Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1644 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1914, 25 Juin. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Accès à 28 mars 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/dn3zs2n11f/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

CAROLUS HET WEEKSLAD VAN DE VLAMINGEN PRIJS PER JAAR : voor België fr. 2.5 voor Nederland . . . . f 2.- voor andere landen . . . fr. 5.- ^—■www■ ■ i,m.j.j.> -- ^ jammmmmia. a—— 4e Jaargang, Nr 26 — Donderdag 25 Juni 1914 Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 217 *-■- -—-—ammcmemm .i__ . imii»y^amtgnsk t li * i ■! !■■ PRIJS PER NUMMER : 5 Centiemen Aile brieven en mededeelingen dienen i ten laatste Dinsdagavond ingezonden. 5LAL1 OrlXN IKUnPlLLL! WM« •*« « v« » « » Vlaminge/i, daar dreigt gevaar ! En lijk een trouwe wachter op zijn post, zoo roer ik den trommel en roep luid : Waak ! op ! eer het te laatls en de vijand vasten voet in onze stel-lingen verkregen heeft ! En dit gevaar is zooveel te grooter, omdat, terwijl er èn langs Fransch-gezinden, èn Waal-schen, èn officieelen "âme-belgischen" kant, eene hevige reactie tegen de Vlaamsche Bewe-ging is ontstaan, in onze eigen gelederen slechts mismoed en verbittering heerschen. De ellendige, walgelijke houding onzer volks-vertegenwoordigers gedurende de leger- en schoolwet, heeft eene dubbele nawerking in het Vlaamsche leger gehad : bij de jongeren heeft zij de bittere ontevredenheid aangewakkerd tôt een kamplust, die zijne uiting vindt in bladen lijk De Bestuurlijke Scheiding — en zoo wat overal — ook hier in Carolus, verschenen arti-kelen ; maar bij een veel grooter getal ouderen, heeft zij slechts ontgoocheling en mismoed doen ontstaan, die aile belangstelling voor onzen strijd heeft gedood. Ondertusschen kondigt de reactie zich drei-gend en somber ; nog bespeuren wij ze slechts aan heel kleine uitwerkselen, maar de rampza-lige, vloekbare schoolwet die wagenwijd de deuren voor de tweetalige verbastering open-zet, die officieel het Fransch in Vlaanderen binnenvoert, heeft een grondbegin daargesteld waarvan wij nu reeds heel den jammerlijken sleep gevolgen kunnen overzien. Vroeger reeds werd dezelfde taktiek gebe-zigd ; nu is ze officieel bekrachtigd en wordt, volgens deze methode, het aankweeken "der Belgische zieltjes" op groote schaal ingezet. Volgens die theorie is België niet, maar wel Vlaanderen tweetalig ; wordt het Vlaamsch op denzelfden voet als de Waalsche dialekten gesteld, terwijl het Fransch (het Brusselsche Beulemans, a. u. b.) de ééne gemeenschappe-lijke taal daarstelt, het hechte cernent waarmee Waalsche en Vlaamsche tôt de ééne fransch belgische ziel worden samengemetseld. Het droevigste is dat onze eigen voormannen, niemand minder dan een Kamiel Huysmans, deze tweetaligheid van Vlaanderen aannemen en met naïeve edelmoedigheid in de bres sprin-gen voor een paar honderd verfranschte aristo-kraten, maar heelemaal de rechten vergeten van de duizenden en duizenden Vlaamsche koelies i die in het Walenland hunnen kost moeten verdienen. Hé ! gij denkt misschien dat de beruchte brief van de Broqueville aan Crawhez en de Bracquonnier slechts een ijdel woord is ge-weest ? De katholieke minister die in zijn eigen arrondissement, in de zoo door en door Vlaamsche Kempen, het stichten van een katholieken Vlaamschen Bond heeft tegengewerkt en zelfs uitdrukkelijk verboden, heeft ondervonden dat onze beweging een gevaar was voor de "hoogere belangen der politiek". Overal is het ordewoord gegeven en de anti Vlaamsche werking, syste-matisch doorgedreven, laat zich voelen. Het tweetalig treinboek zal worden afge-schaft : er zal niet eene Fransche en eene Vlaamsche uitgave komen ; neen, maar eene Fransche en een tweetalige ; ééne voor België en eene voor het tweetalige Vlaanderen, dat zijne oude leus "In Vlaanderen Vlaamsch" nu maar voor goed in den zak moet steken. Joost, in zijne zoo merkwaardige kronieker in het "Handelsblad", heeft een paar andere kenteekenen van die officieele reactie aange duid : de loensche pogingen om de Nederland-sche vertalingen van lastkohieren en andere stukken te doen wegvallen, en de innige liefde waarmeê deze vertaaldienst steeds door het hoogere bestuur bejegend wordt, het rond-schrijven van den minister van wetenschappen en schoone kunsten, bevelende dat de programmas der prijsuitdeelingen Fransch zullen zijn voor het Walenland, maar alweer tweetalig voor de Vlamingen. Het meest bedroevende kenteeken van die officieele tegenwerking is wel het feit dai Antwerpen, het gemeentebestuur ten minste, ' dit jaar het elfde-Juli-feest niet zal vieren. Antwerpen, die wij tôt nu toe aanzagen als de Vlaamsche stad bij uitnemendheid; Antwerpen, , onze laatste veste, het Mekka der Vlamingen, , waarop aller oogen gevestigd bleven... De î beiaard zal niet spelen van zijne torenkransen, het stadhuis zal niet bevlagd zijn, de school-kinderen zullen geen verlof krijgen, de elfde î Juli zal voorbijgaan zooals een anderen dag. 3 De gemeenteraad in zijne alwijsheid heeft î bevonden, dat hij afbreuk zou doen aan de hem zoo dierbare onzijdigheid door dezen dag te ; vieren — en aan de feestgezinde Vlamingen heeft ; men heel eenvoudig gezegd dat zij, tien dagen later, op onzen officieelen nationalen feestdag, î rijkelijk hun hart zouden kunnen ophalen aan driekleurige vetpottekens en lamme Braban- 1 çonnes. 3 De leeuwen mogen niet dansen ; ze moeten t onzijdig zijn te Antwerpen. 2 Maar eenige dagen geleden, werd er te i Leuven, nog eene Vlaamsche stad, het vaandel ingehuldigd van de een of andere Fraternelle Wallonne, en dat gemeentebestuur achtte het geenszins noodig daar eenig blijk van onpar-e tijdigheid te geven. Wanneer te Bergen zes e Vlamingen eene leeuwenvlag toonen, wordt ë deze verscheurd en de stakkerds worden afge t ranseld. Maar als ze in het Vlaamsche Leuven, .i aïs spot en hoon voor de inwoners, een rooden haan willen inhuldigen, dan is er ontvangst op i het stadhuis, de heeren worden ontvangen door e den d. d. burgemeester en den eerewijn wordt er hen geschonken... natuurlijk op de kap van de Vlaamsche lastenbetalers. De redevoeringen e die er daar werden uitgesproken leze mejn in e de Lutte Wallonne ; men hoeft zelfs geen éner-t gumène te zijn om zijn bloed van ergernis te voelen koken, bij dien praat dien er daar, met i officieele goedkeuring van het onpartijdige gemeentebestuur, in het Vlaamsche Leuven i werd verteld. y Wij beleven droeve tijden ! En toch, dat ailes zijn slechts de voorteekenen van wat er nog e komen moet. t Daarom, meer dan ooit, is het voor ons allen , noodig voet bij stek te houden ; niet toe te i. geven aan de neerslachtigheid of den mismoed e die ons soms bekruipen mochten. Weert de i, schurftige schapen uit uwen stal, jaagt de i, vroede gemeentevaderen weg als ze hun plicht e niet doen ! En ten slotte, als laatste wapen, i, blijft de bestuurlijke scheiding nog, waarvan I- we zelfs graag het "bestuurlijke" lieten weg e vallen, als ook die oplossing ons niet mocht voldoen. ft Een Enerqumène Flamingant. In 't Atheneum g. — in Men zou werkelijk meenen, dat de heer n- . prefect Loos, aangemoedigd is door het protest dat van uit de Vlaamsche bladen tegen hem în opklonk ; want hij gaat voort, op de stoutste wijze onze taalrechten in het Atheneum te kren- te ken en de leerlingen te tergen. el Zijne houding tegenover den "Vlaamschen le Bond" werd in ons vorige nummer bondig et uitgelegd; doch het is dien heer niet voldoende r- aile mogelijke pogingen aan te wenden om de es eenige flaminganten-vereeniging die aan het dt Atheneum bestaat, te niet te doen — ook in de e klassen schijnt hij er genot in te vinden, den n, meest ongelooflijken hoon aan de Vlaamsche ;n studenten toe te brengen. )p Stelt u voor : de leeraar van Nederlandsch or voor de hoogere Latijnsche klassen werd op dt pensioen gesteld en vervangen. Het is dan de în gewoonte, dat de studieprefect in enkele woor- ;n den den nieuwen leeraar aan de leerlingen in voorstelt.Wie had er ooit durven denken, dat in :r- onze stad die voorstelling van een leeraar van te Nederlandsche taal anders zou gebeurd zijn et als in 't Nederlandsch ? Welnu, ons potentaatje ge Loos heeft het goed gevonden, in de 3e gr. Lat. ;n klasse, bij 't begin der Nederlandsche les, zijne rede in het Fransch uit te spreken ! es Dit ongehoord feit bewijst eens te meer de )g belachelijke kleingeestigheid van den heer Loos. Deze is net zoo'n klëin kindje, dat baas m wil spelen over zijne maatjes en al zijn fanta- te ziekens wil doordrijven, wat het ook kosten i Menqelwerk van "Carolus" Jongensbiecht Mag ik u even deze historié vertellen ? Er zijn momenten in een menschenleven dat men er geweldig aan houdt een avontuurtje te ver-halen aan wie het wél hooren wil. Niet dat ik misschien meer en belangwekkender avonturen heb doorleefd dan anderen. Om eerlijk ôp te I biechten, ik heb gedurende mijn vroolijken studententijd nogal eens 't nachtriddertje ge-speeld. Ik was zoowat 't verloren dichterken dat met zijn gulden lier op zwier gaat en alhier aldaar een minneliedje wist te meystreelen voor een verliefd meisjeshart. 0 ! ik heb de laê van mijn schrijftafel maar open te schuiven en ik vind er een boel dingen waaraan de pit-tigste en zonderlingste anekdoten verbonden zijn. Ik vind er foto's van tal van pronte deer-nen, liefdebriefjes vol dwaze sotternijen, klis-kens hair, zonneblonde en ravenzwarte, zijden lintjes en strikjes, gedroogde vergeet-mij-niet-jes en verwelkte viooltjes, spiegeltjes, batisten zakdoekjes, waaiertjes met perelkens en kla-tergoud versierd — en als ik al snuffelend die veroverde voorwerpen betast en bevinger en me de voorbije voorvalletjes weer herinner.voel ik in mij een giftig-zoete weemoed opwellen, als wie na jaren een album doorblaêrt en er de beeltenissen in ontmoet van doode bekenden... En zoo ook is het gekomen, dat ik bij den aanblik van een reeds vergeeld meiskenspor-tret mij plots dan herinnerd heb de simpele maar na jaren nog bekoorlijke historié van Rebekka. Ik was in vacantie te Blankeberghe. Een suikeren-nonkeltje noodigde mij ieder jaar uit mijn verlofdagen aan zee te slijten. Voor een stadsjongen is dat natuurlijk een niet te ver-smaden buitenkansje. Nonkeltje hield danig veel van me, interesseerde zich aan mijn nog al schitterende studies en kon zich een breuk lachen, wanneer ik hem met de noodige kwink-slagen en fiorituurkens een brok uit mijn kost-schoolleven opdischte. Daar ik zijn petekind was, begenadigde hij mij van jongs-af reeds meer dan eenig ander familielid. Hij beroemde zich op mij, en bij kennissen en vrienden waar hij me soms voorsteide, stond ik aangeschre-uen als een genius des vaderlands ! Gelukkig dat het voor 't meerendeel weinig-ontwikkelde luitjes waren en ik met een niet te ontkennen radheid van tong en behendige woordspelinkjes mijn studentikooze prestige kon doen ophou-den. Als ik met oom maar een toertje wou ma-ken, dacht hij zich in de opperste hemelsferen. 's Avonds mocht ik doen wat ik verkoos, kreeg ik vrij-af. Ik bezat een sleutel van de voordeur en in mijn zakken klonk gewoonlijk 't drinklie-deken van een paar zilveren muntstukken. Oom was nogal royaal, liet zich gemakkelijk een veêr uittrekken. Ik had ginder gauw eenige kameraden opge-pikt van mijn allooi en in bende trokken we 's avonds op avontuur uit. Eens op 'n avond waren we er met z'n drieën uitgebold. We gin-gen een kijkje doen op den dijk. 't Kon half tien zijn.Vôor de café's op de terrassen wemelde 't volk. Elektrieke ballons stortten over de be wegende koppen een gulden lichtvloed uit, Er gonsde geroep van stemmen, getik van glazen en gevedel van symfonische muziek. Beneden, in een donkeren afgrond, lag de zee haar nachte-lijk lied te zingen. We stapten gezwind en, arm-aan-arm, paften Oostersche cigaretjes en bliezen rook langs neus en mond. We lachten en gekscheerden, zig-zagden tusschen de reien der wandelaars door, en lonkten begeerig naar de juffertjes, die ons in lichte zomertoilet-jes al giechelend of neuriënd voorbij-huppelden. We wandelden tôt op 't staketsel, We voelden de golven beuken tegen de houten pijlers in een geweld van schuim. Als we ons omdraaiden zagen we de gevels der hôtels met het monu mentale schouwspel hunner illuminatie... In den donker-blauwen hemel pinkelden sterren. We keerden terug. — Ha, riep mijn linker buurman opeens, Serafien is daar al met 'r orgel, jongens ! En inderdaad ze stond er. We verdubbelden onze passen. Serafien was een oude visschers-weeûw. In 't badzeizoen kwam ze iederen avond met een mekaniek piano-orgeltje op den dijk... Daar hield^ze eenvoudig bal. In wijde kringen omsingelden toeristen en vreemdelingen Serafien en in de opene ruimte dansten de paartjes, rokjes opgebold en hakjes lichtvoetig over de gladde plaveien trippelend. Na iederen dans ging er een klein pover meisken rond en ieder smeet goedwillig een nikkeltje in 't uit-gestoken tamboerijntje. Serafien's openlucht-bals verwierven grooten bij val. Meiskens en jongens, 't sprong allemaal mee in den dans en de oudere menschen stonden er vermaakt op te kijken. Men was volop aan 't dansen, toen wij ons dien avond bij de omstanders voegden. Altijd nog stroomde volk toe, schoven er meer kop-peltjes in den zwerm der danslustigen. Losjes-weg werd er gedanst, zonder ceremonieën en éenparig schuifelden de voetjes op de sleepen-de walsmaten. — M'n zolen jeuken al, lolde Frank die zich van mijn arm had losgerukt... Mijn andere maat stond een eindje verder te loeren. — 'k Geloof dat Lowie er eén in 't snuitje heeft, lachte ik. De dans was uit. 't Meiske met het tamboerijntje kwam rond. Serafien speelde nu een schottiske. Eenige paartjes deden er balletterige figuurtjes bij ; andere dansten zonder verderen omhaal. De jongens hielden de meiskes dicht aan de borst en knepen ze in de slanke lenden. Ze dansten hupsch de eene hand op hunne heup, de andere in de leên der meiskes. Er waren kerels die zotteklap vezelden in de oorschulp van hun gezellinetjes. Na den dans werd er eventjes gepoosd. De juffertjes wuifden met geparfumeerde zakdoekjes koelte op hun aan-gezicht. Van aile kanten riep men nu : — He, Serafien, den tango! — Hôlà, Seraphine, le tango s'il vous plaît ! — Oui... Oui... le tango !. 't Was een bestorming. Serafien moest er om lachen. 't Was iederen avond de clou van 't dansfeest. Serafien deed een veertje versprin-gen aan haar orgel, draaide opnieuw met den stalen zwengel. Er klom een blijtuitig roezemoe-zen van stemmen de zoele avondluchten in. Men riep : — Tournez Séraphine... tournez ! En welluidend borrelden de klanken door het gespannen stramien der piano en vulden de avondlijke zeelucht met hun meesleepende muziek. Mijn gezellen hadden met hun gewone vaar-digheid, ieder een meisje gekaapt uit den kring der omstanders en dansten met vlijtige aan-dacht... Twee elektrieke gloeibollen spoten over de dobberende koppen een bitsig-rood licht. Een onbreidelbare lust om mee te tan-geeren beving me. Nevens me stonden drie bakvischachtige meisjes. Het was als een im-pulsie. Met de driestheid en den durf die ik mezelf aanmatig, neeg ik me naar de grootste der drie, en nog voor ik uitgesproken had, haakte ze heur arm onder den mijne en ver-i voegden we de dansers.. We dansten... De tipjes van de voetjes vooruit,de armen lief en bevallig zwaaiend, met soepele lijfwendingen, zoo huppelde ze naast me... Ze was een beetje kleiner dan ik, slank en van een harmonischen lichaamsbouw. Als een doode vogel met opene 1 lamme vlerken donkerden de gitzwarte haar-vlechten, langs de slapen weg. Om ons ging het maat'lijk schuifelen der hakken, klonk de exotieke muziek van den braziljaanschen dans. Heupen schommelden, beenen plooiden en bo-gen, voeten trippelden in gelijkmatigen gang. Overal de aangezichten roosdeeen vinnig blosje.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Carolus: het weekblad van de Vlamingen appartenant à la catégorie Vlaamsgezinde pers, parue à Antwerpen du 1911 au 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes