Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1916 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1914, 08 Janvrier. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Accès à 29 mars 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/n872v2f58x/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

CAROLUS Ht I W btNULAU VAN DE VLAMINGEN PRIJS PER JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland . . . . f 2.— voor andere landen . . . fr. 5.— £e Jaargang, Nr 2 Donderdag 8 Januari 1914 Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : i, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 2178 r Kljb PtK INUMMcK : 3 Lentiemen Aile brieven en mededeelingen dienen ten laatste Dinsdagavond ingezonden. PlETER ÛORUS PIETER GORUS Men spreekt dikwijls van de Dendermondsche schilder-schooî, en toch heb ik er mij nooit kunnen toe besluiten, die benaming aan te nemen, omdat ze meer een etiquette lijkt, door gemakzuchtige critici uitgevonden, dan wel iets, dat aan een werkelijkheid beantwoordt. Want, even-als in de letterkunde de zoogenaamde Westvlaamsche school volgens Verriest's getuigenis niet bestaat en ten hoogste zou kunnen beduiden de schrijvers in West-Vlaanderen geboren, en die schrijvers als geheel genomen, zoo dient in de schilderkunst de term Dendermondsche school aïs aanwijzing van een zeker aantal schilders, die gewoonlijk met malkaar niet veel meer gemeens hebben dan den geboortegrond. Opmerkenswaardig is het zeker, — en 'k zeg het zon-der eenig "esprit de clocher" — dat, buiten de groote steden Antwerpen, Brussel, Oent, brandpunten van be-schaving, die natuurlijk veel kunstenaars leveren, er in Vlaanderen vooral twee hoeken met fierheid mogen wijzen op een groot aantal artisten : De West-Vlaamsche hoek bezuiden Leie en Schelde en de Dendermondsche streek. Hoe komt het, dat de gouw van Dender en Schelde schrijvers telt als Van Duyse, Hiel, Willem Gijssels, Herman Broeckaert, God-fried Hermans, Bert Van Driessche, — schilders aïs de broeders Verhas, Rosseels, Courtens, Willaert, het echtpaar Wijtsman, Broeckaert, Spanoghe, Gorus, Verstraeten, ja zelfs Knopff, — beeldhouwers als den te vroeg gestorven de Brichy ? In het Iouter toeval ? Dient hier gewezen te wor-den op het ambiant midden van familie of natuur ? Waarschijnlijk wel een beetje dit laatste ; onze streek is goddelijk schoon. En toch, om bij de schilders te blijven, een Dendermondsche school bestaat niet. De broeders Verhas, Ieerlingen van De Keyzer en die den invloed van Italie ondergingen, schil-derden vooral het anecdotische in het familieleven. M. R. Muther zegt van hen : « Les premiers en Belgique, ils ont su rendre avec un mélange de grâce anglaise et de finesse parisienne l'élégance des enfants de bonne famille. >• Dus : classieke techniek en aristocratische inspiratie. Rosseels was landschapschilder en stond onder den invloed van den Waal Baron. Met dezen, Hey-mans en Crabeels vormde hij "de Grijze School", de school van het droomerige, het wazige, van de zachte halftinten. En stel hem nu nevens Courtens, den genialen Titan onzer streek, die bedwelmt door den roes van zijn kleurenweelde en den stevigen bouw van zijn teekening. Dan weer een ander richting : het echtpaar Wijtsman, dat deel uitmaakte van den "Cercle des XX" uit "l'Essor" gesproten en te St-Joost-ten-Noode een vrije Acadamie stichtte. Strijders, met isor, Door Verstraete, Willem Vogels, Théo van Rijs-lberge voor het goede recht van de laat-geboren kinde-n : luminisme, pointillisme, néo-impressionnisme. Edmond Verstraeten, de stille werker, is te rangschikker i de school van Claus, of beter : is de evenknie van aus aan het worden, en Fernand Knopff is de verfijnde lortzetter dier dedadente — en, o, zoo mooie ! — kunsl in Gustave Moreau en Burne-Jones. Welnu, en die Dendermondsche schilderkunst ? Ten hoogste mag men beweren, dat Courtens invloed :eft gehad op Broeckaert, Gorus en Spanoghe, maai roeckaert zoekt thans meer naar teekening en synthese, vooral stemmings-schilder, Spanoghe lijkt me meei irwant met Rosseels en Door Verstraete en wat Pietei orus betreft... Ja, nu heb ik eigenlijk mijn onderwerp toch beet, en ih op ootmoedig mijn mea culpa omdat de inleiding zoc ng is, maar.kameraden, nu hoop ik ook dat wij het eens in en dat ge, sprekende van een schilder uit het land var ender en Schelde, niet meer zult pontifieeren ; "Hij be >ort tôt de Dendermondsche school" en daarmee dar lt nalaten, zijn werk wat van dichtbij te gaan bekijken. Rustende Zwervers Heel zeker is Pieter Gorus een schilder van het Dendermondsche, Hij kent onze streek van water en weiden, van dreven en kleine dorpen met innige huizekens en men voelt, hoe hij ze bemint en in die liefde gelukkig is. Dat is de hoofdtrek van zijn kunst, dat is de algemeene, eerste indruk, dien men opdoet, als men zijn tentoonstelling (*) bezoekt : die kunstenaar moet gelukkig zijn. Maar juist op dit oogenblik ziet ge, naast elkaar, Rustende Zwervers en Het Maansikkeltje en die tegenstelling is ongetwijfeld treffend, als ge den kunstenaar sedert enkele jaren gevolgd hebt : de eerste schilderij, een meesterstuk van stemmings-kunst en waarvan het plaatje hiernaast, naar ik vrees, niet al de diepte van die verlaten-heid en het goede van die rust weergeven zal, is nog ge-schilderd naar de oude manier van Gorus. Ze herinnert aan den tijd, toen deze kunstenaar zich verleid voelde door vorm en kleur ; de tweede, daarentegen, doet ons een nieuwen Gorus kennen : den zoeker naar tint en licht-effecten, maar toch altijd geleid door zijn frisch en jeugdig gevoel. Van de laatste manier, ik verhaast mij het te zeggen, houd ik meer. Ik heb, me dunkt, — als ge nu even toe-laat van mijn persoontje te spreken — al weinig of geene vooroordeelen, en vooroordeelen tegen nieuwe kunst-richtingen allerminst, en heb nooit dien onverklaarbaren afschuw voor pointilleeren gevoeld, die soms zoo vreemd aandoet bij kunstminnende lieden. Het pointillisme overi-gens is niet het doel van een schilder, maar wel een mid- (*) Zaal Aria, Bogaerdstraat,Denderraonde, van 25 December tôt 5 Januari. del en enkel de uitslag dient nagegaan te worden. Dat Gorus misschien, door te groote ontleding van licht en tint, iets of wat de teekening over het hoofd ziet, lijkt me dan ook een bijna fataal ge-brek, waarvan hij echter spoedigzal ontknechtzijn. Want zie eens zijn Eend-plas bij dageraad, dat noem ik een mooi stuk, dat is een uitslag van be-lang ! Hoe zuiver en innig heel die harmonie van mauve en groen en rose, en het trillen der geluk-kige verwachting van den glorierijken lentedag ! De Lentemorgen ook lijkt me zoo ijl-fijn van factuur ; zoo bevend is het licht in den ochtend en zoo won-nig is al de feestelijkheid van bloeiende appelaren. De Hooiers is treffend door de beweging van breede en eenvoudige, bijna-epische beweging van « le faucheux » in « Au beau pays de Flandre » van Lemonnier. Gorus is prachtig ook in zijn Herfstlandschappen, met, in de kloeke dreven, de gamma van okergele en roestende bladeren en rossen grond : Kastanjeboomen in den Herfst en Het Maansikkeltje doen peinzen op die machtige verzen van Verhaeren, den genialen zanger onzer streek : Quand les terreaux, déjà roussis et purpurins, Flamboient, sous les couchants mortuaires d'automne, On voit, d'un carrefour livide et monotone, Partir pour l'infini les arbres pèlerins. Les pèlerins s'en vont, grands de mélancolie, Pensifs, pieux et lents, par les routes du soir, Les pèlerins géants et lourds et laissant choir Leur feuillage de pleurs, de tristesse et de lie. Dan komt weer de bekoorlijkheid van die kleine dorp-kens, en die stille huizekens in zonnegestraal en purpere en mauve schaduw. En hoe guitig die twee of drie kermiszichtjes, met die helle kleurenwarreling, die klissen kinderen krioelend rond kleine tuimelaarkens. Dan weer staat men onder de macht van dit groote doek : Nakende Winter, waar water en lucht en mist zoo versmolten zijn in kille wazigheid. Zoo vertoont deze expositie een eigenaardig karakter ; ze heeft een groote beteekenis in het kunstleven van Gorus. De schilder staat op een keerpunt en laat ons nog veel moois verwachten van zijn frisch en bekoorlijk talent. Franz Df. Racicrr. Mengelwerk van "Carolus" 2 MIJN WONNIG LAND door OSCAR SIX Charel zag medeen de gezichten ver-anderen. Er waren lotelingen die hem kenden, om den halsvlogen, hem kusten en hem wilden naar de herberg mede nemen, maar gelukkiglijk en luisterde hij niet naar hun gedoen. Hij hield de oogen star omhooge naar den zolder of hij 't wezen van Arthur nog niet en zou ontwaren. En zie, hij trappelde van ongeduld, had vast de rieme van zijn broek ge-snoerd en de twee pijpen er van toege-bonden.Hij had in zijn handen gespuwd, van het in hem jagend geweld, en al medeen hoorde hij een juichend la-waai, zag een lijf rollen van den zolder, en stof dat omhoog wolkte naar rijn hoofd. En toen hoorde hij noch en iag, maar greep naar het rolleke met aeide handen, en verstond nog met der naaste : — 'Nen goeien, Charel! Twee-honderd-en-tien ! Loopt! loopt! of ik breek u de pooten ! Met wilde sprongen stoof hij voor- uit ; eerst verre wippend tôt midden in de strate en dan,met korte snelle pasjes de hielen slagend in trappelenden klets klankengeluid ; de vuisten aan de borsi vooruit, de oogen schier geloken en den mond gesloten, in duizelige vaart voor bij de huizen en de boomen, door de beemden, langs de velden, lijk de wind die waait in rechte lijn naar 't Pikkel teintje, hoog z'n klakke in de handen zwaaiend of hij zijne zinnen was ver-loren.De boerinne kustte hem van plezier, de boer droogde zijne tranen af en hei jonge vrouwvolk sleurde aan zijn armen en zijn lijf, hem betastend en be-gapend of het nu toch werkelijk de waarheid mochte wezen. — Wel, wel — hewel ! juichte de boerin, metjubelend gebaar —welCha rel jongen wat een vreugde, wat een vreugde! Kom binnen, 'k zal u drinken geven. Maar toch zulk een grooten nummer! Zeg eens Charel, en hoe is '1 geweest? Was hij aan 't dansen en aan 't springen, had hij vele leute? En dan — och jongen, onzen jongen toch ! Er uit gelot! Maar peinst 'nen keei Charel, en ze weende en ze danste van plezier. De bode kwam binnen met een brief. — Och wij en hebben nu geen nieuws meer noodig! jubeldez'het uit. — Arthur heeft een groot lot getrok-ken, bode, kom, ge zult met ons een glas wijn gebruiken... Angèle, kind, haal de glazen... De boer kwam boven met drie fles-schen ouden Pommard in den arm. — Kom, riephij —Gauw'nen kurken trekker, 'nen tire-bouchon en op de gezondheid van Charel ! » — Neen, neen boer, stamelde de vent buiten adem, op het groot lot van Arthur! 't Groot lot van Arthur, dat bracht de boerin een heerlijk gedacht in het hoofd. — 't Groot lot, maar sakkerdorie, bode zegde ze, als ze getikt en gedron-ken had, en de wijn al een beetje naar heur voorhoofd bloosde. — Sakkerdorie, bode, als ge voor Charel eens twee lotjes van de expositie gaaft. Hij kan hij ook het groot lot misschien nog wel eens krijgen ! En medeen betaalde ze den bode twee frank en gaf ze een groot wagenwiel, een splinter-nieuw stuk van vijf frank, in de twee lotjes gewikkeld, aan Charel. — Dat brengt geluk bij, jongen. Ge hebt het verdiend ! Ze dronken, ze schonken. De wijn ging lichtjes naar het hoofd en bracht bloemen op aller wezen. De bode moest voort, en Charel ver-telde van de loting. Hij wist nog dat de zoon van de mandenmaker eene der leegsten had getrokken, en Berten uit "De vier Stuyvers" was er uit. Maar verder en kende hij niets met zekerheid, en nu de wijn en de vermoeidheid van het loo-pen zijne beenen bezwaarde en kon hij schier met de uitgelaten boerin den rondendans meer doen. Zij nam hem onder zijn lange armen, die hij om heure lenden niet en durfde snoeren, en ze huppelde en zwaaide met hem rond, dat heel hetPik-kelteintje dronken scheen en ailes voor heur oogen in groote cirkels draaide. De boer loech hartelijk, de meisjes jubelden van uitgelaten prêt, en Charel zweette, huppelde en zong nu met de leutige boerinne aan het hart, wen verre weg verwarde dronken stemmen raas-den, en 't liedeken der lotelingen in de verte klonk : Rosa, Rosa, Rosalie, Ma bonne amie! III De dagen verliepen in gewonen gang. De lente kwam, de weiden werden groen en de bladers schoten 't allen-kante uit de losgebarsten botten van de boomen. De Paaschen zat in de lucht ; de hemel werd blauw, en heerlijk zou wel-dra 't herlevende getijde komen, met 't jonge schuifelend gejoel der kwet-terende vogels.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Carolus: het weekblad van de Vlamingen appartenant à la catégorie Vlaamsgezinde pers, parue à Antwerpen du 1911 au 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes