Het tooneel

1761 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1916, 25 Novembre. Het tooneel. Accès à 29 mars 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/pn8x922j1q/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Het Tooneel 2e Jaargan ig Nr 1 - 25 November 1916 Reheer en Redanfie ; Kerksfraat. 13. Anfwernen 10 Centû Koninklijke JVederlandsche Schouwburg ,, Rechters Eerzuchl " Steeds heeft Brieux zich ingete ten, met al de belangwekkend# vraagstukken van den dag.Rond den tijd waarop hij «Rechter's Eerzucht» schreef, werden de vertegenwoordi-gers der Justicie en hunne vorinissen scherp gehekeld door de groote meer-derheid van 't publiek, ook is z'n werk de weerspiegeling der rede-twisten, die door hunne heftigheid, vaak tôt overdrijvingen oversloegen. Opgevat in 1897, werd «Rechter's Eerzucht» voor 't eerst opgevoerd door de artisten van den «Théâtre du Vaudeville», op 14 Maart 1900. Ge-durende drie voile jaren ging de schrijver de zeden, de tlriften, de le-vensdoening der menschen na, die hij voor 't voetlicht wou brengen, en dit met al de voorliefde, die hij er op na houdt, z'n spelen enkel op nauw-keurig onderzochte gegevens te bou-wen.«Reeds lang», verklaarde Brieux in een interview, «had ik opgemerkt wat men zou kunnen noemen de b e -roepsmisvorming.»« Steeds was ik verwonderd, wan-« neer ik zag hoe zekere lieden, zoo-« als priesters, geneesheeren en ma-« '^istraten, gebonden door het be-« roepsgeheim, 'n normaal leven kon-« den leiden, wannee»- zij dagelijks « staan tegenover haat en zedelijk « verval, groote smarten en wreede « ellende. Buiten de uitoefening van « hun betrekking vergeten zij het-« geen ze hoorden of zagen, maar, « niettegen staan de ailes, moet hun « geest 'n zekere gedachtenneiging « ondergaan, die hun oordeel op 'n « dwaalspoor kan brengen, vandaar « de «beroepsmisvorming». « Het scheen mij toe dat dit ver-« schijnsel zich hoofdzakelijk bij de « magistraten voordoet, en in 't bij-« zonder bij de onderzoeksrechters, « die rechtstreeks met beschuldigden « en getuigen in aanraking komen. « Zoo vatte ik 't gedacht op, m'n « keus te werpen op 'n onderzoeks-« rechter, waarvan de gedachten mis-« vormd zijn, door z'n beroep zelf. « Hoe zou ik dien man uitbeelden. « Moest ik er 'n volkomen eerlijk « mensch van maken ? Dan zou het « stuk maar al te weinig belang op-« geleverd hebben. Ik stelde mij te-« vreden met iemand voor te stellen « van middelmatige ontwikkeling, — « hartstochtelijk en «arrivist». Aldus « is de onderzoeksrechter Mouzon. « Tegenover hem moest ik den be-« schuldigde plaatsen. 'n Boer, een-« voudig en plomp, zou gelogen heb-« ben, had zich teruggetrokken ge-« toond of ware stilzwijgend geble-« ven. M'n keus viel op een Baskiër, « trotscher en meer ontwikkeld. » Tôt dit einde ging Brieux drie maanden in de Pyreneeën doorbren-gen, waar hij de Baskiërs in hun doen en laten oplettend naging. In dit midden bouwde hij «Rechter's Eerzucht». * ❖ * In dit tooneelstuk komen enkele onnauwkeurigheden voor, o.m. de af-wezigheid van den advokaat der ver-dediging tijdens het onderzoek. — (Wet van 1898.) Wel heeft de onderzoeksrechter hem uitgenoodigd, edoch wanneer hij verneemt, dat de advokaat verhin-derd is, gaat hij, zonder er zich ver-der om te bekreunen, tôt de onder-vraging van Etchepare over... Dit heeft Brieux aldus gewild, want hij is van oordeel dat de advokaat 't onderzoek misleidt. Ofwel heeft de beschuldigde 'n talentvollen en geken-den Meester tôt verdediger, die hem op voorhand de les speelt, en de te geven antwoorden bepaalt, — ofwel heeft hij met dien vertegenwoordig-ger af te rekenen, die het verhoor als v1 'n weinig aangename karwei aanziet, ' daar er geen eer uit te trekken valt. «Rechter's Eerzucht» is wellicht 't voornaamste werk door Brieux ge-schreven. De techniek van dit stuk dwingt bewondering af. Rastooneel-sthvijver, verplaatst hij zich van af 't eerst e oogenblik middenin de voile actie van 't gekozen onderwerp, en zonder de minste zwakheid zet hij z'n gedachten uiteen, teekent hij z'n helden met kranige trekken, en doet hij hen handelen, voelen en denken zooals zij zich in 't werkelijk leven zouden gedragen. Over 't algemeen gaat deze auteur met overhaasting te werk, wat voor gevolg heeft dat, meer dan eens, de strekkingen die hij vooruitzet onvol-doende doordacht zijn. < De voornaamste eigenschappen van «Rechter's Eerzucht» berusten in de scherpte der juiste waarnemin-gen.Dit stuk is de hevigste pleidooi te-gen 't gerecht uitgesproken. De gevolgtrekkingen slepen dé veroordeeling van dit gerecht na, zijn brutaal, ja, zelf s anarchistisch daar Yanetta uitroept : «De wet maakt dus misdadig». Aldus sluit dit drama, waarin ailes zich tegen den beschuldigde keert,op 'n logische wijze,door dezen kreët van opstanding. Met Lammenais kan men hier beweren : «Ik ben bevreesd, en ril over heel m'n lichaam, wanneer ik denk, dat menschen andere menschen durven rechten». Dit werk verveelt niet door de sociale strekking die rein vooruitgezet wordt. We hebben in dit geval niet met 'n redenaar te doen, die 'n leer-gang van moraal geeft. In elk bedrijf komen er diep menschelijke taferee-len voor, gevoelde wanhoopskreten, vrij van aile letterkundige versierin-gen.De minder goed geslaagde toonee-len zijn die, waardoor Brieux z'n stel-ling verdedigt, die 'n beginneling in-licht omtrent de schaduwzijden van 't beroep ; de oude moeder, die tijdens de zitting de redenen van den onder-gang van 't gezin Etchepare uiteen-zet; vrouw Etchepare, die ook ruwe waarhederi naar 't hoofd van Mouzon slingert ; de politieke gesprekken tus-schen den afgevaardigde en de le-den van 't gerecht. Wat ons echter, onwillekeurig,heel wat meer belang inboezemt, zijn de twee psychologische dramas door Brieux in dit stuk, juist en eenvou-dig geschetst: de angstvolle vertwij-felingen van den, in den grond, eer-lijken procureur Vagret, en 't op-recht menschelijk lijden van Etchepare, ontsteld, niet om de verschrik-kelijke beschuldiging die op hem rust maar veel meer om de openbaring van 'n liefdesavontuur zijner vrouw. Deze twee sobere ontledingen hebben veel meer tôt 't succès van «Rechter's Eerzucht» bijgedragen, dan de aanvallen tegen de magistra-tuur gericht. Steeds ontbrak aan Brieux de kracht om de kunst op 't voorplan te stellen. Te sterk gevoelde hij zich al-tijd aangetrokken door aanlokkende. ofschoon vaak wat kinderachtige en maatschappelijke hervormingen. Af en toe genaakt hij onwetens de kunsthoogte, door de bezielde wijze waarop hij de waarheid verdedigt. Ofschoon z'n opmerkingen eerlijk zijn opgeteekend, weerspiegelen die bijzonderheden toch 't geheel niet... Uitzonderingen heeft hij nagekeken, en bijeengebrachte uitzonderingen geven de algeheelheid niet weer. 't Naturalisme is juist, wanneer 't zich bepaalt bij de voorstellingen van 'n levensbladzijde, 't wordt verkeerd, wanneer 't verder wil gaan. îfc îfc 5jC i Brieux valt de magistratuur aan Dit korps zou em.el eerbied moger uitlokken, vrij moeten blijven van al le beknibbel om alieen in reine sphe-ren te tronen, maar de talrijke zwak heden van menigvuldige magistrater gaven vaak aanleiding tôt heftig< aanklachten van schrijvers. De stelling van Brieux heeft nijdi ge twisten teweeg gebracht, en d< verontwaardigde verklaringen vai enkele gerechtsleden, bewijzen ho< doeltreffend de aantijgingen waren « Dit stuk, schreef 'n lid van '1 « Verbrekingshof, is de meest behen « dige aanval tegen de Fransche ma « gistratuur gericht, en de schrijve] « legt 'n kwaadwilligheid aan den dag « die niets te wenschen laat. Mei « angstvollen eerbied vraag ik mezeli « af, of de Fransche Academie zich « niet tijdens hare lange loopbaan « tweemaal vergist heeft : wanneei « zij «Le Cid» van P. Corneille cen « sureerde, en wanneer zij «Rech « ter's Eerzucht» van Brieux be-« kroonde. » Die verklaring is kenschetsend. Na Lafontaine die omtrent de na-tuur en de maatschappij bijna ailes zei, wat er van te zeggen valt en die beweerde « Suivant que vous serez puissant au misérable, « Les jugements do cour vous diront blanc ou noir. » vond La Rochefoucauld wat vergeten werd. Hoe vaak moest men 't gerecht niet verwijten van de politiek afhankelijk te wezen, en «diensten» te bewijzen in plaats van «vonnissen» te vellen : « Ici c'est un médecin oui foit des orphelins, « Là c'est de Thémis un suppôt qui les pille. » Brieux neemt hier de plaats van 't menschelijk geweten, dat de doe-ning van baatzuchtige rechters laakt. Hij toont aan, dat de eerepost van rechter, enkel zou mogen bekleed wezen door menschen, bezield met verheven gevoelens. De magistratuur is integendeel in 'n dood banale, be-stuurlijke loopbaan ontaard, waar, zooals overal elders, men zich onder-ling verdringt, en men slechts 'n enkele bekommering kent : vooruit-gang maken. «Waarheid», «recht-vaardigheid» en «eerlijkheid» zijn voor de meeste magistraten holklin-kende benamingen, hunne bevorde-ringen hebben voor hen heel wat meer beteekenis. Om die bevorderin-gen zijn de rechters — met geld on-omkoopbaar — gewillig en zwak. Ten slotte toont de schrijver aan hoe 't gerecht steeds het leven verwoest van diegenen, die vervolgd worden, zelf s wanneer hun onschuld duidelijk bewezen wordt. In naam der G o e d h e i d nagelt Brieux voor altijd aan den schand-paal, de wet, die vergissingen moge-lijk maakt, en de rechters, die hun plicht verzuimen. * * * En nu blijft er ons nog een en an-der te zeggen over de vertolking... Onder al die schijn gestrenge magistraten hebben we de lieve verschij-ning van Yanetta. Mevr. Dilis, die de vrouw van den beschuldigde uit-beeldde, was vurig en moedig, en schreeuwde haar haat en hare liefde met bovenmenschelijke kracht uit... Hare Yanetta was tragisch grootsch en stond heel wat hooger dan 't ba-naal mengelwerkfiguur van Brieux. M. Bertrijn toonde zich eens te meer een talentvollen speler, wiens volmaaktheid bewondering baart. 't Is onmogelijk juister, meer gelijkend 't karakter van den rechter Mouzon weer te geven, bezorgd om 't gelukken, en die niets ontziet om z'n doel te bereiken. De magistraat Vagret, getee-kend door M. Pi et Janssens is ja-loersch en gedoemd tôt 't banaal leven der beambten zonder bescher-mer. Maar wat goedhartigheid huist er in die ziel, b.v. in 't eerste bedrijf wanneer Vagret de roode toga past. Dit tafereel is 'n klein drama: de hoop en de ontgoocheling van heel t dit leven, liggen in die eenige geba-ren, 'n glimlach, 'n traan... M. Cauwenberg stelde Etchepare voor, als 'n beklagenswaardig - man, door de smarten van 't onder-; zoek gefolterd. Zeer belangewkkend en zeer juist gezien was Mondou-b 1 e a u , door M. Ruysbroeck gety-; peerd. Andermaal presteerde M. Van { Thillo zeer degelijk werk met de uit-; beelding van den ProcureurGe-neraal.De Président der A s s i s e n door M. Gorlé was eerlijk ; nagebootst, vrij van overdrijving. Mevr. Ruysbroeck heeft van de - Moeder van Etchepare 'n eenvou-dige, doorbrave vrouw gemaakt, ter- , wijl Mevr. Noterman 'n knap geziene : wederhelft van 'n beambte voorstel-: de, benijdend, trotsch en bezorgd... Zooals altijd was Mej. Bertrijn aller-, liefst. Ditmaal kreeg ze weer een in-• genurolleken te vervullen : B e r -t h a , 'n dochter van Vagret. M. Van de Putte schetste 'n eigen-aardige B u n e r a t. Mev. Hens, Me-juffer Vervoort, en de heeren Ange-not, Van Roy, Schmits, Van Gool en Robijns, vertolkten de bijkomende rollen, en droegen 't hunne bij om 'n knap geheel te vormen. Na elk bedrijf juichte 't publiek geestdriftig toe,en moest men 't doek verscheidene malen halen. In en om de Schouwburgen. ROLVERDEELING van «De Opgaande Zon», tooneelspel in 4 bedrijven, van Her-man Heijermans. — Mathijs De Sterke, een winkelier, heer P. Janssens. — Anna-Maria, zijn vrouw, Mevr. M. Ruysbroeck. — Sonja, zijn dochter, heer L. Bertrijn. — De Grootvader, heer E. Gorlé. — Doortje Merten, boven buurvrouw, Mevr. Ch. Noterman. — Naphtalie, haar zoon, school-meester, heer G. Cauwenberg. — Margo, haar dochtertje, Mej. M. Bertrijn. — Abraham, winkelknecht bij De Sterke, heer A. Van Thillo. — Christian Jensen, heer R. Van de Putte. — Gans, heer F. Van Gool. — Stuifzand, heer B. Ruysbroeck. — Bar-tels, heer F. Van Roy. — Mees, heer J. Schmitz. —- De substituut, heer R. Ange-not. — De Schrijver, heer J. De Groodt. — Een bediende, heer W. Cauwenberg. — De Veldwachter, heer F. Thees. «DE DIEF», tooneelspel in 3 bedrijven van Henry Bernstein, komt na «De Opgaande Zon» aan de beurt. «ZAZA» is tôt hiertoe het beste kasstuk geweest van het seizoen. Die brave «Zaza»! BOCCACE werd gecreëerd op 1 Februa-ri 1879 in het Carl-Theater te Weenen. In 't Fransch vertaald kwam het voor 't voetlicht op de Parijsche schouwburg Folies-Dramatiques, op 28 Maart 1882. De muziek die von Suppé er voor schreef is vol leven en distinktie. FRANZ VON SUPPE, toondichter van «Boccace», alhoewel van Belgischen oor-sprong, werd te Spalato (Dalmatië), op 18 April 1820, geboren. Hij schreef de muziek voor een dertigtal operetten en wel 200 vaudevilles. Bijna zijn gansche leven was hij dirigent in de eene of andere schouwburg in Oostenrijk. Hij stierf te Weenen op 75-jarigen ouderdom (21 Mei 1895). ONMIDBELLIJK na «Boccace» zal in de «Scala», «De Kuische Suzanna» worden opgevoerd. «HET POP.TE» (La Poupée) van Audran zal daar op volgen met Mej. Prick in de hoofdrol. DE EERSTE OPVOERING van den «Boer» in de «Vlaamsche Opéra» greep plaats op 7 November. Er werden van dien dag af tôt den len Maart 1914 (laatste) drie en zeventig vertooningen gegeven. Als «Stefaan» traden opvolgentlijk op: heeren Moes, Fabri en Mastenbroeck. — Als «Annemie»: Mevr. De Potter-De Mey, Mevr. Van den Hoeck en Mej. Belloy. — Als «Lindeboer»: heeren DirickX, Van den Hoeck en Tokkie. De «moeder»: Mej. Moey-aards, Mej. Van der Zeypt en Mej. Fabri. — De «Vader» : heeren Vega, Van der Zeypt, Gemo, Horst. — «Gustaaf»: heeren Génard, Forton, Fé Derickx, junior. Hei-nerle (Adriaantje) werd door de jonge juf-fer Ooms gespeeld. «Mattheus» werd altijd door heer Steur-baut vertolkt, en «Frieda» door Mej. Em-my Smets. Heer Fé Derickx nam de regie waar voor al de vertooningen en vijf or-kestmeesters hebben ze gedirigeerd. Heeren Julius J. B. Schrey, Cluytens, Borré, Gaillard en Becker. IN «DE LUSTIGE BOER» heeft heer Van Haelewyck een gekend Antwerpsch journalist getypeerd, die thans te Amsterdam verblijft. AAN Hi ROBERT VAN AERT"*wërd Zaterdag, tijdens het tusschenbedrijf van «De Lustige Boer» een prachtige inktpot geschonken door de heeren Ch. Poplimon en Fr. Dierckx. Twee Nobelprijzen voor de Letfcrkande. Het bericht dat de edeldenkende Romain Rolland bekroond werd, is voor de talrijke bewonderaars van zijn groot en menschelijk talent een aangename verrassing. Romain Rolland werd op 29 Januari 1866 te Clamey (Nièvre) in Frankrijk, geboren. Twintig jaar oud kwam hij te Parijs, stu-deerde aan de Ecole Normale supérieure, werd op 23 jarigen ouderdom agrégé d'histoire, vertrok naar Rome, leerde daar Mal-wida von Meysenborg, de beroemde duit-sche idealiste, kennen. Haar invloed was groot op den jongen geest. In Rome maakte hij kennis met het werk van Wagner. In 1895, gehuwd en te-rug te Parijs, verdedigde hij in de Sorbon-ne zijn proefschrift «Les origines du théâtre lyrique contemporain». In 1897 gelast met een leergang van kunstgeschiedenis aan de Ecole normale... Nu begint zijn schrijversloopbaan. Dertig jaar oud laat hij zijn «Saint Louis» verschij-nen, in 1898 wordt door «L'Œuvre» «Aërt» opgevoerd, gevolgd door «Le Triomphe de la ^Raison». Met Trarieux, Lumet e.a. sticht hij een volkstooneel waar zijn werken : «Danton», «14 Juillet» en «Les Loups» worden opgevoerd. Intusschen schreef hij een werk «Le Théâtre du Peuple», schreef als voorbeeklen voor het volk het leven van «Michel-Ange», «Beethoven» en «Tolstoï». Uitmuntend mu-ziekkenner leverde hij twee bundels «Musiciens d'autrefois» en «Musiciens d'aujour- ' d'hui», een leven van «Haendel» en een «Histoire de l'Opéra en Europe avant Lul-ly et Scarlatti». In 1904 begon hij in «Les Cahiers de la Quinzaine», het tijdschrift van Péguy, de uitgave van zijn beroemde «Jean-Christophe», waaraan hij negen jaar werkte. De tien deelen van dit meesterwerk werden bekroond met den «Grand Prix de la Littérature» door de Fransche Academie. Romain Rolland woont te Vevey (Zwit-serland.) Zijn oordeel over den oorlog en i de internationale verhoudingen, sprak hij i moedig uit in zijn boek «Au-dessus de la i melée». i Ook tegenstanders kunnen niet ontken-nen te staan voor de meeningen van een onverschrokken, eerbiedwaardig man met groot hart en sterk talent. Een nieuw roman «Colas Brugnon» is klaar om te verschijnen. De beslissing te Stockholm is een schoo-ne vergoeding voor het denkend Europa te-g'enover de laster verspreid door onverant-woordelijke belagers van de vrije meening in ailes en voor ailes. In het Nederlandsch werd vertaald het «Leven van Beethoven» en «Jean-Christophe», waarvan een dubbele vertaling uitge-geven wordt. De tweede dichter die de Nobelprijs won is Verner af Heidenstamm. Geboren te Ols-hammer (Nerike) den 6en juli 1859, was hij op 17 jarigen ouderdom leerling van den scbilder Jerôme, te Parijs. De literatuur trok hem meer aan en na eene reis in het Oosten, Griekenland en Italië, verscheen in 1888 zijn eerste verzenbundel «Pelgrims-tocht en Reisjaren». In samenwerking met Levertin schreef hij «Hergeboorte» en «Het Huwelijk van Pépita», waarin heidensche levensvreugde tôt grondslag ligt. «Endy-mion» verscheen in 1889, werd in 1900 in 't Nederlandsch vertaald, en is het kenschetsend werk van dien tijd. In 1895 kwam «Hans Alienus», het ver-haal van zijn eigen ontwikkeling. Opnieuw in zijn eigen land, opent hij met zijn «Ge-dichten», waarin een zwaarmoediger klank vernomen wordt, een nieuwe periode in de Zweedsche lyriek. De regeering van den grooten koning Karel XII gaf hem aanleiding om zijn levend werd «Karolinara» (2 deelen 1897-98) te schrijven. Diep Zweedsch wordt voortaan zijn kunst in zijn gedicht «Een volk», in «Gedachten» (1899), in «St Joris en de Draak» (1900), «De Bedevaart van de H. Brigitta» (1900), «Het murmelen des Wouds» (1904), «De Boom der Folkunga» (1905). «De Erfgenamen van Bjalbo» is een beeld van het Zweedsche volk dat eerbied en bewondering afdwingt. Henrik Sienckewicz Te Vevej in Zwitserland overleed de beroemde Poolsche schrijver, zeventig jaar oud. In 1846 werd hij de Wola Okrzejska (Sedlez) geboren, studeerde te Warschau in de wijsbegeerte, schreef in 1872 de hu-moristische vertelling «Niemand is profeet in zijn Vaderland». In 1876 ging hij naar Noord-Amerika, schreef onder den schuil-naam «Litwos» zijn reisindrukken die hem in ruimen kring deden kennen. Daarna volgden een reeks novellen.Groo-ten bijval vonden zijne historische romans uit de 17e eeuw: «Te vuur en te zwaard» (1884),' «De Zondvloed» (1886) en «Pan Wolodyjowski» (1888). Een zielkundige roman «Zonder Dogma» verscheen in 1890 en in 1894 «De familie Polaniecki», gevolgd in 1895 door «Quo Vadis». «Quo Vadis» was een overweldigend suc-ces. In meer dan 30 talen werd het werk vertaald, bewerkt als opéra en voor kine-ma.In 1901 schonk hij «De Kruisridders». Te Warschau was hij redacteur aan het dagblad «Slowo», woonde ook te Krakau, maar vertoefde sedert 1900 meest op zijn buitenverblijf Olegorek dat hem door de Polen als nationaal geschenk was aangebo-den.In 1905 ontving Sienkiewicz den Nobelprijs voor literatuur.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het tooneel appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Antwerpen du 1915 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes