Jong België: weekblad voor het Land van Waes

329 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1918, 15 Decembre. Jong België: weekblad voor het Land van Waes. Accès à 20 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/m61bk17n54/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Weekblad voor het Land van Waas. Abonnemeritsprijs per jiarga-11 fr. 5,00 » » » irie maanden fr. 1,50 Kleine Annoncen 40 centinlen per regel. Groote Annoncen \olgens overeenkomst. Redaktie en aankondigingen : Ankerstraat, 40. Drukker-Uitgever : J. De Gendt-Porte, Ankerstraat, 40, St-Nikolaas. De ingezonden stukken worden niet teiug bezorgd. ECONOMISCKE BELANGEN. De Huishimrkwestie, Pas enkele dagen is I. Vandervelde aan het hoofd gesteld van het Mnisterie van Rechtswe-zen, of reeds heeft hïj eei wetsontwerp klaar ge-maakt over de zoo belaigrijke huishuurkwestie. Hiernavolgt met eenig bemerkingen wat ieder er van weten moet. Het ontwerp, dat aande bespreking der Ka-mers zal worden voorgelgd, en waarvan dus tôt hiertoe niets onveranderljk is vastgesteld, berust op het volgende vermoedin : « vele huishuren — vooral de kleine — zulln tengevolge van den oorlog niet vorderbaar zii. » Omtrent deze onin-bare schulden moet een< oplossing worden ge-schaft die, zooveel het nenschelijker wijze ge-sproken mogeliik zal blijk<n, met recht en billijk-heid strookt en ieder tevrelen stelt. Voor wie met menschen geleefd heeft, schijnt van meet af aan deze uitslig buiten bereik. Laat ons zien hoe miiister Vandervelde het moeilijke vraagstuk oplosseï wil. Eerst en vooral dient eeionderscheid gemaakt tusschen huishuurcontractm aangegaan ie vôôr 4 Augustus 1914 of 2e na den datum. In het eerste geval is de îuishuur voor de helft verschuldigd tenzij de venuurder bewijzen kan — door gelijk welk middel fan recht, getuigen en vermoedens inbegrepen — cat de huurder in staat ismeer dan de helft te betilen. (Art. 1 van het ontwerp.) In het tweede geval isde gansche huishuur verschuldigd, tenzij de huv der het bewijs levert — door gelijk welk middel— dat hij niet in staat is zijne volledige huishuur^ betalen. Levert hij dit bewijs, dan mag de rec tbank hem van een deel zijner huishuur, dat â helft niet mag over-schrijden, ontslaan. (Art. 2) Om te verzekeren dat de^erklaringen door de huurders afgelegd, met de wiarheid overeenstem-men en zooveel mogelijk aie bedrog te keer te gaan, voorziet het wetsontverp*strenge straffen. (Gevangenis van 6 maand te drie jaar, en boeten van 5oo tôt 5ooo fr.) (Art.ï.) Wanneer er aan een huircontract dat voor 4 Augustus 1914 was aangegaan, na dien datum verandering is gebracht — en hiermee A^ordt hoofdzakelijk bedoeld vernindering van den huurprijs tengevolge van den oorlogstoestand — dan zal art. 2 toegepast worcen — 't is te zeggen dat de huurder slechts van een deel der na 4 Oogst 1914 bedongene huurom zal kunnen ontslaan worden, indien hij ^e//het bewijs levert dat hij niet bij machte is de voile som te betalen. (Art. 3 en 4). Nu komt echter voor velen. het belangrijkste. Zooalsweer hooger reeds 'op gewezen hebben heeft de wetsontwerper « de \lano » dat is te zeggen, van voorhands af aargenomen dat vele huishuren niet konden betaald geraken, bijzon-derlijk door de kleine burgenj en den arbeiders-stand.Art. 6 komt hierin bijzonderlijk voorzien. In steden tellende meer dan 3 00,000 inwoners worden de huishuren van min dan 600 fr. teenemaal kwijt gescholden ; waar er vàn 5o naar 100,000 inwoners zijn, die van min dan 400 fr.; en ein-delijk in steden of gemeenten van 5o,ooo inwoners mag de eigenaar de huishuren van min dan 200 fr. niet eischen. Dit zijn de bijzonderste bepalingen van het wetsontwerp: Verders worden enkel nog bijzondere schikkirt-» gen voorzien voor militairen en hunne familie — zooals er 00k nog gewezen wordt op eenige bij-zondere schikkingen die gelden bij toepassing der wet. * * * Met het wetsontwerp wordt voorzeker het beste bedoeld... en er ligtook veel in dat rechtvaardig en goed is ! Zoo we ons echter bij de inzichten van den wetsontwerper aansluiten, wij moeten nochtans den wensch uitdrukken dat het wetsontwerp,zooals het thans voorligt, nooit wet worden zou. Het wetsvoorstel Vandervelde immers komt den kleinen middenstand zeer ten kwade., Waarom zal de kleinen burger, die in onze stad St-Nikolaàs b. v. een tiental werkmanshui-zekens heeft opgebouwd — met de spaarcenten van jarenlangen arbeid — die hij dan aan 3 fr. jdzeust KOisriisra-- Wanneer ge langs het eenzaam strand, Ze volgden U, met preutchheid, waar, Wanneer ge knielt in 's Heeren huis op 't eenzaam brokje van uw land te midden 't dreigend doodsgevaar, en torst, den Meesterna, uw kruis, nog vrij van vreemde vlekken ginds aan de brug van Weerde, aan 't hoofd van uw soldaten, vooruittreedt, — wijl de aee heel wijd ons leger, moede en dun gemoord, dan zijt gij, Vorst, de oprechte tolk als met een zilverblank tapijt bij 's Konings voorbeeld en zijn woord van uw zoo diep geloovend volk, dien heiligen grond komt dekken, ' naar 't slagveld vvederkeerde. ook moedig,- maar gelaten. Ter wijl de grauwe wolken hoog Ze volgden U, dien droeven nacht, Gij die, met de eagelzachte Vrouw, omwentlend aan den hemelboog, als |fij, genoopt door de overmacht, om U geklemd in vreugd en rouw, een schrikber Epos malen : ons steden door moest trekken, aan hen wie 't lijden griefde van legerbenden, voortgestuwd, doch vonden in uw vaderhart de bloempjes reikt van troost en min, van beelden waar het oog van gruwt, den straal die eens, na lange smart, Gij zijt voor ieder huisgezin vol brand van zonnestralen, den zegedag zal wekken. een beeld van trouw en liefde. Wanneer gij denkend, denkend treedt, Ze volgden U en blonken fier En als ge dan uw koningszooh, op 't eenzaam strand, o Koning, waet wanneer ge zeidt : « Genoeg ! tôt hier ; de hoop van 't land en van uw kroon, Gij dan, dat langs de duinen niet verder zal men wijken ! » • den ransel om de schouders, de blikken van uw volk, wiens kop Wanneer ge dan, in overmoed, den gordel om de leden bindt, nog pal staat li'k een torentop omsingeld door een stroom van bloed o Vorst. dan droomt het werkmanskind te midden van de puinen, en door een dam van lijken, van « 't vaarwel » zijner ouders .. O weet ge dat die blikken voort Verlost hebt uit den rooversklauw En daarom, Vorst van Eer en Plicht, U vol gen, Koning, ongestoord, de laatste, aloudeen vrijegouw ons blikken zijn op U gericht vol hoop en vol betrouwen, uit 't land der koene Vlamen, alom en t'allen tijde : en dat ze als van een minzaam kind als ge uit zijn bedding de Yzer trokt Gij zijt voor ons, op 't eenzaam strand, dat in uw hart het zijne vindt, waartegen horden onverschrokt het levend beeld van 't Vaderland U liefderijk aanschouwen ?... hun waanzin pletten kwamen. met al zijn hoop en lijden. Eens volgden U die blikken toen En sinds, o Vorst van Eer en plicht, Volmachtig lijk het zeegeruisch, uw mond nog wars van Judas'zoen, sinds blijft ons blik op U gericht herkentgij 'tklemmendstemgedruisch?.. die fiere taal mocht spreken : alom en t'allen tijde : Uw volk, het galmt U tegen, « Mij zal men treden over 't lijk Gij zijt voor ons, op 't eenzaam strand in dank om 's Vaderlands behoed, eer ooit mijn htnd de veder strijk' het levend beeld van 't Vaderland in fierheid om uw riddermoed, of zijnen eed zou breken ! » met al zijn hoop en lijden. en morgen, ja, in zege ! A. Nobels. per week verhuren kan, die den ganschen oorlogs-duur hiervan niet# of bijna niets heeft kunnen ontvangen, wijl men hem-immer naar vred^st:;^ • verzonden en uitgesteld heeft, nu plots vredestijd aankomt, ailes moeten verliezen, terwijl zijn meer begoede buurman die 3 of 4 burgershuizen staan heeft, mag hopen voor aile achterstallige huishuren betaald te worden, alleen omdat zijne huizen meer dan 200 fr. huurwaarde bezitten. Voorzeker niet redelijk ! Wij begrijpen ook niet, waarom de eigenaar bewijzen moet in 't geval (voorzien bij art. 1) dat de huurder bij macht is meer te betalen dan de helft op de huurceelen aangegaan voor 4 Oogst 1917. Dit druischt tegen aile rechtsbegrip in. Niet-betaling is en moet de uitzondering blij-ven, betaling de regel. Waarom zou in ieder geval hij die van de uitzondering genieten wil, niet het bewijs moeten leveren dat hij zich in de door de wet vereischte omstandigheden bevindt : reus excipiendo fit acta ! De werkman en kleine burger mag en moet door de nieuwe wet worden beschermd, maar evenzeer de kleine eigenaar die meer misschien ônderdendrukder omstandigheden heeft geleden. Ons dunkens ligt de oplossing in eene samen-koppeling der wetsbepalingen nopens de huishuurkwestie en die der oorlogschade. Hierover meer toekomende week. Ml '■ DE BARRICADE? Profeteeren is^gevaarlijk. Van den rampzaligen Luc tôt het onnooçelste activistje, was dit nochtans eene ware ziekte geworde'n. Allen voorspelden ze — velen door goddelijke ingeving ! —wat de Toekomst onfeilbaar bren-gen moest. De Babelboel der Entente zou weldra voor Hindenburg's ijzeren macht uiteenspatten ! Havere zou zijn graf in zee vinden, en dan zou-den ZIJ aan de Vredestafel verschijnem om den Souvereinen Staat Vlaanderen, door de we-reldmachten te doen erkennen — van België, natuurlijk, zou er zelfs geen sprake zijn. Hunne macht steunde op rotsvaste krachten ! Eerstens de dui\enden krijgsgevangenen,door den apostel Borms en zijne trouwe discipelen tôt het Ware Licht bekeerd ; dan de ontelbare menigte der onbaatzuchtige Activisten in Vlaanderen en, lastnot least : de Yzersoldaten ! Wie zou de roekelooze sterveling zijn die tegen-over zulk een leger ooit het hoofd zou durven opsteken ? Ze kwamen, met hooge borst en gebalde vuis-ten, dreigend het verkondigen : « Wee hen, die ooit beproeven ons ten lijve te gaan, want ze vinden ons weder op de barricade ! » De dagen vervlogen... en ook de profetieën... En de barricade ?... Die werd planmatig ver-schoven tôt in het ongenaakbare. VlNDEX. Kunst en Letteren. ï>e kunst der toekomst. Niet alleen stoffelijke, maar wel hoofdzakelijk zede-lijke puinen, heeft de afschuwelijkste aller oorlogen « Himalaja » hoog opgehoopt. Het aanschiju der wereld is veranderd. De golfslag eener schijnkrachtige kultuur, — feitelijk op het grofste matérialisme berustend — welke een tijdlang onzen bodem, bewassen door eeuwenoudeidealistischelevens-beschouwing, dreigde leeg te vagen, heeft het mensch-dom tôt schrap verweer aangezet en noodzakelijkerwijze-meer prijs doen hechten aan onmiddelijk-praktische ide-alen dan aan hooger geestelijke. En wie niet, met de wapens in de hand, er op uit was, om gedurig zijn eigen leven te verdedigen tegen dedui-velsche honderdvoudige listen van den aanvaller, moest hoofdzakelijk zijne denkkracht op die ééne vraag samen-trekken : hoe kom ik vandaag aan mijn dagelijksch brood ? Wij moeten het rondweg bekennen : wij waren zeer stoffelijke menschengeworden; hoe arendhoog onze hoop ook wiekte, ons ideaal was tôt heel laag bij den grond geraakt. En wat nog erger is : zoo diep en zoa herhaal-delijk werd het volk in zijn zedelijk wezen aangetast, en gold, door machtmisbruik, als gewettigd het tergendote onrecht, dat de eenvoudigste begrippen van recht en rechtvaardigheid allengs in den geest van velen in ne-vels dreigden op te lossen. Meer dan ooit, heeft het volk een stevig-zedelijke op-leiding noodig. Nooit was zijn krachtbesef, door jarenlangen dwang geprikkeld, zoo groot een bedreiging van opstan'l of zoo heerlijk een belofte van zegen.voorde samenleving, als thans. Den godsdienst allereerst, komt het toe, den grond-steen uit te maken van de wereldhervorming. Is het immers niet zonneklaar, dat het stipte naleven van de tien geboden Gods, aile menschenwetten verder overbodig zouden maken ? Een deel in dien heropbouw der maatschappij, valt ook de kunst ten deele. Wij overschatten hare kracht geenszins, en meenen niet, zooals enkele wijsgeeren, dat de kunst alleen vol-staat om de menschen edel en zedelijK te maken. Maar een zending heeft zij zeker, en deze onder de menschen te vervullen, blijft haar zuiverste roem en haar eenige plicht. Wie voor enkele jaren die twee woorden : « roe-ping » en « kunst » hadde samengekoppeld, ware voor-waar voor een filister uftgekreten. De bakens zijn verzet; de tij is verloopen. Een gezaghebbend kritikus uit Holland, Carel Schar-ten, gaf onlangs een bundel kritieken uit, welke onbe-schroomd den titel voert : « De Roeping der Kunst. » Zulk een boek ware vôôr enkele jareneenvoudig ondenk-baar geweest.Toen stend de kunst nog uitsluitend in het alleen-zaligmakend teeken der leuze « de Kunst om de Kunst, » of m. a w. de kunst voor de kunstenaars. Met het lezend publiek had de kunsteDaar zich geenszins te bekommeren ; hij dacht er niet aan ; wanneer hij vôôr zijn schrijftafel aanzat, bestond het eenvoudig niet voor hem. Hij schiep alleen om het genot van het schep-pen. Over den aard van dit literair genot viel zelfs niet te twisten ; wat hij schoon bevond, moest schoon zijn. Welken invloed zijn werk op de massa of op de keur-bende fijnproevers uitoefenen zou, raakte heelemaal zijne koude kleeren niet. Overigens, als het maar kunst was, moest het veredelend en zuiverend inwerken. Kunst immers veredelt het al, waarmede zij in aanraking komt. zedelijk is aile kunst ; en kwam 's kunstenaars werk den een of anderen lezer onzedelijk voor, dan was dit het stelligste teeken, dat de lezer zelf reeds zedelijk was aangetast. Dit was overigens zijn zaak; de schrijver, kon of had hij het gekund, wou daar niets aan veranderen. Zoo heette het bij de voorstanders der theorie van de kunst om de kunst. Dat zij in de praktijk voor niets achteru't deingde», vloeit logisch uit hunne kunsttheorieën voor'. Ailes was hun goed om tôt kunst verwerkt te worden , ailes stof tôt kunst. Van de werkelijkheid, van ailes, hoe schunnig ook, kon de kunstenaar uitgaan om kunst te scheppen. Bij de vleet kregen we dan realistische on na-turalistische werken op de boekenmarkt. En de kunst welke steeds het ideale gelaat der menschheid moet vaorstellen, werd een puistige roode dronkemanstronie! De kunst werd leelljker dan de menschen zelve, af-schuwelijker dan het leven ; zij boezemde afkeer in voor den mensch, zij vernederde en bezoedelde hem ; zij dompelde den mensch hais over kop tôt in den zevea-den kring der sociale hel, maar vergat daarna. gelijk Dante deed, een blij uitzicht te geven op den blauwen hemel en de heerlijke sterren.... En ditjuist moet de kunst — aile kunst, en de kunst der toekomst wel allereerst, wil ze meêwerken tôt den heropbloei der diepgekneusde maatschappij. De theorie van de kunst om de kunst, hing samen met het individualisme — een levensbeschouwing die, met recht en reden, de geestelijke kanker der negentu nde eeuw dient genoemd. Een individualist is iemand die uitsluitend zijn eigen-zelven te rade gaat ; met zijn be-langen, zijn gedachten, zijn gevoelens alleen infno-men is. 1s hij kunstenaar, dan vra^gt hij er nietna;irof zijn lezers hem begrijpen dan wel niet. Hem is het om het even; waar hij geniet, laat het hem onverschillig hoe een ander er over oordeelt. Het gemeenschappelijk streven naar één, allen duur-baar ideaal — is de oorlog voor ons iets anders geweest? — heeft het invidualisme een doodelijken steek toege-bracht. De kunst der toekomst zal dan ook tôt taak hebben, om, wat van dit invidualisme nog ovarbljjft, in gedachten en gevoelens, heelemaal uit te roeien. Een kunst zal het zijn : niet voor den enkeling, maar voor de g meenschap, voor het volk. De kunst moet idealistisch zijn, moet den rnensch veredelen, hem verhevener gedachten inboezemen en en met fijner gevoelens verrijken. Kunst die neerslaat, is uit den booze. Een kunstwerk moet niet alleen schenken leveusbeschouwing,niet alleen levensinzicht en verrijking, 7ij moet daarenboven ons zedelijk leven hooger opvoe-ji-n, en aldus het verstandelijke en zedelijke peil der gansche maatschappij doen stijgen. Sprekend over den roman der toekomst zegt Carel Scharten in het hooger vernoemd boek : « Ziedaâr, boven vele andere mogelijkheden, dus wel de schoonste taak, die mij voor den roman der toekomst schijnt weggelegd : met aandaentige menschenliefde, liefdevolle aandacht te wekken voor den medemensch ; met ruim begrijpen, ruim begrip; met het besef van de eenvoudigheid van het geluk, den eenvoud die gelukkif maakt ; met het inzicht in de heilzaamheid van het leed, den moed tôt het leven. En die kunst zal dus zijn : idealistisch d. w. z. vervuld van deze zeer eenvoudige en bevrijdende idealen. » De schrijver, als man welke buiten het godsdienstig leven van dezen tijd staat, vergeet er enkel bij te voegen, dat die idealistische kunst eerst dan mogelijk is, wanneer zij godsdienstig en zedelijk is. Zeker, de kunst moet niet prediken, op 't kantjen af,. niet langer kunst te heeten ; doch, verheerlijkt ze de ver-hevenste onder de menschelijke gevoelens niet, zij hoeft ze steeds te eerbiedigen. Nooit mag de kunst « den draad naar boven » afknippen. De zedelijke orde in den mensch en de maatschappij mag zij niet verstoren, of zij boet metéen haar esthetisch karakter in. In de kunst immers is eene ethische tekort-koming, steeds een esthetische vlek. De kunst der toekomst behoort ook veel eenvoudiger te zijn. Moet heel ons leven overigens het niet worden ? De mensch van vôôr den oorlog was te veelvoudig, te ongerust in zijn denken en voelen, en de kunst droeg het merkteeken van dien woeligen zielstoestand ; zij was te verwrongen, te duister, te grillig, te vreemdsoortig. Idealistisch zal die kunst heeten ; dus bouwenâ kas-teelen in de lucht? Geenszins; van het romantisme zal zij geleerd hebben, dat de mensch nog iets anders is dan een nuchter verstand, maar dat hij ook een hart heeft; dat hij niet alleen gedachten maar ook gevoelens bezit ; daarenboven kan zij gerust op haar nieuw palet, heel wat van de schitterende kleurengamma der romantiek overnemen. Bij de realisten zal de nauwkeurigheid in het afkijken en weergeven der werkelijkheid en het gehruik van het juist-passende woord haar aandacht maken. Ook van het symbolisme en mysticisme zal zij vernemen, dat er in de natuur oneindig meer dingen zijn dan ons verstand er bespeuren kan. Idealistisch zal de kunst der toekomst zijn, omdat zij het leven zal uitbeelden, niet fragmentarisch en dus ver-minkt, zooals romantiekers, realisten en naturalisten het deden, maar zooals het werkelijk is, met zijn zonnezijde en schaduwkant, zijn leed en vreugde, zijn zoidigen en boeten ; idealistisch zal de kunst der toekomst zijn, vooral en hoofdzakelijk omdat zij zal scheppen : menschen groot door hun streven ten goede.'echte Corneille-typen ! De kunst — men vergeet het al te dikwijls — staat hooger dan het leven. Zij is het « Sursum Corda » der smachtende menigte in het tranendal^het machtige vleugelenpaar dat ons ontrukt aan de kleinheid van ons zelven en de laagheid van het leve*. *<S8^8g> • / -Vrste Jaargang Prijs per nummer : 10 centicmen. Zondag 15 December 1918.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Jong België: weekblad voor het Land van Waes appartenant à la catégorie Christendemocratische pers, parue à Sint-Niklaas du 1918 au 1919.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes