Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad

1193 0
close

Why do you want to report this item?

Remarks

Send
s.n. 1917, 04 August. Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad. Seen on 25 April 2024, on https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/en/pid/q814m92j13/
Show text

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

4 Augusti 1917 Nr 31 40e Jaargang HET VLAAMSCH HEELAL Vrij en Onafhankeiijk Katholiek volksgezind weekblad voor Vlaamsche en Algemeene Belangen HV8CHRIJVINGKPRIJ8 Voor een jaar. . « fr. 5.— Voor 6 maanden » 2.75 Voor 3 maanden » 1.50 Voor Nederland » 5.50 Voor 't Groot Hertogdom Luxemburg. . » 5.50 Voor andere landen » 7.00 Dit blad verschijnt dan Zaturdag morgend.— M en teehent in bij den Uitgever en in aile postbureelen, alsook bij de briefdragers. Hoofdopsteller : JOHAN LEEMANS Deo Jurante Vincam ! Aile artihelen en mededeelingen moeten vàdr Bonderdag avond ten bureele besteld zijn, alsook de aa,nkondigingen. Afzonderlijke nummers van dit blad zijn te bekomen ten onzen bureale, Carnotplaats 65. — 1 O centiemen het nummer. aankondigiivghiiv Den regel fr. 0.20 Kleine aankondiging » 0.50 * Begrafenisbenoht » 5.00 Groote aankondigingen bij overeenkomst. Voor aanfcondigingen buiten de provincie, wende men zich tôt de Agencie HA.VAS, Martelarenplaats 8, Brussel, en Beurs-plaats 8, te Parijs. Voor aile andere aankondigingen ten bureele Carnotplaat* (Laar) 6S, Borgerhout-Antwerpen ZIEN EN OPMERKEN Onze uitmuntende medewerker j Yours, deed in een zijner laatste artikels uitschijnen, dat velen wel zien maar weinig opmerken. Het is een feit, zegde hij, dat wij, over het algemeen, heel weinig opmerken. We zien wel, maar we merken niet op. In andere woorden, de indrukken van buiten weerkaatsen we) op ons netvlies, maar onze geest vestigt er zijn aandacbt niet op. We kunnen dagelijks door dezelfde straat wandelen, en toch zullen wij op 't einde van 't jaar er nog weinig meer van weten dan... dat er huizen aan beide kanten staan. * * * Die opmerking is heel gegrond. Voor gewone menschen getuigt zij echter van weinig nieuwsgierigheid en dat is geen kwaad, voor anderen echter van zorgeloosheid en verwaarloozing. Er zijn menschen die moeten zien en toch niet zien alhoewel zij aangesteld zijn om te zien, en dit is een groot kwaad, omdat tucht, opvoeding en beschaving er door Hjden. * * * Over de geestelijke blindheid schreef Yours destijds ook een aantal artikelen, maar bij de vele zonderlinge blindheden, natuurlijke en andere, had hij nog kunnen voegen de politieke blindheid, de bestuurlijke blindheid, de policie-blindheid en meer andere, die bijzonder in 't openbaar, in de straten worden waargenomen. * * * Het is stellig dat, wanneer vele ambtenaars en bedienden, aangesteld om in 't openbaar ten belange van 't algemeen op te treden, wilden zien en opmerken, er minder klachten zou-den te doen, er minder misslagen en wandaden zouden te bestatigen zijn. Een waakzaam oog kan veel verhin-deren, veel bedwingen zonder zij ne toe-vlucht te moeten nemen tôt ruwheid of dwingende beteugeling. * * * De straatjeugd bijzonder zou op die wijze voldoende in toom gehouden worden tôt groot mit van openbare orde en wellevendheid. Wat zij doet en misdoet, is veelal de schuld van hen die niet zien willen, ofwel naar iets anders zien dan naar datgene waartoe zij aangesteld zijn. En niet alleen de straatjeugd, maar ook de volwassenen die meer in de straat dan in huis of in werkplaatsen leven, zouden door dit zien tôt betere gevoelens komen, of althans menige laakbare daden niet durven plegen. * * * Er zijn ook overheden die zouden moeten zien of hunne ondergeschikten wel zien, om hen aldus tôt meer plichts-vervulling aan te zetten en te toonen : dat zij aldus belang stellen in het goed zien en goed handelen dier ondergeschikten. Want niets zet meer tôt plichtsbetrachting aan, dan te weten dat de overheden belang stellen in de goede diensten der minderen, dat zij deze diensten waardeeren en aan-moedigen.• * *# Zien en opmerken moet samengaan om in openbare diensten de beste uit-slagen te bekomen. Het spaart tevens vele moeite, kosten en onaangenaam-heden ; bet voorkomt allerhande klachten over zorgeloosheid en miskenning ; het handhaaft rust en vrede, beschermt eigendommen en personen zonder geweid te gebruiken en bevordert achting en eerbied zoo wel voor overheden als bedienden. * * * De burgers kunnen thans ook veel leeren door te zien en op te merken. Zij hebben er tijd en gelegenheid genoeg voor en kunnen nuttige overwegingen maken, hetgeen na den oorlog hun in menige omstandigheid kan te pas komen. Men is immers nooit te oud om te leeren, maar ook nooit te oud om te zien en op te merken, om te oordeelen en te beoordeelen, bijzonder over de ijdelheid en slechtheid der menschen in deze ernstige en kwellende tijden. * * * Zien en opmerken is eene goede leer-school. Het kost niets en levert profijt op voor zich zelven en voor anderen. Politiekers, bestuurders, orde-hand-havers en andere aangestelden voor de behartiging van 't openbaar nut, zouden zelfs een hoofdpunt van dit zien en opmerken moeten uitmaken. Vele ellende zou er door verdwijnen tôt handhaving van orde en tucht, zoowel bij grooten als bij kleinen. J. L. DE TOESTASD HIER EN ELDERS NEDERLAND. — Niet enkel in zake van eetwaren geraakt Nederland uitgeput, maar ook in andere min of meer nuttige benoodigd-heden. Het smokkelen in tabaken sigaren moet thans zôô uitgebreid zijn, dat er gevreesd wordt voor een te kort in het inlandsch verbruik. Het paffen en rooken is voor velen een onmisbaar iets, bij velen zelfs een hongerverdrijvend middel, alhoewel dit slechts op eene aange-nomen gewoonte en niet op eene noodwendig-heid steunt. Maar zoo is het voor vele zaken, zelfs voor eetwaren. Het vleeschverbruik is niet onmisbaar voor eene goede gezondheid, maar de levenstoestanden maken het toch zôô, dat het een der minst mogelijke ontberingen is. Nederland is juist een land van tabak en vee, en moest in deze beide behoeften een te kort komen, 't zou voor velen eene onuitsprekelijke beproeving zijn. Intusschen wordt er voortdurend geklaagd over den slechten invloed der smokkelarij, waarvan de winst door de eenen in slempery wordt verkwist, terwijl anderen deze winst aanwenden om eigendommen te koopen en er zich warm in te zetten voor de toekomst. RUSLAND. — Er is nog niet klaar te zien in den binnenlandschen toestand van Rusland. Sommige Socialisten spelen daar eene verdachte roi en willen blijkbaar van geene vaste regee-ring, om zelven aan 't hoofd te geraken. Kerenski, ook een Socialist en Minister van Oorlog, biedt hen op aile gebied wederstand, om de regeering te vrijwarçja tegen overdreven-heid en voortvarendheid. De Republiek blijft niettemin in gevaar bij gebrek aan eendracht en gematigdheid. OOSTENRIJK. — De vredesbsweging neemt in Oostenrijk immer toe. Op de verslagen der dagbladen mag echter niet gebouwd worden, want deze geven niet altjjd den juisten zin weer van de woorden door Staatslieden gebruikt. Die woorden zijn dikwijls in stryd met eêne welgemeende vredesopvatting, zoo-dat zij niet kunnen uitgesproken zijn door hen die vrede verlangen of voor vrede ieveren. Wjj moeten dienaangaande veel geauld hebben om trapsgewijze de waarheid te ontdjferen in dit mengelmoes van tegenstrjjdigheden. SPANJE. — Dit land had deze laatste tyden ook af te rekenen met opstootjes en volks-oproeren Het beruchte Barcelona, de stad der dweepers die over eenige jaren verscbrikkelijke gebeurtenissen moest beleven, was er weer bij. Gelukkiglijk is die uitbarsting van gemaakte en opgezweepte volkswoede kunnen beteugeld worden, alsmede de zucht van enkelen om de I onzijdigheid van Spanje prijs te geven. Spanje heeft reeds veel afgezien sinds Koningin Isabella afstand moest doen van den troon oui plaats te maken voor de Republiek. Uitge- ! breide burgeroorlogen waren er het gevolg van. Sinds don Carlos geene aanspraken op den troon meer deed gelden, is vele oneenigheid verdwenen en 't Koninkschap wierd onder de | ; M wijze leiding van Alfonso opnieuw goed bevestigd. Zelfs de val van het Koningshuis van Portugal, heeft niet geschaad aan Spanje, dat voortdurend zij a eigen weg is gegaan en den binnen- en buitenlandschen vrede heeft kunnen be waren. Pax UIT DE GAZETTEN WERELD In vele steden en gemeenten worden de verzamelingen van plaatselijke nieuwsbladen met zorg bewaard, omdat zij doorgaans bijdragen bevatten die nuttig kunnen zijn tôt opheldering der plaatselijke geschiedenis. In enkele steden en gemeenten zijn die verzamelingen met meer andere tijdens den oorlog verdwenen of vernietigd. Dit is te betreuren. Maar wat nog meer spijt zal verwekken, 't is dat eenige dier verzamelingen zonder eenige noodzakelijkheid zijn vernietigd door zoo-geregde archivisten, die niet veel van archieven schijnen te kennen. Men noemt ons eene groote gemeente, waar zulk een onbezonnen feit onlangs moet gepleegd zijn. De overheid zou over zulke instelling beter moeten waken en belangrijke geschiedkundige stukken niet onvoorwaardelijk door onkundigen laten beheeren, althans niet door opgeraapte bedienden die hoegenaamd geene bevoegdbeid in zulke zaken hebben. Hildebrand SCHRIJVERS EN B0EKEN XVI EMIEL DE GRAVE 'k Zie me nog zitten in een hoekje van den spoorwagen op de lijn Antwerpen-Brussel, me vermeiend in den ouden Tybaert de Kater van Lodewijk Janssens, zaliger gedachtenis. Recht over mij zat een flink opgeschoten jong-mensch met een zenuwachtig oogknijpen en zenuwachtige trekkingen, maar overigens met vriendelijke, hartelijke oogen. Op een zeker oogenblik kruisten zich onze blikken, en mom-pelde glimlachend m'n medereiziger : Wie slim wil wezen, Moet Tybaert lezen. wat, zooals de lezer weet, het onderscbrift van dat scherpe hekelblad was, dat ten tijde van Lodewijk Janssens niet voor Vleeschouwer's Reinaert de Vos moest onderdoen. Die spreuk gaf aanleiding tôt een gesprek... over letterkunde, een gesprek dat duurde tôt ik mijn bestemming ber;ikt had. En ik nam van mijn medereiziger afscheid onder den besten indruk, maar zonder eens vernomen te hebben hoe bij heette. Op een Zondag echter, toen ik de statie van Berchem intrad, vond ik er mijn reisgenoot weder... met de pet van statieorerste op het hoofd. De kennis werd hernieuwd, en in plaats van af te reizen, bleef ik bij hem in 't statie-gebouw praten. Ik vernam dat hij eigenlijk op Stuivenberg in de bureelen thuis hoorde en dat hij soms 's Zondags hier, te Berchem, den dienst van statieoverste overnam. Zijn naam ? Emiel De Grave. Waarover twee vurige jonge kerels praat-ten, wanneer ze allebei tôt de gilde der « toekomstige beroemdheden » wenschen te behooren, moet ik niet vermelden. Hij had hier sn daar een stuk geschreven, o a. in de Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle, van Coopman — t1voor zooveel ik me berinneren kan — ; ik kwam juist een opgangmakende brochuur uit te geven over een gewichtig punt der Vlaamsche Beweging, en schreef hoofd-artikels in het toenmalige Brusselsch dagblad Het Vlaamsche Volk, ailes onder den deknaam ciien ik reeds had aangenomen en voor de serste maal gebruikt toen ik in de kazerne » 't Kasteeltje » te Brussel lag. Vlaamsche beweging... moedertaal... strijden... werken... letterkunde... handschriften... uitgegeven..., 3at is immers de « voois » van 't liedje op die iaren en in geestdriftige gesprekken. De vriendschap was beklonken en ze bleef ...tôt aan zijn dood. Maar met dat al had ik nog niets van hem gelezen, toen ik, in Juni 1897, van hem een afdruk ontving van zijn bundel Brem en Varen, door 't Davidsfonds uitgegeven. Ik weet niet of't iedereen zooveel genoegen doet sen werk van een vriend te lezen : 'k verbeeld me dan altijd dat ik zijn stem hoor en de uit-irukking van zijn oogen voor de mijne zie, wat ontegenzeggelijk het genoegen vermeer-iert. Wat er ook van zij, Brem en Varen beviel me opperbest, en ik bewonderde in den schrijver vooral zijn nauwkeurigen en nooit vervelenden opmerkingsgeest en zijn fijne zin-speling, als deze, die ik niet vergeten kan : " de landkaart, waar de vliegen zooveel steden bijgelegd hadden. » Ja, thans nog voel ik me het hart warm worden bij het denken aan die too bijzonder aangename uren die ik, in mijn ! A ; studiekamer, doorbracht bij het lezen van het j eerste werk mij uit vriendenhand toegezonden. Het tweede werk van Emiel De Grave verscheen in 1898 of 1899 in de Duimpjes-uitgave van Victor Delille, en droeg den heel eenvoudigen naam Sparrenegels. Indien ik er nog aan toevoeg de novelle Donr een Poort, later in het Belfort of in Dietsche Warande, wellicht na de versmelting dier beide tijdschriften — en juist weet ik het niet meer, en 'k kan het niet opzoeken — ver-schenen, dan heb ik den ganschen boedel op letterkundig gebied vernoemd van den veel-belovenden en zoo jong gestorven Emiel De Grave. 't Was een jongeling met heel veel kunstzin. Toen ik hem te Moortseele — hier in mijn afgelegen verblijf kan ik niet juist nagaan of het Moortsel of Moortseele is ; in aile geval niet Mortsel — bezocht waar hij statieoverste benoemd was en met zijn oude moeder verbleef, verraste hij mij door het toonen van een aantal scbilderijen van zijn hand, want ook met schilderkunst hield hij zich onledig. Liefst toch wijdde hij zich aan de letterkunde, die hem echter uitputte, want, naar hij mij verzekerde, schreef hij met verbazend veel moeite, wat niemand in zijn werk opmerken kan. Hij was uiterst kieskeurig op zijn taal en zijn stijl, en werkte dikwijls uren aan een paar zinnen, die nooit naar zijn genoegen afgerond, juist en sierlijk werden. Het schrijven, waar hij zoo bijzonder veel van hield, was voor hem een uiterst lastige en moeilijke taak, en 't schijnt wel dat hij daaraan zijn zenuwachtige trekken te danken had. Ook is het zeker dat er in zijn nalatenschap menige half afgewerkte of nog slechts begonnen schetsen moeten gevonden zijn ; althans hoorde ik hem meermalen spreken van dit verhaal of die beschouwing, en soms las hij mij, met zijn klare, beldere stem wel eens brokstukken voor, die ik echter in zijn letterkundigen inboedel niet terug-gevonden heb. Brem en Varen evenals de Sparrenegels zijn bundels schetsen en korte verhalen, want ik geloof dat hij het moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, tôt een doorloopend werk van eenigen omvang zou kunnen brengen hebben : dat ware een wat àl te zware taak geweest voor hem, die reeds bij een scbets zoo zwoegen moest. Maar die onderscheidene stukken van kleinen omvang mogen allen nauw-keurig ontleed en nagespeurd worden, zoo onder opzicht van vinding als van taal en stijl, dit is vooral het geval met Brem en Varen ; de Sparrenegels hebben er wel wat minder van, omdat in dien bundel meerdere stukjes voorkomen uit zijn allereersten schrijverstijd, welke hij voor de Duimpjesuitgave ver-zamelde.Wie Emiel De Grave ook kende, wist dat hij niet voorbestemd was om lang in ons midden te verblyven, en ook dat zijn stoere werken hem erg in zijn gezondheid benadeelde. Hij alleen scheen daar niet bewust van, en ik berinner me nog welke schrille tegenstelling hét was in mijn geest toen ik, te Moortseele in het statiegebouw, de flinke gestalte van den jongen man zag staan en hem hoorde roepen : N0..., partez! terwijl zijn oude moeder, met de tranen in de oogen, me uiting gaf aan haar vrees « dat heur Emiel geen ouden top zou scheren », vrees die een diepen weerklank vond ook in mijn ziel. Ten andere, wie zijn portret bpschouwd, zooals Flandriens Novel-lenbibliotheeh bet in een harer nummers wedergeefi — en dat zoo bijzonder gelijkend is — moet eveneens dien treurigen indruk opdoen. Als jonggezellen onderhielden we een tame-lijk drukke briefwisseling, doch toen ieder van ons beiden een eigen haard gesticht had, verslapte die, natuurlijk zou ik zeggen. En 't was me wel een onverwachte slag — niet-tegenstaande we hem hadden mogen ver-wachten s— toen het bericht toekwam van het overlijden van dien goeden vriend mijner jeugd, van dien geestdriftigen werker. Jaren zijn siudsdien voorbijgevlogen, nieuwe talenten hebben baangebroken, nieuwe richtin-gen zijn "ingeslaan, maar toch' zullen zij, die den jongen, stoeren werker gekend hebben, hem niet licht vergeten. En zijn Brem en Varen, dat het Davidsfonds zoo ruim ver-spreidde, zal elken liefhebber van gemoedelijke, fijne letterkunde steeds genoegen verschaffen, en dan ook leiden tôt de lezing van de Sparrenegels en van Door een Poort,... waarbij mij zelf nooit de droeve waarheid kan verheeld worden, dat elk dier werken een nagel geweest is aan de doodskist, die zijn jong lichaam in de aarde besloten houdt... Yours De inscbrijvingsprijs aan »t Vjlaamsch Heëlal, van hedeo tôt 31 December 1917, is ! a.oo tr. k

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software. 

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
This item is a publication of the title Het Vlaamsch heelal: katholiek - zondagsblad belonging to the category Katholieke pers, published in Borgerhout from 1878 to 1930.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Add to collection

Location

Periods