Het tooneel

836 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1917, 14 April. Het tooneel. Konsultiert 19 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/4746q1td0s/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Het Tooneel 2e Jaargang Nr 31 — 14 April 1917 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 10 Centiem Koninklijke JVederlandsche Schouwburg "De Rechte Lijn,, Wij mogen het bestuur dankbaar zijn voor de opvoering van dit schoone werk. Te vervvonderen is het dat «De Rechte Lijn» niet vroëger op het repertorium gebracht werd en dat eerst een Rotterdamsch gezel-schap in den «Kunstkring», daarna een maatschappij onzer stad en later een toe-vallig gezelschap in een cinema-schouwburg' het voorbeeld moesten geven. Laat ons maar onmiddellijk zeggen dat het spel van Fabricius het repertorium met een eenheid zal verrijken van blijvende waarde en dat stilaan de lijst der goede oorspronkelijke werken grooter wordt, tôt meer genot en blijheid van allen die steeds ieveren voor gezonde, echte kunst van ei-gen bodem. Sommigc- onzer lezers mogen meesmuilen bij de uitdrukking : van eigen bodem, bij de gedachte dat het stuk speelt in Nederlandsch-Indië en door een Noord-Nederlander werd geschreven, — wij toch vondeh ze uitstekend van pas. Wij voelen ons, al is er ook wel wat ver-schil van aard, in voelen en denken, nauw verwant aan de menschen benoorden den Moerdijck en het is niet heelemaal ten on-rechte dat wij van hen spreken als van onze Noorderbroeders. Fabricius is ontegenzeggelijk een curieu-ze, sympathieke verschijning. Een van die mannen zooals we ze gaarne zien : een s e 1 f m a d e m a n in de schoone betee-kenis van het woord en^ dan nog' wel de s e 1 f m a cl e man in die levensopvattmg welke ongetwijfeld de grootste moeilijkhe-den vertoont: de kunst, de literatuur. Want, is het bijvoorbeeld m den handel, in de nijverheid al geen gemakkelijk werk naar voren te dringen, voor wie van de meet af moet beginnen, in de kunst is het voor-zeker nog veel moeilijker een bemjdens-waardige plaats in te nemen en te... be- houden. , , . . Immers, zij die door klassieke studies al grootendeels bevoorrecht zijn en een voor-sprong hebben in het beklimmen van den calvarieberg der scheppingskunst, spreken in 't algemeen genomen, van hun lijdens-weg en hun lijdensgeschiedenis. Wat moet die beklimming dan beteeke-nen voor al wie, op eigen krachten steu-nend, door zelfstudie het zooverre moeten brengen dat zij eindelijk op de hoogte ko-men waa'r zij beSchenen worden c.oor «c g'ls1ln°het dagelijksch leven de «struggle for life» hardnekkig en soms onmensche-lijk, in de kunst toch gaat de stryd dikwijls gepaard, om niet te zeggen altijd, met ar-moede, verbittering en ontmoedigmg, mis-verstand, ontgoocheling en bespottmg, acn-teruitstelling, haat, afgunst en verguizmg, al zieleleed waarvan een gewoon menschen-kind niet het minste denkbeeld heett. In handel en nijverheid, soms ook wel in de politiek is de hoogste betrachtmg: net geld, maar op het pad der kunst is daarbij nog roem en eer te verwerven en aanzien, en is de krijg- om dit hemelsch goed des te scherper, nijdiger en hardnekkiger, wi]l de mededingers meestal mtellectueel ondeilegn ziin, hun hartstochten geweldiger oplaaien en zij dus in hun brein de scherpste wapens smeden tôt het bereiken van het doel ot het behoud van verkregen posities. Fabricius heeft die lijdensweg gekend, — betrekkelijk althans. Niet dat hij — een-maal zich wagend op kunstterrein — door niipencle zorgen gekweld is geworden als zoovele artisten die bij den aanvang van de «carrière» of heel hun leven lang, honger geleden hebben, maar van de ontmoedigmg en de verbittering is hij toch ook niet be-vrijd gebleven, zooals men m de biogiaii-sche notas zal gelezen hebben. . Doch, een sterke natuur als de zi.ine neeît dien tegenspoed onder de kme gekregen. «Waar een wil is, is 'n weg», zegt Wil- ko tegen Falk. Wi lien is kunnen, beweert net spreekwoord, maar het heeft er vergeten bii te voegen dat er eerst een wil moet zijn, om te kunnen. Bij Fabricius was de wil en bijgevolg ook de weg die tôt de daact voert en verder tôt het succès. De titel van het stuk «De Rechte Lijn», heeft eenc tweevoudige beteekenis : — de spoorbaan die in rechte lijn van de ver-bliifplaats van Wilko moet loopen naar de kust, naar de plaats van de toekomstha-ven, en de rechte lijn in het leven, de eer-lijke weg, zonder neven- of kronkelpaden, de weg die bewandeld wordt door menschen die als Wilko, vrank en vrij, recht op hun doel afgaan. In Wilko schetst Fabricius zijn eigen ka-rakter. De held zijner comedie is de man, in de voile fleur van het jong-krachtige leven die, voortgestuwd door zelfwil en eer-lijke betrachting, zich door het leven een eigen weg gebaand heeft. Hij meent wat hij zegt en zegt wat hij meent, ruw soms, zonder handschoenen, — maar eerlijk en oprecht. Kleinigheden en kleinzieligheden weerhouden hem met, — want: «Als 't mes er in moet, zet ik het er in», zegt hij, en verder: «'k Heb liever ru-zie met een ander, dan met me-zelf». Om een bewijs te geven dat Wilko De Hond er komen moest — niet in de slechte beteekenis van den «arriviste — hooren wij hem spreken over zijn jongensjaren, bij het zicht van een versleten werkman die s Zondags zelfs niet nalaten kon eens naar de fabriek te komen zien, en hij toen naar huis ging en zegde: «Vader, ik heb daar net 'n klein planne-tje gemaakt: binnen 'n half jaar ben ik van de smederij weg; binnen twee jaar trek ik manchetten bij m'n werk aan; binnen tien jaar ontvang ik m'n loon voor wat ik met m'n hoofd verdien». Wilko De Hond heeft woord gehouden: hij heeft zich geestelijk ontwikkeld en heeft het enge vaderland verwisseld tegen Insulinde waar voor stoere werkers eer en w fortuin te vinden is. Hij heeft daar, bij den aanvang van het stuk, bedankt voor zijn betrekking, omdat de patroon hem wel ver-hooging van wedde wilde toestaan, maar niet aanstellen als vennoot, zelfs niet in de toekonist. En nu komt M. Hardius, de machtige fcankdirecteur, om hem het bestuur van de Electrische Spoorweg, waar hij in geinte-resseerd is, aan te bieden. Hij neemt aan, on voorvaarde dat zijn eischen en bepalin-gen worden in acht genomen en hij, hij al-léén in feite bestuurder zal zijn. En de groote Hardius is verplicht daarop heelemaal in te gaan. En nu gebeurt zelfs nog meer: Wilko De Hond gaat met succès bepioeven wat aan den gezaghebbenden en invloedrijken bankbestuurder tôt driemaal toe mislukt is: hij bekomt van het legerbe-stuur vergunning voor het leggen van de rechte lijn! Hij is dus op het toppunt zijner g-lorie. De heele streek is hem dankbaar en hij zal openlijk gehuldigd en gefeest worden. Maar dan wordt de energieke, ijzerster-lce man, door het noodlot getroffen : hij ontdekt dat zijn vrouw, die hij in Holland is gaan huwen en sedert een maand in In-dië is, echtbreuk gepleegd heeft tijdens de overvaart En op dat oogenblik hoort hij de fanfare die met eën delegatie hem dank en hulde komt brengen ! Hij, de man met de ruwe schors, maar de edele, g-evoelige inborst, beseft eindelijk de spotternij van het leven, de ineenstorting van het huiselijk geluk waar hij, die zoo weinig innige zielsvreugde ' gekend heeft, naar gesnakt heeft als naar een hoogste belooning. Nu moet hij ervaren, dat zijn machtige wil niets vermag tegen het nood-îot:Want goed is hij: Steven de zendeling, zijn vriend en schoolmakker, zegt het : «Jij kunt soms zoo onmeedoogend hard schij-nen, dat 't goed doet ook 'ns den zachten binnenkant te zien»; hij redt den bestuurder van de Electrische, wiens plaats hij zal innemen door hem, niettegenstaande dezes onbenulligheid, een verzekerd bestaan te doen toekennen. Falk, de burgemeesterszoon, het verloo-pen sujekt coloniaal - infanterist geworden, hij zal hem weer omhoog helpen en eindelijk, zijn vrouw, de echtbreekster, hij jac.gt liiet w«3gr, opdat zij nid son om-komen in 'n atmosfeer van wroeging en verbittering. Het einde is onverwacht, diep - treffend, tra«'!sch en pathetisch. Wilko De Hond gaat niet te werk als de gewone bedrogen echt-genoot: hij, hij zal grootmoedig, subliem zijn door edel medelijden en ontferming. Het tooneelspel van Fabricius is geen meesterwerk maar het heeft groote kwali-teiten, daar valt niet aan te twijfelen. De hoofdfiguur is flink gecampeerd,met vaste hand geschetst en goed verlicht. Maar het kan tc-ch niet ontkend worden dat de manier van doen van Wilko De Hond toch niet vrij te pleiten is van blufferigheid en prétentieuse aanstellerij. «Le moi haïssable» komt te veel naa.r voor en door die «suffisance» wordt hij minder sympathiek. «Zoo zal het zijn en niet anders» en «IK heb dàt gedaan, IK doe aldus en IK zal in de toekomst zoo te werk gaan», hoort men het heele werk door. Hij spreekt wat al te veel en niet zonder voor-ingenomenheid over zijn eigen persoon. Willen we een vergelijking maken ?••• Denk dan maar even aan Mathijs de Sterke uit de «Opgaande Zon» van Heijermans, stel hem nevens Wilko De Hond en vraag U dan af wie van beide energieke mannen de sympathiekste, de meest menschelijke en dus ook het type is dat het dichtst de realiteit benadert. De volkswijsheid zegt wel: «De liefde is blind», maar toch is het vreemd, dat Wilko De Hond, de menschenkenner, die zoo diep het gemoed van anderen weet te doorvor-schen, zoo onbedachtzaam is geweest in de keuze van zijn levensgezellin, het lichtzin-nige vrouwtje. dat tijdens de overvaart — op weg naar haar energieken man — niet heeft kunnen weerstaan aan de mooidoene-rij van Lou, den bellâtre van een coupeur. Is zij dan nooit buiten het spoor geloopen toen zij nog in het vaderland was? Nog wel andere zwakke punten zijn aan te wijzen in het werk, maar zij zouden ons te verre leiden. Dat ailes neemt niet weg dat het werk van Fabricius, zooals we hoo-ger zeiden, zeer verdienstelijk en een aan-winst is van belang voor het repertorium der oorspronkelijke werken. * * -* De vertconing van verleden Zaterdag is voorzeker een der schoonste geweest van het seizoen, dat spijtig genoeg, niet beslo-ten werd met dit kunstwerk. De rollen waren goed gekend — op één enkele uitzondering na — en het ensemble was van een prijzenswaardige eenheid. Het décor was heel eigenaardig, goed op-gevat en uitgevoerd. Jaramer dat_ de vuile zoldering met het groot gat als sieraad in het midden, andermaal dienst moest doen. Heer Cauwenberg vervulde de hoofdrol op uitstekende wijze. Zijn «Wilko De Hond» behoort tôt het allerbeste wat hij tôt hier-toe gepresteerd heeft. Zonder de minste ha-pering, bewust van de zware roi die hij uit te beelden had, heeft hij tôt het einde toe bewezen liet karakter van het hoofdfiguur goed ingestudeerd en begrepen te hebben. In zijn spel niet de geringste overdrijving, zelfs niet in de aangrijpende scène van de schuldbekentenis der vrouw, immer het juiste, gewenschte gebaar en den treffen-den toon, en daarbij de voornaamheid van den grooten tooneelartist. Nog zelden werd een onzer acteurs zoo warm en zoo welverdiend toegejuicht. Dolly, de loszinnige echtgenoote, werd gespeeld door Mevr. Bertrijn die haar roi in een zeer opgewekten toon opgevat had. Vooral in het tweede bedrijf ging zij er dapper op los, zeer dapper zelfs. Heel haar lieve veischijning', door de pracht, den kleurensclat en den fijnen smaak van haar kleecing was een feeet voor het oog. Het slotiooneel van III gaf haar gelegenheid om ors andermaal te too-nen over wat groot en fijnzinnig' dramatisch talent zij ruimschoots beschikken kan. Mevr. Noterman decd jong en vroolijk in het eerste en ook wel in het tweede bedrijf en de belijdenis in III van haar liefde was heel roerend. Haajf uiterlijk was zeer gelukkig in I en II, minder echter in III. Mej. Bertrijn was de/echte wildzang zoo-a als de schrijver ze wei< zal gedroomd heb-ben.De bankdirecteur had in heer Gorlé een zeer goed vertolker gevônden. Hij was voor-' naam en krachtdadig en zijn dictie uiterst [ wel verzcrgd. Heer Ruysbroeck bracht de toeschouwers in een zacht - lachende stemming; Niet al-leen bleef hij midden in een zin steken en î smeekten zijn oogen den souffleur om bij-' stand, maar tevens was zijn uitspraak zoo • bespottelijk geaffecteei'd, dat de menschen aan 't giechelen gingen. Wie mag hem toch " gezegd hebben dat hij g eaffecteerd Haagsch moest praten. En dan zijn Fransche zin-nen, ach lieve deugd! v- at was dat voor een j charabia!- •• Heer Van Thillo mogen we andermaal complimenteeren. De "indankbare roi van ^ Koert Falk heeft hij b jzonder goed uitge-] beeld. Houding, dictie en mimiek waren voortreffelijk. Hetzelfde kunnen w<; zeggen van den hr • Angenot. Zijn typeering was recht geluk-j kig en zijn dictie zeer verstaanbaar. Heer Van de Putte 'vas de type van een a coupeur, die bewust is van zijn macht op ^ de vrouwen. Hij speelde zeer goed de ver-~ leidingsscène en zijn vlucht was niet be-' spottelijk. 1 Ook heer Schmitz vervulde zijn rolletje g naar behooren. i _____—__—— Aan Onze Lezers j Ons weekblad HET TOONEEL zal niet 1 ophouden te verschijnen na het sluiten van j het tooneelseizoen van den Koninklijken 1 Nederlandschen Schouwburg, doch heel den s zomer door uitkomen. Meerdere lezers hadden ons nopens de voortzetting van ons blad inlichtingen ge-vraagd en wij zijn du.; gelukkig te kunnen melden dat wij beslotfh zijn voort te gaan. î Wij zijn verzekerd op den steun te kun-J nen rekenen van onzfl duizende lezers, om ^ den gometv Jprt"ïe-/teict-it; t In en om de! Schouwburgen i «DE RECHTE LIJjN» werd in Januari t 1914, door «De Morgendstar» in Elbardo r gespeeld met heer ^rthur Van Thillo als e «Wilko De Hond». Verleden jaar werd het door heer Louis Belloy in den «Lux - schouwburg» opge-voerd.DE EERSTE OPVOERING van «De Lus-tige Koning» in de Scala, zal waarschijnlijk e Woensdag of Donderdag aanstaande plaats le grijpen. j e Het Gemoedelijk l Leven e _____ IN DEN REGEN. s o Verrast door den regen zaten de Krab-p ber en de Plannentrekker op een bank onder het afdak van een houten loods te schui-e len. Na hun soep gegeten te hebben waren zij in de buurt der Kattendijkdok verzeild. t Zij hoorden geen rurooer, geen gefluit noch - gehijsch, enkel het gieruisch van het neer-zwiepende water. Door het mistig regen-n gordijn zagen zij de meeuwen met lichte zwingen zweven boven het grijs - groene n water in het dok. fâamengedromd lagen s lichters, schuiten en vjalken, verder de ele-g vators, de graanzuigjers, dan de magazij-nen en daar achter dç Onze - Lieve - Vrou-wentoren. ( n Een oude schipper kwam eenzaam aan-gedrenteld, klauterde over de giibberige plankbruggen van sCjhuit tôt schuit. Dicht s bij zat ijverig een bifugdraaier zijn schoen n te repareeren in het portaal van zijn wacht-huisje, waarvan het schouwken smoorde. _ Zij staarden naar ; de waterblaasjes die n opsprinkelden uit deiplassen. De keien la-e gen blank geschuurdj en de vlagende wind verstrooide de klanken en 'n gedempt, be-i- koorlijk gefluit dat een onzichtbare muzi-e kant op de baggerschtuit opzond. n Terwijl de Krabber een sigaret rolde, zei î. de Plannentrekker, die den rook uit zijn >1 pijp nastaarde: > — 'k Heb gistere n Champagne gedron-ken!-.-— Ik ook, verzeke|rde de Krabber. t — Dat drink ik wel meer! e — Ik ook!,--r — Zoo?... j Ja!-- r' — Ik ging een zaîlkwaarnemer felicitee-e ren- • • ge kent hem misschien, een korte dik-■t ke... een officier van} de garde - civique! L_ _ Neen, ik ken maar officieren van het n leger, misprees de Krabber. — Ik feliciteerde hem en ik kreeg een si-o gaar met een bandje en daarbij een glas Champagne, het kletsiken uit de flesch... • d Plannentrekker, zei bij, ge komt juist van )1 pas, ik heb een getijiige noodig. Ga u een 1. beetje opkleeden voor heden «vond, we gaan Schouwburg ,, PALMTmAT " Feeslavond ROBERT "VAN AERT, Woensdag iS April. H. Robert Van Aert, Mevr. Rezy Venus in ,, Perichola " naar het theater om een opvoering te con-troleeren. Het schijnt dat het stuk slecht gespeeld wordt en de schrijver is niet content... Hij wil procedeeren en dat is juist onze affaire... — Daar leven die mannen van!... En zij hebben het breed, terwijl ik moet toekomen met een rantsoen spek en een klompeken vet!... Ik sta alleen op de aarde met mijn dagelijksche telloor soep en mijn twee brooden in de week!... Ik ben niet bij kas en moet eten en drinken--- Met dood en rouw leef ik op Gods genade! — Ja, Krabber, gaf de Plannentrekker lankmoedig toe, ik ging mij kleeden, bor-stelde mijn hoed af en ging met de Hee-ren naar het theater... Ik kreeg een voor-behouden zetel en diende als getuige. Er weraen zinnen uio het stuk en woer-den uitgesproken die de schrijver niet kon goedkeuren. Men moet de kunst toch res-pecteeren, waar of niet? — Men moet de kunst respecteeren, ver-klaarde de Krabber plechtig. — Wel, zoo zei een acteur in de plaats van «eet» «fret»!-.- — Wel. wel!... — Een ander speler zei tegen een ver-keerd persoon «als 't maar voor niet is»! — Dat is een beleediging! — Daarbij riepen zij zooveel op het tooneel dat men in de zaal niets kon verstaan en men hoorde het scheuren niet van de broek van den jeune premier, zoodat het effect verloren ging. — Het goed is nogal duur in dezen tijd, Plannentrekker. — In het tweede bedrijf verbeeldde het tooneel een vischwinkel in plaats van een keuken... Er was geen licht in de stoof... de schoonmoeder zong valsch en droeg een boa in plaats van een pels... — Dat zijn kleinigheden, Plannentrekker.— Kleinigheden... Krabber, dan kent ge niks van comediespelen... En het lief van den jeune premier kamde heur haar met een tandenborstel!... In het derde bedrijf dat heel serieus is, deed zij het publiek lachen... Ik heb meegelachen tôt men mij teeken deed om uit te scheiden... Zij hadden gelijk, want getuigen mogen niet lachen!— Dat is zoo! -— In het vierde bedrijf ontbrak er een lavabo in de slaapkamer... Denk eens na, een slaapkamer zonder lavabo! — Daar zou ik niet kunnen slapen! — En dan zei de schoonmoeder tegen de meid «dek mijnen «nest» in plaats van «bed».De knecht kwam aan 't deurgat loe-ren in plaats van door 't sleutelgat te pie-pen... De gardevil had een valling en nies-de in plaats van te zingen... Enfin, 't was belacheliik... — En liebt ge u geamuseerd ? — Ja, dat wel... 't waren nette wijfkens... en als de schoonmoeder tôt den gardevil, die zeker gaarne borreltjes dronk, zei: — «Zijt gij met uw rooden kop in de tomaten gevallen':» dan antwoordde hij: «Neen, ik ben uitgeslagen van den siroop van 't ko-miteit!-.-» Ik kreeg den hik van lachen en ik moest mij serieus houden, want dat stond weer niet in het stuk. — En wat gaat er nu gebeuren? — Dat weet ik niet. Ik heb het verslag daar straks moeten onderteekenen omdat het stuk verdraaid werd opgevoerd... De schrijver zal schadevergoeding vragen,maar ik heb mijn getuigengeld beet... Hebben is hebben!... — Procedeeren kost cens en duurt zoo lang •• — Maar waar hebt ge Champagne ge-dronken, Krabber? — Och, Plannentrekker, ik had dorst! — Drinkt gij Champagne voor den dorst ? — Och, neen!... Ik wou een pintje gaan drinken in de estaminet bij een ouden vriend, iemand die ik gekend heb in den tijd toen hij met anker en zon de kermissen op den buiten bezocht... Nu is hij rijk... Hij wint cens gelijk slijk... Hij koopt en verkoopt eetwaren en heeft vrienden tus-schen de Heeren die wat in de pap te brok-ken hebben. — Dan is het een Rabio ? — Ja, zoo een van die mannen die naar de Beure gaan--. — Ik ken ook een Rabio, zei de Plannentrekker peinzend,een mijnheer dien ik altijd in het Fransch moet feliciteeren. Hij droeg een purperen lintje in zijn knoopsgat,maar nu steekt zijn decoratie in zijn portemon-naie.— Er zijn er veel, viel de Krabber in, maar mijn Rabio houdt herberg!... — Een oogenblik moest ik wachten tôt hij gereed was. Ik moest een korf dragen vol chocolade. Wij gingen naar een dans-zaal, dronken een borrel cognac. Waar is de tijd, peinsde ik, toen hij met zijn berd en zijn teerlingen de baan optrok... Er zijn menschen die het ver brengen in de wereid! Men moet geluk hebben of slim wezen... De chocolade heeft hij te grabbel gegooid. Hij gunt de menschen wat!... Fret maar, zei hij. Ik maakte er zonde van, ailes zoo te zien wegsmijten en stopte stillekens mijn zakken vol.^ Maar mijn zakken zitten vol gaatjes, en ik vond vandaag nog maar een enkel stuksken tusschen de voering... Gelukkig had ik nog wat opgeknabbeld in het naar huis gaan!.-- — Kiula moest het weten! -— Aan de vrouwen moogt ge niet ailes vertellen, Plannentrekker, als de paterkens maar niet vernemen dat ik met een blond-je heb gedanst. Jan heeft dan met Champagne getrakteerd, de flesschen waren niet te tellen... Maar het steeg me naar den kop en ik wist niet meer goed wat er voorviel... Een ding weet ik nog wel dat hij een do-zijn voile flesschen op den grond heeft ge-smeten. Ik probeerde nog een flesch te red-den, maar het gelukte niet... Rijk zijn is toch plezant, Plannentrekker... — Kunnen zwemmen in Champagne en voile flesschen kapot slagen!... 't Heeft hem veel briefkens van honderd gekost... Zoo zou ik ook willen leven' — Ik zou niks verloren gooien, oordeelde de Plannentrekker bedachtzaam, ik zou er op mijn gemak van profiteeren... aile da-gen een half fleschken en een paar stuks-kens chocolade bij mijn boterham. — Ik niet, hunkerde de Krabber, ik zou leven gelijk 'n koning, mijn goesting doen als Jan, en de menschen jaloersch maken met mijn centen... Wacht maar tôt mijn er-fenis uit Klondike komt. —■ Een erfenis ? — Ja, Plannentrekker, fluisterde nu de Krabber geheimzinnig, miljoenen en mil-joenen dollars van een schat die de Jezuie-ten verborgen houden en die mijn kozijn gevônden heeft... De framassons loeren er ook op en daarom houden de paterkens mij tôt vriend... Dan trouw ik met Kiula en ga aan het Park wonen in een koetspoort... De notaris werkt er voor, of ten minste hij zegt te werken. - - Ik denk dat hij uitgekocht is, want met centen kunt ge ailes gedaan krijgen--- Geef mij eens wat tabak om een sigaret te rollen... Dank u, Plannentrekker! Later zal ik u inviteeren op mijn kasteel om te visschen en te jagen-.- Ge moogt dan mijn sigaren smooren, met Kiula aan tafel zitten, ik maak u ook rijk of gij kunt bij mij komen wonen en meerijden in mijn koets met twee paarden. — Waar zult ge uw buitengoed koopen? — Te Hoogstraeten... dat is een schoon landschap!... — Hm! hm!--- — Ik moet dan 'n gegalonneerde knecht hebben, om mij te wekken en mijn eten te brengen-•• Ik huur een coiffeur om mij te scheren en te friseeren en dan ga ik ook naar de Meir met vieze patriotten voor geld spelen-.- — En koopt ge dan geen hoogen hoed -— Ik draag dan aile dagen een hoogen hoed en fijne handschoenen... Ik koop een wandelstok met gouden knop... zoo iets steekt al lang mijn oogen uit... — En uw mispelaar? — Die krijgt Marten Karton als een ge-denkenis... Maar als ik een chiquen type zijn zal, dan moet Kiula nog chiquer zijn... En zij is moeilijk te bevredigen, want zij is een kind der weelde-.. Ik koop den kleer-goedwinkel leeg op het Groen Kerkhof en de kostelijkste juweelen... — Pas maar op, Krabber, het geld moet een meester hebben, er zijn er anderen dan gij den berg afgerold... En 't zou varen als gij weer bij de paterkens moest gaan wonen.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel Het tooneel gehört zu der Kategorie Culturele bladen, veröffentlicht in Antwerpen von 1915 bis 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume