Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen

643 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1918, 29 Juni. Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen. Konsultiert 23 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/hh6c24rr91/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Nr. 151. Weekbladje voor de vîaamschspre&ende krijgsgevangenen. Mien-Grabow, Gôttingen, Giistrow, Munster, Soltau, enz. 29 Juni 1918. COOREMANSCHE POLITlEK De vlamenhater de Brocqueville kreeg zijn ontslag, "vlaming" Cooreman kwam aan het bewind Maar tevergeefs vragen we ons af, of we van deze benoeming nu «ok een nieuwe koers tegenover de Vlamen en de Vlaamsche Béweging mog»n verwachten, en of Havere nu eindelijk bereid is, de vlaamsche vorderingen als met het volste recht gesteld te be-scbouwen en dus ook toe te staan ! Tôt nu toe wist Cooreman. zooals trouwens vooruit te zien was, te vermijden, een afdoend antwoord op deze vraag te geven, en ik geloof, dat hij voor-eerst ook nog wel geen haast zal hebben, over de richting, die hij hier denkt in te slaan, de algemçen gewenscbte opheldering te geven. Is mijn vermoeden juist, — en 't zal blijken, juist te zijn, — huit zich de nieuwe minister in stilzwijgen, dan valt er niet meer aan te twijfelen, dan wil hij de politiek van de Brocqueville voortzettén, dan hebben de Vlamingen ook van hem eene noemenswaardige verbeterjng van hun lot met te verwachten. — De leiders van de Vlaamsche Beweging, (de rele mannen waarvan er ook veel in uw midden zijn, vlaamsche krijgsge-vangenen, — die voor geen offer terugdeinzen, om hun volk weer uit zijn zedelijk en stoffelijk verval op te heffen, mêe inbagrepen !) gaan gééne slinksche wegen, zij versmaden het, hun doel geheim te houden, en verstoppertje te spelen. Zelf3 hunne vijanden geven dat toe. Maar een spreekwoord zegt iminers : 'Lieeringen strekken, voorbeelden trekken ?" Wie weet ? Mi=schieu ge*'ft dit goede voorbeeld Cooreman aanleiding, 66k openharfcig en oprecht te zijn, 66k open kaart te spelen ! Misschien zegt hij eens rond-uit, wat hij aan het programma van de Jong-Vlamen goed- en nfkeurt, wat hij eigenlijk van plan is, voor het .'•edert 1830 totaal uitgemergelde, tôt op liet bloed getergde eu mishandelde vlaamsche stiefkind te doeu, en dan mag nij in géén geval vergeten te zeggen, wanneer hij zijne hierop betrekking heb-bende plannen ten uitvoer wil brengen, want andtrs, — dat leert ons de ondervinding duieendvoudig, — zou het wel n»q tenu 88 jaren kunnen duren, voor er iets goeds voor Vlaanderen tôt »tand komt, en dan zou Vlaanderen intusscheu at lang van het wereldtooneel verdwenen zijn. — Uit Cooreman zich niet, — en hij zal het niet doen, — dan weten we tenminste, welk vleesch we in de kuip hebben, dan wekt zijne politiek onze achterdocht in — onze strijdlust op, dan moeten we hem, in hooge mate wantrouwtn, én— tegenwtrken! * * * Voorheen gprak ik over den "vlaming" Cooreman; 't spreekt van zelf, dat ik slechts zijne geboorte als vlaming op het oog had. — Maar dat tij "Vlaming van geboorte" is, daarmêe is beslist niemand gebaat. — Zelfs het antwoerd op de vraag, of hij in staat is, iets voor zijn volk te doen, is hier van on-dergeschikt belang. — Daarop komt het aan, of hij het helpen wil, of hij vlaamtch voelt en denkt ; daaruit zal moeten blijken of hij een Vlaming i» de ware beteekenis van het woord is.— Is hij dat, dan zal hij* de grootste moeite doen, zijn volk uit de netelige positie, waarin het zich door de gewetenloosheid van de belgische regeering bevindt, te verlossen. "Hij wil wel maar hij kan niet" zei iemand onlangs tegen mij, "want iedere poging, de toestand van de Vlamingen te verbeteren, zou hem in verdacht brengen, onder duitschen druk te handelen, en, wat zou de wereld daarvan zeggen ?" Nu, hoe de wereld daarover zou oordeelen, weet ik niet, en dat is ook onversehillig, want ik kan niet toegeven, dat dit argument juist is. Maar zelfs aangenomen, dat het juist is, kan en mag dat dan een beawaar zijn tegen het invoeren van verbe-teringen, ten bate van een gehéél volk, voor eene regeering, die zich in 't jaar 1830 door Frankrijk op sleejtouw liet nemen, en er niets afkeuringswaardigs in vond, zonder schroom nu al 88 ]aren lang onder fransehe voogdijschap te staan en gedu-rendo dezen langen tijd bijna onophoudelijk oader franachen druk te handelen ? In ieder geval. met eene lotsverbetering van de Vlamingen aan het front, altijd nog meer als 80 •/, van het daar ataande belgische leger uitmakend, zou Cooreman alva»t een begin kunnen maken, want niemand zou er ook maar aan denken, hem daarom het handelen onder duitsche invloed te verwijten. En dat hier verbeteriog bitter, bitter noodig is, kan hij vein-zen het niet te wete» ? Deie ongelukkigen, dagelijks gevaar loopend, verminkt of doodgeschoten te worden, voor belangen, die hun niets aangjian, worden als dieren beschouwd, én — behandeld. Zelfs het recht, er eene eigene meening op na te houden, is hun ontzegd ; ze zijn rechtloos als slaven. — IJdele hoop, waarde lezer, de nieuwe minister, die met recht in den roep staat, buitengewoon sluw en onbetronwbaar te zijn, zal noeh het eene, noch het andere doen, hij zal — twijgen, of, holle, hem tôt niets verplichtende phraseu vtrkoopen ! Reeds voor d-.jii oorlog, bij de tentoonstelling te Gent, heeft hij be-wezen, een vijand van zijn volk te ziju ; vast belovend, diens belangen te behartigen, deed hij tegelijkertijd zijn besf, dat-zelfde volk te verraden ! Neen, die man kan ons geen vertrouwen inboezemen ! En daarom, opgepast voor hem! Voor Brocqueville kon men op zijn hoede zijn, want hij maakte er geen geheim van, dat hij het vlaamsche volk haatte ; hij was een vijand, maar tenmiaste een eerlijke vijand. — Cooreman is gnvaarlijker, want hij huichelt arglistig vriend-schap, «m ons, zoodra hij er kans toe ziet, plotseling en meê-doogenloos in den rug aan te vallen! Hij is geen eerlijke vijand, en daarom meer te duehten ! En daarom, nog eens, opgepatt voor den man, wiens benoeming tal van Vlamingan in gevaar zou kunnen brengen, den strijd voor hun recht nu als overbodig te besehouwen. —

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen gehört zu der Kategorie Oorlogspers, veröffentlicht in Göttingen von 1915 bis 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Themen

Zeiträume