De bakkerijschool: vakblad ten behoeve van de bakkerij en aanverwante nijverheden, tevens gewijd aan de bestrijding van de vervalschingen der levensmiddelen

536459 0
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1918, 01 June. De bakkerijschool: vakblad ten behoeve van de bakkerij en aanverwante nijverheden, tevens gewijd aan de bestrijding van de vervalschingen der levensmiddelen. Seen on 18 April 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/ms3jw87v4p/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

I- JAARGANG — Nr 18. 0.10 FR. HET NUMME ZATERDAG. 1 ÏUNI 1918. DE BAKKERIJSCHOOL BERICHT. —•' Gezien het bezwaar waar-mede het laten innen van den abonnements-prijs gepaard gaat, verzoekt het Beheer dringend de abonnenten, welke nog niet in het bezit zijn van hun kwijtschrift, den abonnementsprijs per postmandaat toe te zenden aan den Heer Fr. Wijnen, Lange Kievitstraat, 105 te Antwerpen. Het gebruik van moderne Werktuigen in de Bakkerij. Nu vele vooroordeelen tegen het invoeren van machines in de bakkerij uit den weg ge-ruimd zijn, komt men allengskens tôt een juister besef van de voordeelen welke het gebruik van verbeterde werktuigen in de bakkerij meebrengt. De oude bakker kan in. zijn baard wel grom: melen als hij vaststelt dat met zijn zoon en toekomstigen opvolger nieuwere gedachten in de werkplaats binnendringen en dan, bij de in aantocht zijnde omwenteling, het gekende deuntje uithalen « mijn vader en mijn groot-vader deden 't zoo en die kwamen er wel, waarom zou mijn zoon 't dan ook niet doen ! » En de brave man vergeet dat hij — en heel zijn voorgeslacht — in een tijd leefden, die ongelukkiglijk de onze niet is, toen men zacht-jesaan zijn bedrijf kon uitoefenen en het leven een vrij wat rustiger en bezadigder uiterlijk had dan thans. Met zijn tijd moet men mee, en die daar-aan weerstaat, kan wel een poosje rechtblijven — juist den tijd om zijn mededingers te zien voorbij ijlen — maar die verdwijnt dan weldra, gebroken en vergruisd. Die zich de moderne werkwijzen niet wil aanpassen die handelt ongeveer als iemand die van de moderne vervoermiddelen niet weten wil en het voor het reizen maar liefst in de oude schommelkast waagt. Want de vooruit-gang heeft zich niet enkel voorgedaan op ge-bied van vervoermiddelen, ook op gebied van voortbrengstwijzen heeft hij zijn invloed laten gelden. Het eenig verschil bestaat hierin dat wij ons die moderne vervoermiddelen aange-past hebben, terwijl wij dikwijls aan de nieuwe voortbrengstwijzen hebben willen weerstaan. De macht en het geheim der groote fabrieken liggen hoofdzakelijk in het invoeren van die moderne werkwijzen, waarbij hét gebruik van machines de hoofdrol speelt, in zooverre dat men zich niet één enkele broodfabriek voorstelt, waar niet ailes mechanisch afgewerkt wordt. Dat de groote broodfabriek daarin voordeelen vindt, kan de kleine bakker tastbaar gevoelen als hij ondervindt hoe zwaar de mededinging vanwege die fabrieken op hem weegt. Wie met verbeterde machines arbeidt, werkt snel en goedkoop : daarom moet voor de gewone be-werkingen de handenarbeid onvermijdelijk on-derdoen. Ten onrechte beeldt men zich soms in dat het werktuig den arbeid van den werk-man vervangt ; het maakt den arbeid enkel ge-makkelijker en minder afmattend : men verge-lijke den arbeid van den werkman die een deeg met de hand en met de machine afkneedt. Waar minder vermoeienis is, is ook minder verstrooing en de werkman, die rustig voor zijn werktuig staat en van vermoeienis niets afweet, houdt een zekerder oog op zijn werk, en maakt het degelijker af dan zijn maat, die met zijn krachten ook zijn geestinspanning en zijn aan-dacht voelt wijken. Waar ten andere met de machine gearbeid wordt, is het werk, uit den aard der machine zelve, regelmatiger : want het werktuig kent geen vermoeienis en na uren arbeid zal het nog steeds met dezelfde regel-matigheid het werk afleveren als bij het eerste uur. Welke bakker, hoe ervaren en geoefend ook, kan dergelijke regelmatigheid verzekeren ? (Slot volgt) Aloïs Van Loy Boekweit als Voedsel. Onder de meelsoorten die tegenwoordig als vervangmiddel voor tarwe of broodmeel ge-bruikt worden is de boekweit fel in trek. Sommige stedelingen beelden zich daarbij in dat boekweitmeel kan dienen om brood te bakken en worden dan bij het verwerken schromelijk te leur gesteld, daar boekweit geen veerkrachtige kleefstof bevat en het deeg dus onmogelijk kan rijzen of in omvang toenemen ; bij de broodbereiding van boekweitmeel of van mengelingen waarin veel boekweitmeel voor-komt verkrijgt men een plat, zwaar en onsma-kelijk brood. Men kan echter zeer lekkere en smakelijke pannekoeken bakken met boekweitmeel en dit is dan ook de enkele manier waarop men met goed gevolg dit meel kan gebruiken. In ons land kennen de boeren die bereidings-wijze zeer goed ; in Holland vervaardigt men met boekv.'cltmeel de zoogenaamde « Bookes-koeken » die men warm uit de pan, met wat suiker of met eene laag appelsiroop bedekt, eet. De voedingswaarde van boekweit is be-trekkelijk hoog, hetgeen de boeren uitdrukken met te zeggen dat een boekweitkoek houvast in de maag geeft. Voegen wij daarbij dat de verteerbaarheid van het boekweitgebak niet te wenschen laat en het dus zelfs zonder bezwaar aan kinderen kan gevoederd worden. Wie in deze krappe tijden naar middelen omziet om het broodrantsoen wat aan te vullen en, aan schappelijke prijzen, aan boekweitmeel kan geraken, zal er niet bedrogen meê uitvallen, daar het onder den vorm van koek een aan-genaam, lekker en gezond voedsel daarstelt. Ziehier een recept om boekweitkoeken te berçiden : Men breekt 1/2 kgr. boekweitmeel met ongeveer 300 à 325 gram water en roert ailes goed dooreen tôt eene betrekkelijk dikke pap verkregen is, zonder klonters. Voeg daarbij een 1/2 lepeltje zout, 3 à 4 soep-lepels suiker en 35 gram gesmolten vet. Nogmaals ailes goed dooreen roeren. Wil men er eene echte lekkernij van maken zoo kan men er 1 of 2 eieren doordoen, deze moeten vooraf goed in sneeuw geklopt worden. Als het deeg alzoo gereed is late men het 1 /2 uur rusten en dan kan onmiddelijk over-gegaan worden tôt het bakken, dat in eene goed gesmeerde pan moet geschieden. Zoo men over wat gist beschikt kan men het deeg ook eerst een uurtje laten gisten, dit maakt de koeken iets lichter, alhoewel er door de gisting weinig aan het werk van het boekweitmeel te verbeteren is. Galiaan. Wie zal ons redden ? Reeds sedert enkelen tijd werd mij, namens onze Vereeniging, opgedragen, met het oog op het groot gevaar dat onze toekomst bedreigt, een artikel te schrijven, over wat ons te doen staat, en meer bepaaldelijk nog, waar wij, bak-kers, de redding van ons vak moeten zoeken. Echter na de bijzonder welgelukte voordracht van Zondag 5 Mei 1.1. door ons achtbaar Eere-lid, den Heer C. De Clerck gegeven, meende ik van dit onderwerp af te zien, want ik ge-loof niet op meer welsprekende wijze dit punt te kunnen behandelen. Maar omwille van die honderde en nogmaals honderde onverschil- ligen die ik schreef haast uit lamlendigheic en misschien ook wel uit ikzuchtigheid, het ni den tijd niet achten onze toekomst te bespre-ken, wil ik het wagen zoo goed en zoo kwaad mogelijk dit belangrijk punt in ons vakblad te behandelen, ten einde die onverschilligen toct maar een klaar inzicht te doen krijgen omtrenl den waren toestand waarin ons vak verkeert en hen tevens te doen inzien dat zij onze toe-komst in handen hebben en dat zij, indien zi; niet willen afbreken met die onverschilligheid met die ikzuchtigheid — punten waaruit onze tegenstanders vôôr deze wereldramp, zeei handig wisten profijt te trekken — de oorzaal* zullen zijn, en de voile verantwoordelijkheic zullen te dragen hebben van den onderganç van ons vak. Eerst wil ik trachten de kwalen op te speurer welke die onverschilligheid in het behartiger van de vakbelangen teweeg brengen. Het is een bewezen feit dat in die vakken, waar en kel de zaken langs praktischen kant aangeva' en slechts langs den stoffelijken kant bekeker worden, de ontwikkelingsgeest moet verstom-pen.In de bakkerij over t algemeeri is deze stelregel ten voile bewaaiheiù. Iri , verleder hield de bakker zich uitsluitend bezig met de broodbereiding, en bekommerde zich niet mei den economischen toestand der bakkerij. Van-daar het zedelijk verval waarin ons vak thans verkeert. Daaruit spruit, mijns inziens, ook eer der grootste kwalen voort waaronder ons val lijdt, namelijk : een bepaald gebrek; aan fier-heidsgevoel. De bakker over 't algemeen weei niet tôt wat edele verrichting hij in de samen-leving geroepen is, hij begrijpt niet dat dooi de verzorging van 's menschen bijzonderste voeding, de edelste last op zijne schouders drukt. Waarom mangelt het hem aan deze begrippen ? Enkel en alleen omdat hij zict zelve niet kent, omdat hij de grootheid var zijn vak niet beseft. Een tweed e kwaal, waaraan ons vak te lij-den heeft is wel een volkomen gebrek aar vakonderricht. De zalf echter om deze kwaa te heelen, werd de bakkers hier te Antwerper ruimschoots ter beschikking gesteld ; het is slechts aan u, de pleister op de wond te leggen. De achtbare Heer Edward De Beukelaer dien we reeds als Eerevoorzitter onzer jonge vereeniging mogen begroeten, heeft door hei stichten zijner vakschool voor bakkers, hei grootsche werk, de verheffing van Ons al te lang miskend vak, bewerkt, iets waarvoor hi den dank verdient van de vakbeweging var heel ons land. Aan uwe zonen, bakkers, worden daar me milde hand allerlei nuttige raadgevingen er een degelijk vakonderricht bezorgd. Gij, bakkers werd door ons vakblad « De Bakkerijschool > op de hoogte gehouden van onze vakbeweging en gij kunt zelfs zeer nuttige wetenschappe-lijke kennissen opdoen, welke voor een bakkei in de toekomst onontbeerlijk zijn. Slechts var u, bakkersbazen en -zonen hangt het af var deze nuttige middelen welke u met kwistige hand toegeworpen worden, profijt te trekken Als derde oorzaak van het zedelijk verva van ons vak, meen ik te moeten wijzen op hei zoogenaamde vrijheidsgevoel in het uitoefener van het ambt, dat voor vele bakkers zoo hooj geroemd wordt, en dat, gepaard met een vol komen gémis aan grondige vakkennis en eer bepaald gebrek aan eene goede vakleiding, ei onvermijdelijk moet toe bijdragen om he verval van het vak te bespoedigen. Misschier zal men opwerpen dat men vrijheidsliefde hoefr te bezitten, en dat geen dwangmiddelen mo gen gebruikt worden om ons doel, de eerher-i stelling van het ambacht, te bereiken. Inderdaad, men moet zijn vak iiefhebben en men mag erin waardeeren die vrijheid van handelen, dat is, dit eigen persoonlijk initiatief, die persoonlijke opvatting met hare natuurlijke gevolgen dat er meer zorg aan de vervaardi-ging besteed wordt, dat meer ziel, meer leven in het vak heerscht, welke ons vak groot maken, en waar onze geduchte tegenstrevers, de broodfabrieken, zich nooit zullen kunnen op beroepen. Maar dit vrijheidsgevoel, ontaardde in 't verleden al te dikwijls in onverschilligheid en leidde tôt onderlinge mededinging. En terwijl de kortzichtige bakkers onderling aan t twisten gingen, terwijl zij de eensgezindheid door hunne ikzucht uit het vak banden, be-i raamden intusschen onze tegenstrevers, van i gelijk welke partij of gezindheid, gezamentlijk i middelen om hunne waren boven de onze bij het publiek ingang te doen vinden, iets wat hun eenerzijds tengevolge der oneenigheid tusschen i de bakkers, en anderzijds tengevolge der ver-blindheid van het publiek, niet moeilijk viel. (Antwerpsçhe Bakkerszonen.) (Wordt vervolgd.) Zout. ; Nu het woord zoutschaarschte geen onbe-kende klank meer is, verdient de vraag de overweging, of zout een noodzakelijke levens-behoefte is. Al aanstonds weten twee Duitsche biologen te vertellen, dat voor den opbouw van het menschelijk lichaam en de instand-houding er van zout geen vereischte is. Bij sommige volkeren of stammen als de Kapa-Kaja's in Zuid-Guinea en de Mamberano's op hetzelfde eiland, zeggen zij, is zout tôt op he-den onbekend. De Wedda-jagers op het eiland Ceylon versmaden het zout, omdat ze denken, er ziek van te worden. De Bedoeïnen in Midden-Arabië eten het vleesch zonder zout en vinden het idee van ! gezouten vleesch belachelijk. Het verlangen naar zout is natuurlijk het ; grootst bij de volkeren die overwegend plant-aardig voedsel gebruiken. Dat het zout den Aziatischen Ouden onbekend was, blijkt uit het sanskriet, waar het woord ontbreekt. Als eerst bekende zoutzieders worden de Kelten genoemd, welke zich van de Westelijke naam-genooten afscheiden en zich in de omstreken van het Aralmeer en Kaspische zee vestigden. Uit het zeewater en de met zout doortrokken i planten werd het zout bereid. Eigenaardig is de opvatting van zout als symbool van vriend-schap en trouw. Zout en brood waren ook i zinnebeelden van genegenheid en liefde. En i noemt men tegenwoordig de kookster niet ver-liefd, die het eten te zout bereidde ? In het ; bijgeloof neemt zout een belangrijke plaats in : « mors vooral nooit met zout. » Bij een maal-tijd kon men met zout den duivel op een af-i stand houden. De eerste Germaansche Christe-i nen doopelingen kregen een mondje zout om : hen voor den booze te behoeden, heet het. Bij de Chirieezen ziet men de waarde van het I zout volgens hen pas goed in. Onder hun Goden ontbreekt de Zoutgod niet. i (Ned. Bakk■ Ci.) Over de Bakkerijtoestanden. 1 (Vervolg) Voor wat de samenwerkende bakkerijen of i coôperatieven betreft laten wij ook een vijftig-tal jaren achteruitgaan. Wat bestond er dan onder oogpunt van

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Add to collection

Location

Periods