Het tooneel

1142 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 18 Août. Het tooneel. Accès à 23 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/b27pn8z91f/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Het Tooneel 2e Jaargang Nr 49 18 Augustus 1917 Jtseheer en Kedactie : Kerkstraat, Lô, Antwerpen 10 Gentiem Heer' GEORGES VILLIER., De Positie der Tooneelkunstenaars Voor enkele jaren hield de Hollandsche actrice Carolina Van Dommelen eene voordracht in eene Vrouwen - vereeniging, over de positie der actrice. Die voordracht bracht veel beroering' in de pers en voornamelijk in «Het Algemeen Han-delsblad» van Amsterdam, waar menig- interview in verscheen over de kwestie. Ook Louis Simons van de Wereldbibliotheek hield zich ern-stig' met de zaak bezig, gaf een voordracht over het acteursbestaan na een persoonlijke en gron-dige enquête over het onderwerp. Frans Coenen schreef er eene Tooneel - Kro-niek over in «Groot - Nederland», waar wij vol-gende curieuze bedenkingen aan ontleencn en di» nog" welnlg van hun actualiteit verloren hebben: Wat deze ondervragingen en onderzoekingen, zoowel in «Het Handelsblad» als van den heer Simons, hoogstens schijnen te bewijzen — bo-ven en behalve de vërrassend christelijke deugden der bescheidenheid en tevredenheid bij de acteurs — is, dat het hier niet zoo erg toegaat als in Duitschland en Frankrijk, en ook weer in dit op-zicht onze tamme volksaard en kalm burgerlijke verhoudingen ons voor grimmige uitersten bewa-ren. Maar de overmatig lange werktijden zijn er desnietemin, en de te geringe aanvangssalaris-sen, en ook nog het een en a rider waarvan nieit gesproken wordt, zooals het verinociende jachtige reizen, met zijn gevolgen van gebrekkige huis-vesting en ongeregelde, vaak problematische voe-ding. Van de rechtloosheid der acteurs tegenover zijn directie is gewaagd, vluchtig maar niet algemeen. Toch is ook dit een belangrijk punt.niet minder dan de bestaansonzekerheid, die de mees-te acteurs van jaar tôt jaar bedreigt. Al deze dingen zijn feiten, niet te ontkennen waarheden voor het leven van het overgroote deel onzer tooneelspelers. Zij leiden meest een benauwd, sjouwerig, armelijk bestaantje en leven geheel opgesloten in eigen engen kring zonder licht of lucht van buiten. En zelfs dat be-staan geeft hun geen zekerheid van duur, laat staan van een onbezorgden ouderdom. Dat nu velen der ge-interviewden dit — als gezegd — niet erg bleken te achten, daarbij ver-wijzend naar zoo menig beroep, waar de toestand nog slechter is, kan tôt tevredenheid en zelfs tôt blijdschap stemmen ieder, die zijn medeschepse-len graag gelukkiger ziet in dit leven. Doch er is in de blijmoedigheid van deze opti-mïstische gezindheid toch ook iets lichteiijk hin-derlijks, als men beseft dat hier van kantoor-noch kruideniersbedienden spraak is, maar van tooneelspelers, kunstenaars, die hooge eischen dienen te stellen, zullen zij aan hooge eischen kunnen voldoen. Met andere woorden : die betoonde tevredenheid,voorzoover zij waarlijk echt gemeend mocht zijn, is allerakeligst van platte burgerlijkheid en in hooge mate onartistiek, omdat zij enkel het VAK, de broodwinning schijnt te zien en nooit de kunst, de roeping, het talent. Als deze tooneelspelers zeggen. ons vak is niet slechter dan een ander, begaan zij eén zonde aan zich zelf en aan de kunst, die zij heeten te dienen, want hun vak moet beter zijn dan de meeste, wijl het veel moeilijker, ingewikkelder en ongezonder is, — wijl het meer tien heelen mensch neemt en de gewoonte, de routine, die elk ander werk op den duur verlichten, hier juist geschuwd en vermeden dienen te worden. Het is niet genoeg, en zelfs niet gewenscht, dat een tooneelspeler voortdu-rend maar tooneel speelt. Hij moet in het leven leunnen rondkijken om zijn typen te bestudeeren, hij moet veelzijdig het maatschappelijk leven meeleven en daartoe moet hij allereerst veelzijdig ontwikkeld zijn. Het is hem verder hoog noo-dig, dat hij ook andere milieu's dan zijn eigen Icent en andere menschen dan zijn mede-acteurs, opdat hij geen vreemdeling zij in de menigte van rollen, die hem, zelfs in zijn «genre», toebedeeld kunnen worden. \ . Maar tôt dit ailes behoort, dat hij om te be-gmnen ruimte van tijd en geld hebbe, een onbe-zorgd, verzekerd bestaan, terwille van zijn ge-moedsrust en de vrijheid zijner gedachten. En dat zelfs de besten in het vak het zoover ternau-wernood brengen en daardoor verhinderd lijkej» «allerbest» te worden, bewijst, hetgeen wij al wisten, dat wij een klein volk zijn en weinig voor «de kunst» over hebben, wijl zij in ons leven maar een heel kleine plaats inneemt. Deze on-gunst geldt voor elke kunst, die zich niet door het cosmopolitische harer uiting een «afzetge-bied», ook over onze grenzen heeft weten te verschaffen, zooals schilderkunst en muziek. En nu is er een natuurlijk verband tusschen de min of meer ruime sociale positie van de kunstenaars in een land en de macht en verhevenheid hunner kunst. Tenminste in de nieuwere tijden is dat zoo. <j<» v rijireici èiï gç- àe social? ongelijkheid en afhankelijk- I heid des te stekender deden gevoelen. Tevoren was het anders en groote kunst volkomen be-staanbaar m%t ondergeschiktheid aan hooge hee-ren, die ruim leefden en leven lieten en vanwege hun van zelfsprekende maatschappelijke groot-heid door geen kunstenaar benijd werden. Thans echter schijnt het wel of een kunstenaar ook maatschappelijk iets beteekenen moet, om ruimte en grootheid in zijn werk te kunnen bren-gen. En welk ander «iets» zou maatschappelijk kunneh gelden in deze tijden dan geldvermogen, dan kapitaalbezit ? Er is waarlijk een pijnlijke verwantschap tusschen de benauwde kamertjes in de vale straten, die de meeste Hollandsche kunstenaars gedwon-gen zijn te bewonen en de uitingen hunner kunst. Wel mogelijk hebben Fransche en Duitsche dra-maturgen, schrijvers en tooneelspelers niet zoo-veel talent meer, doch er gaat meest een groo-ter adem door hun werken. Men merkt er niet het bekrompen - burgerlijke aan, de koollucht en de natte wasch. Men gevoelt er hun rustigen, zelfverzekerden blik op het leven, zonder benij-ding of voorkeur, want zelfs als zij arm zijn, blijft hun nog de hooge verachting van het maatschappelijke en genieten zij de onbezorgde vrijheid van den bedelaar, die geen kleine verplich-ting kent en geen zorgen om het bezit. Het is bij ons zeker ook een kwestie van volksaard, waarin het burgerlijke onuitroeibaar ge-worteld schijnt, doch ongetwijfeld zou zich deze trek minder doen gevoelen, indien de artiesten minder voorzichtig en klein fatsoenlijk_ konden leven, indien zij zich eens mochten «uitleven», zonder dat dadelijk aile buurvrouwen over hun onderdeur kwamer. kijken. En hier worden wij weer naar 't punt van on-zen uitgang teruggevoerd: de bijzondere belang-stelling van publiek en kunstenaars zelven in hun respectieve zedelijkheid. Wat komt, mits er talent zij, de zedelijkheid er eigenlijk op aan, wat bekommeren wij er ons om, welk ongezonde nieuwsgierigheid doet ons eeuwig daarnaar loe-ren! Ook hier verschijnt het kleine land, het benauwd levende volk in al zijn hatelijkheid, om te bewijzen dat groote kunst eigenlijk niet boven onzen horizon ligt. Wij begeeren en waardeeren allereerst den netten maatschappelijken mensch in den artist en hebben er vervolgens niets tegen, zoo hij ook nog talent bezit. Maar het burgerlijke gaat voor in onzen volksaard, zoozeer dat onze kunstenaars niet anders dénken en zich er een verdienste van maken, als zij bij hun artis-tiek leven ook nog fatsoenlijk blijven. Zoo kan dan hun kunst, die het groote ont-beert, ook maar bezwaarlijk grooten invloed oe-fenen en zijn wij aldus precies het cirkeltje rond geweest. Ware het, in het belang van deze, als van vele andere aangelegenheden eigenlijk niet zeer te wenschen, dat wij ons bij een grooter, bloedrij-ker, levender volk aansloten ? Prijskamp van Tooneelletterkunde De prijskamp van toonneelletterkundc uitge-schreven door de firma Gust Janssens,onder pa-tronaat van «Het Tooneel», heeft veel belang-stelling uitg-elokt, vermits er op Woensdag 25 Oogst niet minder dan 75 tooneelwerken waren ingezonden. Toekomende week zullen wij er de lijst van mededeelen. G. Cauwenberg h. Ingaande op den wensch door zijn vrouw uitge-drukt, die gretig verlangde naar een meer rustig leven in 't eigene land, nam hij de voorstellen aan van den heer Hendrickx, bestuurder van den Nederl. schouwburg te Gent, waarbij hij tij-dens de speeljaren 1910 - 11 en 1911 - 12 verbon-den bleef. Zijn voornaamste rollen, in dit midden verdedigd, waren: «François Villon» in «Als ik Koning was» (Huntly), «Thompson» in «De vrouw in 't Spel» (Clyde Titch), — «Keizer Jozef» in «Christ'l», «Armand Duval» in «Margaretha Gauthier» (A. Dumas, zoon), «Richard Voisin» in «De Dief» (Bernstein), «Jean Gaussin» in «Sapho», (Daudet), «Baron von Laran» in «Het vaderlijk erfdeeb (Philippi), «Etienne Gircy» in «Charlotte Corday» (A. Monet), «Bertolf» in «Godelieve van Gistel» (Van Oye), «Herman Koormans» in «De dochters van Haseman» en «Lefebvre» in «Madame Sans - Gêne» (Sardou). — Gent was evenwel mijn ideaal niet, te veel werd het gesproken tooneel ter wille der operet-ten verwaai'loosd, ook nam ik gretig het engagement aan, dat de directie, bestaande uit heeren L. Bertrijn en A. Van der Horst mij voor het seizoen 1912 - 13 voorsloeg. . In de Scheldestad vertolkte de heer Cauwenberg op den Koninklijken Nederlandschen schouwburg in den loop zijner verschillende verbintenissen : «Pierre» in «Dt Twee Weezen» (d'Ennery), «de Neipperg» in «Madame Sans - Gêne» (Sardou), Pierre Berryer. in «De Maire van Antwerpem (F. Gittens), «Didier» in «De Krekel» (Ch. Birch-Pfeiffer), «Marcellus» in «Theodora» (Sardou), <Everaert>> in «Roze Kate» (N. de Tièra), «Otto» in «Ringeloo» (A. Monet), «von Keller» in «Mag-da» (Sudermann), «Frits Thomas» in «Resemans Rijnreisje» (Jacoby en Lippschitz), «Dr Stein» in «Het Ivind» (Heijermans), «Pierre Delarue^ in «Serge Panine» (G. Ohnet), «Peter» in «Het Ze-vende Gebod» (Heijsrmans), «Marcus Superbus» in «Het Teeken des Kruises» (W. Barrett), «Domine Manders» in «Spoken» (Ibsen), «Artanez-zo» in «Het Schandaal» (H. Bataille), «Etchepa-re» in «Rechters Eerzucht» (Brieux), «Otto Hel-big» in «Taptoev (Beyerlein), «Herbert» in «Haar Lijdensweg» (Philippi),«Jozef» in «Zwarte Griet» (R. Faassen), August Kiel» in «Rosa Bernd» (G. Hauptmann), «Jokanaan^> in «Salomé» (O. Wilde), «Naphtalie» in «De Opgaande Zon» (Heijermans), «George Rantzau» in «De Gabr. Rantzau» (Erckmann - Chatrian), «Jacob Dorn» in «De Stroom» (Max Halbe), «Haduland» in «Koning Hagen» (Hub. Melis), «Willem» in «Kleine Menschen» (Van Waasdyck), «Richard Burdan» in «De Kleinen» (Nepoty), «Bartholm» in «De jonkvrouw van Ravenstein.' (M. Halm), «Robert Marcel» in «De Hinderlaag» (Kistemaeckers), «Gaston de Charance» in «De Dwaze Maagd» (H. Bataille), «Raymond Lagardes» in «De Dief» (Bernstein), «Hans Vockerath» in «Eenzame Menschen» (G. Hauptmann), «Valken Toni» in «De Goudboer» (CH. PfeifferV slachier (Walter en Steyn), «Léo von Halden» in sHofgunst» (von Trotha), «Hans v >n Kehr-berg» in «Huzarenkoorts» (Kadelburg), «Philippe Derblay» in «De Meester der Smeltovens» (Georges Ohnet), «Gustave Henk» in «Het Concert» (Herman Bahr), «Darras» in «Eene Echtschei-ding» (Paul Bourget), «Orpheus» in «Medea» (Le-gouvé), «Mitifio» in «Het Meisje van Arles» (A. Daudet), «Pierre Bernier» in «De Naakte Vrouw» (H. Bataille), «Barend» in «Op Hoop van Ze-gen» (Heijermans), «Raymond» in «De Onbeken-de Vrouw» (Bisson), «Louis de Grancé» in «Pro-Domo» (Van Riemsdyck), «Rangoni» in «Parisi-na» (F. Gittens), «Wilko de Hond» in «De Rechte Liin» (Fabricius), enz. enz. Maar de oorlop; met zijn rampen en zijn smar-ten brak los, en zoovele ontgoochelingen hoopten zich in ons op. Antwerpen kende de koortsige en angstvolle uren, onafscheidbaar van eene beschie-tiiig. De wereldstad was tragisch, grootsch op de vurig-roode lucht afgeteekend. En tijdens die nog warme najaarsdagen der vlucht, volgde heer Cauwenberg, met vrouw en kinderen, langsheen de vettige polderlanden den weg- van miserie. Eindelijk, na vele en smartvolle uren, landde hij doodvermoeid te Amsterdam aan. Daar bleef hij een veertienial dagen, met de heeren Jef Van Pelt en De Wagenaere bij 't gezelschap van den heer Spree en vertolkte hij den «reporter» in «Michel Strogoff» en «Pierre» in «De Twee Weezen». Dan sloot hij een akkoord voor het seizoen 1914-15, met heer Heijermans, die eveneens met Me-vrouw Verstraete en Hub. Laroche gekontrak-teerd had. Gedurende dit speeljaar beeldde heer Cauwenberg vier rollen uit : «graaf Max» in «De Muis» (Pailleron), «Robert Heineke» in «De Eer» (Sudermann), «Naphtalie» in «De Opgaande Zon» (Heijermans) en «Henk» in «Schakels» (Heijermans). De twee stukken van Heijermans beleef-den echter elk veertig voorstellingen. Andermaal keeide hij terwille zijner Wéderhelft naar de Scheldestad terug. Telkens wanneer zij geruimen tijd verwijderd leeft van het geboorte-oord komt bij haar ëen onweerstaanbaar gevoel van heimwee op, dat hare gezondheid ondermijnt. Het winterseizoen liep juist ten einde, toen heer Dirckx van den Odeon-schouwburg hem vroeg naar Antwerpen af te reizen, om daar, samen met Mevr. Dams - De Langhe, éénakters te vertolken. Heer Heijermans gaf hem voor zijn weggaan eene nieuwe verbintenis voor het volgend speeljaar me-de. In dit kontrakt was o.m. bepaald dat, indien hr Cauwenberg, op een overeengekomenen datum niet terug keerde, het aanzien werd als eensge-zind verbroken. Een drietal maanden bleef heer Cauwenberg aan den Odeon - schouwburg verbonden ; — dan werd de blijde mare verspreid, dat de Koninklijke Nederlandsche schouwburg mocht heropenen. De twee seizoenen die volgden houdt hij voor de heerlijkste zijner kunstenaarsloopbaan, zoo groot is zijne persoonlijke voldoening om het gepres-teerd werk. Bij heer Dirckx speelde heer Cauwenberg o.m.: «Paul» in «Aan den Telefoon» (M. Zemacois), «Andries, apache» in «Apachenliefde» (J. Van der Poil), «graaf George» in «De Boezemvriend» (M. Praga), «Heiru in «De Brandwacht en zijn lief-je» (Fl- van Westervoort), «d'Albinos» in «De Muis» (J. De Haas), «Chaponnier» in «Mevrouw Slaapt» (J. Speyer» en «M. Bal» in «Rosalie» (Max Maurey). Verder speelde hij in andere etablissementen : «Bicoquet» in «De Bloemruiker» (MeiLhac en Ha-levy), «Hippoliet» in «De Klauw» (Sartène), — «Sahdro» in «De Viool van Cremona» (F. Cop- —aww?——i^——■—1MW——I Heer VICTOR NEUTGENS, Medebestuurder van het HIPPODROOMPALEIS (Winterseizoen). pée), de titelrol in «Nick Carter» en «Gondrin» in «Zijn Lieveling» (Duesburg). — De kunstprestaties van heer W. Royaards wekten in België, naar aanleiding zijner omreis met «Adam in Ballingschap» heel veel belang-steeling op. Ge hebt dien artist in zijne doening kunnen nagaan, vandaar dat uwe meening over den mensch en zijn werk een waar belang op-levert,— Eerst en voor ailes houd ik er aan te ver-klaren dat, volgens mij, heer Royaards een groot kunstenaar, een geniaal acteur is. Meestal heeft hij betrekkelijk de opvatting en de aitbselding der toorieelstukken zeer eigenasrdige gedachten, die men te vergeefs bij andere theatermeu-schen zal zoeken. Het spreekt vanzelf dat de praktische uitwerking (lier persoonlijke ideeën niet altoos even gelukkig meevalt. Meer dan eens evenwel dwongen de bekomene ) uitslag'en eenie-ders bewondering af. De werkwijze van heer Rooyaards is echter onder meer dan een opzicht af te keuren, en in de allereerste plaats moet men hem verwijten de persoonlijkheid zijner artisten te dooden. In den echten zin van 'i; woord, jakkert hij z'n menschen a r, u 11 acjiKi ei sietiiLb aan nen ce laten rusten, wanneer zij tôt sufworden toe herhaald hebben, Meer dan eens gebeurt het dat eene repetitie des avonds om zes uur begonnen,eerst den volgenden morgen rond zeven of acht uur eindigt. Dit zijn overdrijvingen, die men bezwaarlijk kan goed pleiten. De doening van geniale menschen is af en toe uiterst grillig- en bij W. Royaards is dit dan ook vaak het geval. Ik wil u een drietal voorbeelden aanhalen. Zekeren dag stond in den kader, om een bepaald uur, de herhaling- aangekondigd van een stuk dat des anderdaags voor 't eerst vertoond werd. Op het vastgestelde uur waren al de optre-dende artisten geschminkt en gekleed... Heer Royaards zag echter niet om, en een paar uren lang brachten zij aldus in verveling door. Eindelijk verscheen de directeur, die zonder zich om wie ook te bekreunen, een uitvoerig gesprek be-gon met machinisten en électriciens, aangaande de plaatsing van zekere schermen en het vallen van het licht. Wanneer heel wat tijd verloopen was keerde hij zich tôt zijn actrices en acteurs en zei : — Dames en heeren, voor heden hebt je vrijaf. Een anderen keer riep hij een tooneelspeler, die al de herhalingen, ja, zelfs de generale repetitie medemaakte, den morgend van een première in zijn werkbureel, en deelde hem zijn besluit mede: — M'nheer, jou treedt van avond niet op, ik zal jouw roi vervullen. Vaak schreef hij een herhaling aan, voor een stuk, dat reeds verscheidene malen opgevoei'd werd. Ik moet bekennen dat ik van Willem Royaards heel wat geleerd heb, wat houdingen, kostuum-kunde, en 't voordragen van verzen betreft. — Jonge elementen, onder zijne leiding, weten wat werken is. Om te voorkomen dat het eigen tempérament verloren gaat, is er echter veel taaie wilskracht noodig. De herhalingen aan een tçc-neelstuk besteed benemen hoogstens een veer-tiental dagen. Dit was bij voorbeeld het geval met «Adam in Ballingschap». Vanaf de eerste repetitie kent heer W. Royaards het stuk van buiten, nooit noteert hij iets op, ailes doet hij uit het geheugen. Heele nachten besteedt hij aan -de voorbereiding van een stuk, op z'n eentje, in z'n «studio» gezeten, Hij begint met z'n artisten afzonderlijk onder handen te nemen. Wanneer hij ineenzet ziet hij ev niet tegen op een tooneeltje, zelfs een paar zin-nen, tôt vijftig keeren toe, te doen herhalen — Heel veel werd er voor en tegen de af-schaffing van den opgever aan het gezelscha ) van heer Royaards geschreven. Wat denkt u over die kwestie? — Daaromtrent pende men heeh wat onzin neer. Ziehier de loutere waarheid. Heer Willem Royaards kan niet op souffleur spelen. Wanneer hij het zacht, eentoonig gefluister van een opgever hoort, geraakt hij geheel van streek. Hij wil er dan ook niet van weten en dringt zijn wil aan z'n artisten op. Gedurende de generale re-petities volgt een opgever het stuk, maar mag dan enkel een woord aangeven, wanneer een der spelers geheel van streek geraakt. Zonder souffleur spelen is 'n nonsens, — en ziehier een bewijs. Zekeren keer kon heer Royaards zich hetVîbe-gin eener lange tirade niet herinneren, hoejihij zich ook geweld aandeed. Ten laatste verliet hij het tooneel, keek het tekstboekje in, en kwam voortspelen. (Wordt vervolgd.) JAN DE SCHUYTER.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het tooneel appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Antwerpen du 1915 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes