Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1393 0
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1914, 23 April. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Seen on 18 April 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/q52f76823x/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

CAROLUS BUB" HET WEEKBLA VAN DE VLAMINGEN PR1JS FER JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland .... f 2- voor andere landen . . fr. 5.— 4e Jaargang, Nr 17 — Donderdag 23 April 1914 p Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : A 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 2178 te IlJS PER NUMMER : 5 Centiemen le brieven en mededeelingen dienen î laatste Dinsdagavond ingezonden. Hoc Ezels geen Ministers, maar Ministers Ezels kunnen ziin Enkele weken geleden werd door Volksver-tegenwoordiger Léo Augustijns, des ministers aandacht gevestigd op den gekken, iergenden toestand, waarin de VIaamsche bedienden der bedelaarskolonie van Merxplas verkeeren. De Nieuwe Gazet en Carolus stonden den Antwerp-schen afgevaardigde kloek ter zijde en de Vla-mingen, tôt welke partij zij ook behooren, wachtten reikhalzend naar den uitslag van den ondernomen veldtocht. Onze lezers weten waarover de zaak handel-de : de Vlaamsche bedienden van de Weldadig-heidskolonie van Merxplas werden behandeld alsof er noch Vlaamsch noch taalwet van 1878 (Vlaamsch in 't bestuur) bestond ; al de onder-richtingen, welke hun dagelijks werden ver-strekt, waren uitsluitelijk in 't Fransch gesteld, en die Vlaamsche jongens, aangesteld om de orde te handhaven, kenden maar hunnen dienst als een of andere klerk de Fransche dienstbe-velen wilde vertalen !... Neen, maar kunt ge u een Waalsche Staats-inrichting voorstellen, waar de dagelijksche dienstbevelen enkel in 't Vlaamsch worden rondgedeeld ? Zouden de kasseien niet vanzelf uit den grond komen, recht naar den schedel van den minister die zulk îeit éen enkele maal zou laten plegen ? De heer Augustijns wilde daar 't fijne van weten en ondervroeg den minister. De minister ondervroeg zijne bureelen. De bureelen onder-vroegen het bestuur van de Staatsinrichting te Merxplas. En we kunnen ons heel getrouw zoo'n ondervraging voorstellen tusschen den Secrétaire général du Ministère de la Justice en la Direction de la Colonie de bienfaisance de Merxplasse : De Secrétaire : — Voici ma carie, je suis le Secrétaire général du Ministère de la Justice. Je voudrais dire un mot à monsieur le Directeur de la Colonie. Is de Directeur niet hierre ? — Plaît-ii, monsieur le Secrétaire général? — Je vous demande si monsieur le Directeur est absent ? — Euh ! absent, pas précisément, mais... — Je comprends, monsieur le Directeur est empêché. Pas malade, je suppose ? ah ! le gaillard, le franc luron ! Je le connais, moi, Nous sommes d'anciens camarades. Du même pays que moi, du Tournaisis. Un Wallon comme il n'y en a pas beaucoup. Et le sous-directeur, absent également ? — En congé, monsieur le Secrétaire général. Monsieur le sous-directeur est allé voir son père, à Liège. — Oui, il est Liégeois, je sais, — En effet, monsieur le Secrétaire général, Liégeois. — Et vous-même,vous comprenez le flamand, n'est-ce pas ? — Moi... oui, monsieur le Secrétaire géné ral, je suis le premier commis. — Wallon aussi ? — Oui, monsieur le ministre... pardon, oui, monsieur le Secrétaire général. — Allons, bon, au revoir, Faites mes compliments, je vous prie, à tous ces messieurs... 's Anderdaags, verslag van Monsieur le Secrétaire Général aan Monsieur le Ministre. Par dépêche. — Première division. — Cabinet, n° 34752. — Examen scrupuleux de la situation réelle dans les bureaux de la Colonie, Merxplas, au point de vue de l'emploi des langues. Résultat : tout marche à merveille. Pas d'observation. Pas la moindre plainte à l'adresse de Wallons ne connaissant pas le patois flamand. Il n'y en a plus. — Mijnheer Augustijns, zoo sprak de minister een paar dagen later, 'k weet toch niet wat ge moet hebben, met al dat klagen en pruttelen. Mijne bureelen zeggen dat er niet de minste reden tôt misnoegen bestaat 1 — En waarom dan, mijnheer de minister, wordt de schriftelijke dienstorde dagelijks in 't Fransch aan Fransch onkundige bedienden in de hand gestopt ? vroeg onze gekozene. — Dat zal een erreur zijn, zei de minister weer. Maar 't was geen erreur ; 't was zooals bij den pastoor van Achter-Oolen, een dagelijksch gebruik, en nu de minister moest ondervinden dat den heer Augustijns niet #fliet en niet toe-gaf, speelde hij waarschijnlijk in zijne bureelen op zijnen hiel, kreeg beloften en schoon woor-den met de vleet en kwam stralend in de Ka-mer, gelijk een overwinnaar die belauwerd van een eervol slagveld thuiskomt, met de ver-klaring : — In 't vervolg mogen de jongens, die in Merxplas surveillant willen worden, hun examen in 't Vlaamsch afleggen... — Mijnheer de Minister, ge zijt een verstan-dig man, en ik... — Wel neen, ik ben heel eenvoudig recht-vaardig. Wij zijn voor de gelijkheid. De Walen kennen twee talen : het Fransch en het Waalsch. Zij mogen hun examen in 't Fransch afleggen, De Vlaamsche surveillanten mogen zich van het Vlaamsch bedienen, maar zij moeten de twee talen kennen. Voilà! — Mijnheer de Minister, ik trek mijn lof van daar even terug. Gij zijt maar een ezel. J- 0»q30c0^rcr Stemming Waar zand en lue ht zich ver Als geel en blauw verlengen En zich in 't bleeke niet Der eindloosheid vermengen, Daar klinkt geen vogelzang, Geen boomgeruisch, geen fluistren : De stilte kan alleen De luistrende ooren kluisteren. O, op de wijde hei, .— In eenzaamheid verloren, Alleen het dof geluid Van eigen hartklop hooren, Alleen nog in zichzelf Een spoor van leven vinden, — Of in die eindloosheid Verdwalen en verzwinden ! Hier is het rijk der dood, Der levenlooze stilte ; Ze drukt mij op de borst Als 't waar met looden kilte. Nu mag de lustloosheid Mijn moeden mond ontverven : Het goddelijke niet Dat noopt me hier te sterven... Lier. Ernest De Weert. De Prijskamp van Volksliederen ! Er stond een heele bende zonnekloppers vôor den tempel te wachten. Ze droegen lang haar en wapperende strikken en in hun handen hiel-den ze een beschreven voddeken papier. Toen ze daar lang genoeg gestaan hadden, werd de poort geopend en een advokatenstem sprak in 't sierlijkste Sinjoorsch : dat éen onder u allen het woord neme. De oudste der zonnekloppers werd aangeduid om te spreken. Hij trad vooruit en sprak : "Juryleden, we staan hier met 'nen heelen hoop volk en te gaar hebben we 253 volksliekens gefabrikeerd." Toen veegde hij zijnen mond af en hernam zijn vorige plaats. Vervolgens antwoordde de advokatenstem : "'t Is goed ! We zullen de lie-deren onderzoeken en de drie beste geldelijk bekroonen." De poort schokte dicht en de dichterkens dropen vandaan.. En zij wachtten met wach-tende vreugd op wat komen zou.. Na een tijdje had het orakel van Antwerpen beslist dat werd toegekend : De Ie prijs aan M. Denhaene met Och, blijve nog wat ; de 2e prijs aan Mr. A. W. Grauls met Ons Jokens ; de 3e prijs aan Mevr. A. Helen met Zooals het komt. En toen de bekroonde teksten in de dagblà-den verschenen, was er 'nen slimmerik die van dichtbij eens ging tasten wat die fameuze volksliederen zôo al om 't lijf hadden. En toen zijn onderzoek geeindigd was, schoot hij in een lach los die over héel Antwerpen weerklonk en hij schreef het volgende ter overweging aan de lezers van "Carolus" : Het eerste lied luidt als volgt : OCH, BLIJVE NOG WAT. i. Och, geve mi] nog Wat zoen en zang. De nacht is kort, Maar nog zoo lang. Och, blijve nog wat, Mijn éene schat Ende weet gij dat ? Mengelwerk van "Carolus" 17 ! MIJN WONNIG LAND door OSCAR SIX 't Was vuurwerk boven de oude stad ; de eene knal volgde de andere op, de eene sissende vuurslang ruisch-te sprankjes-slingerend, de andere na, en boven de glorierijke groene festoe-nen van de lochting, flitste de klaarte door het ruim. — 0, Wartje, zegde ze, en ze vleide heur kopje tegen zijn hoofd. — Zult ge me nu altijd gaarne blijven zien? — Ja altijd... sprak hij, of hij in een droom verkeerde. — En zal het leven ons nu altijd heer-lijk zijn ! — 0, Rozeke, loech hij, — 't wordt zeker nog vele schooner. Ze roken de seringen van moeders tuin. Het venster was open. Ze zagen haar teedere profiel over 't speldewerk-kussen buigen. Ze verplaatste de rilde priempjes in de kant, ze gooide de slingerende boutjes door elkander, en ze zagen heur boezem met het ouderwetsch bebloem-dekeursomhoogen weer omleege gaan. — Horkt... zegde Rozeke, — 0, dat liedeken zingt ze zoo schoone. En moe-der zong. De wind en durfde niet meer in 't loover roeren, en verre vielen de roode en de blauwe bloemen door het ruim. — Stil, zegde ze... stillekens... hoor, Wartje... Wartje... luister ! 't Was in de maand van Meije Wanneer ic aan de liefde dacht, Wanneer ic aan 't geluk begon Te peinzen van den zomernacht Al in die maand van Meije. Er viel een poosje rust in 't hout. De wind miek er gebruik van om diep adem te halen, en de seringen om haar teederegeuren te walmen door den tuin. 't Was in de maand van Meije Wanneer de hemel zonneblond Wanneer de heele lochting vol Van geurende jasmijnen stond Al in die maand van Meije. Ze zagen heur de boutjes grabbe-lend rapen, en aan de draadjes deur elkander smijten. Op 't groene kussen groeide 't werk en strekte zijne teedere blekkering in grooter wordende bloemen uit, in blanke starren, lichte bek-jes en heerlijke borduursels. De lamp verhelderde heur handen en heur lief gelaat, en zachte zong ze voort, de stem meer ingehouden : 't Was in de maand van Meije Wanneer het stille windje zweçg En elcke blom van zelve schier Voorover naar een ander neeg Al in die maand van Meije. Weer trippelden de beiaardklanken ver uitgepereld in den wind. 't Was in de maand van Meije Dat hi door 't lieve tuintje kwam En dat hi mij zoo zachte In beide sijne armen nam Al in die maand van Meije. De boutjes kletterden lustig over elkaar en Rozeke liet haar kopje op Wartjes schouder zinken. Ze voelde zijn harte jagen en ze haalde diep den adem op : 't Was in de maand van Meije Als ailes van de liefde beeft Dat hi mij aan sijn harte Zoo vaste toen geprangen heeft Al in die maand van Meije. Hij zoende heur voor den eersten keer, moeder wende het wezen naai het venster en in stille verteederingzong ze voort : En in die maand van Meije. Gedenk ic en geniet ic nog Al wat hi mij vertelde En wat hi mij beloofde... Och ! Al in de maand van Meije... Z'n dierven zich niet verroeren. De voois was uit en t'enden geleefd, en toch bleven ze nog staan, als in een droom te staren. Nog dichter schoven ze bij elkaar, en werktuigelijk had hij heur handje genomen. 't Was of dien zang iets wakker had geroepen dat al langen tijd in beider harte sliep. — 't Is schoone, fluisterde hij zachte, schoon als den minnezang. — Wat zegt ge? vroeg ze, hare oog-jes klarend. — Schoon als het liefdeliedje van de wereld... Stil fluisterde het hout, en door de twijgen vaarde de nacht in reuzelinge zonder einde. XIII 't Was vooraleer de dag zijn eerste vale schemering over de hoogten pen-ceelde die den Diependaal beheersch-ten, dat Wartje in de morgendkoelte was opgestaan, en dat hij zijn kleine vensterblindekens had opengeklonken tegen den verschgekalkten muur. Want hij had zijn moeders huizeke schoon gemaakt. Hij had de muren gewit, de vensterluiken groene geverfd, en hij zag met welbehagen de jonge vette donderbare op de strooien daking tieren. j~ïiïi> BNIV.1

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title Carolus: het weekblad van de Vlamingen belonging to the category Vlaamsgezinde pers, published in Antwerpen from 1911 to 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Periods