Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1567 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1914, 02 Avril. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Accès à 28 mars 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/3b5w66br3k/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

CAROLUS HET WEEKBLAD VAN DE VLAMÏNGEN PRIJS PER JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland . . . . f 2- voor andere landen . . . fr. 5.— 4e Jaargang, Nr 14 — Donderdag 2 April 1914 Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 2178 PRIJS PER NUMMER : 5 Centiemen Aile brieven en mededeelingen dienen ten laatste Dinsdagavond ingezonden. Felibrige en Vlaamsche Beweging Sinds verleden week wordt hier te Antwerpen de aan-dacht der Vlamingen getrokken op het Felibrige. Op Maandag, 23 Maart, richtte de kring "Pro Westlandia" eene belangrijke voordracht in, in de feestzaal van het Atheneum. De heer Marcel Provence, bestuurder van een felibrigen-tijdschrift.sprak er over de beweging die ginder gevoerd wordt en over de herleving der Provençaalsche litteratuur, en bracht tevens aan de Vlamingen den groet over van Mistral. En op hetzelfde oogenblik dat hier een kletterend handgeklap den grooten man, wiens portret op het doek verscheen, begroette, zieltoogde deze ginder in zijn land. Die plotselinge dood, hoeft nu echter wel niet zoozeer betreurd te worden ; immers, Mistral had den ouderdom van 84 jaar bereikt, hij gaf ons wat hij geven moest, hij heeft de vruchten gezien van hetgeen • hij gezaaid had, en heeft het geluk gekend der erkentelijkheid van zijn volk. Het zal steeds met eerbiedige genegenheid zijn, dat wij aan dien mensch zullen denken, die in zijn werk. de teerste zielaandoeningen wist te doen leven in een geheel van groot-epische kracht, die zoo overvloeide van oprechte vaderlandsliefde en genegenheid tôt het volk, die zoo klaar politieke en sociale toestanden heeft begre-pen, en heel zijn leven heeft gewijd aan de verwezenlij-king van zijn ideaal, waar hij recht op afging, omdat hij het wist schoon en waar. Op de voordracht, hierboven gemeld, was heel veel volk opgekomen, en zelden zag ik de groote zaai zoo dicht bezet. Dit bewijst zonder twijfel, dat de Vlamingen zich bijzonder aan het felibrige interesseeren, en misschien wel vooral, omdat zij, wanneer ze de Provençaalsche met de Vlaamsche toestanden vergelijken, daarin eene scherp uitkomende analogie vinden. Ik denk altijd met een zonderling genoegen aan dat land. Ik ben er nooit geweest, maar in de werken zijner schrijvers ligt het zoo schoon voorgesteld, dat men onbe-wust verlangt in die streek te leven. Onvergelijkelijk mooi zien wij het in hunne boeken, als een paradijs, met zijn prachtige vlakten, heelemaal doorfilterd van zon, met zijn Alpillen, licht-blauw, versmeltend met de kleur des he-mels, met de bepoeierde witte wegen, eindeloos lijnend door de heerlijke zuidernatuur, waarin krekels zingen en waarin een ons vreemde wind ongekende melodieën fluistert ; met zijne Rhône, de groote voedster, die heel dat land doet leven. En daarin een volk, goed en blij, met eene spraak mooi-zangerig, heel en al geschikt om zijn gedachten en gevoelens te verklanken. Hoe aanlokkelijk dat beeld, vooral wanneer het u wordt voorgesteld door schrijvers van eersten rang, zooals Provence er bezit. Het is heel verrassend geweest voor gansch de wereld, die plotselinge opstand van die jonge dichters die in 1854 het felibrige stichtten, die beweging uitgaande van eene jeugdige intellectualiteit, die al hare krachten aanwendt tôt het opbeuren van eene dood-gewaande spraak. De taal die het volk in Provence spreekt is van Latijn-schen stam, heel en al verwant met het beschaafde Fransch ; het is éen van de vele dialecten die Frankrijk telt, en die allen overweldigd zijn geworden door dat van l'île de France". Maar toch is ze iets meer dan een gewoon dialect, immers zij vertegenwoordigt éene der twee groote afdeelingen waarin het Romaansch zich in den loop der tijden scheidde ; en in het begin was zij, de "langue d'oc", zelfs veel meer beschaafd dan de "langue d'oïl" die haarlater overwon. Langen tijd nu was in heel de officieele wereld die mooie gewestspraak vergeten en alleen het volk bewaarde ze zuiver en ongeschonden. We hebben hier dus -niet te doen met eene taal heelemaal vreemd, die, op vijandige wijze binnengeslopen, door aile mogelijke middelen het idioom van het ras wil uitroeien, maar wel met een zusterdialect, dat algemeen, door de Provençalen veelal zelf, werd beschouwd als meer beschaafd en meer geschikt om eene noodzakelijk geachte eenheid daar te stellen Die indringing van "beschaafd Fransch" in Provence heeft aldus eeuwen geduurd, en zonder het minste verzet; immers het volk was meestal overtuigd, dat het aan zijn dialect weinig verloor, en dat het daarentegen met een algemeen gesproken taal veel beter in de gelegenheid was gesteld van in een gedurig verband te zijn met het overige van Frankrijk, waar ook overal dezelfde taal heerscht. Nooit heeft Provence in zich de noodzakelijkheid gevoeld gescheiden te zijn van het overige des lands. Het bleef altijd zooals het was ; het kleine volk was tevreden met zijn gewestspraak en voor het overige gebeurt ailes in algemeen Fransch. De Félibres hebben echter daarin, en met reden, een oorzaak van verval ontdekt. Zij begrepen dat het eenige ware middel om de persoonlijkheid staande te houden, om het rasbewustzijn te bewaren, is, de natuurlijke taal, die leeft met den mensch, en zij hebben het belachelijke en het gevaarlijke ingezien van het systeem der taaleenvor-migheid, dat aan geheele landstreken een tongval op-dringt, omdat die in andere gedeelten des lands bestaat. Hunne beweging was volstrekt niet vijandig aan Frankrijk. Zij wilden het volk zichzelf maken, in zooverre dat die onafhankelijkheid overeenkomt met de Fransche' eenheid. Dat heeft Félix Gras, een der hoofmannen ginder, zeer goed uitgedrukt ; J'aime mon village plus que ton village. J'aime ma Provence plus que ta province. J'aime la France plus que tout, De Provençaalsche taal is voor die Iieden levend-schoon, door haar worden zij weer gehecht aan de vele bekoorlijkheden van hun land, alleen haar speciaal klank-geruisch is bekwaam hun gemoed weer te geven. Het is een beweging heel en al volksgezind, rustend op diepe studie van het volkskarakter en van de volksbehoef-ten, geleid door kerels die behooren bij het volk en die met zekerheid hunne beweging tôt een goed einde leiden, De toestand in Vlaanderen, al schijnt hij op het eerste zicht heel en al van denzelfden aard als die van Provence, is nochtans zoo heelemaal anders. Bij ons is het oneindig veel droeviger gesteld, Eene taal, heelemaal vreemd aan ons ras, verkankert stilaan al wat er gezond leeft bij ons volk. Qewoonlijk gesteund door het Staatsbestuur, aangemoedigd door de hoogere standen gaat die verkankering stil en zeker haar gang. En degenen die in de bres staan om ze tegen te houden, zijn verplicht een heel anderen strijd te voeren als die der Félibres. Immers, bij ons volk gaat het om iets veel hoogers dan uitsluitend om de taal. De Clercq heeft zoo juist gezegd ; Wie slechts de taal te redden poogden, Krakeelden om een ijdel woord. De vreemde overweldiging oirdermijnt het bestaan van ons ras, verslecht zijn stoffelijken toestand, verarmt en doodt het. Het leven dient gered en het brood verzekerd alvorens er zal gezongen worden ! De Vlaamsche beweging moet zijn een kamp voor maatschappelijke opstanding. te zelvertijd als voor cultureele herwording ! Om zoo iets hoogs gaat het niet in Provence. Het is daar meer een strijd, die zich hier in Vlaanderen reeds aankondigt, tegen een gevaar dat ons ras, zoo zwak reeds, nog zwakker wil maken ; de algemeene beschaafde uitspraak. In Provence was de "beschaafde uitspraak" ingevoerd. Hulde aan hen die het gevaar ervan begrepen hebben en den strijd ertegen hebben opgenomen. In Vlaanderen begint het pas. Het is nog tijd om er zoo hevig mogelijk tegen in te werken. Dat men zich een taal eigen make om zich overal te doen verstaan, dat geef ik toe; maar die dient dan slechts gebruikt in uitzonderlijke gevallen. Geen vereenigingen voor het bevorderen van het onnatuurlijk spreken, zelfs onder vrienden en in den huiskring. Geen brochuren om ons te "leeren" hoe we "natuurlijk" moeten spreken. Dat aile krachten zich ver-eenigen voor de hoogere doeleinden der Vlaamsche beweging, in plaats van zich te beijveren om Brabantsche of West-Vlaamsche gewestspraken, zoo sappig en vol schoonheden, te vervangen door een plat en wanluidend Amsterdamsch. Van dien aard is ook de kamp der Félibres. Het karakter van dat Zuidervolk verschilt echter geheel en al van dat der Vlamingen, en ik denk wel dat het daar-bij komt dat zij ginder middelen aanwenden, om hun stre-ven te doen gelukken, die hier bij ons op verre na geen afdoende uitwerksel zouden hebben. De Félibres willen heelemaal het verleden terug : hun volk moet de traditioneele kleeding dragen, de oude ge-bruiken herinvoeren, opnieuw de vergeten feestelijkheden vieren, enz. Het is mogelijk dat die handelwijze bij hen een goed resultaat geeft ; doch zoo zal het niet bij ons zijn, en daarom is het zoo gevaarlijk die twee bewegingen te ver-eenzelvigen.Al hetgeen vroeger in ons land bestond heeft weinig te maken met de toestanden waarvoor wij nu staan, en het is niet eene in eer herstelling van de lokale kleur, die bij ons eene afdoende uitwerking zou hebben. Onze taaltoestand is er een van den modernen tijd, en willen wij hem verbeteren, dan moeten wij den strijd aangaan met moderne middelen. Veel meer dan steeds aan het verleden te herinneren, moeten wij denken aarf de toekomst, en het volk doen streven niet naar eene werkelijkheid die vroeger in goede tijden bestond, maar wel naar een nieuw ideaal, heerlijk stralend in de toekomst, dat het zelf zal moeten verwezenlijken. Al heeft dus het Felibrige eigenlijk niets gemeens met onzen strijd, toch kan die beweging ons nuttig zijn en ons aanwijzingen geven.Het geeft moed en sterkte te zien, hoe die lieden ginder betrouwen hebben in hunne overtuiging en na te gaan hoe ze zich heelemaal ervoor opofferen En zij verdienen des te meer onze belangstelling, daar zij.bijna alleen uit den vreemde, ook gedacht hebben op ons Vlaanderen. Hunne mannen hebben dikwijls zeer vele din-gen begrepen die aan zoovele Vlamingen nog duisterzijn ; en ik verwijs hier slechts naar eene studie welke Paul Marieton, een der Provençaalsche voormannen, reeds schreef in 1883, waarin hij spreekt over de Vlaamsche beweging, en waarin hij de hooge noodzakelijkheid van het gebruik der moedertaal in de schoo! uitlegt. Dat wordt nu in ons land nog door zoo velen miskend ! Hulde aan de Félibres dus. AI kunnen wij ons niet heelemaal eens met hen voelen, hebben wij hun toch geen vingerwijzingen te geven, omdat zij zelf best zullen weten wat met hun aard overeenkomt. Het is onzen plicht ons aan hen te interesseeren, zonder echter hunne stelsels toe te passen op ons volk, dat een strijd voert veel hooger en schooner, omdat het die-per lijdt, en het zich moet opwerken tôt een toestand welke het zelf dient te scheppen in de toekomst. René Victor. Aanmoediging der Vlaamsche Letterkunde I. Door CAROLUS, het Weekblad van de Vlamingen, wordt een prijskamp uitgeschreven voor oorspronkelijke onuitgegeven Nederlandsche prozastukken, in volkstoon geschreven. Opstellen die door humor en originaliteit uitmunten worden gewenscht — zonder daarom de voor-keur te hebben. II. Aan elk der 10 beste stukken wordt eene premie toegekend van fr. 50.—•. Indien er minder dan tien mededingers bekroond worden, zullen de overblijvende pre-mi'èn gelijkelijk verdeeld worden III. leder deelnemer mag meer dan een stuk inzenden, doch bij gebeurlijke bekroning van meerdere stukken, kan hij slechts aanspraak maken op 2 premiën. IV. De stukken mogen niet grooter zijn dan 12 kolom-men van de plaats in CAROLUS voorbehouden aan het mengelwerk. Zij moeten door eene andere hand dan die des mededingers geschreven zijn — zoo mogelijk "ma-chien-schrift".V. De bekroonde stukken worden in CAROLUS afge-drukt, in volgorde door het lot aangeduid. VI. De handschriften moeten besteld worden aan het adres van CAROLUS, Offerandestraat, 8, Antwerpen, voor 15 Mei 1914. De keurraad doet uitspraak voor 15 Juni 1914. VII. Elke mededinger teekent zijn werk met een pseu-doniem of een kenspreuk, welke zal herhaald zijn op een gesloten omslag die den naam en het adres van den schrijver zal bevatten. VIII. De niet bekroonde handschriften blijven ter be-schikking der mededingers tôt 31 December 1914. De keurraad bestaat uit de heeren : Lode Baekelmans, Victor de Meyere, Léo Van Goethem. Mengelwerk van "Carolus" 14 MIJN WONNIG LAND door OSCAR SIX Hij breide wollen zokken, riep de honden,beteugeldemetdeherdersschup deweerspannige schapen, en als hij een blozende boerinne zag z'n kudde be-wonderen, trok hij fier voorbij en : — Bette kom hier ! Piet gaat over !... Boerinne goen dag, riep Seraphien, en Stafke die achter de kudde kwam, met beide kansels aan de zij, loech hi hi hi, dat heel zijn wezen beefde. Zoo ging de dag en kwam den avond, zoo trilden de snaren weerom, ;n herleefden de oude gewelven der kapel. En de zomer trok voorbij, de regen-tijd kwam, de winden, en 'tgeluid van de klokke in 't water. En eens, na vele dagen van over-vloedige regens, als 't water in kab-belende geultjes reuzelend van den Kemmelberg was gekomen, en reeds le Ieperleie meters verre buiten hareoe-yerslag gestroomd, was de dochter van Verbaere naar de markt getogen. 't Goot maar altijd of de sluizen des hemels vierkant stonden geopend, en }f ze de wereld wilden versmooren. Juist waren de suikerijen uitgedaan, en ontlooverd lagen ze veerdig op de akkers naar de zwarewagens te beiden. Maar van ten allen kante kwamen er heeldere zwermen aangespoeld, en dre-ven mede in den troebelen vloed. Ook takken van boomen, bladers en ranken draaiden in de strooming mede. En daar het geweldig voortging met gieten, zag Verbare zich in den achter-middag verplicht van Wartje met Brutus te zenden, om het meisje te halen. De wegen lagen overstroomd. De bergen aan de grens gaven water met stroelende rivieren. De staldeur ging open, en Brutus verscheen, de manen uiteen geschud, de glimmende haren gekamd,den staart met zorg gevlochten, en met een wui-vend strikske versierd, als op de groote dagen. En als hij stond te wachten op Wartje, die nog iets aan den teugel moest doen, beet hij op het knarsend gebit en bewoog hij den knikkenden kop, dat het schuim hem over de borst en langs de pooten broesde. Met de vol-zware heupen en kon hij geen oogenblik roerloos blijven ; allengskens begon hij van ongeduld te trappelen en te kappen met de voorste pooten op de sparkelende steenen. Wartje bracht hem over 't hof tôt buiten de groote poorte, en als Verbare hem gaan zag, kwam hij van fierheid genaderd. — Wat is het een heerlijke beeste geworden, zegde Domien. — Ja, boer... g'n zult dat nieverst in heel de streke meer ontwaren. — Allons dan, God bewaar je, wees voorzichtig, wei-je... en geen zottighe-den doen. — Neen, wees gerust... ik ben den kerel meester. Maar even spoedig daar Brutus begon te dansen, wipte hij er op, en daar hij dwars schier, met den kop heel leege naar de strate liep, riep Wartje : — Toe, toe, toe, zoo wilde niet, zoo preutsch niet, Brutus, al gaat ge de jonge boerinne halen. Hij sloeg hem met de hand in den nek en liet in zijne vingers z'n stroelende manen waaien. Ze kwamen allengerhand voorbij den vijver, en Wartje keek met ver-veerdheid hoe het water zwol, en hoe het reeds tôt in de gangen der hoeve, langs het uitgesleten trapje, en tôt over het wegelingske spoelde. Maar nu hij daar hooge te wiegen zat, kon hij verre zijn blikken over de vlakte laten dwalen ; en als ze voorbij de weide waren van 't Bellegoed, zag hij in de leegte geen akkers, geen beemden meer, maar hier en daar de kruine van een boom die uit het water stak, en somtijds nog het bovenste der hagen, die duizende suikerijen tegen hielden. En Brutus moest al gauw in den dans. Ze naderden den vloed; de hengst spitste de ooren, en begon geweldig door zijn neuzegaten te blazen. De lucht daverde van zijn mannelijk geweld, en als hij tôt tegen den balg in 't water zonk, had Wartje àl zijn aandacht noodig, om hem te houden op de baan die hij herkende aan de overstroomde boomen. En 't waaide, 't waaide over de vlakte, het water speierde somtijds over een balk of een ontwortelden boom in spuitende droppels omhooge gejaagd, en 't reuzenlijf van Brutus wentelde geweldig met de breede borst vooruit, en met de wijde manen uitge-waaid, gelijk een stoere kracht vol veerdigheid en heerlijke verschijning boven 't water. Fier rees hij aan den overkant, den steenweg op, steigerde bijkanst en wilde hinnikend zijn scherrelende voorste pooten hoog de lucht in zwaaien ; maar Wartje stilde hem, bracht ruste in zijn lijf, en als hij Renilde langs de bane zag komen, stonden de boeren al gereed, een oogenblik hun tegen-spoed vergetend, om en rond den hengst geschaard, om 't geweldig schoone paard van 't Bellegoed met glariende oogen te bekijken. — Wartje ! riep ze van verre, buiten adem schier, en, nu ze nader kwam : — Och, Wartje, ik peinsde dat

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Carolus: het weekblad van de Vlamingen appartenant à la catégorie Vlaamsgezinde pers, parue à Antwerpen du 1911 au 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes