Het tooneel

956 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1918, 03 Août. Het tooneel. Accès à 25 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/3775t3gt40/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Het Tooneel 3e Jaargang Nr 47 — 3 Oogst 1918 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 15 Centiem Openluchtvertooning "DE DOODE,, : Zomerlokaal Harmonie De vertooning die verleden Zondag niet kon doorgaan, heeft plaats i morgen Zondag, 4 Oogst. , . De plaatsen zijn thans derwijze geschikt dat ieder toeschouwer net I tooneel, dat ook merkelijk verhoogd werd, goed zal kunnen zien. , Foto René Lonthie, Carnotstr., 113. MEVR. H. BERTRIJN - DE DAPPER, als «Karina» in «De Doode». Een Hoogeschool voor Theaterkunst Het « Centraal Vlaamsch Persbureau » van Brussel zendt ons de volgende samenvattmg van een artikel «Over het Tooneelspel in Vlaande-ren», verschenen in de «Belgischer ICurier» van 23 Juli 11. « Toekomènden herfst zal te Antwerpen de Vlaamsche Opéra de opvoeringen hervatten en gezien den ellendigen toestand van het Tooneel in Vlàanderen zullen deze opvoeringen het ge-heele land ten goede komen. Het ware te wen-schen dat ook te Gent de toestand betreffende den stedelijken schouwburg opgeklaard werde. Herman van Overbeke, de bekende Gentsche dra-matiker, heeft zich met een strijdschrift tôt de Vlaamsche jeugd gericht om haar aan te zetten den ellendigen ouden sieur op tooneelgebied ein-delijk te laten varen en samen te werken aan den opbouw van een nationaal tooneel, — want de eigen kunst wordt nog maar steeds miskend en achteruitgezet voor de romantische tranen-slukken en drakendrama's. Te Brussel doet Clauwaert al drie jaar zijn best om het geestelijke peil bij de massa op te voeren, en zoo werden voor enkele dagen in het Alhambra, met het bes-te gevolg, nog twee tafereelen van Willem Ogier gegeven. De heer Clauwaert verdient dan ook allen lof voor ai hetgeen door hem en de schare zijner tooneelspelers in Brussel en over geheel Vlaanderen gedurende drie bezettingsjaren werd voortgebracht. Het mag echter hierbij niet blijven. Het" tooneel wezen mag in zijne ontwikkeling niet langer aan zich zelf overgelaten worden. Het Vlaamsche, door en door kunstlievend volk, moet door de kunst heropgebeurd worden. De tooneelkunst is daar bij uitstek voor aangewezen. In Duitsch-land is het al dus gebeurd met Lessing, Schiller en Goethe; Vlaanderen telt eigen krachten ge-noeg om een rijk voorzien speelplan te kunnen samenstellen. Dan blijven al de oorspronkelijke Noord-Nederlandsche werken, om niet van de vertalingen der Germaansche tooneelwerken te gewagen. Wat er hier ontbreekt, zijn in Vlaanderen ge-schoolde tooneelspelers en -speelsters, geschoolde theaterschilders, kortom de vaklieden van het tooneel. Opmerkelijk zijn het meestens Hollan-ders van derden en vierden rang geweest die als bestuurders in de Vlaamsche steden, de schouw-burgen hebljen gepacht. Met hunne geringe verdiensten konden de Vlaamsche tooneelspelers geene reizen in het bui-tenland ondernemen om zich te onderrichten, te vergelijken, zich hooger op te werken. Van de tooneeltroepen die uit den vreemde kwamen gast- i spelen, ging op de toeschouwers meer verwarring | dan gezonamaking over, vermits hoofdzakelijk Frankrijk omreizende theatertroepen naar België zond; wat kon het Vlaamsche tooneel ten bate van een nationalen stijl ten slotte uit de Parij-zer school gaan halen ? De opwekking van het sluimerende, de veredeling van het verwilderde Vlaamsche tooneelspelerstalent kan slechts uit het ras zelf met dezelfde geleidelijke maar vastberaden en Replante opleidingswijze worden bereikt die ook m andere gedeelten van Vlaanderen hare goede vruchten begint te dragen. Om het tooneelwezen en de tooneelspeelkunst in Vlaanderen te ontrukken aan de tôt heden ge-volgde wegen van het toeval. is het dringend noo-dig, eene centrale beroepscnool in het leven te roepen. Niet zulke in den aard der bestaande plaatselijke dilettanteninrichtingen, — maar eene door allerbeste leerkrachten, met gezag gevoerde «Hoogeschool voor Tooneelkunst», die in Brussel het best zou worden tôt stand gebracht. Niet minder gewichtig dan de Gentsche Universiteit, ja, rechtstreekscher nog ingrijpend in het ontwikke-lingsleven der groote massa, ware zulk een op-Jeidingsinrichting ! In Vlaanderen immers hebben de tooneelspelers niet enkel voor opgave te onderhouden en te ver-strooien, maar aan dit volk van groote kinderen moet van af de planken een tastbaar onderricht over omgangsvormen, over de kunst zich pas-send en smaakvol te kleeden en verzorgde Vlaamsche spraak worden toegedeeld. Deze taak ver-mag de mimicus slechts dan te vervullen, wan-neer aan hem zelf vooraf de volmaaktheid en volkomenheid zijn gegeven;dit aan te leeren ware de taak van de voorgestelde «Hoogeschool voor Tooneelkunst». Leerkrachten zouden zonder veel moeite uit Holland en Duitschland herwaarts kunnen geroepen worden. Voor het ministerie voor Kunst en Wetenschappen in wiens bevoegd-heid de uitvoering van zulk een ontwerp wel liggen moet, weze dit opstel een maning om zonder aarzelen de handen aan het werk te slaan. » (Get. ) Dr Hbr. * * * Wij willen aannemen dat heer Clauwaert te Brussel _ loffelijke pogingen aanwendt om het geestelijk peil bij de groote massa op te voeren, alhoewel het weekschrift «Vlaamsch Leven» niet altijd goed te spreken is over de loffeliikheid van die pogingen, maar toch zou de steller in de Belgischer Kurier» niet mogen vergeten dat ook, en vooral te Antwerpen, niet alleen pogingen zijn aangewend, maar hier werkelijk meer dan eens sedert de oorlogsjaren groote, schoone kunst vertoond werd op onzen Koninklijken Nederland-schen Schouwburg. En niet vertoond op goed valle 't uit, maar in de allerbeste voorwaarden, met artisten van eersten rang, voor wier presta-ties heel veel vreemdelingen hun hooge bewonde-ring onbewimpeld te kennen gaven. Werken van eigen bodem en oorspronkelijke Nederlandsche werken maakten de helft uit van het repertorium wat wel bewijst dat de leiding er naar streefde om onze eigen nationale kunst zooveel mogelijk op het voorplan te brengen ne-vens het beste wat ons het buitenland kan aan-bieden.Voorzeker er kan en er zal nog verbetering komen, maar de bedoeling eii de uitvoering was toch reeds zeer verdienstelijk en alhoewel wij de heropening van onze Vlaamsche Opéra met de meeste sympathie begroeten en het allerbeste verwachten,mogen wij absoluut niet vergeten dat het gezelschap var. onzen Nederl. Schouwburg puik werk tôt stand bracht en dat het als model mag dienen aan al de andere theaterexploitaties in het Vlaamsche land. De bewering van de «Belgischer Kurier» als 2ouden in het Vlaamsche land Hollanders van derden en vierden rang de schouwburgen hebben gepacht, heeft ons heelemaal verbluft. Wie heeft ooit die rare vogels hier gezien? Voor ons paart hebben wij maar een Hollander hier ge-kencl die als medebestuurder is opgetreden, na-melijk heer Van der Horst, die met heer Louis Bertrijn aangesteld werd door het Antwerpsch gemeentebestuur om onzen Nederl. schouwburg te besturen. Maar heer Van der Horst is toch geen Hollander van derden of vierden rang, zouden we moenen, maar ©on knap theaterman, den bevoegdheid in theaterzaken, zeer ontwikkeld en onderlegd èn een regisseur zooals er in Noord-en Zuid-Nederland of elders ook, niet veel te vin-den zijn. , , •• -u «. Dit gezegd, moeten wij bekennen dat wij net denkbeeld van de oprichting eener Vlaamsche of-ficiëele hoogeschool voor tooneelspeelkunst zeer genegen zijn. Zulke inrichting kan niet anders l aan voordeelig zijn aan de tooneelkunst en hare ( beoefenaars, zoowel aan schrijvers als aan too-> , neelspelers. < Wij willen enkel doen opmerken dat Antwer- < pen, "de door-en-door Vlaamsche stad, waar de j Vlaamsche tooneelspeelkunst steeds hoog in eere ^ werd gehouden, de stad welke de beste tooneelspelers voortbracht die ook in Holland steeds heel graag gezien en gezocht werden, dat onze stad en niet Brussel aangeduid moet worden als zetel j van die hoogeschool. Hier is hare plaats en in geen enkel andere Vlaamsche stad. Waar het < Koninklijk Vlaamsch Conservatorium is, — moet ook de Hoogeschool voor Tooneelkunst komen. N. InenomdeSchouwburgen > LYRISCHE VOORDRACHTEN. — Reeds vroe- { ger dan we gedacht hadden wordt onze wensch " ; vervuld. Op 10, 11 en 12 Oogst zullen Gustaaf , Cauwenberg en Karel Candael de beste stukken van hun lyrische voordrachten laten hooren in 1 de schoone zaal van den Dierentuin. — «Leonore» van Burger en Liszt; «De Onderkommissaris op < den buiten» van A. Daudet en Lemaire; Variaties op «Le Carnaval de Venise» van Th. Gauthier en ] Thomé; «Arme Kleinen» van Millanvoye en Tre-pard en «De Sulamithe» van Schoenach - Caro-lath en Karel Candael. — Abonnementen en ge-wone bezoekers van de «Zoologie» zullen dit nieuws met niet weinig plezier vernemen-.- Het bestuur zal natuurlijk \njselijk handelen met de plaatsen op voorhand te verkoopen om aile ge-drang en stoornis te vermijden. VLAAMSCHE OPERA. — Binnon enkele dagen zullen wij de volledige lijst van het gezelschap van heer Fontaine mededeelen. ; KINDERKOOR. — Van af 11 Oogst kunnen zich de kinderen, die wenschen in het Koor van de Vlaamsche Opéra opgenomen te worden, aan-bieden tusschen 10 en 12 uur, in voornoemden schouwburg. DE ZOMERREVUE, waarover we in een on-zer laatste nummers gewaagden, en die rond Ker-mis in den Hippodroomschouwburg wordt vertoond, is door onzen stadgenoot heer Edw. Cas-teels geschreven. HEER VICTOR NEUTGENS zal in de revue van heer Casteels als compère optreden, en Apol-lo voorstellen. VOOR DEZE ZOMERREVUE werden talrijke nieuwe schermen bij de twee^ uitstekonde Brussel sche artisten Pierre en Amédée Lynen besteld. t ARMAND DE WANDELEIR. — Op Zater-dag 27 Juni 11. werd de jonge, gewaardeerde re-petitor van de Seala naar zijn laatste rustplaats gevoerd. Het bestuur en het gezelschap van den Scala, een talrijke afvaardiging van het policie-korps en veel vrienden, waren aanwezig op de begrafenis van den betreurden jongeling, die na een kortstondige ziekte overleed. Wij bieden de familie van den heer adjunkt - opziener van po-licie, M. L. de Wandeleir, de betuiging aan van onze innige deelneming in het zwaar verlies dat hen getroffen heeft. HEER VAN BEUGHEM. — De gekende lief-hebber, heer Frans Van Beughem, is voor het komend Winterseizoen aan het gezelschap van den Kon. Ned. Schouwburg verbonden. «DE GROOTE NUL». — Na «De Duivel in de Vrouw», zal het gezelschap van heer Piet Jans-sens denkelijk het vermaard blijspel «De Groote Nul» in den Eden opvoeren. Gust Janssens, uitgever, Kerkstraat, 13, Antwerpen ELKE WEEK verschijnt bij mij minstens één j vlaamsch boek. Zooeven kwam van de pers Merkwaardige Vonnissen in de Volkoverlevering, door Alfoos de Cock Dit nummer bevat ook de Kronijk : Geschiedkundige Divagaties over graan en slecht brood (Uitgave "Onze Leestafcl,,) Prijs: fr. 0.15 " De Doode,, Ten gevolge van den regen moest de opvoering van 11. Zondag uitgesteld worden tôt op Zondag 4 Oogst. Er was reeds met het eerste bedrijf be-gonnen, voor de dreigende vlaag in dichte stra-len neerviel. Hendrik was zoo juist door de bei-de broeders binnen gelaten. Gelukkig voor den | argeloozen jongen, die zoo blijmoedig zijn dood te gemoet gaat, dat de regen Balt belette hem j te worgen. Het décor van natuurlijk groen, op-rijzend achter de hut, verhoogde den indruk. Het optreden van Hendrik won aan realiteit. Het or-kest klonk gedempter. fijner nog, dan in de zaal van het Kunstverbond.Alles liet voorzien, dat de , vertooning ook de moeilijksten zou hebben bevre-digd. Eene opmerking nochtans: Een deel van ^ het publiek kon maar heel weinig van het spel ] zien. Inderdaad, het terrein vertoont een inzin-king, waardoor de middelrijen lager staan dan . de voorste. Door het tooneel te verhoogen zou \ daaraan kunnen verholpen worden. ♦ * * Zondag 4 Oogst 1918, om 7 uur T.U. 's avonds 1 in het Zomerlokaal, Koninklijke Harmonie. Me- 1 chelsche Steenweg, opvoering van «De Doode», (Le Mort), beroemd mimodrama in drie bedriî- l ven en vier tafereelen, scénario van Cam. Lemon-nier en Paul Martinetti, muziek van Léon Dubois onder de leiding van toondichter Karel Candael, t met de medewerking van het gezelschap van den 1 Kon. Ned. Schouwburg. 1 Rolverdeeling. — Bast, heer Gustaaf Cauwen- ( berg. — Balt, zijn broeder, heer Louis Bertrijn. 5 — Hendrik, hun neef, heer Edw. Gorlé. •— De Maalder, heer B. Ruysbroeck.— De Veldwachter, ^ heer R. Van de Putte. — De Maaldersknecht, hr W. Cauwenberg. — De Notaris, heer J. Schmitz. I — De Notarisklerk, heer F. Thees. — Een oude < heer, heer R. Angenot. — De grafmaker, heer 1 F. Van Gool. — Een Gendarm, hr Jaaks. — Ka- < rina, dochter van den Maalder, Mevr. H. Ber- < trijn - De Dapper. — Madame Tire-Monde, Mev. 1 M. Ruysbroeck - Tenvoorden. — Muzikanten en < boeren, boerinnen en bruiloftsgasten. < Tooneelmeester: heer Karel Aerts. — Kapsels ' van het huis Condès - Van Thillo. Korte inhoud. — Eerste bedrijf : de misdaad. Balt en Bast zijn twee vrekkige boeren, nog on- i gehuwd, die samen een vervallen hoeve bewo- \ nen.Balt zal binnenkort trouwen met Karina, de dochter van den Maalder. Op een avond, tijdens een geweldig onweer, dat zij bij het vuur zitten J te peinzen, komt Hein, een hunner verwanten, in dronken toestand bij hen aankloppen. Hij heeft geld bij zich, veel geld,dat hij hen toont.De aan- blik van het .goud doet de hebzucht der beide , broeders opflikkeren. Balt door Bast aangehitst, wurgt Hein, waarna beiden het lijk in den mest- ' put begraven. Doch de «Doodè» spookt hen na. f Het wil hen maar niet gelukken hem diep ge- ( noeg te begraven. Het komt hen voor dat hij ge- k durig uit den put komt. J Tweede bedrijf. — Het slechte geweten. — , Balt heeft den maalder weten te bewegen zijne toestemming te geven tôt zijn huwelijk met Ka- 1 rina; 't meisje houdt echter meer van den maal- 1 dersknecht die zij, achter den rug van Balt, lief- c koost. Toch zal het huwelijk doorgaan: het kon- ( trakt wordt bij den notaris geteekend; doch ook overal spookt de Doode voor de oogen der beide £ broeders : — zij zien hem in den klerk die hen de pen reikt om te teekenen; hij kruipt als c een schim langs de muren; zij vechten er tegen' A en gansch de plechtigheid staat daardoor over- r/ hoop. ^ Derde bedrijf. — De boete: Door schrik over- J meesterd vluchtten zij naar hunne woning, alui- ' ten en grendelen de deur; doch ook daar rijst de schim van den «Doode» op, grijnst hen tegen ^ uit het oude uurwerk, zit tusschen beiden als zij op het bed te vergeefs rust zoeken. Zij worstelen v met elkaar, denkende den doode te bedwingen... ^ Doch Bast, in de worsteling, wurgt Balt.De schrik maakt hem krankzinnig, »n aie de veldwachter ^ komt, die beide broeders van den moord op. Hein verdacht, en hen wil aanhouden, vindt hij Bast zitten te midden van het gestolen goud. Hij wil hem aanhouden; Bast wil vluchten, doch valt in j de handen van den gendarm, die zich weer ont-popt als de ijselijke schim van den Doode, die hem opeischt als zijne prooi voor aile eeuwig-heid.IK ROOF nog altijd Brillanten alsook Horlo-giën aan hooge prijzen OUDK 8TEJSIVWEG, K Antwerpen, nevens den hoek der St-Jansplaat8 Huia van OccnHlejuweelen Vriend Hein in de buurt SI^OT. — De Generaal?... — Ja, hij liet mij roepen... «Peer», zei hij, aan mijn hart hapert iets... ik voel mij zoo aardig... en mijn zuster en de meid zijn maar vrouwen... als er mii iets overkomt. Ik ben een man, Peer... dan reken ik op u... vergeet dan niet mijn vriend : Snepvangers te verwittigen...» Hij gaf mij de hand, zakte terug in zijn zetel en was dood... Hartaderbreuk. • • — Zoo onverwacht, Peer! — Elk krijgt zijn beurt... heden ik... morgen gij... Weet gij nog dat wij samen op school geweest zijn... Herinnert ;;ij u rosse Peer niet? — Ja, aarzelde Snepvangers, hij heeft me nog een bloedneus geslagen... — Dat was ik, bekende Peer zedig. — Wel!... Wel!... — Ja... gij zijt in uw affaire rijk ge worden.. . en ik niet... anders ging ik met geen bedelbus rond in de cafés... Nu moet ik mijn ronde begin-nen.. Ik ben filozoof, Snepvangers... gij met uw geld zijt toch niet gelukkiger dan ik zonder cens... Kom mij morgen halen, ik woon boven den kro-nenwinkel naast het huis van den Generaal... dan gaan we samen naar 't sterfhuis. — Ik zal komen, beloofde Snepvangers, en suk-kelde alleen voort. Hij trok door stille straten, suffend en als geslagen... Vrees knaagde hem, vrees voor wat hij niet noemen dorst... Wat is het toch rap met een mehsch gedaan, kreunde hij. Tegenspartelen baat niet, en niemand gaat gaarne... — De Generaal is dood, Mama. — Och, zei Madame onverschillig, dat is erg... voor zijn zuster! Wanneer-wordt hij begraven?... — Dat zal ik morgen vernemen... — Ge moet een kroon koopen! — Ja... Dien nacht droomde Snepvangers dat hij met Peer naar het front moest; zij hadden schrik en wilden in een schuur kruipen om zich te verstop-pen, maar werden gevat door een lijkbidder en de Generaal stond er bij te lachen, zoo valsch en zoo harteloQS. Het koude zweet brak hem uit toen hij het dieve'nkarreken zag voorkomen, het die-venkarreken waarop een kruis stond als op een lijkwagen. Als afscheid gaf de Generaal hem de hand en in de zeemlederen handschoen voelde hij de afgeteerde kootjes. Angstig gilde hij en ont-waakte.Aan de koffietafel pruttelde Madame dat het brood weer zoo onsmakelijk was en zij weer in den regen moest gaan aanschuiven aan de win-keldeur van het «Nationaal Comiteit». — Maar Snepvangers was zijn opgewektheid kwijt, zijn luchthartigheid waarmede hij anders opbeuren kon en punteeren in het leven. 's Namiddags, de straten waren glibberig en de lucht was een gesloten wolk, trok hij naar Peer. De luiken van het sterfhuis waren gesloten. Een oogenblik stond hij voor de vitrien van den kronenwinkel, keek naar de zwart parelen ftrafkronen, naar porceleinen kruisjes en harten, naar celluloiden bloemkransen. Op een purperen lint slond met zilveren letters gedrukt: Regrets éternels». De winkeldame was een kort, dit menschken, met fleurig opzicht. Vruchteloos probeerde zij haar gelaat in droeve plooi te vertrekken. — De schoonste kroon, Madame, en een met zoo'n piu-peren lint... 't Is voor mijn vriend de Generaal!... —Ha, de Generaal, Mijnheer... Wat stei*ven er menschen--. en zoo'n twee aardige gevallen... de Generaal in zijn zetel en de bakkerszoon van hierover aan den Yzer. Peer... och pardon... — Ik ken Peer wel, knikte Snepvangers, ik kom hem halen om naar 't sterfhuis te gaan... — Tweede verdieping, Mijnheer, voorkamer. In de duistere trapzaal strompelde Snepvangers met beklemd gemoed naar boven. Glibberig zweetten de muren en de trap kraakte. Een vun-ze reuk van afgekookte savooikoolen benauwde hem. Vooraleer hij kon aankloppen, opende Peer de kamerdeur en stak zijn profetenkop buiten. — Het riekt weer naar savooien, Snepvangers, ik geloof dat ze beneden niks anders eten... ja, zij eten nog raapkoolen... Kom, zet u aan tafel om uit te blazen .. — Ik word oud, zei Snepvangers verdrietig. — Ja, wij worden oud, bedacht Peer, wij zullen spoedig niet meer deugen voor deze wereld... Dan komt het moment dat ze ons met de voeten vooruit naar buiten dragen... Mij is het onverschillig-. ik heb kind noch kraai... Met mijn boeken en mijn stamboomen kan niemand iets aanvangen... 't is al gehavend en kapot gelezen... Dat komt in een voddenhuis terecht of valt in de handen van een koopman in oude boeken... Zij stoppen mij stillekena 's morgens vroeg in mijn put... Zoo, onbekend en onbemind, worden dage-lijks duizenden begraven... arme menschen vullen de wereld, Snepvangers... Maar rijk of arm, alle-maal moeten wij den put in om plaats te maken voor den nieuwen tijd/.. voor den nieuwen tijd vechten zij... maar wat zal het geven?... Overal zal het wel anders worden, doch de menschen die komen zullen geliiken aan de dooden in hun ijdelheid en hun zwakheid... Ik heb veel gelezen. Snepvangers, en ik ben wijs geworden!... Zoo zal het zijn! .. — Wij kunnen niet mee heeft de Generaal mij gezegd, Peer. — Wilt gij de wereld van gisteren en morgen eens zien?... Kom maar mee... Peer stak een lampje aan en ging voor over het trapportaal, opende de deur der acnterkamer. Het rolgordijn was neergelaten en het licht schemer-de. Op reien, aan kapstokken hingen vasten-avondpakken: dominos, prinsendrachten vol kla-tergoud, gazen danseresrokjes, clownpakjes, to-gas, gendarmen- en rooverskostumen. Grijnzende kartonnen maskers en fluweelen mombakkessen lagen op een tafel gestapeld naast hoeden en bij-hoorigheden.— Dat verhuren ze beneden rond carnaval, dan bergen ze de kronen weg... — Het is griezelig zoo in 't halfdonker, Peer... j — Gij hebt het leven nooit griezelig gekend, Snepvangers... Voor de meesten is het altijd zoo... Kom... Ja, de menschen loopen met een mombak-kes en in een vastenavondkostuum... en hoe ou-der zij worden hoe erger... en hoe minder zij i zeggen wat ze denken... Zij zaten weer aan de tafel en de scherpe ha-viksoog-en van Peer loerden over zijn stalen bril. — Gij hebt zooals de andere menschen van ailes geprobeerd om uwen tijd te passeeren... zoo doen wij alle'n... Ik zocht in stamboomen, gij in wat anders... Gij hebt centen gewormen en uw dochter grootgebracht... Mijn kinderen stierven en mijn geld verloor ik... Wij jagen veel na en bereiken haast niks, zitten vol tegenstrijdigheden. Gij hebt uw fortiun gewonnen in uwen winkel en met huizen... ik was zielhond die soldaten aan-wierf, vrijwilligers voor ons leger, voor Oost -Indië en het vreemdelingenlegioen van Frankrijk. En de zielhond was voor den vrede en tegen den oorlog... Ik was arm en vond behagen in de stamboomen van den adel... Ik ga-met een bedelbus voor de weldadigheid rond maar leef er van, vermits men mij betaalt om te gaan schooien... En ongelukkiger dan gij ben ik niet al weet ik nooit met een tienurenmis begraven te zullen worden... — Ik vereta niks van de wereld en de menschen, bekende Snepvangers langzaam. Peer lachte somber en er zat een boosaardige lustigheid in zijn oogen. — Toch aardig wanneer men met een ouden schoolkameraad kan klappen... — Gij zijt nog altijd rosse Peer, — fluisterde Snepvangers, laat Dns nu maar naar den Generaal gaan zien. Zij spraken geen woord meer en gingen naar het sterfhuis, zaten en tijdje tegenover de ter-neergeslagen zuster van den doode, spraken ee-nige schaarsche woorden doch vermeden iets over den afgestorvene te zeggen. Maar aile drie voel-den zij de dood in huis. — Willen de heeren hem nog zien? stelde ten slotte Juffrouw Clemence voor. In zijn oud uniform gestoken lag de Generaal op het bed. Twee kaarsen stonden weerszijden van een zilveren crucifix op het nachttafeltje. Op zijn borst hing het eerekruis. Zijn rustig gelaat was matgeel en onder zijn linkeroog zat een bruine peperkoor. Hij droeg zijn eeuwige zeemlederen handschoenen. — Hij is schoon, lispelde Juffrouw Clemence verteederd. — Ik moet weg, antwoordde Snepvangers, het wordt mij hier te benauwd, 't is zeker de reuk van die bloemen en van het waslicht... Op straat herademde hij een weinig maar hij voelde zich flauw. — ik heb precies nonger, aaent nij. — Tôt morgen, zei Peer, ik ga mijn toer be-ginnen met mijn bedelbus... 'n mensch moet in zijn nooddruft voorzien... Moeizaam drentelde Snepvangers naar huis. On-zeker was zijn gang,- telkens verdoofden zijn blikken en werd hij duizelig. Klappertandend van koorts kroop hij achter de stoof en nam Spitsken op den schoot. — Ik vrees dat ik niet naar de begrafenis zal kunnen gaan, zei hij. — Morgen is het weer beter, troostte Madame, ik zal een warme bierpap gereed maken en er veel foelie in doen... niks zoo goed om te zweeten. — En ik die nooit ziek ben geweest- — Het moet eens de eerste keer worden, Snep-, vangers! Hij had een onrustigen nacht, bleef 's anderen daags lusteloos in zijn bed liggen. — We zullen Dokter Vaeremans laten halen, besloot Madame. — Ik ben ziek en niet ziek, zei Snepvangers, staarde naar de gordijnbloemen en veronderstel-de dat thans de Generaal in zijn lijkkoets naar het kerkhof reed, enkel vergezeld van Peer, vermits de begrafenis in stilte plaats had. Rond den middag hoorde hij de trappen kra-ken onder het gewicht van den dikken dokter Vaeremans. Op het portaal hoorde hij hem kort-ademig blazen, dan zag hi^ ziin kortgeknipten, grijzen baard, zijn kinderlijk blauwe oogen en hoorde hij zijn stem. — Steek uw tong eens uit, riep hij van verre, kwam aan het bed en liet zich naast Snepvangers op het deken neerzakken. — Ik ben verder versleten dan gij, Mijnheer Snepvangers, maar ik heb geen tijd om in mijn bed te liggen. ' —Ik ben ziek er. niet ziek, aarzelde Snepvan- f,0l?'Dat ken ik... 't Zal niet blijven duren!... 'k Zal een fleschken schrijven... — Aile uren 'n lepel. Mijnheer Doctoor? — Ja, Madame, en morgen kom ik nog eens zien... De trap kraakte weer, Madame zei nog wat m den gang en dan sloeg de deur dicht. — 't Zal niet blijven duren, paaide zich Snepvangers. # + Het kloksken der Paters "van de Ossenmarkt hield op met kleppen. , ^ , In de Hobokenstraat marcheerde Dokter Vaeremans en bromde onbedacht een liedje dat hem in het hoofd zat: 't Is 'n vogel veur de kat!... 't Is 'n vogel veur de kat!-.-» LODE BAEKELMANS. Inkoop OCCASIE ,TÏJWEEI.Eff Verkoop Frans VAX KERCKHOVE1V GOUDSMID HORLOGIEMAKER DIAMANTZETTER 1 . ANNEKS8EM8STRAAT, 1 Inkoop van aile Juweelen, Diamant, enz. aan de hoogste prijzen BOEKBESPREKING. De Zilveren Flambouw Verzen door Karel van den Oever. Uitge-verij «Mercurius», Antwerpen, Roordestr., 42. — Prijs: gewone ex. 2.50 fr. — Op Hollandsch papier en geb. : 4.— fr. Moest men zich bij het beoordeelen van dezen nieuwen bundel van Karel van den Oever, uitslui-telijk laten leiden door den indruk, welke de eerste stukken nalaten, dan zou de kritiek minder gunstig luiden. Want in deze verzen klaart het zuiver gevoel slechts bij plaatsen schuchter op, tusschen de rammelende woordenrijen en klin-kende rijmen. Van den Oever heeft deze allereér-ste gedichten uit zijn nieuwen bundel werkelijk ,<gemaakt», geduldig «gerijmd». Van «zingen» — het geliefkoosde woord van elken criticus, die nu Kloop verzenbundels recenseeren moet — kan hier niet worden gewaagd! Maar, verder lezend, werd de indruk beter, het oordeel milder... Dat kwam wellicht, wijl we al-lengskens dieper doordrongen in de,ons vreemde, gevoelssfeer van dezen lang niet alledaagschen dichter. Het werd ons een genot, langs allerlei kronkelpaden, slingerend door de grotten en be-zijden de bosschaadjes, waarvoor de hofaanleg uit een vorige eeuw gekarakteriseerd was, te na-deren tôt het huis van dezen kunstenaar. Wat ons van af het eerste oogenblik der ken-nismaking trof, werd ons nu volkomen duidelijk: Van den Oever is een dichter met een eigen tempe rament, een eigen levensziening, welke niet voldoende bepaald wordt, wanneer men hem een «katholiek dichter» heet... Ook Gezelle, Eeckels, Hilarion Thans, e. a. mogen zoo genoemd worden! . Die korte omschrijving is derhalve te alge-meen! Gezelle's zuivere, innige, heerlijk - naieve geloovigheid,wekt ook in de ziel van den godloo-chenaar, een machtige ontroering, omdat ze niet is verstard door dogmatiek, maar wel een groote al - omvattende liefde, die God in elk zijner schepselen bemint en verheerlijkt. Van den Oever is meer dan gewoon - weg: katholiek. We noemden hem liefst — en dit zonder bijbedoeling — «agressief katholiek». Hij voelt de behoefte om zijn gehechtheid of onderwor-penheid aan de dogma's der Roomsche kerk, luid uit te schreeuwen en zich tevens als haar verde-diger op te werpen. Een felle geloofsijver door-gloeit vele zijner verzen... Men leze maar eens dit: — «Catholique avant tout!» dat hij opdraagt «aan hen die zich, tijdens de Antwerpsche processie van Sacramentsdag, zeer oneerbiedig tegenover haar gedroegen» : Op Kruis en Mijter straks den Godseed houden, de Rozenkrans uitstaamlen blij en vroom, de Mis nahooren met een stoeren schroom, meêzingen luid de Primen, Tercen, Landen; het Roomsch-geel fel mijn land doen overgouden, dat Petrus-sleutel klinkt in 't vlaggestroom, 't Lief-vrouwken scheemren doen in haag en boom dat 't warm hart van de ontroering zal verkonden dat zullen wij, mijn God, voor uwen voet als eenen diepen, menschelijken groet, al moest de libertijn de Paaschkeers snuiten; dàt zullen wij met Wees-gegroet gegons, met scapulier, wijwater, vader-ons al kwam de libertijn de kerk befluiten. Schijnt het niet of van den Oever door een ge-heimziningen draad verbonden is aan Anna Bijns, de felle vijandin der profaneerende geu-zen. Alleen van den Oever scheldt met minder virtuositeit en blijft meer kunstenaar avant tout! De verzen waarin de geloovige zich openbaart zijn wel de beste onder de vele goede in dezen bundel opgenomen. Meermaals geeft de dichter ons fraai-gedreven strophen te genieten, als in de gedichten «Pan» en «In Bacchum». Sonnetten als «Una Rapit» — «Memento Homo» — «Erip me» — «In Hymnis et Canticis», e. a. nog, bewijzen, dat hij, die ze dichtte, een fijn-gevoelig mensch is en een kunstenaar van betee-kenis, die steeds en onvermoeid werkzaam is aan eigen volmaking. Zijn «Zilveren Flambouw», fraai verzorgd door de uitgeverij «Mercurius», verdient ruime belang-stelling. L. M. Hippodroom «POLYDOOR!» Een talri^k en uitgelezen publiek woonde de première bij van «Polydoor!», de man zonder verleden. Een allerliefste, zacht streelende muziek, niet altoos vrij van reminiscenties.onderlijnt de guitige liederen van Dr Bruno Decker en Robert Pohl. We twijfelen niet of talrijke motieven uit, de partituur van L. Friedman zullen misschien wel populair worden. Het onderwerp is smakelijk uitgedacht. Polydoor van der Meulen, een gekende likeurfabri-kant, zou wel graag op den bommel gaan. Zijn wederhelft, Agatha, laat hem echter niet de min-ste vrijheid. Om zijn doel te bereiken, maakt van der Meulen gebruik van de lichtgeloovigheid zijner vrouw, en doet hij, alsof hij gansch zijn verleden vergeten heeft. Het eerste bedrijf is veruit het best gebouwd. Spijtig genoeg hielden de auteurs de actie niet steeds even hoog op. Met veel goeden smaak werd dit geestig spel door heer A. Schuermans ineengezet. Heer A. Van Thillo teekende merkwaardig de titelrol. Op hem rust grootendeels het inslaan van het stuk. Geen oogenblik verzwakt zijn in-terpretatie van den uitgeslapen fabrikant. Als Agatha, zijne vrouw, viel Mevr. Haesen oprecht te prijzen. Zij verviel niet in overdrij-ving en deed de toeschouwers oprecht schaterla-chen.Mej. H. t Seyen deed opgewekt en levendig als Elisa. Ook Mej. M. Peenen was los en zwierig als Anna Beckers, het nichtje van Agatha. Heel gelukkig was de opvatting van den pan-toffelheld Gaspar van der Meulen, door heer A. Darden. Deze gewetensvolle artist stelde de lach-spieren der aanwezigen op een harde proef. Mevr. J. de Tiège schetste een statige Paulina, en schaadde niet te veel aan het ensemble. H. ARTHUR MAEBE, de jongé vioolvirtuoos, die met veel succès op de Lyrische Voordrachten van G. Cauwenberg optrad Heer Pierry gaf de afwisselende gemoedstoe-fitanden van Albert met de gepaste kleurschakee-ring weer. Heer Condès heeft andermaal bewezen met wat uitstekende nauwgezetheid hij al zijne rollen in-studeert, uitbeeldt en verzorgt tôt in de minste bijzonderheden. Als Priska Nemelotschy viel Mej. J. Janssens oprecht te loven. Zij was een allerbekoorlijkste danseres, die speldewerkte met haar voetjes, dat het een lust was om na te gaan. Heer A. Van den Branden moeten wij oprecht gelukwenschen om zijn flinke typeering van Leo-pold Maes, den man zonder geheugen maar met zooveel te meer slaap. Er valt enkel goed te zeggen van heer Bison in de roi van Théo van Gladspiegel. Mej. I. Ver-voort was een flinke, onverdraaglijke meid. Arthur, gérant in het Modem Palace, door heer S. Van Eeckhoud, zagen wij wel graag wat voorna-mer in zijn gaan en komen. Heer Hautmans stelde een juist afgekeken garçon voor. Stellig zal Polydoor! langen tijd met veel bij-val in den Hippodroomschouwburg vertoond worden. J.D.S. De meubelen van h'et huis Marx waren effenaf prachtig en werden ten zeerste bewonderd. * * * Van Zaterdag 27 Juni tôt en met Donderdag 8 Augustus 1918, «Polydoor!», (De man zonder verleden), kluchtige operette in drie bedrijven, door Dr Bruno Decker en Robert Pohl. Muziek van L. Friedmann. — Pruiken van het huis Condès - Van Thillo. — Meubelen van het huis Marx. Heerenhoeden van het huis H. Van den Kerck-hove - Van Eynde. , Eerste bedrijf: Spiritismus — Hypnotismus. — Tweede bedrijf : In het Modem Palace. — Derde bedrijf: Polydoor ontmaskerd. Rolverdeeling: Polydoor Van der Meulen, li-keurfabrikant, heer Van Thillo. — Agatha, zijne vrouw, Mevr. Haesen. — Elisa, hunne dochter, Mej. H. 't Seyen. — Anna Beckers, nichtje van Agatha, Mej. M. Peenen. — Gaspard van der Meulen, broeder van Polydoor, heer Darden. — Paulina, zijne vrouw, Mev. De Tiège. — Albert hun zoon, h r Pierry. — Dr Bruno Scheyvaerts. heer F. Condès. — Priska Nemelotschi, Mej. J. Janssens. — Leopold Maes, heer Van den Branden. — Théo van Gladspiegel, heer Bison. — Anastasie, meid bij Polydoor, Mej. I. Vervoort. — Arthur, gérant in het Modem Palace, heer Eeck- . houdt. — Baptiste, chef garçon, heer Hautmans. — Julien, garçon, heer Ickx. — Toinon, zangeres, Mej. X. — Lolette, zangeres, Mej. Z. — Balgas-ten en muzikanten. Korte inhoud : Polydoor Van der Meulen: li-keurfabrikant, heeft tijdens zijn verblijf te Pa-rijs, voor het Congres der likeiirstokers, een echt avontuurtje gehad met de danseres Priska Nemelotschi. Deze laatste meldt hem hare aankomst te Antwerpen om te trouwen met Leopold Maes, maar terzelfdertijd verzoekt zij hem om den avond met haar lustig door te brengen. De vrouw van Polydoor, Agatha, dweept met magnetisme en hypnotisme, en houdt zich vooral bezig met de tafels te doen spreken. Polydoor maakt van deze gelegenheid gebruik om zich door zijn neef Albert — die denkt een volmaakt hypnotiseur te zijn — voor de grap te laten magne-tiseeren. Albert beveelt hem — in zijn gewaanden slaap — zijn verleden te vergeten zoo hij weder ontwaakt. Polydoor profiteert hiervan om zich uit de lit-sen te maken en zich met Priska naar het Modem Palace, een groot danslokaal, te gaan amuseeren. Daar komt Agatha en gansch de familie hem opzoeken, maar Polydoor gebaart of hij van niets weet en geeft zich uit voor den Markies de Re-veil la Vie — de vertaling van zijn laatste uitvin-ding, de likeur «Levenswekker». De verloofde van zijn dochter, Dr Bruno Scheyvaerts, is overtuigd dat Van der Meulen komedie speelt. Op het oogenblik dat de Dokter hem in 't nauw brengt, weet Polydoor — door Priska vergezeld — nog-maals te ontsnappen. 's Anderdaags komt van der Meulen terug naar huis, maar ditmaal loopt hij in de val hem door Dr Bruno gespannen. Doch Agatha zal niets weten, want Bruno — in ruil van het jawoord van Polydoor om met Elisa te mogen trouwen — zal hem in bijzijn van gansch de familie zijn geheugen terugschenken. Daar hij het vertrouwen zijner vrouw heeft teruggewonnen ontvangt hij den deursleutel. * * * «DE BRAVE HENDRIK». Op Zaterdag 10 Oogst wordt deze oprecht ver-makelijke operette van G. Okonkowsky, in de Vlaamsche bewerking van Paul Robert, opge-voerd. De zeer lieve muziek is van Max Gabriel, bestuurder van het Rembrandt theater van Amsterdam.Verscheidene prachtige balletten komen in dit zangspel voor. Mej. Jeanne Didier, die nu gansch hersteld is, zal in «De Brave Hendrik» als Isa de Rions, hare «rentrée» doen. Met veel luister gemonteerd, gaat deze operette ongetwijfeld een groot succès te gemoet. Scala «DE MARSKRAMER». Vrijdag 19 dezer, en volgende dagen, opvoerin-gen van «De Marskramer», opérette in één voor-spel en twee bedrijven. — Muziek van Frans Lehar. — Meubelen van het huis Marx, Kerkstraat. Personen in het voorspel : Bastien Vantard, groote kaasboer, heer Van den Hoeck. — Bas-tien, zijn zoon, jonge juffer De Backer. — Izaac Mozes Peperbol, joodsche marskramer, heer T. Janssens. — Varli, een boer, heer De Vos. — Marianne, zijne vrouw, Mevr. Mertens. — Su-zette, hun dochtertje, jonge juffer Van Gool. — j Jeannot, hun pleegzoon, jonge juffer Van Win-| kel. — Victor, kaasboer, heer De Wachter. — Charles, kaasboer, heer Dries. Personen in het eerste en tweede bedrijf. — Izaac Mozes Peperbol, heer Toontje Janssens. — Suzette Varli, Mev. Lausanne. — Choline, heer De Vos. — Perrette, zijne dochter, Mevr. Angenot. Jeannot, hr Possemiers. — Bastien Vantard, korporaal, heer Aerts. — De Wachtmees-ter, heer van den Hoeck. — Baron Belhomme, heer De Wachter. — Ridder Champvert, hr Dries. — Bianca, zangeres, Mej. Van Schoor. — Fanny, zangeres, Mej. Galmart. — Jocrisse, Mej. Van de Walle, Een korporaal, heer Asselbergs. — Korte inhoud. — In Savooie: Het jaarlijks ver-trek der kleine Savooiaards heeft plaats. Kleine Jeannot moet ook vertrekken, getrouw aan eene oude gewoonte wordt hij door zijne pleegouders aan hun dochtertje Suzette verloofd. Deze maakt vijf frank los van den rondreizenden marskramer Peperbol, om als reisgeld voor Jeannot te dienen. Om de grap doet Peperbol haar een wis-sel teekenen. Vijftien jaar later. Bij den loodgieter Choline te Parijs. Jeannot die Suzette heeft vergoten is verloofd met Perrette, de dochter van Choline. Peperbol brengt Suzette in huis als meid. Hij zet heel het verlovingsfeest overheind met te beweren dat Jeannot met Suzette moet trouwen. Deze is echter langs haar kant verloofd met Bas-tien die juist zijn militairen dienst gedaan heeft* In de kazerne. Bastien is wanhopig over het gebeurde. Hij wordt door Jeannot, Peperbol, Suzette en Perrette opgespoord en na eene massa grappige voorvallen komt ailes in orde. Jeannot >;al met Perrette trouwen, Bastien met Suzette. Als bruidschat schenkt Peperbol de wissel van vijf frank aan Suzette. René Lonthie Carnotstraat, 113 — Specialiteit van Kinderopnamen —

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het tooneel appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Antwerpen du 1915 au 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes