Het tooneel

1029 0
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1917, 21 July. Het tooneel. Seen on 20 April 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/5m6251gh9p/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Het Tooneel 2e Jaargang Nr 45 — 21 Juli 1917 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 10 Centiem Hebben wij Vrouwen noodigop het Tooneel? VICTOR DRIESSENS in «ROBERT EN BERTRAND». Mijnheer de Redacteur !... — Met groot on-genoegen — haast zou ik gezegd hebben : met verontwaardiging — heb ik het artikel gele-zen, waarboven uitdagend de titel prijkte : «Hebben wij op het tooneel mannen noodig?» 'k Vond het wel een beetje kras, ja, onchristelijk of liever «onmenschelijk», om zoo ver te gaan in z'n ei-schen. Ik ben een redelijk mensch en gun de vrouw — vooral de ongetrouwde — een plaats in sommi-ge maatschappelijke werkkringen naast den man, maar om ons nu zoo maar op een-twee-drie op zij te willen zetten, dat gaat te ver. Dat kan een ernstig' man, als ik ben, niet dulden. Juist het tegendeel van wat dat stukje bewij-zen wil, valt makkelijk duidelijk te maken. Ik zal heel zaoht te werk gaan en mij niet tôt bitter-heid laten vervoeren. Daarom zeg ik ook heel edelmoedig: Het zijn niet de mannen, die van het tooneel moeten worden verbannen, maar de vrouwen, die er o zoo gemakkelijk verbannen k o n -— den worden. Op historisch gebied wil ik mij niet eens bege-ven. 'k Voel heelemaal geen lust om te constatee-ren, wat trouwens mijn vrouw — nu, laat ik voor-zichtiglijk liever zeggen — wat Betsy zelf al ge-constateerd heeft, dat het tooneel van vroegere eeuwen wel vrouwelijke rollen, maar geen vrou-welijke artisten kende. En daar van het werk der tooneelspelers voor het nageslacht niets overblijft om te oordeelen, valt het bezwaarlijk te onder-zoeken «wanneer» het tooneel op een hooger peil stond: t o e n of nu. Wij hebben alleen geschrif-ten en die staan waarschijnlijk niets hooger dan de kritieken van den huidigen dag, waaruit de na-komelingschap desnoods wel min of meer de ge-schiedenis van het tooneel-van-nu zou kunnen op-delven, maar zeer zeker nooit, ook maar bij be-nadering, een juist begrip van het kunnen der hedendaagsche tooneelspelers kan putten. Ik zie er dus van af om eene poging tôt onderzoek te wagen om vast te stellen, of dekunstvanhet tooneel is gestegen dan wel gedaald, nadat het vrouwelijk geslacht de planken veroverd heeft. T1 _ i. A. „ „ Ik stem toe — en dat bewijst al hoe vrij ik ben, en tevens dat ik veel rechtvaardiger en gematig-der ben dan... dan Betsy — dat ' het Tooneel door het optreden en de medewerking der vrouw aan bekoring en aantrekkelijkheid ge-wonnen heeft. Ik geef ook graag toe — wat Betsy zoo in 't voor-bijgaan, als 't in haar kraam te pas komt, even aanhaalt — dat de vrouwen veel betere «komedian-ten» zijn dan wij mannen. Zij ver-staan in 't algemeen de kunst van komediespelen beter, maar waar het echter geldt groote, diepgaan-de effekten te bereiken, onuit-wischbare, overweldigende indruk-ker. te verwekken. daar'hebben de mannen altoos getriumfeerd. De groote dichters hebben daarom de groote, dragende rollen ook bijna uitsluitend voor mannen ge-schreven.Laat ik mij maar bepalen tôt dan grootsten tooneeldichter van aile eeuwen, Shakespeare. — Want de pasgelezen aanval van Léo Tolstoï heeft hem in mijn oogen niet van zijn verheven voetstuk gestoo-ten Ik zie hem nog altoos als de grootste der reuzen en geloof dat deze aanval hem niet zal havenen. Daarom kies ik hem met vertrou-wen als bewijs van mijn beweren en vraag of er in heel de tooneel-literatuur der wereld een roi te vinden is, — geschreven voor een vrouw, die ook maar bij benade-ring reikt tôt de eischen, gesteld aan het weergeven van figuren' als een «Hamlet», een «Othello», een «Koning Lear» of «Richard III» ?... III» ?.. HARR Neen. Geen enkele. En Shakespeare verstond toch werkelijk wel de kunst om vrouwenkarakters te teekenen. Wie weet tôt welken prijs hij die kunst heeft verkregen! Mannen - broeders, lacht niet om die verzuchting. Nu is het wel waar dat in latere jaren, in den modernen en in de hyper - modernen tijd, ver-scheidene tooneelsehrijvers en dichters aan de vrouw concessies hebben gedaan, — iets waarmee onze tijd van dekadentie ten opzichte van het zwakke geslacht nog al tamelijk verkwistend is wen eigenujK ae oragenae ronen nenrjen. Maar lieve hemel!... Wat zijn dat voor stuk-ken! Wat zijn dat voor rollen!, Stukken, die zich zelf in vijf of tien jaar over-leefd hebben. Stukken, waarover men binnen een minimum" van tijd zal lachen. Stukken, die men in latere jaren volstrekt niet zal begrijpen en die men nu ook niet begrijpt. En de rollen?■■• Louter zieke, perverse, gede-genereerde, ontaarde vrouwen! Louter raadsels, van hoogst raadselachtige natuur! Nergens een waarachtige, degelijke, echte, ge-zonde, oorspronkelijke vrouw. O zeker! Heel wat «onsterfelijken», die echter allang gestorven zijn, hebben van die romantisch-onnatuurlijke, scntimenteel-onware of gecompli-ceerd-onechte scheppingen van vrouw-menschen op hun kerfstok. Augier, Dumas, Meilhac, Ibsen! Ja, zelfs Ibsen! Niet alleen «Béatrix, de Madon-na der kunst, Adrienne Lecouvreur, Frou-Frou, Margaretha Gauthier», maar ook «Nora» en «Hed-da Gabier» behooren tôt de kunstig saamgeflan-ste, maar onwarc wezens, die den kerngezonden denker en anatomist verdacht-problematische her-senprodueten scbijnen. Modepoppen op 't veld der kunst en literatuur. Zij leven een menscïienieeftijd en Verdwijnen. Zelfs de degelijke bouw van een stuk kan ze niet redden. Als ge tegenwoordig in een stuk zoo'n flinke, kerngezonde vrouw ontmoet, gebeurt het niet zel-den dat de schrijver die geschapen heeft onder den indruk: die ro! moet door een man gespeeld worden! Daar hebt ge bijvoorbeeld «De Tante van Char-ley», een stuk, dat eenvoudig geen greintje suc-ces zou htebben, als een vrouw het in haar hoofd l kreeg die roi te spelen. Ondenkbaar, niet waar, Betsy ? Pènley, de geestige, 't zou haast durven zeggen ] «geniale» schrijver en tevens vertolker, van deze r prachtvolle roi, heeft door de creatie van dit stuk der mannenwereld — en de mannenwereld is toch eigenlijk nog wel de maat- en toongevende wereld — een grooten dienst bewezen. Maar er zijn nog oneindig veel stukken, die op • het Engelsche repertoire schering en inslag zijn ^ en die aan de beste Engelsche tooneelspelers ge-legenheid bieden om vrouwenkarakters te vertol-ken. Wie Dan Leno heeft gezien, heeft wellicht 1 den grootsten komiek der wereld en tevens den fijnsten vertolker van vrouwenkarakters aan-I schouwd. De nog niet lang gestorven tooneelkun-t stenaar leeft voor altijd voort in de herinnering van wie hem eenmaal zag. — Nu ja, een komiek! Maar dat is immers al gezegd: komiek zijn de mannen en door komiek*: overdrijving trachten ze ons bespottelijk te maken.Zoo hoor ik ai vele vrouwen roepen. Maar dat is nu eigenlijk juist het tragische van het ge-B val, dat wij niets anders dan den komischen kant van de vrouw kunnen reproduceeren. Tragisch na-r tuurlijk alleen voor de vrouwen die, althans voor t zoover 't het tooneel betreft, juist krampachtig grijpen naar mannenrollen en zich daarbij letter-1 lijk en figuurlijk vergrijpen. Want aile respect voor het talent van Sarah Bernhardt, maar aan q den «Hamlet» van een Booth, een Irving of een Forbes Robertson, een Rossi of Salvini of een Kainz... Maar waarom nog meer namen te noe-men uit de rijen der groote tooneelartisten van Europa, tôt wier hoogte de grootste tooneelspeel-t- ster van het laatste kwart der 19e eeuw volstrekt g niet heeft doen stijgen. e Ik zwijg hier opzettelijk over onze Hollandsche t Hamlet's: Bouwmeester, Royaards, Eberhard Erf-t man, en misschien nog anderen. Ik doe als in 't algemeen bij de kritiek gebruikelijk is: ik verkon- .v x ni « i t nn uxu iuaiviv i ». le dig den roem van den vreemdeling of van... de dooden. ft Dat is ook de reden waarom ik in hoofdzaak ie mijne voorbeelden in het buitenland zoek — en van onze tooneelspelers alleen nog de onvergete-n lijke Victor Driessens, de Belg, in beeld geef. Zijn r- portret in «Robert en Bertram» moge dit artikel [e verluchten, naast dat van Rosier Faassen in het-:e zelfde stuk. ;t Rosier Faassen, de Hollandsche acteur, die oor-is spronkelijk in het Fransch zijn rollen creëerde en I * slechts door toeval Hollander bleef; de artist met J I ( het ietwat ruwe masker en 't overgevoelige hart; * * de onuitputtelijke schrijver van volksstukken, als «Zwarte Griet», «Zonder Naam», «De Militaire Willemsorde; en tal van andere tooneelwerken; de mensch, die door allen, die hem kenden sym-vrou- pathiek werd gevonden, een eigenschap, die men niet gering kan schatten, wijl het de grootste ma- 1 stuk- te van levensgeschiktheid verraadt; de laatste van het roemruchte getal der onaangevochten en als over- grootmeesters van hun kunst erkende «Rotter-1 een dammers»; Rosier Faassen moge hier nog eens en in in veler herinnering herleven in de heerlijke pa-i die rodie «Robert en Bertram», een stuk, dat voor vele directies steeds de trekker was, die de kas weer sjede- moest vullen. En van de levenden noem ik naast Isels, Henri Poolman, alleen nog zijn directeur, D. G. van Eysden, als «Francientje», in «De Logebroe-. ge- ders». Piet Janssens n. Wanneer hij met die blijde tijding te huis kwarn, nioedigde zijn vader hem diep ernstig aan: — Houd maar goeden moed, jongen, ge zult uwen weg we[ maken, daarbij, komediespelen is het eenigste waar ge goed voor zijt... Dit tweede jaar nog presteerde hij «Gobbo Lan-celootv in <Dr Koopman van Venetië» naast heer Louis Bouwmeester «Shylock», heer Van Beem als de «oude Gobbo» en Mevr. Dilis als «Portia». Heer De Somme versperde hem den weg; ook trad heer Piet Janssens tijdens die twee eerste seizoenen zijner loopbaan in ondergeschikte rollen op, zooals men kan opmaken uit de hiernavolgen-de lijst: de knecht «Dominique» in «De Familie Rantzau», «Mercutio» in « Romeo en Julia», een «werkman», «Frans» en «St. Luc» in «Latude», de «beul» in «Katharina Howard», «Fouquier Tin-ville» in «Charlotte Corday», — de moordenaar Doghton» in «De twee Rozen», «burggraaf de Fullé» en de knecht «Gervais» in «De Gelijkenis van den Bohemer», de jonge boer «Thiebaut» en de veldheer «Xaintraille» in «Jeanne d'Arc», een «sergeant» in «Een beroemd Procès», de schoen-maker «Burks» in «Het geheim van den Blinde», de bakker «Ulewaert» in «Honger», «Martin» in «De Twee Weezen», de klerk «Koos» in «Eer-loos», «Sir Davison» in «Elisabeth», een «knecht en een «hoofdman der gezwoornen» in «Artikel 47», «tweede burger» in «Tomaso Aniello», een matroos» in «Othello», de notaris «Vachel» in De meesterknecht van het Porceleinfabriek», de matroos «Jan» in «De schipbreuk der Medusa», een «korporaal» in «Artikel 44», «Jonathan» in De Kinderroofster», «Drapier» in Margot de ' Bloemenverkoopster», een «rechter» in «Parisi-na», «Paddy» in «De Priester», «Thomasso» in «Bel Leil, de zoon van den nacht», «Angelotti» in «Flora Tosca», de «geheimschrijver» in «Het gebed der schipbreukelingen», de weve» «Spoel» in «Midzomernachtsdroom», de knecht «Thomas» in «De kleine Lord», de knecht «Ward» in «De Grolpot», enz. enz. Reeds tijdens het speeljaar 1892 - 93 was heer Piet Janssens tôt voile rijpheid gekomen en droeg men hem zwaar werk op. Zoo teekende hij o.m. «Jacob» in «Roze Kate», terwijl zijn broeder Willem 'Simon» weergaf. Zijn weg was gemaakt, en zonder gewichtige gebeurtenissen ging de tijd voorbij tôt de tweede oneenigheid het gezelschap van den Koninklijken Nederlandschen schouwburg andermaal verdeelde. Langzaam maar zeker was ondertusschen heer Piet Janssens op het voorplan getreden, eerst door het overnemen der rollen gespeeld door heer De Somme, en later door heer Laroche op te vol-gen.Tijdens die tweede periode zijner kunstenaars-loopbaan speelde heer Piet Janssens o. m. : — «Thieux» in «Slechte Herders» (O. Mirbeau),«Robert» in «Robert en Bertrand» (Bader), «Schut-ter» in «Eene arbeidersvraag» (Bolle), «Scholten» in «'t Scheepje» (De Vos), «Braem» in «De Wild-stroopers» (Scheltjens), «Van Zwinneling» in «De gekozene des volks» (J. Bruylants Jr), «F. Van Daele» in «Zijn laatste wil» (Roeland), «Kramers» in «M. de Vertegenwoordiger» (Roeland), «De Graeve» ir. «Lena» (Delcroix), «Pieter» in «Siska van Roosemael» (Van Peene), «Wormann» in «Muurbloempjes» (Blumenthal en Kadelburg), Vader Heinecke in «De Eer» (Sudermann), — «Wermelkirsch» in «Voerman Henschel» (Haupt-mann), -Koben» in «Op Hoop van Zegen» (Heijer-mans), Nol» in «Visscherseer» (Scheltjens), — «Fouché» in «Madame Sans-Gêne» (V. Sardou), Flaschman» in «Flaschman als Opvoeder» (Otto Ernst), «Don César» in «Don César de Bazan» (d'Ennery), «Van Bleck- in «De Maire van Antwerpen» (Fr. Gittens), «Kreon» in «Medea» (Le-gouvé), «Blender» in «Hoogste Plicht» (R. Ver-hulst), «Fierens» in «Eene uitvaart» (Speelmans), «Heilands» in «Een Herder» (J. Bruylants Jr.), «Nardus» in «Rivierschuimers» (Scheltjens), de «Prins van Bouillon» in «Adrienne Lecouvreur» (Legouvé), «Ricaudet» in «Het Zevende Gebod» (Heijermans), «Ulrichs» in «De Stroom» (Max Halbe), «Marat» in «Charlotte Corday» (Van de Ven), clgnacy» in «Opstanding» (Tolstoi en H. Bataille), «von Bonnewitz» in «Taptoe» (Beyer-lein), «Sterckmans» in «Een vijand des volks» (Ibsen), «Duif» in «Schakels» (Heijermans), — «Compagnon» in «Genoveva d'Urfi» (F. Gittens), «Janus» in «Janus Tulp» (J. Van Maurik), «Po-lonius» in «Hamlet» (Shakespeare), «Hanan» in Jezus de Nazarener» (R. Verhulst), de titelrol in «Neel de Stoelmaker» (Bolle), «Sichel» in «Vriend Frits» (Erckman Chatrian), «Monnaty» in «Sherlock Holmes» (Doyle - Gilette), enz. enz. Daarbuiten werd het verdedigen van gewichtige rollen in repertorium - sensatiestukken en uit-lieemsche possen hem toevertrouwd. De kroon zijner kunstenaarsloopbaan was echter de uitbeelding van «Shylock» in «De Koopman van Venetië». De weergave van dien perso-nage was een gevaarlijke onderneming. Het tooneel bestaat uit tradities, die over het algemeen gevolgd worden. Sedert Barbage, vriend en tijd-genoot van Shakespeare de roi schiep, volgde men den oorspionkelijken type getrouw in de groote lijnen. Hoogstens veroorloofde men zich eenige lichte wijzigingen. Is het dan ook te ver-wonderen dat de Shylockfiguren van Risso, Salvini, Henry Irving,, Possart, Barnay, Ant. Pee-ters, Victor Driessens, H. Laroche, Louis Bouw- MEJ. MARIA ABS. meester en Piet Janssens zooveel trekken van overeenkomst hadden. Dat heer Piet Janssens als «Shylock* meer bepaald aan Louis Bouwmeester berinnert, spruit niet alleen uit die tradities voort, maar ook uit het feit dat 't stemtim'ore van beide kunstenaars sterk opeen gelijkend is. Geestdriftig gewaagde heel de pers," destijds over die rolher-schepping, die dan ook de hoogste artistenvreug-de van heer Piet Janssens wrerd. Heer Piet Janssens betuigde steeds de meeste eerbied tegenover de kollegas, die zijn ouderen waren in de loopbaan, zooals de heeren Verstrae-te, Dilis, Lemmens, Van Keer e. a. en dit niette-genstaande hij op een gegeven oogenblik even zwaar werk als zij te dragen had. De tweede scheuring gebeurde als gevolg van de benoeming der heeren G. De Lattin en Fr. Van Laer tôt bestuurders. — Toen verliet ge den Koninklijken Nederlandschen Schouwburg? — Inderdaad. Zekeren dag dronk ik een giaasje bier bij heer Wens, wanneer heer Lemmens de herberg binnenstapte en bij mij kwam zitten. — «Piet», verklaarde hij, «er gaat iets leelijks ge-schieden» en daarmede bedoelde hij het niet her-benoemen van heer Van Doeselaer. «Zoo iets», vervolgde hij, «kan echter niet gebeuren, indien we allen samen aan hetzelfde eindje van het touw trekken. Eenige kollegas deelen reeds die ziens-wijze. Kunnen wij op u rekenen?...> — «Volko-men»,luidde mijn antwoord, en hij was overtuigd het goede recht terzijde te staan. — «En wat zal Willem doen?» vervolgde heer Lemmens. «Willem en ik», verklaarde heer Piet Janssens, «waren steeds twee onafscheidbare hoofden onder eene muts». Maar eensgezindheid is een zoo zeldzaam iets. Talrijke elementen waren tôt dit besluit niet te bewegen. Bij slot van rekening scheurden Liza en Philomena Jonckers, de heeren Van Kerck-hoven, Lemmens, Willem en Piet Janssens af, terwijl heer Van Keer hen na eenige twijfeling volgde. De zeven door het publiek gevierde herschep-pingsartisten sloten eene overeenkomst met heer Van Doeselaer, huurden den Hippodroom-schouw-burg, waar zij, onder de aldus bepaalde directie: Van Doeselaer, Lemmens en Co met «De vijf stui-vers van Lavarède» hun eerste seizoen, in 1907, openden. Deze vertooning was eene gebeurtenis van be-lang, die heel wat Antwerpenaren naar het Zuid-kwartier lokte. Zelden woog de taak, door de schouders van tooneelmenschen te torschen, zoo zwaar. Zij hadden hunne onderneming stout aan-gepakt, en om daarvan maar een flauw denkbeeld te geven, zal het volstaan met te melden dat het afhuren der zaal alleen eene ui'tgaaf van 28.000 franks vergde. De meeste der ondernemers beza-ten geene fortuin, maar zij konden aanspraak maken op schatten van werkkracht. Heer W. Lemmens bewees, dat hij een flinke man van zaken was, als propagandist kon niemand heer Willem lanssens evenaren. Allen verhoopten den warm-3ten steun vanwege het publiek, dat hen liefhad, en zij bedrogen zich niet, want bij het sluiten i.7an het seizoen hadden zij eenen schoonen stui-/er verdiend. Voor het jaar 1908 - 09 werd het huurceel ver-loogd. Ver van af te schrikken spoorde die ver-•neerdering der uitgaven hen tôt vlijtiger werken aan. Uit ouderdomsredenen trok heer Van Doese-aer zich terug, terwijl heer en Mevr. Van Kerck-îoven - Jonckers van het samenwerken afzagen, ils gevolg van een opnieuw opgerakeld. jarenoud Teschil met heer Van Keer. Er bleven dus slechts rijf menschen aansprakelijk voor de uitbating. — Het bestuur «W. Lemmens en Co» sloot niet al-een met eene aanzienlijke geldelijke winst, maar sezat bovendien eene groote hoeveelheid schermen lie een niet gering kapitaal vertegenwoordigden. Na het afsterven van heer Lemmens en het leengaan van Mej. Liza Jonckers ging de ex-ploitatie van den Hippodroom - schouwburg in 1910 - 11, onder de leiding van de heeren Gebroe-iers Janssens en Van Keer door. Hetzelfde jaar nog overleed deze laatste, en nadat zij aan de we-luwen Lemmens en Van Keer hun aandeel in het îemeenzaam vermogen hadden uitbetaald, onder-lamen de gebroeders Janssens het vierde speel-seizoen, dat zij onder financiëel oogpunt op even schitterende wijze als de drie eerste malen ein-ligden.Nu echter rees er eene oneenigheid op voor let speeljaar 1911 - 12 met de beheerders van let Hippodroompaleis, die andermaal den huur-srijs wilden verhoogen. JAN DE SCHUYTER. (Wordt vervolgd.)

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title Het tooneel belonging to the category Culturele bladen, published in Antwerpen from 1915 to 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Subjects

Periods