De landbouwer: weekblad voor landbouwers uitgegeven met de medewerking van het Duitsch Generaal-Gouvernement in België

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

De Landbouwer Weekblad voor Landbouwers ultgegeven onder medewerking van hot Ouitsch Generaal Gouvernement in België. Balglaehe blad«n mog«n uit < D* Landbouw«r > nista ovirnimtn, xondar t»lk«ns d« brcrt U varmeldan. Hr 13. Opstelraad «n verunding E*U*r). DiJtoch Beatuor, nfdeel. VII, Namenrtr&at, 10. DruXAtrij : LeuTecioh» wef, 40. Bruasel, 31 Mei 1916. AjUÎÏONDIQIMOÏM: 10 MBIWia <1« r«f<l. CtjicGd«re yrlj*. 1' i«ir(in{. Il llll—l ■■IWII llll I ■l—l—IHI — ll IIMBII II IIIMWI I IIII II II M II III ■ WHIIIMII lll II II Bill, j m ■ H — — I—I —\mm— — ^ INHOUD: 'AmbttUjkt bekendmtklngen des Heeren Genertal-Gouverneur, en»: Bekendmaking van i5 Mei 1916 betreffend het opheffen der beslag-legging op het hooi uit het oogstjaar igi5. Btfmondere wrhmndeling-en : Gevaar van brand in bosschen. — Tegen verkorsting van den grond na het zaaien. — De «pergieoogst. — Het drogen van fruit en groenten. Akktrbouw, outetlt, tuin- en botehbonta, enm. : Verzorging dermelk-koeien. — Inenting tôt voorbehoeding van rooden uitslag bij zwijcen. — Ongedierte bij pluïmvee. — Bestrijdiiig der woelmuis. — Spaarzaauiheid bij groeuvoeder. — Stalvoudeimg. — Voeder-waarde van riet. — De uitplanling van labak. — Toestel tôt brcking en verscheuring van stroo — Boudige râadgeViugeii : 1. Bijcnteelt. 2. Tuinbouw. 3. Laridbouw. 4 Fruineilt f> Aller-bande. — Uit gtud en lacd — Marktbtrichlcn. — i'iagen bij uuze huisdieren Ambteiijka Bekendmakingen vanwege den Generaal-Gouverneur, enz. M hEKENDM A Kl NG va n 15 MKl 1916 betreffend het opheffen der betlaglegging op het hooi uit h«t oogstjaar 1915 Mijne Verordening van 6 Augustus 1915 over de beslaglegging 'op het hooi uit het oogstjaar igi5 binnen de Belgische gewesten jvan het Generalgouvernement (Wet- en Verordeningsblad 1915, Tblz. 853-56), wordt hierbij opgehevea. Gevaar van brand in bosschen. Bij het begin van het droge jaargetij is het noodig opnieuw te herinneren aan hetgeen we zeiden tn deii Landbouwer van 21 Juli 1915, nr 20, bladzijden, 124-125. Daarin wezen we op de gevaren die door onvoorzichtig omgaan met vuur de bosschen dreigen. Naar de door den Heer Generaal-gouverneur reeds in 't voorjaar bekend-■gemaakte aanwijzingen tôt voorkoming en bestrijding ;Tan boschbranden, moeten weggeworpen lucifers, sigaren-en cigarettenstompen en pijpenasch dadelijk uitgedoofd ■worden. In bosschen van naaldboomen, die bijzonder aan ïtrand blootgesteld zijn, kan men het rooken heelemaaJ ^rerbieden. De Belgische wetten verbieden op een straf, die tôt 100 frank kan gaan, het aansteken van vuur in !het bosch en binnen een afstand van 100 m. van het bosch. ,De schuldige is verantwoordelijk voor de aangerichte BChade en kan getroffen worden met de strafTen voorzien 'In artikel 5io en volgende van het Belgisch strafwetboek. tVoor houtvuur is het aansteken van vuur maar in houthak-kershutten toegelaten. Ieder, die een boschbrand bemerkt, il verplicht dadelijk de naaste militair kommandantuur, op de snelste wijze en onder nauwkeurige aanduiding ▼an de plaats van den brand en van den naastên weg, te melden. Wij sporen geestelijken, leeraars en ouders aan, de •choolkinderen wel in het boofd te prenten welke gevaren boschbrand kan opleveren. Tegen de verkorsting van den grond na de zaaling. % De nadeelen, die een verkorsting van de bovenste laag van een bezaaiden akker voor het jonge zaaisel met zieb brengt, bestaan vooreersthierin dat het zaad wegens mange! aan zuurstof maar langzaam kiemt, verder dat de kie-taen de korst ofwel zeer moeilijk, ofwel in 't geheel niet doorbreken kunnen en reeds opgekomen planter, wegens paangelende doorluchting van den bodem erg k n'en cl beschadigd worden. Eindelijk — en zulks isbij de droogte die in Mei en Juni veel voorkomt, bedenkelijk — droogt zulke verharde bodem snel uit. Hier gaan de voordeelen van een vroegtijdig zaaisel, dat nog over een deel van de wintervochtiglieid beschikt, verîoren. Rechtstrceksche bulpmiddelen tôt het breken van deze korst staan tôt onze beschikking, namelijk door het aanwenden van de wel, de eg of de hak. Bij wat verstopten bodem is een lichte eg het meest geschikte tuig om den grond weer los te maken. lleeft zich reeds een korst gevormd, zoo is de aanwen-ding van een wals, vooral vau een ringelwals aan te beveien om deze te breken. Overigens moet men bij de vraag welk landbouwge-reedsehap te gebruiken is, rekeniag bouden met de ont-wikkeling der planten. De eggen- en walsenarbeid heeft het vooideel zeer goedkoop te zijn, en waar die luigen zonder sehade voor de planten kunnen gebruikt worden, moet men het doen. Vreest men door de wals of eg de teere eerst opgekomen planten te beschadigen, dan is de aanwending van de hak onvermijdelijk. Evenzoo kan een te ver gevorderde ont-wikkeling der planten deri hakarbeid raadzaam doen voorkomen, wanneer een beschadiging van de blad- en stengeldeelen door eg oî wals moet gevreesd worden. Het ware verkeerd algemeen toepasselijke grondregels te willen aangeven nopens het aanwenden van het een 0i ander landbouwtuig voor het doen verdwijnen van de korst des bodems. Immers vaD den aard der verschillende bodemsoorten hangt de graad der verkorsting af, en daamaar evenais naar de onUvikkeling der planten, moet men oordeelen hoe men best de korst wegkrijgt. Niet aile planten kunnen bjden dat er in bunnen groei ingegrepen wordt, bijzonder aïs ze jong zijn. Zijn de planten reeds opgekomen, zoo is, afgezien van de winter-graansoorten, de aardappel voor een grondig eggen het dankbaarst. Maar 00k de peulvruchten, erwten, boonen, vitsen, enz. en de zomergraansoorten houden van een goed eggen dadelijk na hun eerste ontwikkeling; zij Irekken voordeel uit een goede verluchting van de bo venste aardlaag. Een vereischte is hierbij evenwel dat de eggearbeid op gepaste wijze, dus vooral langzaam en niet met schokken, uilgevoerd wordt om een beschadiging der kultuurplanten zoo inogeîijk te vermijden. Ook is een lichte fijne, scherpe eg voor dit werk eerder aan te beveien dan een zware. De aardappel heelt, voor of kort na het opkomen, de grootste behoefle aan de eg, daar juist door den plant-arbeid de lv)dem min of meer sterk vastgetreden wordt. Het. vcrlies van eenige door het eggen vernielde aard-sppolsifijilien togenover het groote voordeel voor de aedere ptanjcn, is gehier van geen beîang.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.