Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1114 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1914, 13 Août. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Accès à 19 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/4746q1v39b/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

CAROLUS HET WEEKBLAD VAN DE VLAMINGEN PRIJS PER JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland . . . f 2.— voor andere landen . . . fr. 5.— 4e Jaargang» Nr 33 — Donderdag 13 Oogst 191 Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 21 PRIJS PER NUMMER : 5 Centiemen Aile brieven en mededeelingen dienen ten laatste Dinsdagavond ingezonden. Brieven van een Hollander Als nu het aardsche procès een acuten vorm aannêemt, dan noemt men dat "oorlog". Er is geen grootere waarheid, dan die welke op het oogenblik aan Europa wordt gedemonstreerd. In vredestijd prikkelen de volken elkaar, benijden de steden eikander haar welvaart, worden op de wijze der leuteraars familievee-ten uitgestreden, en in de îamilies verzuurt men elkanders leven met humeurigheid en hatelijk-heden.Dat heeft in Europa zoo een halve eeuw ge-duurd. En opeens is er oorlog ; en de strijd wordt voortgezet in buitengewoon versneld tempo, en door iniddel van bajonetten en ko gels van allerlei aard. Indien ik wist dat met de indrukwekkende acuutheid, die we thans beleven, het menschelijk sociaal procès voor een tijdlang zou zijn uitgeput, en als de bajonnetten en de kogels eenmaal hebben ge sproken, aan de humeurigheden, de hatelijk-heden, de kleinheden en de venijnigheden van het burgerlijk leven voor een„poos een eind zou komen, dan zou ik wel gaarne me zelf verklaren tôt een voorstander van den oorlog. Stel u voor, dat de menschheid op de slag-velden al zijn venijn uitspuwde, en na den slag, gereinigd, gelouterd zou wezen tôt de intrede in het aardsch paradijs ! Maar het is niet zôô. We weten het maar al te wel : als de kanonnen zijn uitgesproken, dan begint het gebabbel van de kwade humeuxen, de leelijke begeerlijkheden, de lage verrade-rijen, die de tenue zijn van den burger, welke hem zeer van den soldaat in zijn waar pakje onderscheidt. 1k zou bijnabeginnen tegelooven, dat de oorlog een der hoogtepunten van het [ bestaan der volkeren was, — indien ik nie terdege wist dat ze een der laagtepuntei I vormt. Er zijn nog andere vergelijkingen tussche: burger en soldaat te maken. Ik heb hier i: Holland nogal tamelijk wat van de mobilisati gezien. En het trof mij, dat al deze wakkere jongen zoo netjes in het gelid bleven. Het is het gelii van de discipline, en wie er niet aan gehoor zaamt, heeft kans dat hij voor een geweerloo konit te staan. Maar er is nog een ander gelid dat van de beschaving. En hoe liepen we er o het uiterste oogenblik uit ! Wat maaklen oo wij, Hollanders, gebruik van de gelegenhei' om met de ellebogen te werken, en anderen i den afgrond te gooien. Daar was eerstens d winkelier die zijn prijzen met vijftig percer verhoogde. Men heeft er den man grove vei wijten van gemaakt ! Maar wat deed hij eigen lijk anders dan reageeren op de daad van don me benepenheid en sociale gulzigheid van de rijken meneer, die in de eerste paniekdage zijn voorraad en levensmiddelen insloeg. H is de verrader van onze beschaving, die zelf i den nood niet weten zal wat menschelijke soli dariteit is. Naast hem staat de kleine ploeteraai die zijn hebben en houden verkocht, om het or te zetten in erwten en boonen... die hij late hoopt met meerder winsten van de hand t doen. En daar naast nog weer al de steunpilare van onzen geldhandel, die op hun beurt wee gesteund werden door de Nederlandsche Bank — en die toch het bankbriefje van zich < trachten te schuiven — met hetzelfde gezich waarmee ze een of andere oplichtersstreek ui voeren. Zij allen liepen het eerst uit het gelic de vooze snaken ; en op hun voorbeeld volgd de groote bende dergenen, die men nooit ar ders ziet dan met den rug naar u toe — omd; ze altijd gereed staan om op den loop te gaar Het is op het oogenblik met geen mogelijk t heid te zeggen, of het Duitsche dan wel het i Fransche leger het beste gedisciplineerd is. Maar in het burgerleger van Europa zit de dis-i cipline er slecht in ; daar is het moreel zeer i laag, daar geven de officieren het voorbeeld e bij het sauve qui peut. Wij, burgers, zijn op het oogenblik niet aan s het woord. De ultima ratio régis buldert door i de lucht. En wie weet hoe lang het nog duren zal, voordat we het hoofd weer opsteken — p eerst vermoedelijk om te vragen of er niet een , kleine pauze gehouden kan worden in dat luid-p ruchtig inter-Europeesch gesprek ; en dan, of le de kanonnen niet als je-blieft heelemaa! hun i rnond kunnen houden. i En als 't dan eenmaal zoo ver is, en de vre-e de keert weer, dan zullen we eikander toch t even hebben aan te kijken, om ons een beetje te schamen wegens het feit, dat de militaire discipline nog steeds zooveel beter is, dan de i- civiele. n Ik hoop van dat aankijken en schamen mijn n portie te krijgen, — het zal de eerste adem-ij tocht van een nieuw leven, na de benauwing n van deze tijden zijn. X.X.X. 1 » > » " MENSCHENRECHT e Gelijk ons Vaadren voor des landaards vrijheid streden, r Sta ieder strijdbaar man, strydvaardig voor zijn land ; want recht is recht, en plicht gebiedt vooruit te treden, > tegen onrecht of roofzucht van een dwingeland. £ Doch ware elk land met zijn natuurlijk recht tevreden, it stonden de menschen in één Bond, steeds hand in hand : , f wat wapens dan gekroonde schuimers mochten sraeden, I" niets ware tegen 't volk zijn trotschen wil bestand. De fijd heeft nog dien Bond van Vrede niet gesticht : e 't kanon houdt op ons Land zijn vurigen mond gericht. Geen traan noch lafheid, in dien pijnlijksten nood : ,f waar Liefde zwijgt, spreekt moed, al kost het ook de dood ! Wie 't recht verkracht, onttrekt onteert zijn broederhand : Op, Belgen, dan ! ter vrijheid van ons Vaderland ! Ferdinand Rodenbach. Betere tijden ? De uitbarsting is gekomen. Met angst en weemoed zien we de lijken en de puinen zich opstapelen, maar ook met hoop dat de dageraad van betere tijden wellicht gloren gaat. Binnen enkele maanden, — misschien wel enkele weken, — wanneer we de zee der ge-maakte ellende zullen kunnen overzien, zal zich van ons een afschuw meester maken voor hen die de verantwoordelijkheid dragen van den rampzaligen tijd dien wij beleven, een afschuw zôô sterk, eene verachting zôô groot, dat hij onvermijdelijk leidenmoettot andere toestanden. In de verloopen drie kwart eeuw hebben we, ondanks steeds drukker volkerenverkeer, on-danks steeds menigvuldiger gedachten-wrijving, in een roes geleefd van : méér macht. De steeds zwaarder wordende lasten voor legers en vloten hebben aile volkeren onder-mijnd en de welvaart stop gezet ; de eindramp is gekomen ; daar is ze ! In den zinneloozen wedloop naar ruwe over-macht heeft het Duitsche rijk zich ontegenzeg-gelijk het meest onderscheiden : op zijne hoofd-mannen, op zijn keizer weegt dan ook een groot deel van de verantwoordelijkheid van den toestand die op eene wereld-ramp moest uit-loopen.De heele roofpolitiek van het Pruisische Duitschland was en is : wij baas, ik baas, en wee hem die ons in den weg komt. Aile gevoel van menschelijkheid, aile gevoel van recht moest wijken voor het chauvinisti-sche : Deutschland iiber ailes. We hebben daar dan ook een barbaren-geest zien ontluiken die onze eeuw ten schande is : het regiem van den sabel. Wie een sabel droeg was geeërd, was mees- Mengelwerk van "Carolus" HONORÉ GAAT BAKKEN m a m m a ^ Een verhaal uit het Vlaamsche Volksleven door Alfred Bogaerd Bekroond in den Letterkundigen Prijskamp van "Carolus" De groote fabriek lag stil in de lood-zware zonneblakering van den Zondag-achtermiddag.Midden het binnenplein, waarop, bij weekdag, werklieden bij tientallen gingen en kwamen, voerlieden sakker-den en het snorren der weefgetouwen onophoudend ronkte en gonsde, waren nu alleen twee musschen hun vleugelen aan 't bestuiven in een hoopje warm vuil zand. In den donkeren, koelen gang, die naar de straatpoort leidde, stond een venster open en bij dit venster zat Honoré, de huisbewaarder, pas uit zijn dutje ontwaakt, in den zetel van ge-wast linnen. Zijne pijp, al lang uitge-doofd, had hij op den richel geleid, waarop ook zijn elleboog rustte, en zijn blik, onder de pimpelende oog-leden, ging naar het doezelig hoekje der kleine keuken, waar Stance, zijne vrouw, de twee tassen van hun een-zaam Zondag-noenend-koffietje zonder haast stond af te wasschen. Honoré nam den gelen oliekop ter hand en wreef hem traag op met zijn rooden zakdoek. Maarhetwas duidelijk dat zijne gedachten elders doolden en dat er in zijn brein gewichtige voor-nemens aan 't ontluiken waren. Zoo verliepen vijf minuten ; en toen, nadat hij voorzichtig de pijp weer of den richel had neergelegd, sprat Honoré : — Stance, 'k geloove da'k weere gc bakken. Stance keerde zich om en bekeel haar man met groote oogen en oper mond. — Stance, hernam Honoré na eene poos, 'k zegge da'k geloove da'k weere ga bakken.. — Maar Verneste toch, kon Stance nu zuchten. — Ja, 'k zitte mij hier op te drogen, in die fabrieke. In de weke is 't eer geloop en 'n geweld om d'r zot van te worden, en 's Zondags is 't 'n dood kiste. Gij spreekt twee woorden en il twee. Dat veugelken daar in zijn muite zit hem dood te treuren en in de weke schuifelt het zijn borstje kapot tegen a 't geruchte op. 't Is hier zoo duistei onder die poorte da'k al de hoekskene van ons huis nog niet en kenne. Neen. 'k kan het niet meer uithouden. We gaan wij weere naar ons dorpken. waar de familie woont, en 'k ga weere bakken. 't Land staat nu in voile fleur, overal versch groen en frischheid er lucht. Neen, 'k en kan dien reuk var heete muren en kasseien niet meei inasemen... — Maar Verneste toch !... — Ge moogt vernesten tôt morgen-uchtend, maar 'k ga weere bakken. — Laat het ons liever nog wat pro-beeren ! We zijn hier pas 'n jaar. We zijn hier op ons gemak, vuur en lichi en woning, 'n goede daghuur... — G'hebt den bakkerstiel laten varen om- dat er niets mee te verdienen was, om i dat de koperetieven uit Gent het brooe : brachten met karre en paard, omda 't slavenwerk was, omdat... i — Stance, de tijden zijn veranderd 'ne Mensch moet ook al 'ne keer ver : i anderen. 'k Zegge da'k mij hier zitte te i sjagrineeren en op t'eten tusschen die hooge muren en onder dat vreeme ; werkvolk dat ons taie niet en spreek : — en 'k ga weere bakken en mijn loch tinksken bebouwen...— We hebben 'r ; beetje geld vergaard en we gaan 't ei aan hangen. Want moet ik hier no£ 'nen winter doorbrengen, dan moogde i mij met den uitkomenden naar da : schoon kerkhof voeren, met al die ar duinen kruisen en graven -- en 'k lage veel liever op 't onze, nevens moedei : en vader, onder 'n houten kruisken er : 'n bloemeken... i Zoo was 't gekomen, dat einde Jun Honoré Verneste en zijn Stance de i groote Brabantsche fabriekstad ver lieten en weer in hun Vlaamsch stede ■ ken aanlandden. Zij hadden er algauw een simpe ; huisje gehuurd, juist wat ze noodi^ hadden : van voren 'n plaats, met de deur op straat, waar 'n kleine too§ kon staan, en 'n laag venster met ber den om 't brood op te zetten en de glazen bokalen met spekken. Van ach ter, de trap en een tweede plaatsje, da Stance tôt beste kamer zou inrichten met de komode, het servantjen, de ronde tafel, de vier stoelen en de schoone koperen hanglamp. Verder uitgebouwd in den achteruit, een andei plaatsje dat tôt keuken zou dienen, er eindelijk 'n soort driekantig stalleken - bloot onder de pannen, met een breed 1 venster ; daar zou Honoré eens eene t bakkerij t'hoopeslaan, waar de menschen zouden komen naar kijken. Boven de twee kamers van 't eigen- • lijk huis was een ruime zolder ; Hono-; ré besloeg er eigenhandig de kepers ; van met balegoed, dat hij daarna be~ 1 plakte met gazetten. Aldus verkreeg t hij 'n aardige slaapkamer, met een vijf- - tal glazen pannen in elke helling van t 't dak, welke 's nachts, bij maneschijn, * als tien wakende oogen naar binnen ; keken. : Achter't huis lag 'n stuk land, met t langs weerskanten een haag, en, t'ein-dent, een droge gracht en verder 't open : veld. In 't driekantig bakhuis was natuur-i lijk geen oven gemetst, want het huis had nooit tôt bakkerij gediend. i — 't En geef niet, had Honoré ver-: klaard. Gemetste ovens, dat was goed - in 't jaar '40. We gaan wij 'nen ijzeren oven koopen, op vier pooten. Daar bakte van ailes in en da's onverslijt- I baar. Ge keert en ge draait dat naar-; volgens uw gerief, en ge zult 'ne keer : wat zien. ; Er kwam dus op zekeren avond eene ■ reusachtige ijzeren kas bij Verneste. : Drie gewillige buren hielpen Honoré aan 't lossen van 't gevaarte, dat wel t wat weg had van eene vleugelpiano. Maar het binnenkrijgen was een andere zaak. De smid moest er bij geroepen worden ; de vier pooten werden los-gevezen en omtrent middernacht kwam de oven, met veel gezweet en gewrong i door de nauwe deurtjes, in het bakhuis. Honoré had natuurlijk de maat niet

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Carolus: het weekblad van de Vlamingen appartenant à la catégorie Vlaamsgezinde pers, parue à Antwerpen du 1911 au 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes