De legerbode

1247 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1916, 12 Août. De legerbode. Accès à 19 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/x639z91h46/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

DE LEGERBODE den Dinsdag, Donderdag en Zaterdag verschijnende * . ■ ' ■ . m ' ' - Dit tolad is VOOR DE BELGISCHE SOLDATEN bestemd ; iecfefe compagnie» escadron of batterij ontvangt tien of vijftien Fransche en Nederlandsclie exemplaren. Bene nieuwe Aanklacht tegcn Ouitschland Na het wrekende Klokke Roland van Johaimes Jôrgensen, is er heden een nieuw Deensch boek Verschenen, ditmaal van den schrijver Erich Erichsen, dat eene der meest ontzettende aan-klachten vormt, die sedert het begin van den oorlog van neutrale zijde tegen Duitschland zijn op^erezen. Wel is het een werk van geheel anderen aard dan de vinnige bittere repliek van den levensbesclirijver van Sint Franciskus aan het bex-uchte manifest der 93 Duitsche intellek-tueelen; maar de indruk door beide boeken teweeg gebracht zal dezelfde zijn : Een door niets te evenaren afschuw voor het land dat al de misdaden, al de gruwelen, al de verschrikkingen van dezen oorlog over de beschaafde wereld ontketend heeft. Het boek van Erichsen is minder dokumentair, minder van polemischen aard dan Klokke Roland. De schrijver laat de feiten zelve spreken. Uit den mond van een Duitsch soldaat — of îiever van iemand die verplicht was in Duitsche rangen den veldtocht mee te maken — heeft hij ■ het verhaal opgeteckend van ailes wat deze ongelukkige heeft ondervonden. En in zijn uiterst eenvoudigen maar diep treffenden vorm, bereikt dit werk eene menschelijkheid die, door haar bestaan zelve, reedsde ineest wrekendeaanklacht kj tegen het onmenschelijk, inachinaal-wreede Pruissisch militarisme. In 1804 beroofde Pruissen. zonder eenig spoor van reden of recht, maar als logisch gevolg van de door Bismarck gehuldigde roofpolitiek, Dene-marken van drie zijner schoonste provinciën : Sleeswijk, Ilolstein enLauenbuig. Diebevolking, zoo min als de Polen en de Elzassers Lothringers, heeft zich nooit bij die brutale inpalming neerge-legd, zich nooit laten verprtiissen. Van h art, van geest en van kultuur is zij Deensch gebleven. Het is een dezer Denen van hart, die zijn bitte-ren lijdenstocht, zijn langen kruisweg aan den schrijver heeft verliaald. Deze heeft zijn werk gedoopt:DenTauseDanskei*(Dezwijgende Deen), een boek van hen die hun plicht vervallen. En« in den diepsten eerbied en met de diepste bewon-dering » heeft hij het opgedragen « aan het onde Deensche land. vvaar de wieg van zijn vader en Van zijne vadéren stond». Uit plicht heeft hij, wiens mond was dicht ge-snoerd, al de ellenden van dezen oorlog mede gemaakt, al het onbeschi'ijfelijke lichamelijke en ze;lelijke leed gekend van dezen veldtocht, die eer op een roof- en plundertocht van eene horde Barbaren geleek. Als soldaat werd hij door de Duitsche mobi-lisatie getroffen en sinds dien maakte hij ailes ïnede ; hij nam deel aan den eersten aanval op Luik en hangt een verschrikkelijk, een niet te vergeten tafereel op van dien stormloop op de prikkeldraadversperringen, tegen het vuur van De Sslglstba Parlemantsledsii in Eegslaad De Belgische volksvertegenwoordigers ensena-tors dio in Engeland vertoeveu hadden te Londen ©eu vergadering belegd, orn de verjaring van 4 Augustus te vieren. Volksvertegenwoordigers uit ICanada, Zuid-Afrika, Australie, Nieuw-Zeeland ien Nieuwland woonden die vergadering bij. Oûder de Belgische parlementsleden bemerkte men staatsminister Hymans, seiiatoren Berg-mann en Coullierde Mulder, volksvertegenwoordigers Begerem, Franck, Standaert, D'Hondt, Vandeperre, vermeersch en Demblon. De heer Begerem, oud-minister, heeft de volksvertegenwoordigers uit de Dominions be-daakt en in het nederlandsch het wooi'd aan zijne Zuid-Afrikaansche collega's gericht. 1 De heer senator Landry heeft namens de stad' Quebec, de hulde van bewondering en genegen-heid zijner landgenooten aan België gebracht, en tevens aan Koning Albert, wiens heerlijk voor-beeld de heerlijke opwelling onder de troepen van Canada verwekte. De heeren Rooth en Glyn hebben namens Australie insgelijks hulde gebracht aau het Bel-v»,sch leger ea aaa Albert. denvijandin, dat rondom hem de makkers bij honderden en duizenden neermaait. Later nog leert hij al de gruwelen van de Duitsche oorlogs-methode kennen : Hij ziet de geplunderde en gebrande dorpen, de verjaagde en gedeporteerde bewoners ; hij woont de gewelddaden bij van de ontketende Barbaren, ziet hun door niets te rechtvaardigen nuttelooze wreedheid. In een Belgisch dorp is hij aanwezig als een knaap gefu-•siljeerd en zijne moeder vermoord wordt... onder het eeuwige voorwendsel dat men op de Duitsche troepen geschoten had : a Man hat geschossen...» Al dien jammer, al die gruwelen, al dat ver-woeste geluk en onmetelijk lijden, al die rampen en lcwalen, al die wreedlieden en mishandelingen, heeft hij beschreven zooals hij ze heeft gezien, zooals hij er aan heeft deel genomen en moest deel nemen, want het is goed dat zooveel on-mensehelijks niet langer verborgen blijve, doch over heel de wereld worde bekend, opdat ieder-een met hem zijn heiligen afschuw deele voor den oorlog... en bok voor hen die hem hebben gewild en stelselmatig voorbereid. Dat ailes wat hij heeft gezien en geleden, heeft den raan gebroken, geknakt. Voor eeuwig zullen die tafereelen van verschrikking in zijn geest gegrift blijven ; voor eeuwig zal hij op' zijn schouders den last voelen wegen van wat hij heeft doorstaan. Die enkele maanden hebben hem meer verouderd dan even zooveel jaren. In een paar regels schildert de schrijver ons zijn zegsman, eerst zooals hij hem zag korten tijd voor den oorlog, en dan enkele maanden later : « Ik zag hem in de maand Juli, het eerste jaar van den oorlog. « Hij was toen een vl'oolijk en moedig man van vier en twintig. Rank en sterk. Zwaar van leên en vast van tred. Hij ging met die zekerheid en rust van bewegingen, welke diegenen hebben die gewoon zijn over eigen grond te gaan. « Zijn aangeziclit was gebruind door de zon en gehard door wind en weer. De blik van de blauwgrijze oogen was open en vrij, als van hen die gewoon ziju de dingen vrank en scherp te bekijken. » Ziehier nu wat ehkele maanden van dien flin-ken, jongen man gemaakt hebben : « De rechtermouw van zijn jas hing leeg neer en was in zijn zak gestoken. Zijn lichaam zag er mager en vermoeid uit, zijne borst was ingezon-ken en zijne schouders waren geslonken. Hij zag er lijdenden ineengêzakt uit, gelijk iemand die Eas uit bed is opgestaan, nadat hij lang en zwaar eeft ziek gelegen, en zijn aangezicht, waar zorg en onlbering hun stempel op hadden gedrukt, zag er uit als dat van een oud man. « Zijn haar was wit aan de-slapen ; zijne huid grauw en bleek en zag er uit alsof men ze met geweld over de scherpe knoken had heen getrok-ken. Er lagen diepe rimpels in zijn voorhoofd. Zijn mond was bleek en dun, en de voren van de neusvleugels tôt beneden aan de mondhoe-ken, waren lijk twee lange en diepe lidteekens. » Wat er eigenlijk noodig is om zoo een mensch in voile levenskracht te sloopen, ten koste van hoeveel menschenlevens, ten koste van hoeveel bloedig menschmateriaal de gruwzame moord-machine die het Duitsche militarisme is, in gang kan blijven, blijkt eerst uit deze bladzijden van iemand die getuigenis wilde afleggen. Om zich een begrip te vormen van dat ailes, leze men slechts het verhaal van den aanval op Luik, waarin de schrijver tevens eene roerende hulde brengt aan den heldenmoed van onze sol-daten : « Ik was mede in den stormloop op Luik. -«i — : . m,i Voor den Terugkeer De heer Colaert, burgemeester van Yper^n, heeft zes duizend houten uiteenneembare pavil-joenen aangekocht, welke, zoodra de ltrijgsge-beurtenissen het zullen toelaten, voorloopig tôt huisvesting aan de bevolking zullen dienen. De oude stede heeft derwijze van de opeen-volgende beschietingen te lijden gehad, dat er geen enkel huis meer bestaat om tôt behoorlijke huisvesting te dienen. Enkele verschroeidç inuren van de zoo prachtige middeleeuwsche hallen ge-tuigen nog van den ontzettenden ramp die over die aloude Vlaamsche stad is ueergekomeu, & Dien dag kreeg ik voor het eerst eenig ge-dacht welk een gruwelijk ding de oorlog eigenlijk is. Ik zal het nooit vergeten. Het staat in mijn geest gegrift met letteren die geen tijdslij-ten zal. « Ik was mede in den stormloop op de prikkeldraadversperringen : Die foltering waarbij de kruisiging zelf een geluk zou scliijnen. « Wij begonnen vroeg in den morgen met een geweldig troûimelvuur van onze artillerie. Het was een verschrikkelijk lawaai. De aarde beefde onder ons als begon de vaste bodem zelf te zwich-ten. Onophoudelijk sloegen de granateh in den grond aan gene zijde van de vijandelijke stellin-gen. De vijandelijke artillerie antwoordde. Het donderen van de kanonnen, vôôr ons, vermengdo zich met het lawaai van de granaten en granaat-kartetsen, die achter ons in sloegen. « — Zet de bajonetten op ! bleef het bevel, en daarna ging het vooruit in stormkolonnen. Wij moeten de prikkeldraadversperringen forceeren. Wij moesten. Dat mocht kosten wat het wilde. a Wij moesten vooruit. En wij gingen. « Rondommij vielen mijnekameraden. Maar ik bemerkte het niet. Ik storlte vooruit met de anderen, gedreven door een macht die sterker was dan ik. Ik stortte blindelings vooruit. Ik zag niets anders, dan dat wat vlak vôôr mijn voet geschiedde, en ook dat nog maar ter nauwer» nood... « Ik zag een Belgische soldaat, hoog opgerichï staan op eene dekking eh vuren met zijn machi-• negeweer in de vooruitstormende rangen, snel en onophoudelijk. Met doodsverachtende koel-bloedigheid hield hij daar stand op zijn post. Eerst een bajonetsteek in zijne borst maakte een einde aan zijn leven. Hij was een held. Ik bewonder hem. En tôt zell's in den dood bleef zijne liand krampachtig om zijn machinegeweer gekneld. « Hij had zijn leven kunnen redden. Hij had eene dekking kunnen zoeken en zich laten gevan-gen nemen gelijk verscheidene andere dien dag. Maar hij wilde niet. Tôt op het laatste oogenblik, lag er eene jubeling op zijn mond, telkens zijn oog zag, hoe de vijandelijke gelederen dunner werden, daar waar zijne kogels floten. 3> Maar al het lichamelijke leed van dezen Deen, van dezen gedwongen Duitscher, is nog niets bij de zedelijke kwelling van den mensch die verplicht is deel te nemen aan zooveel gruwelen waartoe hem bevel gegeven wordt. Zoo vormen deze sober geschreven bladzijden, die echter telkens weer gloeien van ingehouden verontwaardiging, een van de meest bezwarende bijdragen tôt de geschiedenis van de misdaden die de Duitschers in ons vaderland hebben ge-pleegd. En deze laatsten hebben in hun wîtboeken en andere ofîicieele publicaties goed leugen op laster te stapelen, deze onbevangen getuigenis van een eerlijk man, naast die van zooveel anderen, heeft hun eens te meer het brandmerk op het schaamtelooze voorhoofd gedrukt. Paul Kenis. Hei Werk van den Belgischen Zanger op het Front Het onder het commando van den kapitein* commandant Janssens staande detachement wielrijders heeft, den 4 Augustus 1916, een feest gegeven ten voordeele van de in het hospitaal van Hoogstaede verpleegde gekwetsten. Dit feest werd opgeluisterd door de aanwe» zigheid van den kolonel baron G. en van de kolonels G. en L. alsmede van talrijke officieren, en liep prachtig van stapel. Den kunstenaars en inrichters vielen dan ook, als rechtmatige beloo-ning van hunne steeds onverpoosde toewijding, geestdriftig handgeklap ten deel. Op het einde van het feest, heeft eene lieftal-lige ziekenverpleegster met eenen helm eene rondhaling gedaan, welke de mooie som van 214 fr. S0 opbracht, wat eens te meer bewijst dat onze jongens — en de heer Genval, een der kunstenaars, heeft het in zijn loflied ter eere hunner opperbest doen uitschijnen — nooit, noch zelfs bij verzet of vermaak, hunne ongelukkige wapen» broeders vergeten. Het wakkere muziekkorps van het 2° kara-biniers, onder de Ieiding van den heer Prévost, verleende zijne medewçi'kiDg aaa dit feest eu verwierf veel bjjval. - - 12 Augnistus 1910 Nirmrner 303

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Ajouter à la collection

Périodes