Het tooneel

847 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 16 Juin. Het tooneel. Accès à 19 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/mg7fq9r625/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Het Tooneel 2e Jaargang Nr 40 — 16 Juni 1917 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 10 Centiem Mev. Hélène Bertrijn. j Andermaal slenterde ik, midden de guldene zon-nespettering, onder 't frisch-groen-koepelend ge-bladerte der op regelmatige afstanden geplante boomen langsheen de leien, naar de Verbondstraat toe. Ditmaal zou Mevr. Bertrijn eenige herinnerin-gen uit hare kunstenaarsloopbaan oprakelen. On-willekeurig g-edenkt men met min of meer wee-moed die stonden uit het verleden —• oneindig zacht of triest, bitter pijnlijk of leuk vroolijk, die met den tijd minder scherp afgeteekend gera-ken, niettegenstaande men ze zoo zorgvuldig mo-gelijk in zich bewaarH. als in peu kosthaar sçhriiri SoWkcoh straaTden de goedige oop.i «t i.itfv. Bertrijn, zij bekeek mij gul-lachend, terwijl zij met de hand een gebaar maakte, dat zooveel als «wat wilt gij er aan verhelpen» beteekende, en meteen omschreef zij juist gezien den toestand van honderden artisten. , Hier in België slijten wij een damg rustig familieleven, te eenvoudig vaak voor kunstenaars-temperamenten. Hoe wilt ge dan meldenswaaidige gebeurtenissen in onze loopbaan aantreffen. _De duideliike bepaling van mdrukken door artistiek-ontwikkelde naturen gedurende dramati-sche, komische, ja zelfs doodeenvoudige momen-ten, loont heel vaak de moeite, door t opteekenen gevergd. ^ ^ trachten aan uw verlangen te voldoen, gaf zij gewillig toe. Rad sprekend, met zenuwachtige, plotse maar toch steeds gratievolle gesten raakte Mevr. Bertriin ontelbare gedenkenissen uit haar voorbije le-ven aan, zonder een bepaalde volgorde m acht te nemen. Nu eens verhaalde zij een luimig voor-valletje, dan weer beschreef zij eenen scond van Ei'ooten angst, uit het verleden, om daarna hare meening over het laatste seizoen uit te drukken. Haar gelaat weerspiegelde doorstane gewaar-wordingen: het straalde opgehelderd nu van blijd-schap, overwasemd dan door eenen smarteiijken indruk. Wanneer ik haar aldus zag, tnllend van leven, intens elk gevoel opnemend, en merkte, hoe zij van 't eene sentiment naar het andere overging, begreep ik maar al te wel, dat lvlevi. Bertrijn den nagel op den kop sloeg waar zij ver-klâârdô*Ik heb eene bijzondere voorliefde voor de vrouwenfiguren voorkomend in het Fransch le-pertorium. Over 't algemeen zijn die rollen zeer moeilijk weer te geven. Ik dacht aan die karakters door H. Bataille, H Bernstein, H. Kistemaeckers, H. Lavedan, l . Hervieu, G. Devore en zooveel andere auteurs ge-teekend. Over 't algemeen zijn het zwakke schcp-seltjes, met lange haren en korte gedachtekens, onbezonnen pratend over ailes en nog wat, com-plex van karakter, los en levendig, en slechts b-uitzondering draagsters van wat hoogere, meei ernstige gedachten. Voor die passioneele _ wezen-tjes maken geld en liefde heel het leven uit. Mev. Bertrijn bezit do vereischte lemgheid, de licht vatbare natuur, om de vaak met gemotiveerde er sehielijke overgangen van het hoogste vermaak naar de grievendste smart uit te beelden; in eer woord : zij beschikt ruimschoote over de uitzon-derlijke alzijdigheid voor dergelijke rollen. Hélène De Dapper — aldus was de meisjesnaan van Mevr. Bertrijn — werd geboren m de aloudc stad Gent, heden nog getuigend van de roemrijk< dagen van voorheen, wanneer uit de gilaen de vnj heid van het volk ontstond. Meteerbied bewon dert men de eeuwen ingaande, mdrukwekkenai kasteelen, de stijlvolle, zwart gewordene prachu kerken met rijzige, hoog ten hemel stijgende to rens, de talrijke stemmingswekkende middeleeuw sche huizen. ., , , ., Slechts gedurende hare prilste jeugd vertoefd-zij in de nijverheidsstad, en reeds op haai vijid< iaar kwam zij naar Antwerpen wonen. Van af zij nog een zeer klem meisje was, ver scheen zij op de planken. Zij was leerlinge m he pensionnaat, gehouden door de Ursuhnen te Un ze - Lieve - Vrouwe - Waver. 't Gebeurcle af e: toe, dat een der gestrenge zusters een kinderlij eenvoudig stukje neerpende, dat naar aanleidm; van de eene of andere gewichtige aangelegen heid uit hun stil leven, zooals eene prijsuitdec ling, de feestviering van Moeder-Overste ot îet dergelijks vertoond werd. Steeds werd het zee speelsch, maar vlug begrijpend meisje, dat zo mooi kon nazeggen. aangewezen om eene der ta. zonderste rollen te vertolken.Woordje voor woorc je werden de zinnekens haar aangeleerd. At e toe voelde zij totaal anders dan hare onderwij-zeres, maar zij was nog te schuchter om hare op-vatting te verdedigen. Waar zou zij daarbij de woordekens vandaan gehaald hebben, om haar aangeboren schoon-voelen, dat zij nog niet kon ontleden, te verduidelijken. Toen reeds was zij sterk overtuigd, dat zij, vroeg- of laat, tooneelspeelster zou worden. Gre-tig hunkerde zij naar de verlofdagen. Dan mocht zij hare ouders, die op den schouwburg geabon-neerd waren, vergezellen en de voorstellingen bij-wonen. Heel duidelijk verstond zij den inhoud der vertoonde werken nog niet, maar daarover be-kreunde zij zich bitter weinig. Met wijd-openge-trokken oogjes staarde zij naar de bonté kleuren-streeling der kleedijen en der tooneelversiering, onder 't helder voet- en friezenlicht, en het eenig spel, terwijl hare ooren aangenaam gestreeld werden, door de warmte der stem van Liza of Philo-mena Jonckers, hare twee afgodinnen! Zoo geest-driftig kletste zij met hare melkwitte, poezelige handjes, wanneer het publiek toejuichtte, dat de toeschouwers rondom haar gezeten, onwillekeurig moesten glimlaehen. In die dagen bestond het Vlaamsch repertorium bijna uitsluitend uit tranerige sensatiestukken of gemakkelijk - vatbare possen. Vooral in het eer-ste genre dier spelen bewonderde het artistiek aangelegde kind hare lievelingskunstenaressen. Tegen wil en dank zou zij ,evenals de gezus-ters Jonckers, heldin worden!••• — Ik ben het nooit geweest, besloot Mevr. Bertrijn al lachende, 't was mijn vak niet! Intusschen was zij van onderwijsgesticht ver-anderd, en zij volgde o. a. de lessen gegeven in de gemeentescholen der Lange Leemstraat en der Offerandestraat. Juffrouw Dilis was daar toen bestuurster, terwijl Mevr. Bertrijn het geluk had leerlinge te worden van Mevr. Cornette. — Deze laatste koesterde de overtuiging dat Mej. De Dapper aanleg had voor het tooneel. Steeds moest het meisje stukjes voordragen op kinderplechtig-heden, en meer dan eens verklaarde hare onder-wijzeres:—■ In U, Heleentje, zit de stof eener soubrette! Dit was voor Mej. De Dapper een vingerwij-zing. Tevens dacht Mevr. Cornette het kind aangenaam te wezen. Maar tersluiks bezag haar het meisje, misnoegd vertrok het lief gezichtje, terwijl zij dacht: ■— Soubrette!... Heldin wil ik zijn! Heldin!... En wanneer het gebeurde dat zij hare twee afgodinnen op straat ontmoette, dan volgde zij hen, onafscheidbaar als eene schaduw,bewonderde hun-nen gang, hunne kleedij, hunne gebaren. Zij ging hen na zonder zich om de groote omwegen te be-kreunen, of iets te geven om het tijdverlies, tôt de gevierde kunstenaressen in de eene of andere woning binnenstapten. dig triest, zondei eigenlijk te weten waarom, en tevens kwam het bewustzijn weder van haren toestand. , .... Zij liep, tôt zij buiten adem was, en zij pijn-lijke steken in de zijde gevoelde. Maar : «Rien ne sert de courir, il faut partir a point.» zooals Lafontaine bewees in:«Le Lièvre et la lor-tue». Hoe zij zich ook, tôt ziek wordens toe, haast-te, op slot van rekening kwam zij toch te laat m de school, en werd zij gestraft. .... , . Maar wat gaf dat! Zij had de geliefde actricen gezien! Als dan hare ouders zagen, dat zij weer «des mauvais points» had gekregen, dan pmkte moe-der een traantje weg en diende vader eene pijn lijke kastijding toe. Toch bleef het kind onverschillig! Het zou immers heldin worden! . Het ging echter zoo maar met naar wenscn... De ouders waren in het geheel niet met kunste-naarsidealen bezield, en uit al hunne macht oo v dwarsboomden zij het verlangen, door hun doch-terken herhaaldelijk uitgedrukt, tooneelspeelster te worden. Wat al spitsvondige opmerkmgen wist het kind niet te weerleggen om toch maar haar doel te bereiken. Niets baatte! Wanneer de ar-gumenten tegengesproken waren, dan lieten vader en moeder hun gezaggelden, om te voorkomen dat hun Heleentje in «haar ongeluk zou loopen». Echter gaf Mej. De Dapper zich met gewonnen Zij liet geene enkele gunstige gelegenheid onver-let om het «jawoord» te ontfutselen. , Eindeliik bekwam het veertienjang meisje — oh, opperste geluk! — de toelating om naar de deklamatieklas te gaan. Heel regelmatig verliep zich van af dit oogen-blik hare artistieke loopbaan. De leergangen van tooneel- en voordrachtkunst stonden toen onder de leiding van Mr. Van den Brande. Er was in dien tijd nog geen spraak van uitgangsexamen, en de kursus was nog zeer on-volledig. Ofschoon zij slechts gedurende een ja.ar op de muziekschool bleef, toch ondervond zij la-ter menigmaal het nut der technische wenken,door de gewetensvolle leeraar verstrekt. Tôt zij 9 jaar oud was,genoot Mev. Bertrijn een biina uitsluitend Fransch onderwijs. Op de kost-school verbood men aan de leerlingen het mm-ste woordeken Vlaamsch ondereen te wisselen... Ook ondervond de jonge kunstenares heel wat moeilijkheden om de taal zangeng:vlot te spre-ken, en moest zij eenen tijd lang bijzondere lessen volgen. _ ... . Zeer weinig is Mevr. Bertrijn m maatschappijen ; opgetreden... Mijnheer Van den Brande poogde zooveel mogelijk, de leerlingen uit dilettanten -middens te verwijderen. In de vereenigmgen leert men op een verkeerde wijze zeggen, en neemt men onsierlijke houdingen aan. Later zal men die p-ebreken slechts ten koste van zeer veel moeite afleeren. In den laatsten tijd zijn de liefhebbers-kringen merkelijk verbeterd. In zekere middens levert men zulk degelijk, artistiek knap werk, clat het niet moet onderdoen voor prestation van otli-a cieele schouwburgen.maar in vroeger jaren sticht-' ten de maatschappijen oneindig meer slecht dan goed. t Wanneer zij ternauwernood veertien zomers tel-de verleende Mevr. Bertrijn hare medewerkmg -i aan de Rederijkerskamer «De Violier», en speelde î in den El-Bardo - schouwburg «Jenny» uit het stuk «De Lichttoren». .. . - Korten tijd daarna schrikte zij met terug vooi de vertolking van de «Koningin» in «De Kmderer s van Edward IV». . . _ r Een andere vereemgmg vertoonde «Zwartt o Griet» door Rosier Faassen, in den Cirk-schouw-burg, — waarvan het afbranden nadien onder d< [- Antwerpsche bevolking zooveel ontroering verwel-n te — en men verzocht haar de figuur van «Annas uit te beelden. Eerder dan Mevr. Bertrijn het verhoopt had werd zij aan een vast gezelschap verbonden. Tijdens het speeljaar 1890 - 91 trad zij in den schouwburg op onder het bestuur van M. Verstraete. Zekeren dag wandelde zij met M. Willem Schep-mans, hoofdman van de kamer «De Violier», ge-zellig koutend naar het lokaal toe, om eene her-haling bij te wonen. Op 't oogenblik dat zij voor-bij den Cirkus - schouwburg stapten, verliet M. Louis Bertrijn het gebouw. — Bekijk dien jongen eens goed, schertste M. Schepmans, nog heel dikwijls zult ge met hem moeten vrijen!... En beiden begonnen om dit ge-zegde gui te schaterlachen. Wat als een fictie bedoeld was,werd werkelijk-heid... Te Gent traden zij kort daarna in het hu-welijk.Van het begin af van hare beroepsloopbaan werden aan Mevr. Bertrijn belangrijke ingenue-rollen toevertrouwd. Officieel debuteerde zij als de dochter uit het ophefmakend blijspel : «De Drie Hoeden», door A. Hennequin, en in dezelfde boedanigheid met het stuk «De Mat'roos». Ach-tereenvolgens vertolkte zij «Lea» in «De Zwarte Docter» en «Suzanna» in «De Meester der Smelt-ovens» van* Georges Ohnet, en verder, in een woord, bijna al de ingenue-figuurtjes der toenma-lige repertoriumspelen. Niet lang bleef zij bij M. Verstraete verbonden. Zij contracteerde te Gent voor het speeljaar 1891 - 92 met M. Van Doesselaer. Op dit oogenblik was M. Van den Kieboom in dit midden regisseur, en reeds het volgend seizoen werd hij zelf bestuurder. In de stad der Artevelden moest Mevr. Bertrijn zich menigmaal met ondergeschikt werk tevreden stellen, daar de rollen tusschen haar en Mevrou-wen Ruysbroeck - Tenvoorden en De Somme -Gassée verdeeld werden. — 't Ligt in de gewoonte dat de uitbeelding van de voornaamste personen uit een stuk juist zooals een erfdeel van de eene kunstenares naar de andere overgaat. Slechts door zekere omstan-digheden zien actricen van het eens-gespeelde af : het bewustzijn dat zij meer voor eenen anderen genre geschikt zijn, het te zwaarlijvig worden, het openkomen van meer belangrijke figuren door de verwijdering of afsterven van collegas, die meer jaren planken hebben. Zoo vertolkte ik ook «Ophelia» uit «Hamlet» van Shakespeare, na Me-vrouw Dilis. Sedert 1893 verliet Mevr. Bertrijn de Schelde-stad niet meer. Achtereenvolgens stond zij onder het bestuur van M. Van Doeselaer, dan van de heeren De Lattin en Van Laer, eindelijk van haar echtgenoot in vennootschap met M. Van der Horst en sedert de twee laatste seizoenen onder de lei- biJVoord - Nederîandsche gezelschappen voor-stellen, maar haar karakter is nu eenmaal zoo, dat zij weinig van een veranderlijk leven noch van drukke verplaatsingen houdt. Daarbij, met hart en ziel is zij aan de Scheldestad verkleefd, en wees zij dus de aanvragen van de hand. Zoo gingen de jaren snel, eenvoudig, aanlokke-lijk stil voorbij. Onverpoosd studeerde Mevr. Bertrijn, en zij liet niets onverlet om haar natuur-lijke gaven zoo alzijdig en volmaakt mogelijk te ontwikkelen. Veel vingerwijzingen ontving zij van ondervindingsrijke kunstenaressen,zooals van Me-vrouwen Verstraete - Lacquet en Marie Verstraete en voornamelijk van M. H. Laroche. Deze laatste was steeds een oprechte, goede vriend en een gestrenge, geniaal-begaafde leeraar. Mevr. Bertrijn is de meening toegedaan dat artisten, en dit geldt in het bijzonder herschep-pingskrachten, complex ontwikkeld zouden wezen. Een tooneelspeler moet bijna even knap elke type kunnen uitbeelden al is het dan ook een jonge-, een karakter- of een oude roi. Hoe gelukkig gevoelde Mevr. Bertrijn zich met om haar onverpoosd wçrken. Als de vlinder naar de brandende lâmp, was zij steeds naar het scherp electrisch voetlicht aangetrokken.^ Dan eerst is zij volkomen tevreden, wanneer zij onder zich de planken van het tooneel voelt en eens de geheim-zinnige, halfduistere ruimte inblikt, waar vaag afgeteekend, talrijke wezens, met ver - geopende, strak - starende oogen, bswegen. Die gewaarwor-ding werd voor haar een onmisbaar iets. Ook was het meest - triest en vervelende tijdperk van haar leven, de maanden van niets - doen van het eerste oorlogsjaar. Gelukkig volgden daarop twee gul-den seizoenen. Zij is, over het in die periode ge-nresteerd werk, oprecht tevreden, en wat nog de vreugde versterkt, was de meest oprechte onder-linge kameraadschap, zooals nooit te voren op het theater heerschte. (Slot volgt.) JAN DE SCHUYTER. ———————— —————————— IÇritiek. HET GEMOEDELIJK LEVEN. Mijnheer de opsteller van «Het Tooneel». Mijnheer, Ik heb nu met al die antwoorden in uw gazet geleerd, dat ik mij niet langer voor den aap moet laten houden door Mijnheer Baekelmans. Ik ben verontweerdigd, ja, diep, verontweerdig'd over hetgeen gij van mij durft schrijven in u\\ bladje, niet dat ik het zelf gekocht heb, maar k heb een vriend die het mij heeft laten lezen, doen al wat er in staat over het tooneel trek ik mij niets van aan, ik gaan er toch nooit naartoe, daar ik, och arme, zoo doof ben als 'ne pot, en was het nog al anders ik geloof van die Gome-diespelerij geen woord, want zij die het opvoeren gelooven er ook geenen dem van! Maar wie geeit U het recht van te durven schrijven dat ik mijn ziel zou verkoopen voor een borrel, nu dat de je-nevel tegenwoordig zoo duur en slecht is, en daai-bii er is geen meer te krijgen, ik herhaal het nog eens, het is laf. Doch ik heb er met een vriend van mij overgesproken, die al lange jaren advokaat is, en hem heel de zaak uitgelegd, waarop hij mij vroeg hoeveel provizie ik hem kon geven ? I rovi-zie, antwoordde ik, van twee brooden per week welke ik van 't Comiteit krijg, en soep zoo slap aïs pompwater. — Ge verstaat mij met, provi: : zie is een voorschot op de vervolgmg welken gij wilt inspannen, Stoppe de blok! riep ik; mijnheei wilt zeker niet weten wat een ongelukkigen tij'c wij beleven en daarbij ik staan voor ailes alleen. Gelukkig nog voor mij dat ik ganBch alleen een huis bewoon; den huurder er van is van af het bombardement er van onder getrokken, waar hij nu zit weet niemand, doch bij zijn terugkomst zal hij verschieten daar ik het huis zoo proper onder-houd, natuurlijk, ik moet nu ook geen kamerhuur betalen. De Krabber en de Plannentrekker die ken ik niet eens en wil ik niet kennen. Ge ziet dus mijnheer, dat het maar aan mij ligt U eens goed te doen straffen, en mij schade-vergoeding te geven, want denk niet nu dat Mar-ten Karton weinig werk heeft daar er nu geen doozen schier gemaakt worden, bij gebrek aan Cartonnasie, dat zijn eer en reputatie hem minder waard zijn? Ik maak nu tegenwoordig por-tefoelis voor de passen in te steken aan 15 centiem en, arm en eerlijk schaamt hem niet, en ik heb niet veel noodig voor mij en mijn hond om van te leven. Doch mij laten in 't oken houen moet gedaan zijn, ge weet nu met wien ge te doen hebt. Ook hebt ge durven schrijven dat ik de zeep welken ik van 't Komiteit had gekregen verkocht heb, nogmaals een leugen. Maar gazetschrijvers zijn leugenaars, zei mijn advokaat, en die kent iets van liegen. Aanvaard dus, mijnheer, mijne beleefde groeten met eerbied, Uw nederige dienaar, MARTEN KARTON. Trederik Van Eeden Kandidaat De gekende Nederlandsche letterkundige Fre-derik van Eeden, dichter van «De kleine Johan-nes», de schrijvei van «IJsbrand», «De Heks van Haarlem», enz. enz., is kandidaat voor de 2e Kamer in Holland. Alhoewel wij in «Het Tooneel» ailes weren wat aan politiek doet denken, kunnen wij toch met aan den lust weerstaan, de geestige rede-voenng gedeeltelijk weer te geven die de dich-ter van <^Het Lied van Schijn en Wezen» uitge-sproken heeft te. Amsterdam: De heer Van Eeden zeide de vraag te zullen beantwoorden, welke hem ongetwijfeld gesteld zal worden: wat doet een dichter in het parlement ? De algemeene opvatting is, dat een dichter ls een versjesmaker, een schrijver die al wat hij zegt, op njm zegt. Sprekers opvatting is een andere: hij meent dat de dichter is de schepper lU.de^doeagç. 3en°specialiteit, hij is een gemeenschapsmensch, bij wil één zijn met de menschheid en uit liefde tôt zich zelven. Zijn leed is, dat de menschen hem niet verstaan en hem bespotten, en daarom is 't hem nut in aile menschen den dichter, — die in allen is, — wakker te maken. De dichter ziet wat de menschen niet zien, dat hun ellende hun eigen schuld is, ontstaan door gebrek aan liefde en schoonheid... Allen willen allerlei dingen waar zij zelven tegen in gaan. Zij beweren allen God te eerbiedîgen, — maar al hun daden zijn in strijd daarmede. Men heeft spreker gevraagd lid te worden van de volksvertegenwoordiging.Zijn eerste nei-ging was om te zeggen: neen. Maar hij heeft begrepen dat dit niet mocht, dat het lafheid zou zijn en gemakzucht. Daarbij komt het heuchlij-ke verschijnsel, dat men uitgenoodigd heeft ie-mand die niets is dan een dichter, wiens taak het is te zoeken zuivere kunst en vrome wijs-heid, om plaats te nemen in de volksvertegen-woordiging. Dat is een teeken van hooge be-schaving. Spreker zou, als de man uit Lakonië, blij zijn als hij niet gekozen werd — als hij dan maar zeker was dat de honderd wel-gekozenen beter waren dan hij. Spreker zal er dan toch niet zoo rouwig om zijn als hij ditmaal niet gekozen wordt. Hij ge-voelt er niet veel voor elken dag in een muffe raadzaal te moeten praten over dingen, die dood eenvoudig zijn, maar waarover zooveel gepraat wordt uit misverstand en wantrouwen... Toch moet hij zijn standpunt verdedigen, dat het goed is als een dichter in de vertegenwoordi-ging gekozen wordt... Reeds Plato heeft gezegd dat de dichter de aangewezen koning is. Bismarck zeide dat de staat-kunde geen wetenschap is, maar een kunst. Zonder den dichter is de staatsman niets, want de dichter is de sttm van het volk. De heele politiek van de 18e en 19e eeuw werd beheerscht door de stem van Jean Jacques Rousseau--- Het gebrek aan een machtig staatsman, die Rous-seau's gedachten in staat was te verwezenlijken, was de oorzaak van de Fransche revolutie. — Spreker noettit dan nog de voorbeelden van Tolstoï in Rusland, onder wiens invloed de huidige bevrijding van Rusland is geschied, — van Victor Hugo, die den tweeden Napoléon bestreed, — van Shelley, Ruskin, Multatuli. Spreker leest dan voor enkele citaten uit zijn studie Werk en Brood, in «De Gids» van 1896, waarin hij uiteenzette, dat het volk_ zelf_ moet opbrengen wat het verbruikt, en waarin hij, toen reeds, voorspelde, het onheil, dat thans werke-lijkheid is geworden, omdat de gronden woest blijven liggen en vele akkers slecht bebouwd worden. ... . Spreker heeft geen programma, en hij zal er geen opstellen, zijn programma is zijn alge-meenheid. Gaarne aanvaardt hij den naam «so-cialist», maar hij aanvaardt geen dogma's. Wat hij gezien heeft van den zoogenaamden klassen-strijd, heeft hem nooit den indruk gegeven,dat dit het beste middel is voor de verlossing. Hij ziet meer heil in cooperatie, in samen-werking van de producenten inplaats van con-currentie. Dan afschaffing van de speculatie,van . de staatsschuld; cooperatie die geleidt tôt ge-meenschappelijk bezit; afschaffing van de erfe-lijke opvolging van het staatshoofd, — met res-pecteering van het huidige staatshoofd, zoolang en omdat dit staatshoofd is. Geen partij — spreker heeft geen verstand van de politiek, hij kan nauwelijks een vrijzm-nig demokraat van een liberaal onderscheiden, maar hij kan wel recht van onrecht onderscheiden. (Applaus.) Hij stelt zich op het standpunt van Jezus, dat wij allen broeders zijn uit één gezin. (Luid applaus.)

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het tooneel appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Antwerpen du 1915 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes