Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen

1227 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 24 Fevrier. Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen. Accès à 19 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/2n4zg6h17c/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

FT IS GEEN NAAM WEERD ,WAAK GEEN TAAL LEEFT IS GEFN V° {gl 0 lANOEKEN'0 ZUT MA/SR KLLE.M : NIE1 ME£RD£ R. ZOU K l> CEE RE M j EN 'K ZI £ U ■ Z ULK EN 13 ER GEEN EN'K'ZIEU TOCH ZOO GtREN'. l(B ONZE TALL Nr. 89. Weekbladje voor de vlaamschsprekende krijgsgevangenen. 24? Februari 1917 Een Wintermorgen. Hij was opgestaan met eenen langen geeuw en een genoeglijk armen-rekken. Op den rand van zijn bed, zat hij een oogenblik te staren door de groote vensters, naar de witte daken en den zwart-witgevlekten heuvel daarboven. Even vielen zijne oogen op zijn uurwerk aan den wand. Haastig sprong hij op, stak zijne beenen in de vuile broek van aile dagen, waschte en gereedde zich met koortsige snelheid. Hij nam zijn ontbijt : het karig ontbijt der gevangenen, van zwart brood en zwarte koffie. Maar 't smaakte hem vandaag zoo wonderwel ; de dag zou goed zijn. Met eenen omgeslagen sjaal trok hij huiten. De winterlucht waaide hem aan en prikkelde aangenaam in zijne neusgaten. Hij voelde zich opgewekt. lets zat hem in 't lijf, wat hij niet zeggen kon, en wat hij ook niet zeggen wou ; eene frischheid, een jeugdegevoel, dat als onkruid in hem was gegroeid, hij wist niet hoe of waarom. Sneeuw en vorst hadden het gansche kamp ijzig-glad gemaakt. Toen hij buiten kwam was de weg bestrooid met assche, wat hem eerst eenigzins onaangenaam was, omdat hij wilde "slibberen„. Maar toen hij op de "Hauptlager-strassen stond, en de lange breede baan voor zich zag liggen, tôt daarboven aan de "Packet-stelle„, ééne lange gletsbaan, toen was weer ailes goed. Hij luurde onwillekeurig, uit dagelijksche gewoonte die hem overgebleven was uit den 'zwarte tijd„ naar de stad, en eroverheen naar le bergen, die vroeger zoo blauwig-groen, nu hel-glinsterend wit waren, met hier en daar 'n zwarte boschplek en gansch boven n heerschenae toren. Nu was 't hem een genoegen, die wilde noorderschoonheid te bewonderen, in zich op te nemen als een blijvend beeld van den winter in dât land. Toen zette hij aan, gletsend met wijd-open armen over de gladde kampweg, stralend van genot om de frischheid die hij in zich wakker voelde. Hij ging gansch op in zijn spel, zijne handigheid zich recht te houden op de hobbelige ijsvlakte. Aile voorbijgangers waren hem vreemd, hij zag ze niet in zijne gejaagdheid, holde ze voorbij in vaardige afwisseling van loopen en glijden. Plots stond hij daarboven stil. Hij blies zijnen warmen adem in de kille lucht, keek even naar beneden waar pakken uitgereikt werden, dan links naar de lijsten en besloot zich, eens te gaan nalezen wat hij ;s avonds tevoren reeds doorloo-pen had. Er was niets voor hem. Uit vroegere blijdschap waren nog een paar doozen overgebleven en die wilde hij nu halen als laatste troost : eene groote doos appelsiroop en eene doos kalfskop. Daarbinnen beet hem de koude wind niet in het gelaat, maar het rook er tabak en nog eene menigte andere dingen. Het was er niet zoo lustig in die woelige plaats daar, als buiten in koû en frissche winterlucht. Hij wilde maar gauw bediend zijn en weêr gaan slibberen op de ijzige "Hauptlagerstrasse". Eindelijk had hij zijn laatste schat in de hand en gletste berg-af. Hij had er nu dubbel deugd van, met die doozen in evenwicht op de hand, de eene op de andere, en voor hij eraan denken kon, was hij reeds voor de kantien bij zijn barak. Hij stuurde reeds rechts aan, en genoot reeds de iijne ontbijtjes die hij nu preusch op de hand

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen appartenant à la catégorie Oorlogspers, parue à Göttingen du 1915 au 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Sujets

Périodes