Antwerpen boven: orgaan der Groeningerwachten van Antwerpen en omstreken

751 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1915, 01 Decembre. Antwerpen boven: orgaan der Groeningerwachten van Antwerpen en omstreken. Accès à 19 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/s756d5qb53/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

VERSCHIJNT OM DE Orgaan der GROENINGERWAGHTEN VEERTIEN DAGEN van Antwerpen en Omstreken Men zegt dat 't Vlaamsch te ncet zal gaan.... 't En zal I Ailes voor Vlaanderen Geen rijker kroon Dan eigen schoon. On détruira peu à, peu l'élément germanique enBelgique.(Ch.Rogierl834). Men zal stilaan het Gertnaansch element (dit zijn de Vlamingen) in België uitroeien. . ■ La Belgique de demain sera latine ou ne sera pas. (Het franskiljonisme in 1915) Het herstelde België zal Latijnsch. zijn (d. i. Fransch) of zal niet zijn. ABONNEMENTSPRIJS . Vaor Antwerpen en onmiddellijke omgeving 'r- 1.25 per jaar Voor 't blnnenland (uitgenomen Oost- enWest-Y'Iaanderen) . - 2,50 » Voor Oost- en West-Vlaanderen bijzondere voorwaarden. mbn schr1jft in op het bureel va* het blad. Bureel en Opstelraad : : 't Hof van Keunen, Carnotpluais, 3g — Borgerhout :— Aankondigirgen volgens overeenkomst. Ongeteekende stukken worden niet opgenomen. Al wat dit blad betreft moet op ons bureel besteld worden. VLAANDEREN's HULDE aan HUGO VERRIEST '840 —den Pastor van te laride. — HUGO VERRIEST. k hebnooitmet hem gesproken. Eens, jaren geleden, toen ik 9 in eenzaamheid zijn voor- drachten had gelezen, wilde ik ik hem gaan opzoeken te Il 11 II II T . . , —:z== Ingooighem, om hem daar te zien te midden van zijn landslie, het simpele volk, waaruit hij optorent als een baak. Maar toen kwam weer tôt me door 'n tijdschrift het bericht, dat hij bestormd werd door veel mannen « met naam », en dan bleef ik maar thuis. Want naam heb ik niet, en zal er nooit hebben. Laat me gerust... Maar tôt mij den eenzaàt, die nooit sprak met Verriest, is toch de zindering van zijn woord doorgedrongen ; wel hebben ergens, naast het padje van mijn leven, pedanten gestaan, die met veel gutturale beredeneering me poogden diets te maken, dat Verriest een dilettant was, nog geen oogslag in't voorbijgaan waard... maar ik heb niet geluisterd naar het vijlengekras var hun ge-maakte klanken ; wel naar de zindering van dat levende en levendmakende woord van den ouden pastor omdat ik voelde en zag rondom hoe de studenten, het jonge volk, dat toen bij mij kwam opbiechten, groeide onder het gebaar van zijn mooie handen en den harmonieuzen adem uit zijn mond... Een vriend van me, een echt onderwijzer, zei me eens, in ijver ontstoken over zijn heilige taak, zijn « acte » van schoolmeesterschap op : « als schoolmeester, zei hij, wil ik leven en sterven ». Daarover een half woord. Verriest heeft het eerste « geesteslicht » aan-schouwd in 't Seminarie, waar Guido Gezelle, die toen ook schoolmeester was, hem de schellen van zijn oogen wegrukte, en de wereld liet zien, beglansd van zon. En hij vond de wereld schoon, omdat God ze schoon had gemaakt, opdat wij ze schoon zouden gebruiken. Hij leerde « zien » en « hooren » en « voelen », wat zoo weinigen nog kunnen : geen roering in de natuur, geen roep uit een menschenhart, gesmacht in den boezem, of vastgeklonken in woord of lijn of kleur, bleef hem vreemd... Als ik aan hem denk rijst voor me op het beeld van den forschen Renaissancegeleerde (en —• leeraar, den echten. uit de XVI eeeuw, die den geest verstond van de Ouden, en met de gedach-ten der Antieken als met spaden in den geest van zijn leerlingen schatten bovendolf van eigen visie en eigen werk ;... niet die pieterige humaniora-leeraar van de -XVIII en de XIX eeuw die nog wel op de groote schaal voortleeft, met zijn ver-bindings- en vervoegingschema's en niets .meer, die geslacht na geslacht de beste lagen van ons rijkaangelegd volk heeft verknoeid. Die leiden ons tôt voor de gesloten deur van dit hooge huis, dat is het humanisme, en laten ons kijken op dooden gevel ; maar Verriest was een van de weinigen, die voor zijn jongens, zijn discipelen, de poorten opengooide, en ze voerde in de strengschoone zalen, die zijpelden van 't licht... Voor hem was de schoolniet eene plaats buiten 't leven waar zij, die't hoogste menschelijk den-ken vereenzelvigen, de schoonste betrachtingen en den wetenshonger onvoldaan laten van hen, die naar hen luisteren ; zij is het voorportaal van 't leven, waar de zaken spreken door zich-zelf tôt het jong verstand, waarvan geen vezel of geen trilling aan de leidende macht ontsnapt. Zoo spreekt hij tôt ons. En naast Oud-Rome en Hellas wees hij hen naar de reuzen uit de naburige landen, naar Shakespeare, waarvoor de knaap Rodenbach met het hoofd « neen » schudde, maar bovenal naar wat zonder geweld en gemaaktheid gedicht en gedeund was in de « eigen, wonderzoete taie ». De Vlaamsche taie is wonderzoet Voor die heur geen geweld en doet »... hoe schoon kan dat Verriest zeggen, dat het van zijn lippen leekt, lijk water van een kristallen bekken... En terwijl hij leeraar was voor een klasse, groeide hij tôt leeraar van zijn volk. De eerste groote les, die hij ons leerde in dit nieuw ambt, was : Gezelle. Hebt ge hem gehoord, leeraar uit de poësis, met al uw gerammel van « figuren », en zilver-papier van « beautés littéraires » in uw * explications », hebt gij hem gehoord ? De beide Nederlanden waren nu zijn klasse geworden, en allen luisterden, reikhalzend, naar 't wondere woord, dat skoone Westvlaamsch. En uit de eerste ontwikkelde zich langzaam de eenige, de groote les ; die van den heiligen berg. Het volk, zijn volk van verwilderde stumperds, dat daar zieltogend ligt, en waarin hij toch nog maar altijd nog schoonheid vindt, zal weer op-leven ; reeds roeren de vingertoppen van het slapend reuzenkind, reeds schemert wat glans in zijn schoone oogen, reeds verkruipt een zenuw om den sluimerenden mond. Doodhem niet in zijn slaap! zoo zegt hij,werend. Ik waak bij hem als Nisus bij Euryaal ! Want weet ge wat onze Ziener, mijn meester, zegt, die 't was, waarin Vlaanderen zijn schoonheid en weerbaarheid heeft gespiegeld ; De peerdehoeven staan in 't zand, te Leyewaard gedreven ; maar keerwijs om naar 't Zuiderland geen twee, geen een op zeven ; ter Vlamingvaart zoo wilde elkeen : Ze gingen al, 't en keerde geen ! Dit zegt hij nu, de oude man, waarschuwend, tôt de groote, vechtende reuzen die zich ver-dringen op Vlaanderens bodem : « Mijn volk, mijnarm kind, slaapt ! Gij, reuzen, wie ge zijt, reuzen van 't Oosten, van 't Zuiden van 't Wes-ten, trapt het niet dood in zijn zieken slaap ; zieke kinderen doodt men niet... Eens was het gaaf en gezond, en 't heeft u de vrijheid geleerd, en tapijten geschonken voor uw konings- Zicht op de pastorij van Ingooighem. zalen, en beelden voor uw gangen, en goddelij ke schoonheid voor uw paleizen en muzeeën.. Trapt het niet dood, wie ge zijt, want het slaap onder de hoedç Gods... Het moet weer opfleuren en sterkworden en schoon...Mijnarm,armkind !» Met U, oude schoone Man, die zoo flink de vijf en zeventig dra°gt, zal ik wel nooit spreken, maar een eenzaat wenscht U van verre, dat Gij getuige moogt zijn van de verrijzenis van Uw arm weezenkind. Pastoor Hugo Verriest spreekt. « Het Vlaamsche volk, dat groot, dat edel » volk moet wederom onder de zon komen, leven, » roeren spreken, werken, in een woord bestaan. » — Geen ander volk, geen nieuw volk, dat volk. » Dat volk had vrijheid, als geheel Europa » nog in eene soort van dienstbaarheid stand en » den dwaog op zijn schouders en in zijn hert » gevoelde ; het Vlaamsche volk alleen mocht » van rechten spreken, zij ne prinsen en heeren » vrij in het gezicht kijken, en zeggen : » Wij willen.... » (Uit de Voordracht : Bond). * * * « Uit hf-t verre Vlaanderen ben ik gekomen » om hier voor UEd. in zoete Vlaamsche taal, te » spreken over mijnen gestorven maar onsterfe-» lijken meester, Dichter Guido Gezelle... » (Uit Verriest's Voordracht over : Guido Gezelle). * * * « Rodenbach, de twintigjarige student, was in » Vlaanderen een licht geworden, een vuur, eene » macht, eene hoop, eene toekomst ! » Wat ging hij worden ? » De Dichter, de Ziel, het Hert, de Geest, het » Woqrd van het Herwordend Vlaanderen ! » (Uit Verriest's Voordracht over : Albrecht Rodenbach). * * « Streuvels is een kunstenaar met het woord,— » en veel meer nog éen kunstenaar in de ziel. » Hij heeft en geeft eene kracht van leven, » en wilde ik den vorm van zijn wezen en zijne » kunst in één wooord bevatten en uitdrukken, » ik zou zeggen : een bloei ! » (Uit Verriest's Voordracht over : Stijn Streuvels). * * * » Er zijn in West-Vlaanderen in de vijftig » kostscholen. Zij omvatten daaromtrent geheel » het onderwijs en de opvoeding, en moeten van » onze Vlaamsche meisjes vlaamsche dochters » maken, vlaamsche vrouwen en Vlaamsche moe-•) ders van leegeren, van middelbaren en ook » van hoogeren stand. Ja Vlaamsche vrouwen en » moeders van hoogeren stand. » Wel de ziel van dit onderwijs is fransch. Er » valt daar niets aan te loochenen : de ziel is » fransch ». (Uit eene Rede van Pastoor Verriest in de Vlaamsche Academie). * * * « Ikverheug mij dat er iets roert in't beklemde » Vlaanderen. Ik ben gebleven een Vlaamsch-» voelende, Vlaamsch-denkende, Vlaamsch-wil-» lende Vlaming, hou en trouw aan mijn oude » levensleus : ,< Ons Vlaamsche volk moet her-worden uit de kracht van dit volk zelf ». (Zoo spreekt thans Pastoor Verriest. Zie Vlaamsch Leven, nr 8, Hugo Verriest en de oorlog, door zijn vriend J. Allegaert). Dr Jacob in ons midden. WELKOM ! Rodenbach verheerlijkte in een onsterfelijk gedicht Sneyssens, den Vlaamschen vaandrig die onwrikbaar streed en stierf voor zijn volk. Evenals tôt Sneyssens schreeuwde nu ook het franskiljonisme tôt de Clercq en Jacob : «Geeft u over !» en juichend klonk het antwoord: « Vlaanderen ! * De Clercq zij nu onze « vaanderik » in Holland, Jacob onze Sneyssens, hier, een Sneyssens die Vlaanderen ter zege leidt ! 3de jaargang, Nummer 16. Prijs : 5 Centiemen. December-nummer igi5 (B).

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Antwerpen boven: orgaan der Groeningerwachten van Antwerpen en omstreken appartenant à la catégorie Oorlogspers, parue à Antwerpen du 1915 au 1916.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes