De eenheid: weekblad voor practische Vlamingen

279 0
15 December 1918
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1918, 15 December. De eenheid: weekblad voor practische Vlamingen. Seen on 25 April 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/416sx64z26/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Nummer 4. Zondag 15 December 1918 5 Cèntiemen. DE EENHEID Abonnement : 2 fr. 's jaars. Weekblad voor praetisehe Vlamingen Mededeeiingen te sturen naar de Notarissenzaal, Winkelstraat, 1, GENT Practische wenken. Het vraagstuk eener Vlaamsche Hooge-school, die te Geiit zou gesticht worden, is veelzijdig. In dit artikel willen wij enkel op de nadeelige gevolgen wijzen, weike eerie volledige vervlaamsching der Gentsche Universiteit voor deze zelf en voor onze neringdoende buigerij na zich zou slepen. Wij gaan uit van de tabel der bevol-king der Universiteit gedurende het laatste jaar. Acadp Gezamen- Vreemde- misch jaar be^keing Belgen per province ljngen 1912-1913 1253 Oostvl. 405 298 Westvl. 198 Henegouwen 125 Antwerpen 65 Brabaiit 42 Luxemburg 34 Namen 31 Luik 29 Limburg 13 955 uit die tabel blykt, dat vooraf onze Hoogeschool omtrent drie honderd stu-denten zou verliezen; want, al ware het onderwijs er nog zoo degelijk, het is niet aan te nemen, dat Russen, Boelgaren, Turken, Chinezen, Braziliërs, Grieken, R)emenen, Serviërs, Portugezen, enz. Vlaamsch zouden leeren, ten eiude de lessen te kunnen volgen. Een wereldtaal, als het Fransch, leeren al die vreemdelin-gen graag om het groot nut, dat eraan vast is ; doch wat nut zou hun de kennis Tau het Vlaamsch bijbrengen? Niet het minste. Het missen van vreemde studen-ten is een eerste nadeel, dat eene vlaamsche hoogeschool noodzakelijk moet onder-gaan.Maar kan men veronderstellen, dat al de belgische studenten, die zich thans aan de gentsche Universiteit laten inscbrijven, in geval van volledige vervlaamsching, zouden blijven aankomen? Ook die vraag moet ontkennend beantwoord worden, en wel rooreerst voor de henegouwsche, de naamsche, de luilcsche en luxemburgsche studenten. Hun achterblijven beteekent eene niLuwe vermiudering van omtrent 230 studenten. Men mag niet meerder rekenen op het terugkomen van al de studenten uit de Vlaanderen. Brabant, Antwerpen en Limburg Zijn wij, zooals men in 't Fransch zegt " bon prince ,„ en nemen wij aan, dat slechts een vijfde van die studenten zou verloren gaan. Dan ware de slotsom zoo, dat de gentsche Universiteit, in plaats van rond de 1250 leerlingen te tellen, er geen 600 meer hebben zou. Behalve dat onze Hoogeschool in bevol-king aau het staartje zou komen der andere, — Leuven en Luik tellen over de 2000 studenten — beschouwen wij het verlies aan leerlingen onder een ander gewichtig oo6punt. Het aanwerven van vreemde studenten is onbetwist een feit dat grootelijks de belaugen van het land dient. Het is onmo-gelijk de gevolgen te berekenen, die hun verlies zou medebrengen. A.1 wat wij kunnen doen is de belangrijkheid ervan in het licht te stellen. Het is zeker dat de studenten, en wij bedoelen namelijk die der spéciale scholen, niet alleen deelen met de belgische weten-schap, maar ook in aanraking komen met het praetisehe leven. Zoowel op kunst- als op nijverheidsgebied, zijn zij een machtig middil tôt buitenlandsche verbreiding van de nationale producten. Jaarlijks werden door de Hoogeschool reizen ingericht, en de studenten gingen nadere kennis maken met onze industrieële inrichting, met onze groote fabrieken en werven. Later in hun land gekomen, waar zij allerhaude plaatsen bekleedden, was het dan ook natuurlijk, dat, als er aan-koopeu te doen waren, hun eerste gedacht was voor onze nijverheden, die zij kenden en leerden waardeeren. De vreemde leerlingen dragen er ook niet weinig toe bij den roem van onze scholen over de grenzen te verbreiden. Indien — en niemand twijfelt eraan — de spéciale scholen van Gent wereldbekend staan, is het dank vooral aan de vreemde-lingen, die, er gevormd, met hun aange-worven kennis den lof van hare geleerden mededroegen. Zou men, eenvoudig weg, dien liaard uitdooven, die ver en bij straalde met het beste deel van onzen luister, de Wetenschap? Enkelen hebben er de verplaatsing van ingezien, te Luik. Weten zij, dat Luik reeds overbevolkt is met vreemde leeilin-gen, en dat men uiet eene faculteit ver-plaatst als een gewoon meubel in een verhuiswagen ? Dachten zij dat het een gevoelige slag toebrengen was aan de wel-vaart van Gent? Vreemdelingen, die zich een verblijf aan Belgische hooffescholen kunnen toelaten, zijn gewoonlijk onder de armsten niet, en velen zou het verwonderen het jaarlijksch bedrag te kennen, waarvan zij den plaatselijkeu kleinhandel deden genieten. Wij besluiten, dat het eenvoudig af-schaffen der Fransehe Universiteit nadee-lig zou zijn niet alleen aan de Universiteit zelve, maar ook aan de algemeene wel-vaart der nationale nijverheid en wel in het bijzonder de plaatselijke belangen erg zou schaden. Aan den "Bien Public,, In d.en " Bien Public „ van 6 December is een artikel verschenen getiteld " Ce qu'il faut admettre et ce qu'il faut combattre,,. Dit artikel kunnen wij samenvatten met de volgende woorden : De vlaamsche Universiteit, te Gent door de Duitschers ingericht, mag noch rechtstreeks uoeh onrechtstreeks heropgericht worden. Maar er is toch ergens een vlaamsche Universiteit noodig om den vrijen keus van den huisvader te vrijwaren, Reeds vôôr den oorlog was de stichting van een vlaamsche Uuiversiteit. beslist en de regeering van den Havere heeft hare beloften dienaan-gaande vernieuwd. Dit artikel mag niet zonder tegenspraak blijven. Dat de stichting van een vlaamsche Universiteit vôôr den oorlog beslist was, is onwaar. De Regeering kan, ja, daarover allerlei beloften gedaan hebben. Maar beloften van eene Regeering zijn geene wetten. In België worden de wetten door de beide Kamers gestemd en door den Koning uitgevaardigd. Waar heeft de " Bien Public „ eene wet gevonden, waar-door een Vlaamsche Universiteit ingericht werd ? Dat te Leuven, in de Faculteit van Wijsbegeerte en Letteren, een begin van ontdubbeling der leergangen korts vôôr den oorlog ondernomen geweest was, weten wij zeer wel. Maar wij weten ook dat dit stelsel reeds tôt allerhande ongemakken aanleiding gegeven had, namelijk tôt de jacht op leerlingen. Wij zouden dienaan-gaande zeer nauwkeurige inlichtingen kunnen verstrekken. Indien nu de geestelijke overheid met de lessen van het verleden en vooral met de lessen van den oorlog geen rekening meent te moeten houden, indien ze in het ver-wekken van twee soorten vau bestudeer-den geen gevaar ziet voor de handhaving der belgische eenheid, indien ze niet beseft dat toegevingen die men doet aan de flaminganten, deze niet bevredigen maar alleen aansporen om meer en meer te eischen, dan is het hare zaak en niet de onze. Maar dat is geen reden om den Staat tôt .denzelfden stap te bewegen. Indien een vrije instelling met de eenheid van den Staat een gevaarlijk experiment kan maken, de Staat ten minste is tôt zelfbe-waring en tôt zelfverdediging verplkht. Nu een woord over den vrijen keus van den huisvader. Denkt de " Bien Public „ ernstig dat het, over het algemeen, de huisvader zijn zou, die over de keus der voertaal zou beslissen voor de hoogere studiën van zijnen zoon ? (Ware dat zoo, wij zouden zonder de minste vrees het experiment der ontdubbeling te Leuven afwachten : 95 huisvaders op houderd, of nog meer, zouden de aloude en beroemde faculteiten, met een wereldtaal als voertaal, den voorkeur geven. Maar helaas ! Hoe is de werkelijkheid ? In onze gestichten van middelbaar onderwijs bezit men dikwijls leeraars die om zoo te zeggen niets weten van de buiten-wereld. Soms zijn het knappe dichters, puike redenaars en zelfs goede philologen ; maar daarom zooveel te gevaarlijker. Zij zijn het, die met hunne mystieke woorden en gebai en onze jongens op hol brengen : Vliegt de blauivvoet, Kerelslied, Schild en Vriend, de taal is gansch het volk en geheel de romantische ideologie der drie zuster-steden. zijn het geliefdkoosde onderwerp van hunne lessen en voordrachten. Hoevele medeleerlingen heb ik destijds niet gekend, die op achtfienjarigenleeftijdalsbedwelmd stonden door die woordenkramerij ! Denkt gij dat de huisvader, die zeer dikwijls een eeuvoudige landbouwer is, nog met zulke zoogezegde " stambewu.-te „ jongens rede-neeren kan ? " Ik ga naar de vlaamsche Universiteit, zegt de gehypnotiseerde zoon.,, En de vader, die niet altijd wel verstaat wat er aan vast is, stemt toe. Dan komen de ontgooeheling, de zoogezegde miskenning van den misloopen jon-gen en zijn haat tegen al wat fransch is of «r maar naar riekt. Dan eischt hij de bestuurlijke scheiding, de ontbinding van den Belgischen Staat en de opslorping van Vlaanderenin een Groot Nederlcind. Wie heeft in dit geval de voertaal van het hooger ondei wijs voor den onervaren student gekozen ? De onverantwoordelijke leeraar... Wat kan het hem maken, als men maar zijne gedichten leest en ver-spieidt . Er is nogtans een deel van bovengemeld artikel, waarin wij met den " Bien public» t' akkooi d zijn, namelijk daar waar hij vergt dat, in Vlaamsch België, de ambtenaars die met het volk in betrekking staan, de taal van het volk moeten kennen. Op dat gebied hebben wij reeds dui-delijk stand genomen in Ons Programma (zie nr 1 van ons Blad). Wij ook zeggen : " de ambtenaars bestaan voor het volk en niet het volk voor de ambtenaars Maar, voegden wij er bij, " op dat gebied zullen " wij ons om den tuin niet laten leiden. " Dat de toestandeu van vôôr 1914 in ons " onderwijs, voor wat de vlaamsche taal " betreft,onvoldoende waren om vlaamsch-" kundige ambtenaren te vormen, blijft " nog te bewijzen. Dat men niet altijd den " gepasten man op de gepaste plaats be-" noemd heeft, nemen wij gemakkelijk " aan Wil men dat de toekomende rechfers en notarissen in de Universiteit van Gent een ernstig examen afleggen in het vlaamsch over strafproceduur en notarieel recht, dat men die leergangen — die sedert lang in het vlaamsch gegeven worden — niet meer toevertrouwe aan eer.en Olibrius of aan een anderen soortgelijkeu Klaais, maar aan eenen De Pelsmaeker bij voor-beeld. Maar wien tref't maar al te dikwijls de slechte keus van den titularis ? De flaminganten zelf en onze kiespoli-tiekers.Verdeis dient nog opgemerkt te worden dat het piactisch taalonderricht niet tôt het hooger, maar tôt het lager en middelbaar onderwijs behoort. In de Universiteit leert men uitsluitelijk " realia „, 't is te zeggen wetenschappen en bepaalde vak-ken. De taal is er enkel weiktnig en niet voorwerp van het onderwijs Dat de we-tenschappelijke voertaal nooit de ware moedertaal is, maar altijd een aangeleerde taal, zullen wij bij een naaste gelegenheid bewijzen. 80 7„ Flaijpnten of Vlamlnien ? Als wij tegen de vlaamsche Universiteit stand nemen, wordt er somtijds een eigen-aardige opwerping gemaakt : het belgisch leger, zegt men, begreep gedurende den oorlog 80 "/o Vlamingen ; velen onder hen konnen geenen graad bekomen, noch in de bureelen zetelen, omdat ze geen fransch kenden. Het grootste deel der gesneu-velden zijn Vlamingen. Een groot gelai officieren kenden geen vlaamsch, eDZ... enz... Daarom leve de vlaamsche Hoogeschool ! Wij moeten bekennen dat wij in die aaneenschakeling van gedachten niet zeer klaar zien. Daarom veroorlov.ven wij ons eenige vragen te stellen : 1" Is het in eene Universiteit dat men kaporaals, sergeanten en zelfs ondeiluite-nanten vormt? 2° Schikt men bij de toekomende vlaamsche Universiteit een regimentaire sehool te -voegen of een pupillenschool gelijk er eene te Aalst bestond vôôr den oorlog? Zou men, in dat geval, niet wel doen er ook eene bewaarschool bij te voegen ? 3° Zal men al de jongens van 6 tôt 14 jaar, in plaats van ze naar de lagere school te zenden, naar de vlaamsche Universiteit sturen, opdat ze allen eenen graad zouden kunnen bekomen in het leger of allen in de bureelen zouden kunnen zetelen ? 4° Hoe komt men tôt het besluit dat er 80 % Vlamingen in ons leger waren ? Zijn de Brusselaars, de Walen van Elsene, de franschsprekende Belgen van Gent, Antwerpen, Leuven, Kortrijk, Mechelen enz... daar niet inbegrepen ? 5° Gesteld nu dat Vlaamsch-België, aldus opgevat, 80 °/0 van onze soldaten geleverd heeft : Hoeveel flaminganten waren er onder die 80 °/« Vlamingen ? Een vieide? En onder dat vierde, hoeveel mis-leide, opgeruide, bedrogen jongens, die bij de eerste beredeneerde tegenspraak hunne dwalingen inzien? Maar neem nu een vierde van die 80 °/0 Zal men voor de giillen van dat vierde, de drie andere vierden over het hoofd zien, hunne belangen met voeten treden, en van Vlaamsch-België een achterlijk Land maken, het-zelve berooven van het machtig werktuig der internationale fransche taal, waaruit allen een zoo groot voordeel putten. Het bloed der gesneuvelde flaminganten, zegt men. roept om een vlaamscheUnivei siteit... Het bloed der veel talrijkcr Belgen die ge-sneuveld zijn om de eenheid van België te vrijuaren, protesteert tegen ailes wat die eenheid kan bedreigen. Wij zegden zooeven " voor de grillen van dat vierde „. In dat opzicht weten we een aardiggiapje te vertellen. Een lood-gietersgast van Gent diendeals eenvoudig soldaatin een onzer linieregimenten, ginds achter den IJzer. Telkens dat deluitenant van zijn peloton een bevel gaf in het Fransch, antwoordde hij " 'k Versta geen Fransch, mijn luitenant,,. En natuurlijk moest de luitenant, die ook een Gentenaar was en bovendien een oud-flamingant, de bevelen in het vlaamsch herhalen. Welnu op zekeren morgen kwam op het bureel der compagnie een boek voor den bewusten loodgieter : " Manuel du plombier-zi» gueur „. Zonder uitstel riep de luitenant zijnen onderhoorige en bestelde hem het boek met deze bemerking : " Maar 't is in het Fransch, jongen, en doorspekt met moeilijke technisc'.ie woorden „. — " Dat doet er niets aan. mijn luitenant, was het antwoord, ik kan fransch „. De luitenant was om te barsten van gramschap. Ook heeft hij sedert dien ge-noeg van het flamingantismus. Is het te verwonderen dat onze loodgieter eenvoudig soldaat bleef ? En wien moet hij het wijten, tenzij onze buitenlai dsclie Aktivisten?

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title De eenheid: weekblad voor practische Vlamingen belonging to the category Katholieke pers, published in Gent from 1918 to 1921.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Subjects

Periods