Het volk: christen werkmansblad

1084 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1915, 13 Juin. Het volk: christen werkmansblad. Accès à 25 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/8911n7zw5b/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

^Vijf-enTwmtigsle JaaF. k N. 162 Ëodsdiensf — Hnisgezin — Eijendom Zondag, 1? J iui 191S ^ Aile briefwfsselingen vracht-Mij te zen den aan Aug. Van. ffseghem, uitgever voor denaaanl. kaaatech. « Drukkerjj Het Volk», iMeersteeg, n° 10, Gent. J Bureel voor West-YLaanderen: Gaston BosEruyt, Gilde der Am-pachtea Kortryk. Telefoon 523. 1 Bureel van Antwerpen, Bradant. en Idmburg : Viktor Kuyl, glmderbroederstr., 24, Leuven. HET VOLK Men sehrijft In : Op aile postkantoren aan 10 £r. per jaar. Zes maanden fr. 5.00. Drie maanden fr. 2,50. Aankondigingen : Prijs volgens tarief. Voorop to be talon. Rechterlijke herstelling, 2 fr. per regel. Oiigeteekende brieven worden geweigerd. TELEFOON N° 137, Gent. 1 centiem het nummer CHRISTEN WERKMANSBLAD fi Gentlem liet nummer y —- . ■ » ^GIBRALTAR. '"Nu het oorlogsgeweld zich ook tôt de Middenlandsche Zee uitgebreid heeft )kan het geen kwaad eens kennis te nemer met dat landspunt, dat den éénigen we£ beheerscht, die uit de groote oceaner iiaar genoemde zee leidt. Ziehier wat eer der meest befaamde en terecht gegeerdt ÎFransche schrijvers, JULES VERNE, 5er in een zijner aantrekkelijkste werken îvan zegt : St — Een passagier, wien men niets^me -Jilegedeeld heeft omtrent de bestemmin£ van het schip waarop hij zich bevindt kan onmogelijk raden op welk gedeeltf ,yan dcn aardbol hij aankomt, wanneei bij te Gibraltar ontscheept. { Wat men het eerst ziet, is eene kade met kleine inhammen om het aanleggei lier sloepen van de zeekasteelen (thani ïdreadnoughts genaamd) te vergemakke lijken. Daarna ziet men een bastion, ge Vormd door een waldam, waaronder eeni ïpoort toegang verleent. Vrrvolgens kom men op een onregelmatig plein, dat aller ïzijds omgeven is door hooge kazernen |die terrasgewijze op de heuvelhellin; :gebouwd zijn. En eindelijk bevindt mei 'zich in de lange, smalle en bochtigi ktraat die de Mainstreet heet en di 'grootste baan van de localiteit of plaat iselijkheid Gibraltar is. | Daar treft men voortdurend eene dus fdanig gemengde bevolking aan, dat me) scliier niet kan veronderstellen bij welk ;Soort nationaliteit men aangeland is IMalthezers, Marokkanen, Spanjaards, Ita ilianen, Arabieren, Duitschers, Franschen jPortugezen wisselen (in gewone tijden <een groet met deEngelsche roodgejast Jinfanteristen en lichtblauw gekleede ar itilleristen. I Die zoogenaamde Mainstreet loopt doo igeheel de stad, van de Zeepoort af to aan de Alamedapoort. Van af dit laatst ipunt leidt zij vier duizend drie honden taeter verre, naar het Zuidelijkste pun Jvan Europa, langsheen veelkleurige villa en groenende squares, onder het lomme i-van lioog plantsoen en te midden vai brachtige bloemperken, afgewisseld me Kanonbatterijen van ieder stelsel en kogel Btapels van aile kaliber, tusschen boschje ïvan sierplanten uit allerhande luchtstre )ken. ; Die vier duizend drie honderd mete teijn ongeveer de maat van de Gibraltar irots die vrijwel den vorm nabijkomt vai ;een koploozen drommedaris, welke ge jhurkt zou liggen op de zandvlakte vai iSan Roqua en wiens staart zich (volgen ;een wein'g e verbeeldingskracht) tôt il !de Middenlandsche Zee zou uiLstrekken ■eene zeer merkwaardige verschijning <van uit zee gezien. { Deze machtige rotsklomp verheft zici ïvier honderd vijf-en-twintig meter lood jrecht boven de oppervlakte van dei ÎOceaan en bedreigt met zijne kanonnei -— zijne oud.-wijventan.den, zeggen d ;Spanjaards — het vasteland van weers izijden, zoowel Afrika als Europa. Van di ikanonnen bevinden zich daar ruim ach ihonderd stuks, wier monden met eei iuiterst somber aanzien te ontwaren ziji jdoor de schietgaten in de borstweringei ,çn schildmuren der bomvrije kasematen t Van den top der Gibraltarrots be heerscht de bezoeker de geheele zee-engte tusschen Europa en Afrika, kan hij het Marokkaansche strand gadeslaan en ■ heeft aan de eene zij de een vergezicht op de Middenlandsche Zee en langs den ■ anderen kant op den Atlantischen Oceaan die, wanneer het lielder weêr is, een prachtigen aanblik oplevert. Met hunne uitstekende telescopen en • verrekijkers, overzien de Engelschen van op die hoogte een omtrek van ruim twee honderd kilometer, en zeer nauwkeurig . slaan ze gâ alwat binnen dien omtrek ; gebeurt. | Eigenlijk een voorgebergte, behoort , Gibraltar sedert 1704 aan Engeland toe ■ als eene rotsvesting, met eene stad erbij. Dezo ligt in de Spaansche provincie Cadix, in Andalusië, drie mijlen ten Noordoosten [ van kaap Tarifa, het Zuidelijkste punt van j Europa. De rots met hare vestingwerlcen schijnt . als 't ware in zee te liggen en is met het 5 vaste land slechts verbonden door eene t lage strook onzijdigen grond, eene soort . landtong, welke met lagunen of haften ? doorsneden is. Die rots is tien duizend 's meter lang, vijftien honderd meter breed î en vier honderd meter hoog. De bergkam » heeft eene dakvormige gedaante en telt » drie kruinen ; ep de middenste dezer is . liet Seinhuis (Signalhouse). Op zijnen sterk bevestigden Zuidelijken rand, op - de Punta d'Europa, verheft zich een vuur-i toren. > De Westelijke helling, hoewel ook rots-: achtig en steil, draagt toch de stad Gi-. braltar. Daarentegen vorinen de O >ste-f lijke en Noordelijke zijden nagenoeg ) loodrechte muren. Ter ander zijde va« 3 den aarden wal,aan de vermelde landtong - opgeworpen, verheft zich de Spaansche stad Santa Roqua op eene rots. r Natuur en kunst hebben Gibraltar tôt t eene onverwinnelijke vesting gemaakt. 3 Behalve aan de loodrechte Oostzijde is 1 zij overal bevestigd door batterijen, forten, t redouten, wallen, gelcanteelde muren en s ver uitspringende bastions. De vesting-r werken zijn grootendeels in de rots uit-i gehouwen. Vooral merkwaardig zijn de t liooggewelfde breede rotsgaanderijen, - aangebracht tijdens de laatste Spaansche 3 belegering van 1779-1781, ter hoogte van . twee honderd en drie honderd meter, op eene diepte van 260 meter : twee boven r ellcander gelegen gangen, die met honder- - den zware stukken geschut bewapend zijn. i Er is eene veilige, voldocnd ibomvrije . wijkplaats voor het garnizoen, dat in ge-i wone tijden uit drie duizend man be-s staat. Acht ontzettend groote bomvrije î waterbakkon en een kolossaal diepe put : loveren genoegzame waarborg tegon mo- gelijk watergebrek. ' Op eene hoogte, aan de Noordzijde dei i stad, heeft men de artilleriekazerne en de . militaire gevangenis in het oude Moorsche i kasteel, hetwelk dagteekent van de achtste j eeuw onzer tijdrekening. s Karel V, (een Gentenaar) liet de oude - Moorsche vestingwerken veranderen dooi î den beroemden ingénieur Spreekel uit t Straatsburg. Tijdens den Spaanschen Suc-! cessie-oorlog werd de vesting aan de i Spanjaards ontrukt door do Engelschen. ! Den 21 Juli 1704 verscheen admiraa) Rook met eene Engelsche vloot in de . wateren van Gibraltar en zette aan wa! een klein maar dapper korps Britsche en Nederlandsche krijgslieden, die reeds den 4e Augustus de vesting bij overrompeling innamen, onder de aanvoering van den keizerlijken luitenant-veldmaarschalk prins George van Hessen-Darmstadt. De Spaansche Koning Philippus V liet toen de stad, den 12° daaropvolgende, met tienduizend man van de landzijde aantaston en de vesting aan de zeezijde insluiten door vier-en-twintig Schepen onder admiraal Poyer ; doch zoowel door de batterijen der rotsvesting als door dcn bijstand der Nederlandsch-Engelsche vloot werden zijne pogingen vorijdeld. In 1705 had eene herhaling dier pogingen geen ander gevolg, dan dat de admiraal Pontis in de haven van Gibraltar de nederlaag leed. Bij den vrede van Utrocht, in 1714, werd Engeland uitsluitend in het bezit van Gibraltar bevestigd, wat niet belette dat Spanje, den 7 Maart 1727, voor Gibraltar het beleg sloeg, hetwelk echter moest opgebroken worden na de komst van den Britschen admiraal Wager met elf slagschepen. Te vergeefs bood Spanje twee millioîn pond sterling voor de vesting aan (vijftig millioen frank); volgens het verdrag van Sevilla, in 1729 gesloten, moest het van aile aanspraken op Gibraltar afzien. En toch, in 1779 werd Gibraltar op-nieuw te water en te land ingesloten door de Spanjaards ; maar de Britsche admiraal Rodney wist de vesting van ver-sterking en munitie te voorzien. Op 27 November 1781 deed de bezettlng naar de landzijde eenen gelukkigen uitval onder de generaals Elliot en Ross, waar-bij zij door haar vuur al de belegerings-werken vernielde, die door de Spanjaards aangelegd waren. De vrede van 1783 liet eindelijk Gibraltar in het bezit der Engelschen, nadat de belegering van 1779 tôt 1782 aan de oorlogvoerende Mogendheden meer dan honderd taclitig millioen gulden ge-kost had. m ompmm. Den 4« Juni is te Schaarbeek overlcden de heer Th. Coopman, letterkundige en werkend lid der Vlaamsche Académie. Gentenaar van geboorte, schreef hij verscheidene dichtbundels ; talrijke van zijne dichtstukken en cantaten, die uit-munten door zangerigheid en diep gevoel, werden door onze beste toondichters : Antheunis, Blaes, Huberti, Miry, Van Duyse, Waelput op muziek gezet. Th. Coopman is de zanger van : Mijn Vlaandren heb ik hartelijk lief, een der messt populaire liederen van ons volk, en onze Gentsche beiaard speelt ieder uur zijn Klokke Boeland die door Blaes ge-toonzet werd. Ol schoonc Bloemenkoninginne was ja-ren lang het geliefkoosd koor voor prijs-uitreikingen en zangfeesten. Th. Coopman's dichtbundel Kinderlust werd door de Academie van België met goud bekroond. Dit werk, dat een zestig-tal dichtstukken bevat, munt uit door frisschen levenslust en mag in opzicht van versbouw en rijm naast de Zonne-stralen van Van Droogenbroeck geplaatst worden. In 1880 verscheen het uitgebreide, de- gelijke werk : Onze Dichlers en in 1899 in samenwerking met L. Scharpé, hoog-leeraar te Leuven en briefwisselend lid der Vlaamsche Academie,eene Geschiede-nis der Vlaamsche Letterkunde van het jaar 1830 tôt 1899. Met dichter V. De la Montagne van Antwerpen, bestuurde de overledene de Vlaamsche Dicht- en Kunsthalle met den Taalstrijd Hier en Elders, waarin voor Vlaanderen een nieuav licht opging over het vraagstuk der tîlen in de verschillen-de Europeesche landen en de wereld-deelen.Sedert de stichting der Vlaamsche Academie, waarvan hij een der oudste leden was, wijdde Th. Coopman zich met liart en ziel aan de werkzaamheden van dit wetenschappelijk genootschap. In de uitgaven der Academie verscheen in 1894 in de afdeeling Vak- en Kunst-woorden : Coopman's werk over de Sieenbakkerij. In samenwerking met den heer Gaillard, bestendige Secretaris der Academie, een zeer degelijk en nuttig werk : De Plaatsnamen. Zijn standaardwerk echter is zijne Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd, in samenwerking met wijlen Jan Broeckaert, waarvan het negende deel (1883/84) in 1911 van de pers kwam. Het heele leven van Th. Coopman was aan studie en werkzaamheid toege-wijd. Nederig en volhardend, doch moe-dig en geduldig streed en leed de stoere Vlaming, die eerst in het graf de rust heeft gevonden, welke het leven hem niet gunde. GROOTMOEDER. En, voor hij 't huis zijner moeder, 'n oudje van rond de zestig, verliet, had hij het haar goed op 't harte gedrukt, dat ze voor zijn kincl moest zorge dragen, want hij wou niet hebben, dat er ietwat aan miskwam. 't Wijveken had het dan ten stelligste beloofd, dat hij niets moest vreezen, dat zij het zou verzorgd hebben, juist gelijk ze 't voor hem gedaan had. En, met 'n benepen hart, had hij het kind on zijne moeder gekust en was ver-trokken.Hij was jong nog en van de eerste klas-sen, en, van den aanvang der vijandelijk-heden reeds had 't moordende vuur van hem 'n martelaar der vrijheid gemaakt. Zulks was zijn moeder te wete gekomen, en 't oudje mijterde cr heel en al van op. — Alhoewel ze krank was en ziek, toch deed ze 't hare nog om 't kind je te ver-zorgen.Bij dit ailes, kwamen ongelukkiglijk d'armoê en d'el'ende hun grillen in 't ne-derige keetje bot vieren. 't Vrouwken kreeg, wel is waar, van goede zielen 't eene en 't andere soms, doch de menschen zegden dat ze niet konden blijven geven, en zij van haren kant, dierf haren nood niet meer gaan klagen. 't Kindekijn zou er 't ergste mede varen, en 't duurde niet lang, of 't gene te voorzien was kwam weldra : 't wichtje werd ziek, erg ziek. Grootmoeder ging schier nemeer te bedde en waakte meer nachten dan zij sliep, want op haar woog 'n groote plicht, z'had immers aan heur zoon de schoonste beloften nopens 't kind gedaan, en kost wat kost zou zij die belofte trouw vol-brengen.Zekeren nacht, wijl in de verte 't kanon aan 't buldercn was, overal dood en ver-nieling zaaiend, kwam de dood boven 't dorpken zweven, om er 't eene of 't andere slachtoffer te zoeken. Grijnzend vloog ze van dak tôt dak en kwam rusten dan op d'arme woning. 't Kindekijn bezweelc aan d'hevigsic smerten, en zijn rein zielke was ten hemel opgevlogen, ten hemel bij zijn vaêr en zijn moêrken zoete. 't Oudje had zelve 't wichtje afgelegd, en 't zijn allerboste, 't zijn doopskleerkens aangedaan : 't had dit droevig werk zelve gedaan, want 't was middernacht en ieder sliep. Als de morgenzonne dan aan 't dagen ging en z'heur eerste stralen door 't ne-derige vensterken op 't wiegje zond, stond grootmoed.er op van den versleten stoel, waar ze den ganschen nacht in bidden en zuchten had doorgebracht, richtte heur wankelendc schreden naar 't cngel-ken toe, staarde er, dom-weg, 'n wljle op, kuste het dan en verliet ijlings de woonst. Wat was 't buiten prachtig. De natuur stond in mooi gewaad gedoscht : de boomen schenen ruikers, de doornhagen vol witte blommen doorspikt en in 't weel-drige grasperk prijkten duizenden en dui-zenden edelsteenen, blank èn geel èn rood èn blauw. De vogel zong, verborgen in 'n heesterstruik, zijn uchtendhymne en mehgde 't zijne om 't menschdom naar hooger op te welcken. En toch was dit ailes bij machte niet 't oudje op te wekken, want heur gemoed was vol. — Ze trok de weide in, plukte er blomkens allerlei, miek er 'n ruiker van en keerde huiswaarts weer. Daar was ailes stille nog. Hoe anders, waar de dood heerscht 1 Ze ging tôt 't wiegje, strooide blomken voor blomken op 't lijkje neer, en, ieder blomken dat heur ontviel trok met zich 'n trane meê. Alleen blijft ze nu, gansch alleen ! Wie zal heur dan nog troosten? — 't Eenige wat ze nog bezat op aarde was haar ontrukt I Sottegem, 5 Juni 1915. PÇER KLAUS. De miiilaire Groet. Naar aanleiding van eene dagblad-discussie over den militairen groet, dien de Times « made in Germany » had genoemd, schrijft Dr Hubert J ans en in de Vossische Zeitung : Het is waar, dat deze groet tôt iets typisch Duitsch militairs geworden is. Ten tijde van den dertigjarigen oorlog en vroeger bij de landsknechten was hij niet bekend. Made in Germany is hij uit een patentrechtelijk gezichlspunt niet, al heeft hij ook zijn tegenwoordigen vorm in Duitschland en wel in Pruisen, of juister nog in Brandenburg gekregen. Een Bran-denburgsch of een Pruisisch vorst heeft heel toevallig en onopzettelijk aaiîleiding gegeven tôt het invoeren van dezen groet. Of het de groote keurvorst of een zijner opvolgers was, of de eerste koning van Pruisen of de Oude Frits, ben ik lielaas vergeten. Alleen weet ik, dat het een onzer MENGELWERK 18 * Op zoefc naar den Scimldige — Mijne dochter, Mejuffer Vial, zegde pij, gaat alleen naar Frankrijk wederkee-yen. Mag ik u verzoeken, Mijnheer, haar pnder uwe bescherming te willen nemen. sZij zal u dankbaar zijn voor de minste jaandacht ten haren opzichte. De brave officier wierp een blik op yMice ; hij verklaarde gelukkig te zullen ssijn dat jonge meisje te kunnen verpîich-jten en zou er zooveel zorg aan wijden als fian zijne eigene dochter. ! — ik ga nu aan boord, Mijnheer, ver-jyolgde hij, zijn uurwerk beschouwende. fc — Dan zal ik hier van mijne dochter ]£iîscheid nemen, zegde M. Vial. Met eene avanhopige beweging sloot hij het meisje )in zijne armen. — Alice, dat de Hemel u bewake en jbescherme. Oh, wees vooral voorzichtig avant gij zijt mijn kostelijkste schat hier jop aarde... Dat het Gode believe ons jsveder te vereenigen en dat Hij u in de Ijgevaren bescherme. Alice verhief de oogen ten Hemel. ^ — Wij zullen den vrede en het geluk jterugvinden, mijn welbeminde vader, fcegde zij. De Vooraenigheid zal niet lancer gedoogen dat de onschuldige voor den ^chuldige boete. Tôt wederziens, mijn va->r, tôt wederziens •M Het meisje rukte zich los uit haars vaders omhelzing ; met wankelende stap-pen volgde zij den kapitein die haar van dit oogenblik onder zijne vaderlijke bescherming nam. Toen M. Vial zijne dochter de brug van de boot 7^g bestijgen, voelde hij eene groote neifeing haar weder te roepen. Volgens zijne meening was hij aile plichtsbe-grip te buiten gegaan. Hij ging haar teeken doen terug te lcomen aan land, toen hij opmerkte dat de grootsche stoomer zich langzamerhand van de kaai verwijderde. Te laat 1 zijne dochter was vertrokken 1 Hij hield den blik op het vaartuig ge-vestigd tôt hij nog slechts half en half de onbepaalde vormen van zijn kind kon onderscheiden. Vervolgens ging hij een boot je opzoeken om hem zoo dicht mogelijk bij zijne oude woning te laten brengen. XXII. Te Triest aangekomen begaf Alice Via] zich over Venetië, Milanen en Geneve naar Parijs. Danlc aan de door haren vader ver-schafte zeer juiste inlichtingen kwam zij een avond der maand September in de hoofdstad aan, zorider eene enkele moei-lijkheid op hare lange reis ontmoet te hebben. Zij nam onmiddellijk een rijtuig en deed zich naar het adres van hare ge-wezen gouvernante voeren, op dit tijd-stip onderwijzeres in een pensioenaat dei voorstad van den Temple. Het voertuig hield stil voor een groot, in steen opgetrokken gebouw ; de koetsier steeg af en belde aan de deur. Eene oude vrouw verscheen en vroeg wat men verlangde. — Het is eene jufvrouw die mejuffer Gauthier verlangt te spreken, antwoordde Alice in 't fransch. — Gij kunt binnenkomen, Madame, en de koetspoort werd wijd opengezet. De geleider nam terug plaats op den bok, het rijtuig rolde onder een somber geweli tôt op een grooten koer waar het meisje uitsteeg. — Ik zal hier wachten, zegde zij tôt de poortierster, tôt gij dezen brief aan Mej. Gauthier besteld hebt. Na eenige oogenblikken vertoonde zich eene magere vrouw met zwarte haren en bleeke gelaatskleur. Het was de oud-gouvernante van Alice. Altijd had zij hare lecrlinge als eene teedere moeder bemind; ook was zij zeer gelukkig het meisje weer te zien. — Waarlijk, zijt gij het, mijne kleine Grieksche? riep zij uit, het meisje met kracht aan de borst drukkende, gij, mijne kleine Alice? — Zeker, ik ben het, Mejuffer, antwoordde Alice, terzelfder tijd weenend en lachend. — En uw goede vader, waar is hij? vroeg de onderwijzeres een blik in het binnenste van 't rijtuig werpende. — Ik heb hem in Griekenland gelaten, Mejuffer. — Zoo ! en wie vérgezelt u ? — Niemand, ik ben alleen gekomen; ben ik niet moedig? — Alleen ! Groote God ! Een jong meisje alleen reizen, een meisje zoo lief- tallig als gij... Maar zulks is onbegrij-pelijk... M. Vial moet het hoofd verloren hebben. Onder ons gezegd, ik heb hem altijd wel zonderling gevonden... — Wat wilt gij ? Ik was verplicht naar Frankrijk te lcomen; daar mijn vader mij niet kon vergezellen heeft hij mij aan de goede zorgen van den kapitein aanbevolen; deze heeft mij op zijne beurt onder de hoede gesteld van den bewaker des treins met welken ik in Parijs ben aangekomen, op zulke Jwijze dat mijne veiligheid volledig was; en... hier ben ik 1 — Ja, maar alleen, alleen, nooit zal ik van mijne verbazing bekomen. De be-stuurster van 't gesticht waar ik ben, zal ontsticht zijn als zij zulks verneemt. En waarheen begeeft gij u? — Naar her dorp Loutrel, département Morbihan. Ik vertrek morgen vroeg. Kunt gij mij een logement aanwijzen? — Ik zal u bij een mijner nichten ge-leiden en met u blijven tôt morgen. Maar ik moet eerst aan Madame de toelàting vragen te mogen afwezig zijn. * * * In afwachting dat Mejuffer Gauthier terugkeerde, ging Alice plaats nemen in het rijtuig. De gouvernante liet zich niet lang wachten. Zij had in der haast een uitgang-kleed aangetrokken na de toelating te hebben bekomen tôt 's anderdaags afwezig te zijn. Zij zette zich nevens Alice. — Wat zijt gij schoon geworden, riep zij uit, het meisje vol bewondering aan-schouwende. Nauwelijks kan ik gelooven dat gij de kleine Grieksche zijt die ik gin der heb achtergelaten. En zeg mij toch wat u naar Frankrijk brengt? — Ik ben gekomen voor eene zaak, mijn vader betreffende. De onderwijzeres fronste de wenkbrau-wen. In haren geest stond het vast dat M. Vial niet al te wel bij de zinnen was. — Gij hebt wijs gehandeld mij te komen vinden, mijn lief kind, zegde zij op ern-stigen toon, na een oogenblik overwogen te hebben. Ten minste dezen nacht zult gij in veiligheid zijn en daar gij morgen vroeg vertrekt... Maar, zeg mij, merkte zij op als door eene plotselinge ingeving, hebt gij vrienden in de streek waar gij u naartoe begeeft? — Nccn, Mejuffer, ik ken er geene levende ziel. — Dan hebt ge toch wel aanbevelings-brieven voor personen die uw vader kent ? Verlegen zegde Alice : — Neen, maar ik zal alrap kennis maken. — Ik begrijp u niet, mijn lief kind; lioe kunt g'er aan denlcen u alleen te gaan aanbieden, zonder bescherming, bij personen die u niet kennen en die voorzeker ten uwen opzichte eene slechte meening zullen koesteren als ze vernemen dat gij van zoo verre komt? — Maar ik verlang niet meer alleen te reizen, Mejuffer, hier is een brief in den-welken mijn vader u verzoekt mij eene bejaarde vrouw te bezorgen om met mij te gaan. — Dat is wel ! Indien ik vrij was, zou ik u zelf vergezellen, maar ik kan Madame niet verlaten, ik mag haar geene moeilijk-heden berokkenen. Çt Vervolgti ' "r3

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Het volk: christen werkmansblad appartenant à la catégorie Katholieke pers, parue à - du 1891 au 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes