Carolus: het weekblad van de Vlamingen

877 0
10 September 1914
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1914, 10 September. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Seen on 18 April 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/bn9x06001v/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

CAROLUS HET WEEKBLAD VAN DE VLAMINGEN PRIJS PER JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland .... f 2.— voor andere landen . . . fr. 5.— 4e Jaarg. Nr37 — Donderdag 10 September 1914 Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 2178 PRIJS PER NUMMER : 5 Centiemen Aile brieven en mededeelingen dienen ten laatste Dinsdagavond ingezonden. Brieven van een Hollander De dwaasheden en contradicties van den oorlog zijn zoo talrijk ! Wie in het boek der be-schavingsgeschiedenis de Duitsche lijn volgt, komt ten slotte terecht bij de Russische. Wie het Pruisische regeersysteem tôt in zijn bron-nen opspoort, komt te land bij Catherina de Dwazin en Iwan de Verschrikkelijke. En thans jaagt het zelfde Russische principe zijn kozak-ken over de grenzen van Duitschland, en de druk, op de Weichsel uitgeoefend ricocheert aan de boorden van Maas en Rijn, — waar met Russische barbaarschheid het Deutsch thum zijn weg zoekt naar Parijs. Het lijkt de wraak, die het achterlijke Oosten op de be-schaving van West Europa neemt. Dwaas als elke beweging van de massa, bliiyi- aïs elke volksverhuizing, herinnert het jaar 1914 aan dat andere van de oude geschiedenis, toen in Rome met woest geweld de Gothen hun graf gingen zoeken tusschen de weelden van een fijnere cultuur. In het hart en het hoofd van deze Barbaren werd het eeuwig Rome tôt ver-stikking en verrotting. We zien thans het Russisch-Germanendom zegevierend doordringen tôt aan de uiterste Westersche kusten van Europa. Het heeft er niet anders te toonen dan zijn militarisme, — dat ons thans aandoet als de wederopleving van een muséum van beschavingsoudheden. De oudste en zwartste bladzijden van de geschiedenis zullen thans opnieuw geschreven moeten worden. Bloeddorst, grof geweld, oor-logskunst, en de blind gemaakte wetenschap in dienst van den land- en volkerenmoord, en de steden verwoesting. We weten thans niet hoever de Russisch-Duitsche vloed Europa zal overstroomen. Maar het oogenblik van thans teekent zich reeds als een toekomst af. Onder geweldiger druk nog dan die van dit gruwel, zal Duitschland met Rusland eenmaal gemeene zaak maken, — en de ondergang van Rome, de moord der cultuur zal zich herhalen — met West-Europa zal het Germanendom ten ondergaan. We weten, hoe de beschaving der Westersche rijken zich thans reeds Oostwaarts verweerde. We hebben gezien, hoe in Berlijn de schadu-wen van het Parijsche leven inwerkten. Iedereen las wel van het walgelijk "Berliner Nachtleben", van de veride otiseerde muziek met een "Mr Mesjacke" als dirigent. Het was de geest van het Parijsche Montmartre, dat het gif werd in het hart der Oostersche barbaren. Er is nog een andere .cultuur, die overwoei naar Berlijn, de Noorsche literatuur, ze baarde er een verbleekt, anemisch talrijk kroost van zou-teloos-Protestantsche romans, waarin dominées de hoofdrol speelden, aile met de eigen-schappen van Gosta Berling,behalvediensmoed zich te bedrinken. Een volkskanker werd het zoodra Duitschland van het Westen of het Noorden durfde nippen. Alleen het staal van Krupp werd er niet wormstekig van.We behoe-ven ons er niet over te verbazen, dat de fibriel-artiestieke geest van Montmartre, en ons stiller, doch dieper gevoelsleven zich slechts moeizaam verweert tegen het staal, waarmee de tering-lijder van de oevers der Spree zich de vuist pantserde. Theodorik was in Ravenna een groot koning der Gothen ; maar Potila in Rome een ellendig zwakkeling. En de wijsheid der eeuwen kan niet anders dan glimlachend den Duitscher raden, terug te gaan met zijn impérialisme naar het Oosten. — In Siberië is zijn Thulé. Het Westen met zijn beschaving wordt onvermijde-lijk zijn graf, — waarin hij onder den spotlach der volkeren verzinken zal. We nemen, voor het oogenblik, aan, dat het wereldgerecht in zijn strengste vorm zijn wreede wetten aan den overwinnaar van het oogenblik voltrekken zal. Voor ons, bewoners van de kusten der zee, laat die veronderstelling slechts een hoop ; maar het is een groote, oneindige : de zee, de oceaan zelve. Hij wenkt ons met zijn oneindige perspectieven. Hij is de wegwijzer, op den enormen weg die de menschheid in de geschiedenis aflegde en die altijd naar het Westen voer-de. Daar waar de zon opkwam, vergingen de beschavingen, daar waar ze daalt komen de schoone beloften, van het nieuwe op. De Oceaan is overbrugd. Eén stap, en we hebben den duisteren grond des doods,het graf, waarin Europa zich.begroef, toen zijn kennen en weten zich in dienst stelde van Krupp, ver-laten, — en Amerika en Canada liggen lachend voor ons, daar waar de edele voet van de beschaving haar nog nauwelijks heeft gedrukt. Daar kunnen Parijs en Brussel, België en Holland, en Noorwegen voortbouwen aan het groote werk, waarvoor het noodlot zijn lieve lingen uitkiest. Als de beker van Europa's lijden vol is met het zwart vergif, dan zullen de schepen klaar liggen om ons heen te voeren naar een jonge beschaving, die aan de voetzolen het drek niet heeft van hem, die — belachelijk — in Europa probeerde met haar te paren. Laten we van nu af het oog houden op de zee, die onze kusten omspoelt. Ze is ons het leven geweest, en ze kan — in de uiterste ure — ons worden de nieuwe geboorte. X.X.X. I Duitsche Scholen in België Wij vinden het zeer natuurlijk, dat vreemdelingen in België verblijvende, voor de nationale opvoeding hunner kinderen zorgen. Alzoo hebben de Franschen en de Duitschers te Brussel, te Antwerpen en te Gent nationale scholen gesticht, en met het geld hunner regeeringen in stand gehouden. Maar dat Belgische huisvaders hun-ne kinderen aan die vreemde scholen toevertrouwen, onder voorwendsel dat zij er beter Fransch of Duitsch zullen leeren, hebben wij altijd ten strengste afgekeurd. In den laatsten tijd heeft men be-weerd, dat een gedeelte van het onder-wijzendpersoneel der Deutsche Schulen tôt den Duitschen spioenendienst in België behoorde. Wat er ook van zij, de geest, die in die vreemde scholen heerscht, kan on-mogelijk Belgisch, dat is nationaal zijn. In de Duitsche scholen hemelt men het Duitsch Keizerrijk, den Duitschen Keizer, de dynastie der Hohenzollerns en het groote Duitsche vaderland op. In die scholen gebruikt men hand-boeken, die in hoogere of mindere Mengelwerk van "Carolus" j KERMIS... UOOK 1 Lode Monteyne Daar begonnen ineens de blijde klokken te klepelen... De strakblauwe zomerlucht, vol zinderend zonnegedaver en trillend van roerlooze warmte, vloeide vol blijde klanken, die zwollen totzan-gen van groote vreugde en die den stompen, grijzen kerktoren deden daveren. Tôt het feeste-lijk bimbammen versterven ging in de glariënde oneindigheid boven de gouden oogst- velden, en boven 't zacht rimpelend Scheldewater, een stroom van vloeiend goud tusschen het groen der ingedijkte oevers... In de breede dorpstraat met weerzijden den steenweg de dubbele, dichte rij groenende lindeboomen,ijverden de vrouwen en jonge dochters, legden een laatste hand aan de versiering van het smalle padje, waarover seffens zou schrijden, midden walmenden wierook.de goud-ommantelde priester, dragend Jezus' lichaam en bloed... Nel van Frans Geudens strooide rozenblaad-jes, paarse en teer-roode op het witte zand, wreef nog eens even met de vingertoppen door den bruinen zavel om hem effen te krijgen en om het vijfpuntig sterretje, in 't midden van 't wegelken, zuiver te omlijnen... Dan keek ze nog eens om of de lichten bezijden den zilveren kruis-Lieven Heer, wel goed branden. De kaarsen knitserden, de blauw-zielige geel gepunte vlammetjes walmden, wanneer ze de kandelaars nog eens even verplaatste. Dan tevreden, heur handen afwrijvend aan den blau-wen boezelaar, riep ze een goeden dag naar de diklijvige vrouw van den drukker nevens de deur, trok dan haastig naar binnen, want over 't kerkhof kwam de processie reeds aanzetten, ordeloos nog... Binnen wierp ze gauw-gauw haar vuilen voorschoot op een stoel der gelagkamer, wipte achter den toog en kreeg heur schoon geplooid voorschootje uit de lade. Ze bond het met zorg voor. Ze keek met welgevallen in den spiegel van 't buffet, verschikte met rappe vingerbe- weging een haarspeld en duwde met de andere hand heur vlecht wat omhoog, spande even de roode lippen open om hare mooie tanden te kunnen bewonderen. De muziek van S'-Cecilia speelde eene plechtig-loome processie-marsch. Ze hoorde soms 't dwaze schetteren van een koperen hoorn of 't zware bulken van eenen bombardon boven 't neusgeluid der klarinetten en 't luchtig pijpen der fluiten. Nel stond aan de deur... Trage kwam de processie nader, wijl boven de huizekens aan weerszijden der baan de klokketonen dreunden, beroerend de wondere blauwendigheid van den wolkeloozen zomer-hemel. Voôr de deuren onder de roerlooze boomen lag de koelende schaduw, dof-donker afteekenend tegen den grijs-blanken zon-be-gloeiden steenweg de ronde vormen der linden-kruinen. Trage naderde de processie... Gen-darmen stapten vooraan. Dan kwamen de on-aandachtig biddende leden van de broederschap der H. Familie : verweerde gezichten met onafgebroken mummelenden mond. Argeloos,in hun versch-gestreken witte kleedjes, waarop bloedde 't vuur-roode lint van de zilveren me-dalje op de borst, kwamen de kleine meisjes ; Coletje van den notaris en Cordula van den docter voerden een wit-gewold schaapje mee aan rood-zijden leidsel. De kindergezichtjes glommen onder de stijf-gepinde haarklisjes, die moedwillig opstreuvelden, ondanks de kleurige lintjes, die de vlechtjes bijeenhielden. Schuch-ter, norscher en meer beschaamd stapten de knechtjes achteraan : lummelige kereltjes in lange flodderbroek op zware schoenen... Maar 't paadje, 't bonté, kunstig versierde paadje, waarover seffens Onze-Lieve-Heer zou gedragen worden, bleef ongerept, wijl de trappelende voetjes de poeier-droge aarde van den weg deden opstuiven in kleine wolkjes. Zich heen en weer bewegend, als drijvend op de blanke mutsen golvingen, die het omringden, kwam, zacht-deinend, het beeld der onbevlekte Maagd nader, gedragen door zes oude maagden in smetloos, witte kleederen, met sierlijke kanten mutsjes op de strak weggestreken blessen... En tusschen de maagden herkende Nel haar zuster Kaat, en Odile en Fieken, haar nichten... De muzikanten, rood van inspanning, met bolle kaken en strak gespannen nekpezen, stapten voorbij. Jaak, Nel's broer, speelde bugel. Vele mannen loenschten met uitpuilende oogen in blakende gezichten naar haar. Nel knielde ijlings op de schoongeschuurde roode klinker-tjes voor de deur, want daar naderde, tusschen de flambeeuw-dragende ingezetenen van het dorp, voorafgegaan door koorknapen in wit geplooid hemd op bloed-rooden rok, wierook-vaten zwierend, Ons Heer, eerbiediglijk gedragen door Meneer Pastoor, in zwaar gouden ornaat onder 't purperfluweelen baldakijn. En onder de plechtig zware stappen van Meneer Pastoor, met neergeslagen blik, schrij-dend over 't mooie wegelken, en door 't slepen van zijn met fijn-kant omzoomd koorhemd,werd de bruine zavel vermengd met het witte zand en stoven de teere rozenblaaadjes op... Daar-achter dromden samen links stappende kinkels, steeds de zijden pet tusschen de eeltige vingers draaiend ; stokkerige oudjes met knikkende kale hoofden op gebogen ruggen; pinteredeerns met zwarte hoedjes vol fel-blauwe vergeet-mij-nietjes, hel-roode .papavers of gele zijden strik-jes... Hard-op baden ze hun rozenkrans, die ratelend aan hun vingers bengelde... Heel achteraan kwam manke Frans, Nel's vader, aan-gestrompeld, met Jefke, heur kleinsten broer. Aan de deur, kwam hij uit den hoop, hinkte recht naar binnen ; zijn stok tokte met korte geluidjes op de roode tegels der gelagkamer. Hij zette zich neer in zijn rieten leunstoel, in den hoek, naast het venster, onder de gele en blauwe plakbrieven, waarop veilingen van hof-steden en labeurlanden in groote zwarte letters aangekondigd stonden... « Geef me maar 'nen druppel, Nel», beval hij. Met een wip slokte hij 't korte klare nat naar binnen. Jefke liep naar de kegelbaan, achter op 't erf, deed den zwaren bol holderen tusschen de kegels, die met korte klare geluiden tegen el-kander aanknotsten, of potsierlijk draaiend omsmakten... De klokken klepelden vroolijk in den kerktoren, in wiens top de groene mei stak... « Geef me nog 'nen druppel, Nel, » zei vader « 't leven is toch duur ». 't Meisje bracht hem de flesch, zette ze bij hem neer, want ze wist dat de ouwe nu voort zou gaan met drinken, tôt hij stom-dronken wezen zou, en zijn bibberende vingers het dik- buikig borrelglaasje niet meer omvatten kon-den...• » » Toen de beierende klokken waren stilgeval-len éen voor éen, de jubelklanken verstorven waren boven de wijdheid der gouden zomer-velden, stovend in middag-zonnebrand, en 't volk de kerk weer uitstroomde, begon het hij-gende orgeltje van den kleinen mallemolen bezijden het rustige kerkhof, tusschen een schietbarakje en een speelgoed- en lekkernij-kraamken opgetimmerd, een zagerig walsdeun-tje af te dreunen. Dan begon de kermisvreugd voor goed. Enkele schoten knalden aan'tschiet-tentje, de houten paardjes van den molen draai-den rond, altijd maar rond, wijl de kleine in blikken-randjes gevatte spiegeltjes van de koetsjes blikkerden in 't zonnelicht... In St-Elooy, bij Frans Geudens, koopman in verkens, zat de herberg stampvol, en zelfs op de voûte, waar vader sliep, was geen enkel stoel om de lange op schragen rustende tafel meer onbezet. De kamers hingen vol blauwi-gen rook, die opwolkte tegen de zoldering en de dorstige kelen heesch maakte... Tegen den toog leunden, met dikke sigaren in den mond, geweldig paffend, slungelige kerels, die gene-ver dronken in kleine kapperglazen... Op de tafels glommen bierplasjes, die soms plots uiteenspatten, wanneer een zware vuist op de tafel neerbonkte bij krakenden vloek. Tusschen de heesch schreeuwende venten met rood verhitte gezichten, liepen Nel en Kaat, heur zuster en Leen heur nicht, die helpen kwam, heen en weer om ieder te bedienen. Soms greep er een der mannen Nel bij de rok-ken of trok heur bij den arm ; dan snelde ze luid giechelend weg naar den toog, waarachter Jaak stond, onophoudelijk tappend in groote dikke glazen het zware, bruine bier... Manke Frans, in zijn hoek, deed gezapig zeupke nà zeupke, uit zijn eigen flesch, steeds herhalend bij 't opnieuw vullen van zijn borrelken : « We zullen nog maar eens inschenken, 't leven is toch duur.» Maar aan niemand der omzittenden bood hij een dronk... Korts na den middag, wanneer 't Angelus-klokje geklept had en Nel in de keuken, rap-rap, een stuk koud vleesch verorberde, wijl het nu wat minder druk was geworden, kwam Toon de gelagkamer binnen. Zijn zware forsch

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title Carolus: het weekblad van de Vlamingen belonging to the category Vlaamsgezinde pers, published in Antwerpen from 1911 to 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Periods