Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit

686 0
close

Warum möchten Sie diesen Inhalt melden?

Bemerkungen

senden
s.n. 1915, 24 Oktober. Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit. Konsultiert 25 April 2024, https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/de/pid/6m3319tm46/
Text zeigen

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

ZONDAGSBLAD Bijbîad van " VOORUIT „ ZONDAG 24 OCTOBER 1915 Nr 32 Prijs : 5 eentiemen De verloren zoon « Zie hem eens loopen ! » riep moeder terwijl zij mij vreugdevol achterna zag. « Ik geloof dat wij aan dat kind veel genoegen zullen beleven ! » « Ja, dat zal een harddraver worden ! » zei Coletta, onze meid, die mij terug naar huis bracht. — Hij was al tien huizen ver en hij is nauwelijks 12 maanden oud. » Het schijnt dat ik al vroeg op mijne « pikkels » stond en beduiveld was om de straat op te loopen. — Zoodra Coletta den rug keerde, sloop ik stillekens in den winkel bij moeder ; gifig deze bij toeval in de keuken, dan deed ik een kijkje aan de deur, en een oogenbhk later was ik op het kerkhof. Het kerkhof was een groot plein, voor de kerk van H. Kerst gelegen. Rechts en links omsloten door huizen, en langs voor door eene rei arduinen stijlen, met ijzeren staven onderling verbonden. Het kerkhof was de uitverkoren speelplaats van bijna al de kinderen der parochie, maar de buurtjongens maak-ten aa.nspraak op zekere voorrechten, waarvoor meer dan eens bloedige veldslagen werden geleverd met de bengels der aanpalende straten, die beweerden evenveel recht te hebben op het kerkhof als wij. « Als de kinders d-aar zijn, ben ik gerust ! » zei moeder altijd. — Inderdaad, moeder kon ons zien van uit haren winkel, en al onze guitenstreken nagaan. Ik zat nog in mijn cerste broek, 't is te zeggen dat ik met veel meer dan drie jaar oud was, toen op zekeren na-middag mijne moeder te vergeefs naar het kerkhof tuurde, denkende mij daar als naar gewoonte te zien spelen. « Is de kleine in de keuken? » vroeg zij aan Coletta, die juist in den winkel kwam. « Neen, » antwoordde deze. « Dan is hij wellicht in de bakkerij ? Ik zal eens gaan zien. » Coletta ging zien. Noch in de bakkerij noch in de keuken, noch op den zolder noch in den kelder, Gustje was nergens te vinden. « Waar mag die kleine schavuit geloopen zijn, » zei moeder, die reeds ongerust begon te worden. Coletta ging naar mij vragen, niet alleen bij de Bock-stales, maar nog in vijf, zes andere huizen. Geen mensch had mij dien namiddag gehoord of gezien. « Wat mag dat beduiden ! » Moeder zou zelve eens het huis afzoeken, terwijl Coletta nogmaals de buurt rondliep. Het was vruchteloos, niemand kon eenige inlichtingen omtrent mij geven buiten een manneken met een bultje, die beweerde dat hij mij gezien had bij het Muidenbrugs-ken, dat minstens drie honderd meters van ons huis was. De zaak werd ernstig. Mijne broeders en zusters kwamen juist van de school. — Allen moesten op den zoek. Mijn vader zou eens tôt op den dok loopen, mijn oudste broeder zou gaan zien langs het Meerhem, mijn oudste zuster naar de Salvatorstraat, Coletta nog eens naar de Slijpstraat. Ook de andere broers gingen aan de deur en keken rechts en links uit. Op weinige stonden was heel de buurt in rep en roer. eenieder zocht, ondervroeg, luisterde uit, enz. terwijl mijne arme moeder met kloppend hart en hijgende borst op den uitslag van al die navorschingen stond te wachten. Eene buurvrouw kwam om brood ; mijne moeder deelde haar verdriet mede. « Och arme ! » zei de eerste, « het was zoo een geestig manneken, » en na mijne moeder eenige troostende woor-den te hebben toegesproken, ging de edelmoedige vrouw heen, de veronderstelling uitdrukkende : « Als uw kind maar niet in het water ligt ! » De brave vrouw had genoeg gezegd ; hadde zij mijne moeder een mes op de keel gezet, zij had haar minder ver-schrikt.« In het water ! » Wie weet ? het ware immers de cerste maal niet dat een kind verdrinkt in het Meerhem. — Het Meerhem liep juist achter ons huis. — In het water! Maar dat ware afgrijselijk ! zoo dacht mijne moeder, die geen woord meer kon uiten. Als eene uitzinnige liep zij den winkel uit, draaide den hoek om, en staarde met verwilderden blik op het water. Eenige buurvrouwen schoten toe, een aantal kinderen kwamen den kring vergrooten, en een klein meisken ge-loofde weldra dat zij iets op het water had zien drijven. Mijne moeder viel in onmacht, en werd door de buren naar huis gedragen. De veronderstellingen gingen hunnen gang met toe-nemende en bezwarende omstandigheden. — Er viel niet meer te twijfelen, het jongste kind van den bakker was verdronken. — De politie bemoeide er zich mede, er werd eenen haak aangebracht met lange koord, mijn peter sprong op de pont (*) van Jan Vermeiren, den visscher, en men begon het bed der rivier te onderzoeken, in bijzijn van meer dan vijfhonderd nieuwsgierigen. Coletta was huilend naar den dokter geloopen, mijn vader zag radeloos naar den grond, en mijne moeder, die tôt zich zelve kwam, barstte uit in tranen. De geburen wilden haar te vergeefs troosten. — « Mijn arm kind ! mijn arm kind ! » kloeg de brave vrouw. — Broers en zusters huilden om het meest, kortom, het verdriet was algemeen. « Ik heb hem al vast, » zei Jan Vermeire, die gevoelde dat er iets zwaar aan den haak hing. Ha ! ging er op uit de volksmenigte. « Mogelijk kunnen wij hem nog tôt het leven roepen, » zei mijn peter, die beefde van ongeduld en Jan wilde hel-pen trekken. « Laat los, » zei Jan, « hij zou er kunnen afvallen. » Peter liet los. — Aile blikken waren naar de plaats ge-richt waar de koord langzaam uit het water kwam. « Ik ga het den bakker zeggen ! » zei eene vrouw. « Wacht een beetje, » zei de andere, « misschien »... « Bockstale, wilt gij nu een handje geven, » vroeg Jan Vermeiren, « het is zwaar. » Petrus Bockstale hielp trekken en tôt verwondering van al de toeschouwers haalde men een grooten ijzeren ketel vol slijk uit het water. — Sommige jongens lachten luidop, (*) Platte boot.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dieses Dokument ist eine Ausgabe mit dem Titel Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit gehört zu der Kategorie Culturele bladen, veröffentlicht in Gent von 1915 bis 1928.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Zufügen an Sammlung

Ort

Zeiträume