Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1446 0
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1914, 05 March. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Seen on 18 April 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/mc8rb6xt1n/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

CAROLUS - HET WEEKBLAD VAN DE VLAMINGEN PRIJS PER JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland f 2.— voor andere landen . . . fr. 5.— 4e Jaargang, Nr HO ~ Donderdag 5 Maart 1914 Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 2178 PRIJS PER NUMMER : 5 Centiemen Aile brieven en mededeelingen dienen ten laatste Dinsdagavond ingezonden. AANMOEDIGING DER VLAAMSCHE LETTERKUNDE 500 fr. Prijzcn (10 premiën van Fr. 50.—) I. Door CAROLUS, het Weekblad van de Vlamingen, wordt een prijskamp uitgeschreven voor oor-spronkelijke onuitgegeven Neder-landsche prozastukken, in volks-toon geschreven. Opstellen die doorhumoren originaliteit uitmun-ten worden gewenscht — zonder daarom de voorkeur te hebben. II. Aan elk der 10 beste stukken wordt eene premie toegekend van fr. 50.—. Indien er minder dan tien mededingers bekroond worden, zullen de overblijvende premiën gelijkelijk verdeeld worden. III. leder deelnemer mag meer dan een stuk inzenden, doch bij ge-beurlijke bekroning van meer der e stukken,kanhij slechts aanspraak maken op 2 premiën. IV. De stukken mogen niet grooter zijn dan 12 kolommen van de plaats in CAROLUS voorbehou-den aan het mengelwerk. Zij moe-ten door eene andere hand dan die l , des mededingers geschreven zijn— zoo mogetijk "machien-schrift" V. De bekroonde stukken worden in CAROLUS afgedrukt, in volgorde door het lot aangeduid. VI. De handschriften moeten besteld worden aan het adres van CAROLUS, Offerandestraat,8,Ant-werpen, vôôr 15 Mei 1914. De keurraad doet uitspraak vôôr 15 Juni 1914. VII. Elke mededinger teekent zijn werk met een pseudoniem of een ken-spreuk, welke zal herhaald zijn op een gesloten omslag die den naam en het adres van den schrijver zal bevatten. VIII. De niet bekroonde handschriften blijven ter beschikking der mededingers tôt 31 December 1914. De keurraad bestaat uit de heeren : Lode Baekelmans, Victor de Meyere, E. Van Goethem. Evolutie bij René de Clercq Heel veel kunstenaars, die op rijpen ieeftijd de "groote kunst" hebben beoefend — d.i. de kunst menschenlevens en menschenzielen te scheppen, in oppositie met degene die alleen stemmingen en vluchtig voorbijgaande gevoe-lens uitdrukt, — schreven in hunne jeugd verzen. Doch wat men minder ziet is, dat een schrijver, na ons reeds een poëzie-werk te hebben gegeven, dat hem bestempelt als een van die geboren dichters, die heel hun leven zullen verzen maken, plots het dichterschap laat varen, om zich heel en al aan den roman te wijden. Dit laatste nochtans zien wij gebeuren bij René de Clercq. Iedereen kent toch zijn mooie verzen, waarin heel Vlaanderen -zoo trouw-juist is weergegeven. De natuur ligt er voor onze oogen uitgespreid als een wonder-schoone schilderij. Heel dat hoekje van Zuid-Vlaanderen waar de Clercq leefde, met de deinende golving der heuvelruggen, de prachtige kouters op de voedende aarde, en daartusschen de nette hoefjes, de lieve, vrien-delijke Vlaamsche dorpjes met de veelkleurige huisjes, het kerkje en de molen... het ligt ailes in die verzen, doch trillend van gezond leven, doorzongen van heerlijk na-tuurgeluid, in voile pracht en schoonheid. En in het décor van die heerlijke natuur, zien wij heel ons volk genieten en lijden, arbeiden en streven; wij hooren het jubelen of klagen ; wij zien heel zijn miskende kracht en zijn innerlijke opstand in stille gelatenheid. En daarachter voelt men telkens den mensch, die het beste van zichzelf veil heeft voor iets zoo groot en zoo heilig als de strijd van een volk dat arbeidt aan zijn cultureele herwording, Heel dat werk getuigt van zoo'n welgemeende oprechtheid, van zoo'n bewonderenswaardige zielegrootheid, dat het ons van het meest sympatieke is dat in Vlaanderen werd voortgebracht. Wanneer wij nu een schrijver hebben die ons dit ailes geschonken heeft, en waarvan wij nog zoo menig heerlijk vers verwachtten, en die dan plots een andere richting inslaat en de groote romankunst gaat beoefenen, dan moeten wij aandachtig onderzoeken of die evolutie wel in het voordeel van de kunst is. Want, hoe dikwijls zagen wij niet, dat de grootste talenten door dergelijke gedach-tenveranderingen gedood werden. En vooral de roman is zoo gevaarlijk en zoo véeleischend, dat we ons wel zouden kunnen afvragen of de Clercq, die zoo naiëf, zou ik zeggen, zijn ziel uitzong in de natuur, wiens verzen toch vooral dienden als troost voor hemzelf — of die wel de noodige kracht zou bezitten om romans te schrijven. Doch wij hebben het reeds sinds lang zien opkomen bij hem, dien drang om iets grooter te maken dan zijn verzen. Kan "Toortsen" niet als een voorbode van zijn romans aanzien worden ? Sedert de Clercq de ellende van zijn volk is gaan beschouwen, werd hij bewust dat hij iets edeler doen kon dan zijn gemoed in verzen te uiten. De nacht des volks doorijlt den zanger. Hoe zou hij langer De trippels van den dansdeun gaan ? Wat zou hij nog meer versjes maken, als hij in zich de kracht voelt om door den roman zijn volk te teekenen, het te toonen in zijn hoedanigheden en zijn ellenden, om zijn deugden te doen uitschijnen.en van zijn armoe en zijn gebreken schoonheid te maken. In de twee romans die hij ons tôt hiertoe schonk, "Het Rootland" en onlangs "Harmen Riels",is het nog steeds denzelfden mensch dien wij zien ; sommige verzen vinden wij er woordelijk terug in proza ; het is altijd de man die schrijft van de prachtige plattelandsbevolking, die hij zoozeer bemint en dikwerf zoo beklaagt. Vooraleerst draagt die kunst het kenmerk van eene krachtige gezondheid. De Clercq is als een plant gegroeid uit onzen' grond, aïs een sterk, diep in onzen bodem geworteld natuurstuk, dat niets anders kent dan de grond waarop het leeft en de natuur met de menschen rondom zich. Wat mij het meest getroffen heefi in die romans, is de kunst om vol te houden het vermogen om personen te scheppen en die zoo uit werken,dat ze volkomen voor ons leven, en ons bijblijven. Het mag zonder aarzelen gezegd worden ; R. de Clercq is een goed romanschrijver en veel hebben wij op dat gebied van hem te verwachten. Als "roman" is "Het Rootland" wel het best gelukte der beide boeken. Joost Valke is verliefd op Roos Lazore, doch het is hun onmogelijk te trouwen, daar zij geen hoeve vinden. Een prachtige rooterij, die zij ten zeerste verlangden te huren, wordt bezet door een vreemdeling Leander Breemeersch, en zoo vallen al hunne toekomstplannen in duigen. De nieuwe pachter nu wordt verliefd op Roos, doch deze kan niet van hem houden daar zij Joost blijft liefhebben. De oude Lazore,die weet welken invloed Joost op zijne doch-ter uitoefent, doch die niets van hunne liefde vermoedt, vraagt hem om haar tôt eene verbintenis met Leander over te halen. Daar Joost het onmogelijke van een huwe-lijk met Roos inziet, wil hij zich voor haar geluk opofferen en maant haar aan om met Breemeersch te trouwen. Enkele jaren na dit huwelijk sterft Breemeersch aan typhus en Roos blijft weduwe met twee kleine kinderen. Joost is overtuigd dat hij niet op een huwelijk met Roos mag den-ken, doch zijn zuster en de oude Lazore, die zijn toestand hebben begrepen, doen hem zijn ongelijk inzien en hij verlooft zich met haar om haar te helpen en te redden. Rond die twee hoofdpersonen nu, bewegen zich een heele reeks bijfiguren, allen zeer waar en juist uitge-sponnen.Doch, is die psychologie van Joost Valke niet al te idealistisch ? Mij dunkt, dat in hem wat te veel de ziel van een Corneille-held leeft, en niet die van een waren boerenjongen. Dat zich heelemaal opofferen, die einde-Iooze goedheid, staat het niet wat te ver van het werke-iijke leven af ? Niettegenstaande dat, is er in dit boek heel veel te bewonderen. Het lijkt bij de lezing zoo heelemaal in kleine stukjes gebrokkeld, en toch heeft men bij het einde een Mengelwerk van "Carolus" 10 MIJN WONNIG LAND door OSCAR SIX II. Zoo kwam hij achter de hoogte van den weg, en sloeg den klinkerd in, die naar het dorpken daalde. Hier was het land drukker nog be-redderd en bewoond. Hij zag de wied-sters in'tvlas, en bewonderde de peer-den op de akkers die in groote vier-kante vlakten waren verdeeld. De hemel was blauw; de leeuwerken tierelierden, en hoog door de ruimte zag hij de gulden wolken gaan. Hij stapte voorbij een troepje streu-velende populieren, waarvan elk bladje stond te klepperen en te frazelen in de lucht. De meezekens wipten in de wil-genkruine, en de kleine kwiksteertjes sprongen piepend in de voren van het land. Hij naderde het dorpken, ging langs de oude wallen, zag de groote pomp-blaren met de groene stampers en de witte waterlelien in hun herte. Hij zag de huizekens diep in 't water weerspiegeld, de roode pannen en de schalien waarop de zonne blonk, en aan den grooten witgekalkten muur ge-komen, die' het Bellegoed omringde, werd hij als benauwd. Hij draaide achter 't kerkhof, trok een wegelingskedoor, en hoorde in den vijver dra het ranke riet bewegen. Dan droei hij nog den hoek om van den blinden muur, en stond een wijle aarzelend te droomen voor het kleine poortje. Daar lag nu het groote gedoen van Verbare ; de weelderigste hoeve van heel 't omliggende land, gedoken bach-ten den muur der oude abdij. En als hij daar gekomen was om zich te verhuren, had hem hetzelfde gevoel van schrik en van verveerdheid bekro-pen, vooraleer hij er binnen ging; maar als hij gezien had, dat de menschen allen voor het kleine koewachterken waren ingenomen, en als hij den gevel van de woonste met heur groene luiken had ontwaard, en de slingerende ran-ken van de loovervolle klim-op die er over bewogen ; als zijn ooge bemerkt had dat het hem vriendelijk begroette, en als hij hoorde dat er zilvergeklingel van lustige vinkjes in kweelde, had hij zich beter te huis gevoeld, en daarom ook nu kreeg hij meer moed, raakte nog even aarzelend het werveling, en duwde 't poortje open. Verbare stond juist voor z'n deure, den rug gebogen en de beide handen erover gekruist, en hij zag met welbe-hagen zijn twee schoone gepommeleer-de peerden in de strengen van den wa-gen gespannen, heel statig en fieronder den bloeienden boomgaard bewegen. Hij voelde zijn harte zwellen, als hij het wisselend spel van zonneglans en schaduw over hunne zwierige manen, en langs hun welgevulde heupen zag slieren. En het was eerst wanneer zijne dochter, de blonde Renilde, hem toe-riep dat de kleine knape daar was, dat hij zich ommedraaide en zijn oogen de oogjes van Wartje ontmoetten. — Ha,Wartje,zegde hij — Wartje... ge zijt daar... kom ne keer alhier. En toen de jongen genaderd was, legde hij de zware hand op den schouder van het kleine ventje, en keek hem heèl goedig in 't gelaat. — Ge zijt dus van gedacht voortaan bij ons te wonen, prevelde hij traag, en daar de jongen knikte : — Hewel dan, wees er van verze-kerd, dat ge bij me welkom zijt, en als ge oppast, dat boer Verbare van u een flinke knape zal maken, maar Wartje... en hij hief vermanend den vinger op^ — een dingen, jongen, moet ge doen... mij beloven, dat ge voor de beesten zoowel als voor de menschen zult brave zijn... dat ge den knuppel noch de zwepe nooit en zult gebruiken, waar 't niet uiterst noodig is, en dat ge geen ge-meene woorden naar onze beesten en zult schreeuwen... want anders... — en z'n vinger beefde... — anders zouden ze geen melk meer geven... of het keernen zou mislukken of... ja, jongen of de kwade hand zou over de stallingen dalen... en dat, ziet ge, dat en zou niet mogen zijn. Wartje stond geheel en gansch ont-hutst en uit zijn lood geslagen. — Ik beloof het, boer Verbare... stamelde hij onbeholpen. — Ik zal m'n beste doen. — Goed... kom binnen... ge zult eten. En hij bracht de knape in de keuken, aan de witgeschuurde tafel, en hij deed hem smout met boerenbrood ► en melkthee geven. Maar Wartje voelde tusschen het smakelijke brood dat in bollen over zijne tonge draaide, allengskens aan de zilte smake van een traantje dat hem over het wezen was gepereld, en z'n eten en kon hij niet gemakkelijk door de kele krijgen. Hij knauwde en her-knauwde; zijn oogjes schoten vol, en na een teug te hebben gedronken, moest hij opstaan, aan Verbare beken-nen dat hij geen honger had, en dat het hem wel aan den maaltijd beter zou smaken. Hij had medeen de heele bedrijvig-heid van het huis gezien. De vlamme die in het open heerdvier, langs den

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title Carolus: het weekblad van de Vlamingen belonging to the category Vlaamsgezinde pers, published in Antwerpen from 1911 to 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Periods