Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad

1237 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1916, 29 Juli. Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad. Konsultiert 29 März 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/f76639m776/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

29 Juli 1916 Nr 31 39e Jaargang HET VLAAMSCH HEELAL Vrij en OnafhankeSijk KathoSiek volksgezind weekblad voor Vlaamsche en Algemeene Belangen I\HCHUIJVIi\GSPIU.lS Voor een jaar fr. 5.— Voor 6 maanden » 2.75 Voor 3 maanden » 1.50 Voor Nederlarid » 5.50 Voor 't Groot Hertogdom Luxemburg. . » 5.50 Voor andere landen » 7.00 Dit blad verschijnt den Zaturdag morgend.— Men teekent in bij den Uitgever en in aile postbureelen, alsooh bij de briefdragers. Hoofdopsteller : JOHAN LEEMANS Deo Juvante Vincam ! Aile artïhelen en mededeelingen moeten vôôr Donderdag avond ten bureele besteld zijn, uitgenomen de aankondigingen, die worden ingewacht tôt Vrijdag middag. Afzonderlijke nummers van dit blad zijn te bekomen ten onzen bureele, Carnotplaats 65. — 1 O centiemen het numraer. AANKONDIGIIVGEIV Den regel fr. 0.20 Kleine aankondiging » 0.50 Begrafenisbericht » 5.00 Groote aankondigingen bij overeenkomst. Voor aankondigingen buiten de proyincie, wende men zich tôt de A.gencie HAVA8, Martelarenplaats 8, Brussel, en Beurs-plaats 8, te Parijs. Voor aile ândere aankondigingen ten bureele Carnotplaats (Laar) ON, Borgerhont-Antwerpen Cij fers en Daden Het is reeds dikwijls bewezen, dat j cijfers vervat in zoogezegde statistieken of bestatigingen gesteund op getallen, geenen vasten grondsiag geven voor 't beoordeelen van deze of gene daden of toestanden. Nevens die cijfers moeten de invloeden endaadzakengeraadpleegd worden, om tôt betrekkelijke waarheid ofvaststellen van toestanden te geraken. Die invloeden en daadzaken kunnen verschillen van streek tôt streek en eene opeenhooping van getallen in verwarring brengen. * * * Die bedenking kan opgeworpen worden tegen sommige beoordeelingen over toestanden in België vôôr den oorlog. Aldus wist een Nederlandsch blad onlangs aan te halen uit een artikel van de Tijd en van de Toekomst : « dat de Belgen in 't algemeen maar slappe Katholieken zijn, en ons land meer in scbijn dan in wezen een Katholiek land mocht genoemd worden. » * * * Tusschen de vele cijfers die daartoe wierden aangehaald, wilden die bladen bewijzen : dat de Katholieke liefdadig-heid veel minder waard was of opbracht dan de Nederlandsche. En zij voerden aan, dat de St-Vincentius-vereeniging in Nederland slechts 3,600 leden telt die jaarlijks een en een kwaart miljoen uitdeelen, terwijl de 17,000 leden der zelfde Vereeniging in België, slechts drij kwaart miljoen inzamelen en uitdeelen. * w * De eerste misgreep die bij deze aan-haling gebeurt, is dat de St-Vincentius-vereeniging niet uitsluitelijk met de liefdadigheid gelast is. Er bestaan hier te lande honderden andere Katholieke maatschappijen die zich met liefdadigheid en hulpbetoon bezig houden, en die gezamentlijk wel meer zullen inzamelen en uitgeven dan de St-Vin-centius-vereeniging. België beoordeelen alleen volgens de werking en de uit-gaven van de Sint-Vincentius-vereeni- ging, is dus eenzijdig en ongegrond. * * * Zoo is het getal leden ook geen vol-doende bewijs om de geringheid der inkomsten en uitgaven te schatten. Men zou eerder geneigd zijn uit dit groot getal leden te besluiten, dat in België meer lever bestaat om zich toe te wijden aan de liefdadigheid. En zoo de opbrengst in vergelijking niet beant-woordt aan deze van Nederland, dan diene er in acht genomen, dat de Sint-Vincentius-vereeniging niet over het monopolium der liefdadigheid beschikt. * * * Dit groot getal leden kan dus ten goede en ten kwade uitgelegd worden. Het is immers niet altijd noodig over een groot getal medewerkers te beschik-ken om een goed en deugdelijk werk uit te voeren ; een klein getal doet soms meer dan een groot. Tusschen een groot getal zijn maar al te dikwijls te veei eenvoudige meêloopers of nietsdoeners, die geene aarde aan den dijk brengen of geene gelden in de kas. * * * Tusschen de verdere cijfers die beide Katholieke bladen aanhalen, is er ook een betrekkelijk de priesters. Volgens die bladen is de geestelijke opwekking hier te lande armzalig, daar in Nederland op 100,000 Katholieken 959 per-sonen zijn (mannen en vrouwen) die den geestelijken staat aannemen, terwijl in België dit getal slechts 473 bedraagt, nog minder dus dan in Frankrijk, waar dit 546 schijnt te wezen. * * * Die cijfers zijn weer niet afdoende, want beide bladen vergeten te melden hoe zij de Katholieke bevolking van België schatten. Nemen zij die bevolking in haar geheel als Katholieken, dan zijn hunne cijfers geheel en al mis. Andersdenkende geloovigen zijn hier te lande zeker niet talrijk, maar de niet-geloovigen of ongodsdienstigen zijn in groot getal. Daarvan moet rekening gebouden worden, zoo niet missen cijfers en beoordeelingen een vasten grond. * * * Maar buiten dit, is er nog iets anders in acht te nemen : de aard der bevolking en hare bedrijfskracht, die in de opvoe-ding en in het levensdoel hunnen invloed doen gevoelen. Dit is zoo waar, dat in nijverige gemeenten en steden de roep tôt den geestelijken stand minder is dan elders. Maar dit zegt niet dat de bevolking daar minder godsdienstig of Katholiek is dan in andere plaatsen, wel integendeel. # * * Van deze gemoedsstemming en van dit levensdoel moet dus ook rekening gehouden worden. Ware het anders, dan zou eene bevolking die veel priesters en kloosterlingen oplevert zooals de gemeente Casterlé, bijna uitsluitend uit heilige menschen bestaan. Ten andere, het getal is niet afdoende ; de hoedanig-heid geeft meer, want de pastoor van Ars, een heilig man, was onbetwistbaar meer waard dan honderd anderen. * * * De beoordeeling der twee Katholieke Nederlandsche bladen over den toestand van België onder godsdienstig of Katholiek opzicht, is dus lichtzinnig opgevat. Nederland heeft zijne goede hoedanig-heden en België ook. En het is geens-zins noodig het eene land voor het andere minder te schatten, alleen voort-gaande op cijfers die doorgaans weinig of niets zeggen, of althans geen juist en onomstootbaar bewijs leveren. Schijn bedriegt, maar cijfers bedriegen soms nog meer. J. L. DE TOESTAMD HIER EN ELDERS NEDERLAND. — Volgens Nederlandsche bladen zou Nederland tôt onderhoud van Belgische vluchtelingen, negen miljoen gulden hebben uitgegeven. Tbans verblijven er nog enkele duizenden Belgen in Nederland, waar-voor het wenschelijk zou zijn dat zij ook naar hun vaderland weerkeerden, omdat het niets-doen en het le yen uit den korf zonder zorg het gemoed en de zedelijkheid van velen in gevaar brengt. Die bladen voegen er onbewimpeld bij, dat vele maagden, rein naar Nederland geko-men, levende bewijzen van hun zedelijk verval zullen medebrengen. De opeenhooping van vele gezinnen in de kampen is niet stichtend geweest. — De handel van Nederland blijft voort-durend belemmerd door de onveiligheid op zee. De aankomsten van schepen in de zeehavens, vooral te Rotterdam, verminderen nog voort-durend. Dit wordt echter vergoed door de uitbreiding der nijverheid, want het getal werkloozen is buitengewoon klein. —o— IERLAND. — De toezegging van een eigen beheer voor Ierland verwekt nog moeielijk-heden, omdat er dienaangaande geene eensge-zindheid bestaat. Ondanks de herhaaldelijke schikkingen door het Ministerie genomen, ! worden er immer stokken in 't wiel gesteken, 't zij door de mannen van 't graafschap Ulster dat niet bij Ierland wil of wenscht ingelijfd te worden, 't zij door andere politieke drijvers. 't Is denkelijk eerst na den oorlog dat deze zaak in haar geheel zal kunnen opgelost worden. —o— i AMERIKA. — De Vereenigde Staten moeten dikwijls optreden niet enkel om hunne eigen rechten in den wereldoorlog van Europa te handhaven, maar ook om het recht van anderen te vrijwaren. Dit valt dikwijls moeielijk, zelfs wanneer de zaak duidelijk schijnt voor aile onpartijdigen ot onzijdigen. Dit gebeurt vooral in zake van scheepvaart, om te beslissen welke zaken aan oorlogswetten onderworpen zijn en andere niet. Dit vraagt veel beleid en oprechtheid, ten einde geen enkelen der oorlogvoerenden te kwetsen of te benadeelen. Daarin zijn de Vereenigde Staten tôt heden gelukt. — Over de kiezing voor den Voorzitter der Republiek wordt niet veel meer gehandeld. Die zaak schijnt afgedaan te zijn, zoodat zij geene verrassing zal opleveren. -o- ROME. — Er is gemeld geweest dat door tusschenkomst van den Paus, de gehuwde krijgsgevangenen uit Duitschland, Frankrijk en Engeland naar Zwitserland zouden over-gebracht worden. Zwitsersche bladen beweren echter, dat de Zwitsersche Bondsregeering er niets van weet en zij toch wel de eerste zou moeten geweest zijn om hare toestemming te doen kennen. Wat er ook van zij, het zou in aile geval eene weldaad geweest zijn voor die krijgsgevaogenen, die in Zwitserland meer vrijheid zouden genieten. — Het nieuwe wetboek van Kerkelijk Recht, waaraan begonnen wierd onder Léo XIII, met medewerking van Kardinaal Cas-parri, den tegenwoordigen staatssecretaris, is thans afgewerkt. De eerste afdrukken van dezen nieuwen codex zullen met Kerstmis verschijnen. Pax Uit de Gazettenwereld Amerikaansche bladen beginnen ook hunnen prijs te verhoogen uit hoofde van de duurte van 't papier. Voor zulke bladen heeft eene prijsverhooging van 't papier nog al wat te beteekenen, wanneer men bedenkt dat de New- York World soms64 bladzijden geeft,'t zij zestien maal de grootte of hoeveelheid van de gewone dagbladen hier te lande. Zij zijn dus wel verplicht een deel van de meerdere kosten op de lezers te doen drukken, want hunne voornaamste inkomsten, namelijk de opbrengst der aankondigingen, zijn ook zeer gedaald. Het oorlogsnieuws komt hun tevens duur te staan, zoodat ailes samenwerkt om eene verhooging op te leggen. De hoedanigheid van het nieuw papier zal bovendien zoo goed niet meer zijn, gelijk hetzelfde in aile voortbrengsels wordt waar-genomen. Hildebrand IN EN 0M DE SCHOOL Losse Opstellen over Opvoeding en Onderwijs in min breeden zin XII Eene Voorbeeldige School Mijn hooggeschatte vriend Dr Ad. Ferrière, schreef onlangs, in Minerva, een verslag over het bezoek dat hij aan de Odenwaldschule van Dr Paul Geheeb gebracht had Tussctien de nieuwere opvoedingsscholen bekleedt d'Odenwaldschule een der allereerste rangen, en ik meen dat het ook de Nederlandsch-sprekende deskundigen en belangstellenden aangenaam zijn zal, hier met dit merkwaardig verslag kennis te maken : Ik zal me immer de aandoening herinneren, schreef mijn vriend Ferrière, die mij beving, toen ik voor de eerste maal de bewonderens-waardige Bedales-School in Engeland bezocht. Een levend, samengesteld en goed ineenpas-send lichaam, uit den geest en den wil van één enkel man voongesproten — in dit geval Mr J. H. Badley —, dat is iets wat volkomen mag gelijk gesteld worden aan een kunstwerk, aan een Partbenon, aan een Lacoon, aan een symphonie van Beethoven. Het is zelfs meer dan een kunstwerk, vermits het een « levens-werk » is, waar de bebandelde grondstof in levende, eigenwillige persoonlijkheden bestaat, die niet gebrohen, maar verheven moeten worden. Onlangs is het mij ook gegeven geweest dezelfde aandoening te genieten, toen ik de school bezocht van M. Paul Geheeb, de Odenwaldschule van Oberhambach bei Hep-penheim, op ongeveer gelijken afstand van Heidelberg en Frankfurt a/M. Nu ik van deze school spreek, kan ik niet nalaten ze met den naam van « voorbeeldige school » te bestempe-len, niet alleen om de volmaakte wijze waarop er daar aan de opvoeding gearbeid wordt, maar ook — en dit klinkt haast als eene kritiek — omdat dit « voorbeeld », zooals élk ideaal voorbeeld ten andere, maar weinig navolgers zal vinden. Om die school tôt stand te brengen, heeft men overgroote kapitalen noodig gehad, waarover, jammer genoeg, aile opvoeders niet beschikken. Inderdaad, de bestuurder vertrouwde mij toe dat, om aile kosten te dekken en den intrest der kapitalen voort te brengen, de school haar hoogste aantal leerlingen : zestig, zou moeten bezitten. En die leerlingen betalen er veel meer dan aan welke andere Duitsche Nieuwere School ook, hoewel de prijs dan nog gematigd is in vergelijking met dien van menige Engelsche of Fransche. Wat er ook van zij : weinige scholen zullen eene zoo doeltreffende proeve kunnen leveren met zulke bijzonder groote kapitalen, maar allen kunnen toch hun voor-deel trekken uit de hier opgedane ondervinding. En onder dit opzicht alleen reeds verdient de Odenwaldschule ten voile den titel van « voorbeeldige ». Heppenheim, waar men den spoortrein verlaat, is een dorp gelegen op die « Berg-strasse », die ten Oosten den uitersten boord van het Rijndal volgt, langs beboschte heuvels die aan den Harz en aan het Zwarte Woud doen denken, hoewel zij zoo tioog niet zijn. Te midden dezer heuvels verheft zicb de Odenwaldschule. De baan leidt laugs eene enge vallei, waar men hier en daar boerenhuizen ziet verspreid staan, waarvan de vensters met géraniums versierd zijn. Op een vijttal kilo-meters van de spoorhalle verdeelt het dal zich in twee, en ziet men vôôr zich eene rei nette woningen tusschen de boomen verborgen. Dat is de school. De bestuurder, M. Paul Geheeb, komt mij te gemoet, een tuil bloemen in de hand. 't Is een nog jonge man, ongeveer vijf-en-veertig jaar oud, met dichte, doch reeds grijzende haren, los achterover geworpen ; een lange, aartsvaderlijke baard ; eenvoudig gekleed, met eene korte broek — in al de Nieuwere Scholen aangenomen —, naakte beenen, — iets waar enkelen wel misprijzend op nederkijken —. Maar bij Geheeb is de « natuurmensch » tezelf-dertijd een geestvol, hartelijfc en wilskrachtig mensch, en, wat wel zeldzamer is in de « Land-Erziehungsheime », een « man van de wereld ». Men kan vrij een aanhanger zijn van het natuurleven, zonder daarom aan de wereldsche hoffelijkheid te kort te doen. Wie daar mocht aan twijfelen, dien wordt een bezoek aan de Odenwaldschule dringend aanbevolen. Ditmaal heb ik slechts vier-en-twintig uren kunnen besteden aan het bestudeeren dezer school. Maar hce geestdriftig ben ik er niet geworden, niet alleen door wat men er ziet — want de inrichting is alleen reeds een mees-terstuk van goeden smaak —, maar ook door wat men er raden kan : het zedelijke en verstandelijke leven der leerlingen. Wanneer men gedurende eenigen tijd deze leerlingen heeft kunnen opvolgen aan tafel, aan het spel, in de klas, dan staat men verstomd over de mengeling van vrijheid en tucht die men er moet vaststellen. In andere scholen hebben wij leerlingen kunnen opmerken, die aan eene schijnbaar strengere orde onderworpen, maar onmachtig waren hun vrijen wil met goed gevolg te beoefenen, gedwongen als zij waren in den engen vorm eener vooropgestelde tucht. Elders nog konden wij eene grootere vrijbeid, aan de kinderen gelaten, zien ontaarden in bandeloosheid, in zicb-laten-gaan, in gebrek aan achting voor elkander en voor de volwas-senen, in onbekwaamtieid tôt elk ernstig en vruchtgevend werk. Hier is dit zôô niet. Geen dwang, maar ook geene bandeloosheid : een natuurlijk gezag zonder nederdrukking, eene vrijheid zonder buitensporigheid. Welke is de oorzaak van dien wonderbaren uitslag ? Hoe is men er in gelukt van die leerlingen, uit allerlei streken afkomstig, kinderen te vormen, die wel opgebracht, net, vroolijk, beleefd, vrijmoedig, eerbiedig voor iedereen, en vurig voor den arbeid zijn ? Het is juist dât wat ik heb willen opzoeken gedurende die eenige uren van bovenmatige belangstelling. En mij dunkt dat er drie oorzaken aan mede-werken : de uitwendige instelling, het leerplan, de inrichting van het lichamelijk en het zedelijk leven, die aile drie leiden tôt dit besluit : de wettige beboeften der lichamelijke en geestelijke natuur van het kind eerbiedigen, en deze te doen ontplooien in eene gezonde, ware en menscblievende omgeving. Laat ons elk dezer oorzaken wat naderby beschouwen. A. De uitwendige inrichting. De 53 leerlingen (12 meisjes en 41 jongens) van 3 tôt 18 jaar verblijven in zes woningen — of, beter gezegd, in vijf, daar ééne ervan dient tôt « machienbuis » : middenverwarming, dynamo en accumulateurs die electriscb licht bezorgen aan de geheele kolonie, alsmede de drijfkracht voor de wasch- en strijkkamers —. Van de vijf bewoonde huizen is er een, het oudste, dat

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad gehört zu der Kategorie Katholieke pers, veröffentlicht in Borgerhout von 1878 bis 1930.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume