Het tooneel

678573 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 01 Decembre. Het tooneel. Accès à 29 mars 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/0k26970q75/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Het Tooneel 3e Jaargang Nr 12 — 1 December 1917 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Centiem Mevr. MARIE RUYSBROECK ■ TENVOORDEN Kon. Ned. Schouwburg "De Opgaande Zon „ In een literair vraaggesprek, verschenen in «De Gulden Winckel» zei Herman Heijermans ten slotte aan E. D'Oliveira, den ondervrager : «Toen ik op school was hadden wij bloemlezingen en daarin kwamen voor een veertig, vijftig na-men. Die namen bestaan niet meer. Vandaag heb-ben ze weer bloemlezingen en er staan weer der-tig à veertig namen in. Daar vindt u in... noem maar op... Top Naeff, Haspels, enz. enz. Ik zeg geen kwaad van ze, maar ik heb toch de aanvoe-ling: dat gaat ailes heen; ik heb voor mijzelf het geloof dat ze heengaan. En ik heb voor mijzelf ook het gevoel dat ik mijn plicht gedaan heb en mijn roeping ben gevolgd... Roeping en plicht, — twee ouwerwetsche woorden. Als ik dat gevoel niet had gehad, dan had ik mij toch liever terug getrokken om sigaren te verkoopen.» Het oordeel van Heijermans over Top Naeff vinden \ve nu toch wat al te bar. Dat deze uit-muntende schrijfster geen wereldreputatie heeft, geven we gereedelijk toe, maar dat haar kunst-werk zoo gauw zal heengaan, valt nog te betwij-felen. Een werk als «De Dochter» behoort tôt het beste wat de Nederlandsche literatuur in de laat-ste jaren gepresteerd heeft; een kijk op het le-ven en met een diep - menschelijken ondergrond. Maar tôt daartoe. Heijermans zegt dat hij zijn plicht heeft gedaan en zijn roeping gevolgd. We willen graag' die nuchtere ontboezeming gelooven en we zou-den wel eens een kunstenaar willen kennen, die zal zeggen dat hij zijn plicht niet gedaan en zijn roeping in den steek gelaten heeft... Want, wat is roeping? Dat is de drang die ons leidt om dit te doen en dàt te laten, dikwijls tegen ons eigen beter - weten in, dat zijn de levens-voorwaarden met al de bijkomende omstandighe-den die we ondergaan met of tegen onzen wil, met liefde of tegenzin, dat is in een woord het fatum, waaraan allen, zoowel rijken als armen, machtigen als ondergeschikten, te gehoorzamen hebben, het noodlot dat aile groote denkers, wijs-geeren en schrijvers gevoelcl en ondergaan hebben en door de menschheid sedert zij begon te denken en te spreken, gedoemd of geloofd werd. Als men Heijermans gelooven wil dan zou, vol-gens zijn socialistische levensbeschouwing, zijn roeping geweest zijn socialistische kunst voort te brengen. Een man met rotsvaste princiepen zou van dat socialistisch beginsel niet afgeweken en zou liever verhongerd zijn dan een duimbreed af te staan aan de eischen of opvattingen van de bourgeoisie-.. Maar jawel, praatjes vullen geen gaatjes. Heijermans, theaterdirecteur geworden, om zijn eigen stukken en die van andere goede schrijvers te laten opvoeren, zong weldra een toontje lager. In het interview waar wij hooger van spraken, zegt hij nog: «Als directeur ben ik evenwel z a k e 1 i j k en zeer neutraal. Ailes is mij welkom, ook dingen die ik heel innig ver-acht.» Kostelijk, zoo'n bekentenis! Een weinig te voren had hij die opzienbarende meening nader omschreven: «Wij voeren geen oo-genblik datgene op, waarvan wij innig houden... Als wij dat doen en het is niet in harmonie met den smaak van het betalende publiek, dan kun-nen wij onze menschen niet betalen. Wij hebben proeven genomen, met het resultaat dat wij avon-den maakten met zeventig, tachtig gulden recet-? te. Je moet, door force majeure gedwongen, trachten aansluiting te vinden met het betalend publiek en als je ooit behoefte hebt om versterkt te worden in zeker soort van minachting voor den tijd waarin je leeft, dan moet je theater - directeur worden. Je moet op elken eersten en zestien-den betalen. En, wanneer je geen menschen ach-ter je hebt die subsidie geven, niet steeds ge-steund wordt door de clericalen, zooals Royaards, of door eene koninklijke subsidie, dan ben je on-machtig om te doen wat je zou willen. Het publiek van vandaag krijgt niet datg-ene waarvoor het betaalt, maar datgene wat wordt toegestaan bij de gratie van menschen met geld achter de scher-men. Wanneer je dagelijks ondergaat, dan. geeft je dat telkens opnieuw het gevoel dat je onder-wornen bent aan de industriëele wetten van de maatschappij. Als ze onze kunstindsutrie van het theater verwijten — het zijn enkele estheetjes die dat doen — dan komt dat omdat ze niet na-denken dat wij niet anders kunnen dan ons rich-ten naar de omstandigheden». Daar hebben wij het: zich richten naar de om-standigheden, zegt Heijermans, of beter: er door geleid worden. Ja, dat is nu heel het leven en daarom ook is het zoo banaal, zoo onbedacht en onvergeeflijk andersdenkenden den steen toe te werpen, wat helaas! door zooveleri en zelfs door vele zich - zelfnoemende vrijgeesten wordt gedaan. Eerbied voor andermans meening schijnt een onoverkomelijke hinderpaal te zijn voor de kwasi - algemeenheid van het menschdom, zelfs in deze eeuw van overbeschaving. Maar al die bedenkingen zouden ons te verre leiden en wij moeten trachten ons te beperken. Men heeft aan Heijermans wel eens terecht verweten veel te veel tendenz aan te wenden en door die vooropgezette strekking het kunstgehal-te van zijn werk te schaden Hij zelf zegt daar-over : «Men verwijt mij voortdurend de zooge-naamde tendenz. Men zal als tendenz beschouwen wat bij mij innige overtuiging is. Gelijkvoe-lenden zullen die tendenz bijna niet opmerken, maar anderen zullen elk oogenblik zeggen: aha, daar komt de tendenz weer. Die beschouwen Hei.iermans als een soort machine,die maar steeds tendenz noodig heeft om aan den gang te blii-ven. Dat is een absoluut valsche voorstelling. Ik i n ?ie^ anc^ers zi.jn dan ik ben. Daarom heb ik als theater - schrijver een ontzaglijk moeilijke loor>baan». We beamen het gaarne. Naar zijn eigen bewe-ring wil hij al het leelijke, het verkeerde doen Zien ieAm^eyoelen en trachten het kwaad uit de wereld te helpen. Maar als men met zulk bepaald, vasthoudend idée aan het werk gaat. dan is het onvermijaeli.lk dat men den verkeerden weg op-i kunstwerk er door lijden moet. «Allerzielen», het spel dat Heijermans als zijn beste werk aanziet, levert daar het sprekendst bewijs van. Die _holle declamatie van dat fabrieks-meis.ie, haar poëtische optboezemingen zijn valsch [ van het hegin tôt het einde en vervelen ten laat-t. ste ontzettend. «Op Hoop van Zegen» staat veel hooger. Ook «De Opgaande Zon» verkiezen wij en is welbcht een «er beste kunstschepningen van den grootste en den vruchtbaarste der Neder-landsche dramaturgen. | Het is mogelijk dat de socialist Heijermans bij het sr.hn.iven van «De Opgaande Zon» zich heeft voorgesteld den ongelijken strijd te schetsen van » den middenstand tegen het groot kapitaal, maar aïs hn dat gedacht heeft dan geven we wijlen \ an Nouhuys geb'jk, waar deze gekende tooneel-schrijver en criticus zegde, dat het drama van den middenstand nog te schrijven blijft. In «De Ongaande Zon» is de kunstenaar op «len voorgrond gekomen om den socioloog te ver-wine-en. In zijn voorrede van het werk zegt de schrijver: «In «De Ongaande Zon» wordt de on-d^Kang van een gezin uit den middenstand ge-Jlramatiseerd. In hpt eerste bedrijf heeft de groote buurman, het Warenhuis «De Opgaande Zon» ren kloinen concurrent reeds e*enekt. Doch schijn- + 1.' In ^ffuur vaîl Mathijs de Sterke heb ik racht, f!en man teekenen die tegen de groo-"•'reedbîed van het leven in rreleei ;1 heeft over de dingen heen te lachen, en die lach als opperste wijsheid ook aan zijn dochter Sonja meent te hebben gegeven. Zij struikelt in z'n angsten voor de toekomst, vergeet zijn lach, zijn «••• onverwoest-baar blijven» — hij blijft staan. En dat was voor mij, in zoo ver de karakterteekenmg gelukte en in zoover «men» zulke stijgingen meevoelen kan — een àndere «opgaande zon», door geen stiaf van menschen, noch door armoe en ellende te «ver-duisteren». Als 'n rijk man door t leven te gaan.» En in die karakterteekenmg is de auteur vnj-wel gelukt. , . ... Mathijs de Sterke is geen goed negocieman, hij verstaat van den handel niet veel en dat zijn schip lek zou geraken had hij moeten voorzien en voor het onheil moeten redden wat nog te redden viel. Maar zijn goed humeur blijft hij toch behouden, zijn optimisme, zijn verwachtmg op beterschap. In de karakterteekenmg, — een der moeilijkste zijden van het uitbeelden van personnages op het tooneel, — heeft Heijermans in «De Ongaande Zon» met Mathijs de Sterke en Sonja en ook met de bijkomende figuren, misschien wel het allerbeste geleverd van zij'n vruehtbare, dra-matische arbeid. ... i j Wij aarzelen met te herhalen wat wij verleden iaar schreven: «Al de karakters zijn met vaste, bekwame hand geteekend, uit den heele. De figuur van Mathijs de Sterke is als geburmeerd op staal, hel belicht en scherp uitkomend op zwaar - don-keren achtergrond. Zij is voorzeker een van de schoonste typen door Heijermans met hart en geest gecreëerd en de teekening is logisch en waar - menschelijk volgehouden. Ook Sonia, de dochter, staat hier m dit tooneel-werk als de type van kinderlijke toewiiding en liefde, opgaande in wijsheid en levensbeschouwing van den vader, dien zij, naar haar eigen zeggen, aanbidt. Zij ook blijft recht en houdt moed, niettegenstaande zwarte wolken vol onheil onafwendbaar boven het ouderlijk huis komen op-eengestapeld. Een fataal oogenblik komt er noch-tans: bij het visioen dat haar tegengrimast, van den zelfmoord dien haar aanbeden vader daar ee-, nige uren vroeger kon vernietigd hebben,begaat zij een daad sterker dan haar wil, die de^redding moet brengen aan het gefolterd gezin: de brand-stichting en, als gevolg, de assuratiepremie. Aangrijpend, ontroerend en diep - schokkend zijn de tooneelen van de gewetenswroeging en de schuldbekentenis. . , Als zongeflikker, tusschen twee onweders, is de liefdescène tusschen Sonja en Naphtalie. Grootsch en aandoenlijk in haren eenvoud en hare sobere natuurlijkheid. , , , , Het karakter van den schoolmeester, den be-deesden en eerlijken jongen, is naar het leven ge-schetst, evenals dat van den grootvader, — den voorheen gefailleerden en in zijn ouden dag, maniaque van het klokkenspel. ... . , Ook de onbenullige, zeer ordmair - doende en laag - bij - den - grond denkende moeder en Door-tje, passen volkomen in het kader van het stuk, evenals de van zijn macht bewuste financier Jen- sen.» .. . , , Er zijn gebreken aan te wijzen: met een zelt-de lijn loopt door het werk, dat met stukken en brokken is aaneengebracht,wat natuurlijk voor de eenheid, een hoofdvereischte, schadelijk werkt. Daarenboven worden meerdere gevolgen aange-geven zonder dat we de oorzaken kennem Maar van den anderen kant heeft Heijermans hier weer eenige tafereelen doen zien en bewon-deren, echt Hollandsche intérieurs, waarvan het best geslaagde is het pai'tijtje whist met de war-me «pons». * * * De vertooning was goed, heel goed zelfs, eenige betreurenswaardige haperingen daargelaten. Wa-ren die er niet geweest, dan hadden we bijna de perfectie gehad. Heer Piet Janssens die verleden jaar heel veel succès bekwam met de zeer zware en uiterst moeilijke roi van Mathijs de Sterke was verleden Za-terdag nog kapitaler vooral wat de mimiek be-treft. Zijn lach klonk gui en hartelijk ; hij was werkelijk de man die niet onder de knie te knj-gen is en nooit zijn goed humeur er bij inschiet zelfs niet in de hachelijkste oogenblikken. Maar toch, bij enkele zieleangsten, wanneer zijn ver-kropt gemoed zich eens lucht moet geven en bij-zonderlijk bij de schuldbekentenis van zijn dochter, lag op zijn goedig, maar beweeglijk gelaat, al de smart te lezen die hem zoo diep smartelijk ontroerde. De scène aan de whisttafel, wanneer hij stilte vraagt om die te beluisterent< was ins-gelijks van schokkende emotie. Had zijn memo-rie hem ongelukkiglijk niet enkele malen in den steek gelaten, dan zouden wij mogen schrijven hebben dat hij nooit beter gespeeld had. Mevr. -Bertrijn heeft de roi van Sonja uitge-beeld als groote kunstenares. In het tooneel der schuldbekentenis op den erker, haar door smart en wroeging gepijnigd wezen omluisterd door zon-gestraal, was zij werkelijk aangrijpend en was de spanning in de zaal op haar hoogste. Mevr. Ruysbroeck, hoogst waarschijnhjk ver-kouden, verwekte noclitans een heel goede im-pressie als kniezende, engdenkende moeder, en Mevr. Noterman mogen we wel prijzen. Mej. Bertrijn had de roi van het onnoozele, kreupele Margootje nog beter opgevat en weer-gegeven dan verleden jaar. Heer G. Cauwenberg verdient waarlijk geloofd om zijn natuurlijkheid en soberheid... Heel goed gaf hij het karakter van dien braven, bedeesden jongen weei*, vooral in de liefdescène met Sonja. Wie voorzeker heelemaal op het voorplan kwam is heer Gorlé, met de uitbeelding van zijn lang niet gemakkelijke roi van den grootvader. Zijn spel en zijn dictie lieten hoegenaamd niets te wenschen over en de herinnering aan het faillis-sement gaf hij weer zooals alleen een groot kunstenaar dat vermag. _ , . Stuifzand werd getypeerd door heer Ruysbroeck op uitstekende wijze. Zoo'n praatziek, er op los wauwelend joodje, is immer een kolfje naar zijn hand. Heer Van de Putte was een voorname, van zijn macht bewuste, heer Jensen, en heer Angenot wel gelukt als winkelknecht. Heeren De Wachter, Van Gool, W. Cauwenberg, Schmitz, De Groot en Thees volledigden het goede ensemble. N. In en Om de Schouwburgen KON. NEDERL. SCHOUWBURG. — Zater-dag 8, Zondag 9 (dag- en avondvertooning), — Maandag 10 en Donderdag 13 December, opvoe-ring van «Bietje», tooneelspel in een bedrijf van Maurits Sabbe. — Verdeeling : Jean Baptiste, notarisklerk, héer E. Gorlé. — Monne, zijn broe-der, heer P. Janssens. — Bietje, Jean Baptiste's petekind, Mej. Marg. Bertrijn. — Daarna : — «'t Is Wreed in de Wereld», geprimeerd blijspel in drie bedrijven door G. De Lattin, bekroond n< den tooneelletterkundigen prijskamp der stad Antwerpen. Insceneering en regie van L. Krinkels. — Jan Vermetten, fotograaf, heer P. Janssens. — Hendrik, zijn zoon, heer L. Bertrijn. — Frans, zijn zoon, heer Gustaaf Cauwenberg. — Lo-dewijk, zijn zoon, heer Willem Cauwenberg. Bertels, zijn schoonbroeder, heer Edward Gorlé. — Leontine, zijne schoonzuster, Mevrouw M. Dilis. — Marie, winkeljuffrouw, Mevr. H. Bertrijn. — Hortense, Mej. J. Janssens. — Lies-beth, dienstmeid, Mevr. Ruysbroeck. — Antoine, tafeldienaar, heer Van de Putte. — Genoodigden. — Speelt te Antwerpen op onze dagen. VERWACHT. — «Het Zevende Gebod» van H. Heijermans. HIPPODROOM. — «Eva», de beroemde ope-rette van Lehar, die alhier in het Hippodroom-paleis zou doorgaan, moet nog eene reeks voor-stellingen in Gent meemaken, waardoor het mu-ziekmateriaal voor Antwerpen niet op den ge-stelden datum beschikbaar is. «Eva» wordt dus in het Hippodroompaleis uitgesteld denkelijk tôt na de revue. Om aan veelzijdige vroegere aan-vragen te voldoen, neemt het bestuur deze ver-andering te baat om eene oude kennis terug voor het voetlicht te brengen en wel «Peer de Koster», met ditmaal heer A. Van Thillo in de titelrol. Iedereen zal dezen veelbelovenden acteur in die prachtige roi willen zien. Heer Frans Condès blijft Willem, de losbol Lagardère werd aan den guitigen Pierry toevertrouwd, terwijl heer Darden aan den flegmatieken Antieken een kolfje naar zijn hand zal vinden. Heer Van den Branden vinden wij als kolonel, terwijl heer Van Attenhoven de rollen van Burgemeester en de Neus zal ver-dedigen.Voor de damen vinden we Mej. Didier als Lisy — ook iets voor haar. Mevr. Haesen blijft Brave Marie en Nicht Anna. Wat de monteering betreft die belooft nog schooner te zijn dan wij ze verleden zomer gezien hebben. Met een verdubbeld koor zal het studentenkorps bij het sluiten van het tweede bedrijf nog meer indruk maken. Peer de Koster komt onmiddellijk na de Dochters van Jackson en Co en wel op Zaterdag 8 December. Het luimige werk van den sinjoor Pouillon (het beste wat hij gemaakt heeft) zal met vreugde te-ruggezien worden. Vrijdag 7 December, wegens generale repetitie, geene vertooning. PALATINAT. — Na de reeks opvoeringen van «De IClokken van Corneville», die Donderdag a.s. eindigt, komt er eene schoone nieuwe operette aan de beurt, die zeer veel bijval verwierf in Holland, maar nog nooit in België werd opge-voerd. Het is «De Domme Ancust» SYNDIKALE KAMER DER KINEMA'S : Wij cntvangen volgend schrijven dat wij volgaarne opnemen : Antwerpen, 22 November 1917. « Den heer hoofdopsteller van «Het Tooneel», « Heer Hoofdopsteller, « Wij zouden u zeer erkentelijk zijn, indien uw « veelgelezen blad den tolk wilde zijn der Syndi-« kale Kamer van Antwerpen der Kinema's en « Bijvakken, ten einde onzen hartelijken dank « uit te spreken aan gansch de bevolking voor de « talrijke opkomst Maandag 19 November .1 .1 « voor het liefdadigheidsfeest ten bate der nood-« lijdende slachtoffers van den vliegeraanval van « 28 October 1.1., door de zorgen der Syndikale « Kamer v. Antwerpen der Kinema's en Bijvak-« ken op touw gezet, met de bereidwillige mede-« werking van aile onze aangeslotene leden van « Antwerpen, Borgerhout en Berchem, gegeven « in hunne respectieve zalen. «De bruto ontvangst van gemeld feest is der-« tien duizend fr. — Deze gelden zijn onmiddel-« lijk ten voordeele der slachtoffers ter beschik-« king van den heer Burgemeester van Antwer-« pen gesteld, ten einde in de dringendste geval-« len te willen voorzien. « Met voorbarigen dank voor bereidwillige op-« name, verblijven wij met hoogachting. « Namens de Syndikale Kamer : « De Voorzitter, «M. L'HOEST. «Voor de algemeene Secretaris, « De Griffier, «J. WOUTERS. » HUWELIJK. — Heden zijn in den echt getre-den : heer P. Van den Eynde en Mej. M. Van p]ysendyck. — Onze beste gelukwenschen. Mev. M. Ruysbroeck-TenvoordenI. In de schilderachtige Antwerpsche havenbuurt, met koortsig, rumoervol leven, sleet Mevr. Ruys-broelc - Tenvoorden hare eerste jeugdjaren. — Haar vader, een gekend expediteur, bewoog zich druk in de politieke middens. Men zal licht be-grijpen dat die omgeving van onverpoosden strijd, en om de handelsuitbreiding en om staats-grondbeginselen, nu eenmaal geen ideaal kader was, om voor het tooneel opgeleid te worden... Maar in 's menschen bestaan speelt het fatum een gewichtige roi, en meer dan eens brengen schijnbaar onbeduidende omstandigheden de ge-wichitgste gevolgen mede, wat ditmaal ook het geval was. De ouders van het jonge meisje besloten zeke-ren dag naar den buiten te gaan wonen, op eene villa, gelegen ter plaatse thans lange Bisschop-straat genaamd. De tummuur paalde aan dien van een huis, ge-bouwd op de hoogte der Congresstraat, en daar hadden de jufvrouwen Liza en Philomena Jon-ckers hun verblijf gevestigd. Zeventienjarige meisjes zijn niet alleen speel-ziek, maar over 't algemeen tamelijk erg nieuws-gierig. Ook gebeurde het vaak. dat Mej. Tenvoorden, bij middel eener ladder over den hofmuur ging kijken, om te weten met welke bezigheden het opkomend geslacht uit de buurt zich zooal inliet, en na korten tijd had het jonge wereldje kennis aangeknoopt. En zoo gebeurde het, dat Mej. Tenvoorden hare nieuwe vriendinnen eens ter kerke vergezelde, die er, naar aanleiding der Meimaandviering,een gelegenheidsgedicht moesten opzeggen. Diep ont-roerd luisterde het meisje naar de hel geryth-meerde phrasen, die als muziek in de ooren klon-ken. Dit was voor haar eene openbaring. Voor 't eerst voelde zij diep de schoonheid van goed gecadenceerde woorden, vormend dichterlijke en muzikale volzinnen -. En weldra stond haar be-sluit rotsvast: zij ook zou zich op de voordracht-kunst toeleggen. Eenheid in voelen snoert vriendschapsbanden nauw-er samen. Af en toe vergezelde Mej. Tenvoorden de gezusters Jonckers naar de voorstel-lingen door volkstooneelmaatschappijen op touw gezet, waaraan de laatsten hunne medewerking verleenden. En zoo brak eindelijk de voor haar gelukkige dag aan, waarop zij voor het eerst zou optreden. In een klucht «De Speelbank van Spa» ter op-voering gekozen door de vereeniging «Verbroede-ring», werd haar de roi der meid toevertrouwd. De vertooning greep plaats in de «Solidariteit», een merkwaardig, typisch primitief tooneelzaal-tje ingericht op eene eerste verdieping, boven eene herberg, dicht bij de «Cité» gelegen. Bij haar opkomen moest zij zeggen: — Ik zie enkel zwarte titelingkens op wit papier... — Maar de debùtante was zoo zenuwach-tig, dat zij net als in een droom sprak, en in werkelijkheid ailes om haar heen onduidelijk was. Na korten tijd vertolkte zij het meest uiteen-loopend werk in de voornaamste dilettantenkrin-gen, alhoewel zij toch nog steeds eene bijzondere voorliefde koesterde voor de «Verbroedering», — waarin zij gedebuteerd had. Toevallig woonden de heer V. Driessens en Lem-mens een «luisterrijk tooneelfeest» bij, door die-zelfde «Verbroedering» in he4* Vlaamsch theater ingericht. Op het programma : «Ogarita, de Wilde Vrouw». Zoozeer beviel net spel der liefheb-ster de twee beroepskunstenaars, dat zij haar den volgenden dag deden roepen en haar de vraag stelden: — Zoudt gij niet geneigd zijn om aan den schouwburg verbonden te worden. Zoo onverwacht verwezenlijkten zich hare lang gekoesterde meisjesidealen, dat zij eenige oogenblikken het antwoord schuldig bleef. De directie bood haar een maandgeld aan van honderd franken, eene fortuin in de oogen der nieuwelinge. Hare ouders, die inzagen hoe hunne dochter met hart en ziel aan het comediespelen gehecht was, dwarsboomden hare loopbaan niet. Tijdens het seizoen 1880 - 81 debuteerde Mej. Tenvoorden als Marianne — een nogal gewichtige roi — in «De Twee Weezen». Het lot bijna aller beginnelingen was haar ge-durende dit eerste speeljaar beschoren en zij beel-de allerlei ondergeschikte personnagen uit. Heer Willem Van Zuylen, die voorgenomen had te Rotterdam eenen schouwburg uit te baten, — kwam rond dit tijdstip naar Antwerpen over,m et het doel Mevr. Marie Verstraete eene verbinte-nis voor te leggen.. De afscheidsvertooning ter eere dezer artiste ingericht, werd door heer Van Zuylen bijgewoond. Het stuk was «De Blinde Va-leria», waarin Mej. Tenvoorden Caroline speelde. De Noord - Nederlandsche directeur kompli-menteerde na de voorstelling de nog jonge actrice en bood haar eveneens een engagement in Holland aan. Mej. Tenvoorden dweepte danig met het spel van Mevr. Verstraete. Vaak liep zij de groote kunstenares op straat na, en dit op zulke opval-lende wijze dat deze haar eens vroeg : — Maar, jufvrouwtje, wat moet ge toch eigen-lijk van mij hebben, — waarop een gestotterd en verward antwoord klonk. Mevr. Verstraete stelde in de gegeven omstandigheden de ouders der jeugdige artiste gerust ; zij zou het jonge meisje bij haar laten inwonen en over haar waken. Zes jaren bleef Mej. Tenvoorden te Rotterdam verbonden. Korten tijd na hare aankomst in die stad, knoopte zij kennis aan met heer Ruysbroeck en voor nog een vol jaar verstreken was, trad zij met hem in het huwelijk. — Die tijdspanne in Holland doorg^ebracht is misschien wel de heerlijkste van mijn leven,ver-klaarde zij ons. Snel vervlogen de maanden tôt heer Van Doe-selaer de beide kunstenaars voorsfcelde naar Antwerpen te komen. Zij vertrokken naar de Schel-destad, maar de onderhandelingen sprongen al spoedig af. Onderweg, terwijl heer en Mevr. Ruysbroeck zich naar de spoorhal begaven, om naar Rotterdam weer te keeren, ontmoetten zij eenen goeden vriend heer Van Kuyck. — He, wat komt ge hier doen? luidde de ver-wonderde vraag. En het wedervaren werd omstandig verhaald. — Dat treft, lachtte heer Van Kuyck, vergezelt mij naar huis, ik treed als bestuurder op van den Cirkschouwburg der Jezusstraat, en verbind u aan mijn gezelschap. Enkele uren later reden zij, zachtjes door den trein geschokt, naar Holland terug, met ieder op zak, een nieuw kontrakt. Daags nadien kwam reeds heer Van Doeselaer aanbellen. — Wat mocht ik vernemen, ge kwaamt met heer Van Kuyck overeen? Waarom zijt ge niet bij mij weergekeerd? vroeg hij ontevreden. — Wij waren toch uitgesproken, luidde het antwoord, En daarbij, gedane zaken hebben geen keer, en zij toonden de onderteekende papieren. Heer Van Doeselaer spiegelde hen voor oogen hoe de nieuwe onderneming weinig kans van ge-lukken had, en voor zijn weggaan gaf hij ze een bewijs, waardoor hij verklaarde. hen aan zijn gezelschap te engageeren, in geval het bestuur van den Cirkschouwburg zijn vertooningen mocht sta-ken. Hoe kwam die verklaring niet van pas : in-derdaad, na de vijfde maand schorste heer Van Kuyck de vertooningen. ( W or rit vf*rvn1p"d.ï .T Vï S De Idealisten LENTELEVEN. Als gij geen smachtende liefde voelt voor den Geliefde dan baat het niet ot ge uw lijf versiert en reukzalf op uw oogen snieert. KABIR. De storm jaagt en snokt... De wind huilt en fluit... Geweldig woedt het raasbollend weer met vlagende rauwheid. De Dichter zit bij zijn ronkende, roode kachel, en luistêrt naar den wolligen zang. Hij rookt zijn sigaar en staart onachtzaam de ijle, blauwe rookwolkjes na. Hoe geweldiger de wind rukt, hoe meer hij ge-niet van de gezellige warmte en van zijn sigaar. Even wazig en grillig als de rook krinkelen zijn opduikende gepemzen en herinneringen. En omdat het zoo ver af ligt,omdat het zoo aan een idyllische tijd doet denken, gaat zijn verbeel-ding naar de dagen zijner jeugd. Want ook de Dichter is jong geweest! Nu ver-teedert hij zich over zijn eigen jeugd... In dien speelschen tijd schreef hij achteloos minnebrieven op de keerzijde van brieven waarin hij zijn ver-zen aan tijdschriftredacties aanbood. Zijn verzen werden geweigerd maar zijn liefde vond genade, en zoo bleef zijn zelfvertrouwen onwankelbaar... Hij droomt nog verder terug van zijn Atheneum-jaren, van het meizonneken dat zijn kalverliefde bescheen. Toen hij het meisken voor de eerste maal zag droeg zij een gelen stroohoed met een donker blauw lint... Zij had diepbruine oogen, lange * wimpers, koraalroode lippen... Hij bleef stilstaan in de zonnige straat om haar na te kijken... Hoe rijzig en zwierig ging zij!... Twee bruine vlechten bengelden haar op den rug. De boomen op de leien stonden roerloos met hun teerheid van groen. Zachtjes zegen de zwach-telblaadjes neer en de pluisjes lagen als een vaal-groen tapijt. Helder was de lucht en gouddoorweven scheen het licht. De jongen had wel kunenn zingen van opge-wektheid. In zijn frissche lenteroes dacht hij niet aan zijn les van wiskunde die hem anders zoo afschrikte. Die oogen, die bruine oogen! Boven den hofmuur der Paterkens schemerden witte en roode kruinen, en in de geuzenhofkens bloeiden reeds voorjaarsbloemen. In de schooluren droomde hij van de wereld die zoo mooi was onder den lentebloesem, 's avonds liep hij geheimzinnig ingetogen naast zijn vriend Léo. De volgende dagen zag hij het meisken weer. Zij kruiste nu zijn weg, 's morgens, 's middags en 's avonds. Wanneer zij met maatjes liep keek hij haar strak aan, maar wanneer zij alleen voorbij kwam waagde hij het niet. De vriendinnekens,met | vrouwelijke sluwheid, hadden spoedig zijn stille bewondering opgemerkt. Zij gichelden als zij den blooden jongen in de verte zagen aankomen. Dan kleurde het meisken met de bruine vlechten... Ook Léo wist waaraan hij de verandering in zijn vriend moest toeschrijven. Hij las trouw de gedichten in handschrift. In die lentedagen groeide heerlijk de ziel van den jongen dichter. Ailes werd ruimer en schooner, de hemel was een openbaring, de avond had een innigheid wanneer het maanlicht spoot over zijn verrukkelijke wandelingen, zijn fantasie vond buitensporige buitelingen. Met vervoering sprak hij over Vlaanderen en over de Kunst, zooals de jonge Vlaamsche dich-ters doen, doch Léo, die een nuchtere jongen was die later naar Amerika trok, haalde hem telkens in de werkelijkheid. — Ge moet haar aanspreken, zei hij en schoof zijn pet achteruit. — Och! — Als ge wilt vrijen moet ge haar aanspreken... ik vind er niks aan van met een meisken te loopen... het çeeft maar last als zij het thuis weten... maar gij• • • — Ik ken haai naam niet-.- — Ik zal eens op inlichtingen uitgaan. Op een zomermorgen zei Léo gewichtig: — Zij heet Augusta! — Dank u, Léo, antwoordde de Idealist. In de klas schreef hij haar naam op zijn les-senaar, en 's middags, terwijl hij haar voorbij-ging, prevelde hij binnensmonds : Augusta! Tôt zijn verbazing nam Léo zijn pet voor haar af en zij groette, neeg even het blozend kopje met he-melsche minzaamheid. — Zoo moet ge dat lappen, leerde Léo, de meiskens kunnen toch niet eerst groetem 's Anderdaags waagde de Dichter het zijn voor-beeld te volgen. Haar oogen waren half geloken tegen de zon; zij gingen achter haar wimpers sehuil,en scheenen oneindig aantrekkelijker nog. Zijn hart klopte toen hij haar glimlach ontwaar-de en haar witte, regelmatige tanden zag blinken tusschen haar roode lippen. Haar groet was als een tegemoetkoming. Een kerkklokje, het klokje van Sint Antonius, klepte, de koster sloot de poort... De jonge Dichter voelde zich als een ver-overaar.Hij kon zijn geluk niet alleen torschen en nam Léo in zijn vertrouwen. — Nu moet gij ze aanspreken. — Natuurlijk! — Zoo rap mogelijk! — Ja, aarzelde de Dichter, wiens durf niet zoo groot was. Een paar dagen later, hij werkte aan een ge-dicht dat hij haar wou overhandigen en dat wou niet vlotten, kwam Léo op hem toegeschoten. — Zij heet niet Augusta! — Niet, fluisterde cle Dichter wanhopig. — Neen, zei Léo onthutst, — Weet ge het zeker? — Ja! — Hoe heet zij dan?... — Ik weet het niet, bekende Léo met een zon-daarsgezicht.De vertwijfeling duurde niet lang want zijn vriend, die hem zeer verknocht was, bracht spoedig ander nieuws. — Zij heet Ber'tha, fluisterde hij zegevierend, ik weet het van haar vriendin. — Bertha, herhaalde de Dichter peinzend. — Ik weet ook waar zij woont! — Léo, ge zijt mijn vriend; ik zal het nooit vergeten... Menigmaal dwaalde hij voortaan in haar buurt, hield zich verscholen wanneer zij op boodschap ging, volgde haar van verre, maar durfde zich niet te vertoonen en nog minder haar aan te spreken. Hij vergenoegde zich met haar hoofdknikje als antwoord op zijn schuchter groeten. — Ge moet durven, praamde Léo. Eindelijk, op een zomeravond, ontmoette hij haar in een verlaten zijstraat. Hij stond voor haar stil, wist geen blijf met zijn handen. — Wanneer kan ik u eens spreken, vroeg hij met plompe schroomvalligheid. — Mijnheer, glimlachte zij kinderlijk. Men had hem nog nooit mijnheer genoemd... Wat hij zeggen wou was hij kwijt, verward keek hij haar aan, weifelend tusschen zijn bedeesdheid en zijn zelfbewustzijn door het woordj.e Mijnheer opgewekt. — Zondag om elf uur aan de Ellermanstraat-.. Hij voelde haar meisjeshand, zag haar dan wegdrentelen. Van zijn rendez-vous sprak hij aan niemand behalve aan Léo. Met de Antwerpsche kermis, de fanfares zon-gen feestelijk in de stad, stond hij haar af te wachten. Samen wandelden zij langs den blinden muur, waàrachter de treinen floten, kuierden dan over de spoorbrug, naast houtstapels over den eenzamen weg aan den binnenkant der vesting... Zij babbelde over de school, de vriendinnen, ver-telde het leugentje dat haar in staat had gesteld hem te vervoegen. Haar woorden klonken vreemd en gewoon. Telkens probeerde hij haar weer in te denken als het zonnig meisken uit zijn verbeelding dat hij maanden lang had aangegluurd. Zij was heel anders.Woorden vond hij niet. Hij loerde maar ter-sluiks naar de bruine vlechten, maar dorst haar niet in de oogen kijken. Voor de eerste maal liep hij zoo naast een meisje dat hem onbekend was. Eindelijk waagde hij het haar uit te noodigen om op het gras te gaan neerzitten. Voorzichtiç sloeg zij haar beigen rok op, zette zich buiten zijn bereik. In de verte, op de stadsgracht, waren de re-gatten aan gang. Menschen stonden er te kijken naar roeiers in kleurig - gestreepte badcôstumen. — Kent ge Heinrich Heine, vroeg de Dichter. — Neen, zei Bertha bevreemd. — Ge leert toch Duitsch in de school, Bertha ? — Ja, knikte het meisje. — Wel. dan zal ik u eens wat voorlezen uit zijn «Buch der Lieder»... Ik dweep met Heine. De Dichter las met roerende ernst, Bertha zat muisstil te luisteren met een madeliefje dat zij naast zich gevonden had, in de hand. Soms loerde zij naar het spel op het water, schonk dan weer haar aandacht aan den lezenden jongen. — Schoon, niet waar? — Ja, zei ze in goed vertrouwen... ik heb ge-hoord dat gij ook een Dichter zijt... — Och ! — Ge moet voor mij eens een gedichtje maken om in mijn «poesie» te zetten... maar onder een meisjesnaam, anders zouden mijn zusters het vprradpn... ■■■■■Mai HEER THEO VAN PELT, als «Gaspard» in «De Klokken van Corneville». (Palatinat.) — Ja, zei de Dichter gedwee. — Het moet moeilijk zijn? — Heine. •. — Ja, ging zij argeloos voort, het moet heel schoon zijn, maar dichters worden nooit rijk, — zegt men..- — Heine... — Ik heb het wel niet verstaan, maar ik wil wel gelooven dat het schoon is... willen wij ook eens naar de regatten gaan zien? De Dichter stak zijn boekje weg, hielp haar recht en liep weer hulpeloos naast haar voort... Zijn vervoering had een stortbad gekregen. Hij hoorde vroolijke stemmen, voelde de gloei-ende zon branden, zag zweetdruppels parelen onder het kroezelhaar op het voorhoofd van zijn vriendinnetje. Toen groette knipoogend een jong heerken dat hen passeerde. Bruin was zijn gelaat, en het scheen de Dichter alsof zijn oogen kwalijk den spot verborgen. — Wie is dat? vroeg hij boos. — Och dat is Max, zei het schuldelooze meisken . — Max?... — Ja, Max... een speelkameraad... — Zoo! — Och ge moet niet jaloersch zijn, troostte Bertha, het waren maar kinderstreken, het was niet serieus! De Dichter was ontgoocheld, de regatten ga-ven hem geen afleiding. De zon stak geweldig op den terugweg. — Is het nu plezant, dat vrijen, informeerde later Léo. — Ja, loog de Dichter. De hersftdagen brachten nieuwe beslommerin-gen en andere uitzichten. De Dichter joeg fantasias na zooals hij heel zijn leven doen zou. — 'k Heb Bertha gezien, meldde hem zekeren dag Léo, zij draagt lange rokken en het haar in een dot... —• Ik werk aan een roman, antwoordde de zestienjarige Dichter, ik heb een prachtige onder-werp.— Zoo, aarzelde Léo beteuterd, dan is het af! En nu de vliegende storm buiten zong dacht de Dichter aan Bertha, aan den nooit geschreven roman, en aan Léo die verloren was in Amerika. — Het leven heeft grillige wegen, peinsde hij en hij stak een versche sigaar op. LODE BAEKELMANS. Tooneelprijskamp Binnen veertien dagen deelen wij den uitslag mede met het verslag van den secretaris der jury. Kon. Ned. Schouwburg Zaterdag 1, Zondag 2 (dag- en avondvertooning), Maandag 3 I en Donderdag 6 December, wordt op-gevoerd : «DE EER». tooneelspel in vier bedrijven, van H. Sudermann. VERDEELING : Handelsraad Muhlingk ... Hr B. Ruysbroeck Amalia, zijne vrouw Mevr. Ruysbroeck Koert, hun zoon Hr G. Cauwenberg Leonora, zijne dochter ... Mevr. Noterman Lothar Brandt Hr Van de Putte Hugo Stengel Hr W. Cauwenberg Graaf von Trast Hr E. Gorlé De oude Heinecke Hr P. Janssens Vrouw Heinecke ... Mevr. Dilis Augusta, hunne dochter ... Mej. Janssens Aima, hunne dochter Mevr. H. Bertrijn Robert hun zoon Hr L. Bertrijn Michalski, schrijnwerker ... Hr Angenot Vrouw Hebenstreit Mevr. Hens Willem, knecht Hr F. Van Gool Jan, koetsier Hr De Groodt De indische knecht Hr Verhulst Korte inhoud: Door eene onvoorzichtigheid van den handelsraadsheer Muhlingk is de werkman Heinecke verongelukt en tôt werken onbekwaam geworden. Om hem schadeloos te stellen heeft Muhlingk hem een achterhuis, palende aan zijne woning, afgestaan, en daar woont de man nu... Hij heeft drie kinderen: Robert, Augusta en Aima. Augusta is getrouwd met een luilak en een mooiprater, Michalski; Robert is als bediende in de bureelen van Muhlingk gekomen, en voor re-kening van den patroon naar Batavia gegaan. Hij maakt daar kennis met graaf von Trast en na verloop van eenige jaren gelukt het hem, met diens hulp en door eigen vlijt, voor het huis Muhlingk hem een achterhuis, palende aan zijne Robert nu terug in het ouderlijk huis komt, vindt hij ailes daar zoodanlg veranderd, dat hij meent in de omgeving te zullen verstikken. Hij wordt er haast vijandelijk behandeld, omdat hij eigenlijk de menschen in hun ellendig gedoe sto-ren komt. Zijne zuster Aima is de minnares geworden van den jongen Koert Muhlingk. Augusta en Michalski dienen daarbij als tusschenpersoon. Vader en moeder Heinecke zijn heel blij, als zij daardoor kleine geschenken en voordeelen krij-gen. Robert beproeft het onmogelijke om zijne familie tôt betere gevoelens te brengen. Ailes te vergeefs. Hij wil Koert tôt verantwoording roepen, doch Muhlingk komt hem voor; hij geeft den ouden Heinecke eene som van veertig' duizend mark, op voorwaarde dat hij zoo spoedig mogelijk het huis ontruime. Terzelfdertijd geeft hij Robert ontslag en verlangt afrekening. Robert is verontwaardigd als hij verneemt dat zijne ouders het geld der schande hebben aan-vaard: hij zoekt twist met Koert, doch, door tus-schenkomst van von Trast leert hij de kwestie eer met gansch andere oogen beschouwen. Robert geeft den strijd tegen zijne ellendige familie op: hij wil naar Indië terug. Trast stelt hem in staat om aan Muhlingk de veertig duizend mark terug te geven, en naaat Robert zich edel-moediger heeft getoond dan de familie Muhlingk wil hij voor goed vertrekken. Hii wordt echter weerhouden door Leonora, de dochter van Muh-lirtgh, die hem hoogacht en bemint. Vrijwillig werpt zij zich in zijne armen en smeekt hem, haar als zijne vrOuw mede te nemen. Graaf von Trast heeft dit met vreugde zien aankomen: hij houdt, met spottende vriendelijk-heid, de handelsraadsheer tegen, die zijn kind nu wil vloeken, en deelt hem mede dat Leonora aan Robert eene goede partij doet, daar hij dezen tôt zijn vennoot en erfgenaam zal maken. Dan toont zich de eerbaarheid van den voornamen handelsraadsheer in haar ware gedaante: als hij dat ge-weten had zou hij in ailes hebben toegestemd; het geld is voor hem ailes, vervangt eer en naam ; doch Trast wijst liem nog spottender af met de woorden:'«uw geëerde zegen wenschte ik liever schriftelijk te ontvangen!» HET ORKEST, onder le leiding van toondich-ter Karel Candael, zal uitvoeren : Voor het eerste bedrijf : Marsch van Schubert. — Voor het tweede bedrijf : Openingstuk van «Athalie» van Mendelsohn. — Voor het derde bedrijf : Romance, fluit solo heeren F. Valck en Deiterer, van C. daint - Saëns. — Voor het vierde bedrijf : Aria, cello - solo heer Hvn. Fveraerts. van J. Bach.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het tooneel appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Antwerpen du 1915 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes