» voor het tooneel te bewerken. Hij kwam bij Murger — in de «rue Cassette» — aankloppen. Het was twee uren in den namiddag. De dichter lag nog te bed — Verschooning zoo ik u stoor, riep hij bij zijn binnentreden, ik zie dat ge nog te bed zijt? Ziek waarschijnlijk ? — In 't geheel niet; ik ben integendeel heel wel te pas... — Dan?... — Wees niet bezorgd, mijnheer. Ik volg een-voudig het voorbeeld van Epaminondas, die te bed bleef als men zijn tuniek herstelde, daar hij er maar een bezat. Ik, ik heb maar eene broek en de concierge, die ook kleermaker is. en die zich vooral met reparatien bezig houdt, is op dit oogenblik bezig er een nieuwe «bodem» in te zet-ten; dus wacht ik... — Hebt gij ontbeten?... — Ja... gisteren!... — Welnu, dan gaan we samen dejeuneeren en dan zullen we praten, onder het ontbijt, van het stuk dat ik u voorstel uit uw roman te trekken. Murger schuddebolde. — Maar, verg-eef me, voor het oogenblik ben ik bijzonder fel «ontzilverd» en... — Ach, als het dat maar is... En Barrière haalde een vijffrankstuk uit zijn zak. — Heel wel. Ik zie dat gij rijk zijt, gij! -. — Wilt gij de concierge eens roepen? Barrière zocht naar de bel om den huisbewaar-der naar boven te doen komen. Ho, neen, riep hem Murger toe, zoo niet... Hier bestaan er andere gewoonten, wij volgen hier eene traditie, en die wil ik eerbiedigen... Maak eenvoudig een pan los van het dak en laat ze in de trapzaal vallen. Vader Lemoine weet wat dit beteekent, binnen weinige stonden is hij hier. Een half uur later zaten de twee medewerkers aan tafel voor eenige verkenskoteletten met pikante saus,Aën praatten over het plan van «La Vie de Bohême». * * * Het is ook in het huis van de «rue Cassette» dat Henry Murger de meeste der typen gekend heeft die hij ons zoo knap beschreven heeft en waarvan de echte namen waren : Champfleury, Nadar, Glatigny, Lambert Thiboust, Alexandor Sossey en Léon Noël, die allen een naam verwor-ven hebben in de letteren en in de kunsten. Men ziet dus dat men de «bohemers» van Murger niet moet gelijk stellen met vulgaire arrivis-ten zonder talent; het waren integendeel zeer geestige jongens, die er eene andere zienswijze op nahielden van de noodwendigheden van het leven. Henry Murger zelf werd redacteur der «Revue des Deux Mondes», de schilder Schaunard die ook een hartstochtelijk muziekdillettant was — heeft menig zeer verdienstelijk schilderij achtergelaten, hij hield zich ook bezig met het ver-vaardigen van kunstspeelgoed; Champfleury, de romanschrijver, werd bestuurder der porceleinfa-brieken van Sèvres. De filozoof Colline — die eigenlijk Jean Vallon heette — werd gedekoreerd onder het tweede keizerrijk; het was een zeer ta-lentvol journalist * * * Henry Murger stierf zeer jong, hij was slechts acht en dertig jaar oud. Zijne passie voor den koffie verkortte hem het leven, hij was door de «purpura» aangetast, eene ziekte die zijn lichaam met groote roode vlekken bedekte. In enkele dagen bezweek hij aan zijne kwaal in het «Hospice Dubois». Zijn begrafenis werd door eene overgroote menigte bijgewoond, de Fransche Academie, de mi-nisters, de vertegenwoordigers van letteren en kunsten hadden er aan gehouden den «bohemer» Murger naar zijne laatste rustplaats te begelei-den...* * * Willem Pouillon heeft in zijn parodie «Rabio-Artisten» zeer handig partij weten te trekken van het werk van Murger en Barrière. De typen heeft hij «verantwerpscht», de verdeeling1 der akten heeft hij zeer weinig gewij-zigd. De eerste akt is bijna dezelfde als deze van «La Vie de Bohême» van Puccini; in het tweede bedrijf, is het «Café Momus», het «Restaurant du Père Achille» geworden. In den derden akt — de receptie bij den Vicomte de la Chaudière — heeft hi1' eene episode van de «Petite Bohême» van Henri Hirschmann, met een bedrijf van «La Bohême» van Leoncavallo samengesmolten, en de laatste akt is de karikatuur van «La Mort de Francine», uit den roman. Het ailes is doorspekt met Antwerpsche zetten en met eene «lokale» saus overgoten, zoodanig zelf dat oningewijden zouden denken met een oorspronkelijk werk te doen te hebben. * * * De pennevrucht van Murger zal onffetwijfeld nog meniee schrijver inspireeren omdat het een werk is dat eeuwig jong zal blijven... PAUL ROBERT.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel Het tooneel gehört zu der Kategorie Culturele bladen, veröffentlicht in Antwerpen von 1915 bis 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume