Tweede Jaargang Nr 16 5 Centiemeii Gent, 5 Maart 1916 ALLERLEI OPSTEL : ALGEMEEN SECRET ARIA AT OUDE HOUTLET, 34. WEEKBLAD BErlEE'R : VROUWENSECRETARIAAT PEPER-TRAAT, 17. INHOUD : Aan onze Lezers ! — De Leer van Christus XIII. — Gevelde Eiken.— Een Woordeke ! Kent gij Alcoolisme? — Om gezond te blijven. — Weet ge 't al ? — Gaat tôt Jozef. — Ondervinding. — Herteklacht. — Waarom ? — Vernielen zonder eind. — Aangename en leerrijke Lessen.— Lachen is gezond. Aan onze Lezers ! Ve!e onzer lezers zoowel uit de stad aïs van den buiten, hebben ons gevraagd of het niet mogelijk ware, werken van groote meesters in afleveringen te doen verschijnen, op zulke wijze dat ze op het einde van het jaar in gewonen boekvorm zouden kunnen ingebonden worden. Het beheer van « Ailerlei » heeft dit voorstel gron-dig onderzocht en besloten van af 12e Maart, in 12 bladzijden te verschijnen. 8 bladzijden, gewoon boekformaat zullen elke week în « Ailerlei » worden bijgevoegd, zoodat ieder jaar 2 of 3 boeken zullen kunnen verschijnen. Andere verbeteringen zullen voorts aan het blad worden gebracht. Wij hadden eerst gemeend den tegenwoordigen prijs niet te moeten verhoogen, maar niettegenstaande groote geldoffers, zijn wij toch verplicht, tijdens de huidige omstandigheden den prijs van « Ailerlei » met 1 centiem te verrneerderen. Van af 12e Maart zal « Ailerlei » door onze verkoo-pers aan 0.06 fr. moeten verkocht worden. — Niemand blijve achteruit! HET BEHEER. • _ De Leer van Christus XIII Hoe moeten wij nu, naar de leer van Christus, God in-wendig vereeren ? Bijzonderlijk door de oefening van geloof, hoop en liefde. Door het geloot vereeren wij God, wanneer we zijne on-eindige waarachtigheid erkennen en ons verstand vrijwillig aan zijn onfeilbaar gezag onderwerpen. Door de hoop, wanneer wij ten gevolge der erkenning van Gods almacht, barmhartigheid en getrouwheid en in het bewustzijn van ons onvermogen de genade tôt aile goed en de toekomstige eeuwige zaligheid van Hem met vertrouwen verwachten. Door de liefde, wanneer wij ons aan Hem, wien we aïs het hoogste goed erkend hebben, geheel en zonder voorbehoud voor tijd en eeuwigheid overgeven. Men moet God vereeren, zegt de H. Augustinus, door geloof, hoop en liefde. Deze vereering is de allervoortreffelijkste, omdat ze steunt op de goddelijke deugden. 4 Dit wil niet zeggen, dat wij onzen innerlijken eerbied niet anders kunnen bewijzen. Noch ons verstand, noch onze wil wordt hierdoor beperkt. De leer van Christus heeft de vol-maaktheden van God doen kennen. Tôt die volmaaktheden verheft zich het verstand, en daarnaar regelt zich de wil. Het verstand denkt op de oneindige majesteit van God alom en altijd tegenwoordig ; de wil geeft acht op de bewegingen des harten en onderdrukt en versterft daarvan de ongeregel-de begeerte. Uit dezen inwendigen eerbied voor den alom-tegenwoordigen God komt die wonderbare bescheidenheid en zedigheid voort, die 's menschen geheele houding en al zijne gebaren zelfs dan regelt, wanneer hij alleen is en door niemand meent gezien te zijn. Het verstand kent ook onze groote hulpbehoevendheid ; de wil smeekt onzen eenigen Redder, prijst zijne goedheid, zijne barmhartigheid en geeft door gevoelens van innige en oprechte dankbaarheid aan God aile eer. Het verstand, doordrongen van de gedachten aan de grootheid, beminnenswaardigheid en majesteit van God, doet den wil niets vuriger wenschen en verlangen dan dat de Allerhoogste niet alleen door ons, maar door de geheele wereld meer en meer gekend, geprezen, bemind en aangebeden worde. Hierin bestaat de inwendige ijver voor de eer van God en de verheerlijking van zijn allerheiligsten Naam. Nog meer, het verstand, voorgelicht door de grootheid en vooral door de liefde van God, bepaalt den wil tôt eene volkomen onderwerping aan Gods heiligen Wil. Met bereidvaardigheid wordt dan gehoorzaamd niet alleen aan zijn geboden, maar ook aan zijn ingevingen en aan iederen, zelfs den minsten wensch van zijnen Wil. Ja, ailes wat den dienst van God aangaat wordt met inwendige vreugde en offervaardigheid volbracht. Met den H. Paulus wordt uitge-roepen : « Heer, wat wilt gij dat ik doe. » (Hand. der Ap. IX). Eindelijk door eene grootmoedige overgeving in aile beschik-kingen der goddelijke Voorzienigheid en door een geduldig verdragen van het lijden en de rampen, ons door Gods straffende en beproevende Vaderhand toegezonden, geeft de mensch zijn^kinderlijke onderwerping te kennen naar het voorbeeld van Christus : « Vader, indien gij wilt, neem dezen

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.