Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen

2190 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 25 Août. Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen. Accès à 24 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/kd1qf8kp45/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

ONZE TAAL Nr. 113. Il Weekbladje voor de vlaamschsprekende krijgsgevangenen. 25? Augustus 1917 PLiCHT EN GEBRBCHTIGHEID ! 1. Ik wil hier in 't bizonder eenige punten van democratischen, van socialen, van volkshuishoud-kundigen aard aanraken, en namelijk eenige ellendige wantoestanden blootleggen, die mede en in allerhoogste mate, voor oorzaak hebben de stelselmatige verfranschingspolitiek en de het-Vlaamsch-volksbelang-negeerende politiek der op-volgenlijke Belgische regeeringen van 1830 af tôt op onze dagen, want ze hebben op behendige, doordachte en voorbedachte wijze, langzaam en voorzichtig, het volk in kiezingstijd met wat kwakkelbelofte paaiend, niet gewelddadig, het zoover kunnen brengen ons Ylaamsche Volk bijna te verwurgen ; neen, gewelddadig hebben ze 't niet durven doen, want met geweld waren ze nooit zoover gekomen, dat wisten ze wel : het volk ware reeds lang uit zijn doodenhulsel, uit de harde schelp waarin het geknecht ligt, met tegengeweld losgebroken en hadde zich bevrijd, zijn drukkend juk afgeschud en zichzelf gezond-gemaakt ; maar nu zijn de jaren er overgegaan en ons volk is meer en meer ingedommeld in zijne onwetendheid en ellende ! Nu ter zake : Waarom, waaronn moeten er jaarlijks uit ons Vlaanderen, 50 à 60 duizend Ylaamsche boeren-werklieden met sterke spieren, harde vuisten, maar met helaas een hollen zwakken kop, zich in-Frankrijk gaan afbeulen, afslooven, kapot gaan maken, want lange jaren houdt het de sterkste daar niet uit, — aan den graanoogst en anderen slafelijken, ongezonden arbeid ? Waarom moeten intusschen vrouw en kinderen van die ongeluk-kigen, op den hoop toe ook nog hard werk verrichten tegen onvoldoende loon ? Ziet maar onze jongentjes in de glasblazerijen en andere nijverheden nog het vuil werk doen ! Waarom werken op zink- en loodsmelterijen, die dood-zaaiende bedrijven, buiten eenige vreemden die de goede plaatsen bezet houden, Vlamingen tegen half loon ? Waarom gaan jaarlijks met duizenden sukkelaars, kinderen zelfs niet uitgezonderd, naar Duitschland in de groote steenbakkerijen en andere ongezonde nijverheidsinrichtingen het moordend werk verrichten, om lia eenige jaren ziek, kreupel, ellendig hun dompelaarsleven te gaan eindigen in een gesticht van openbare liefdadigheid, terwijl hunne vrouwen en meisjes veelal de laatste redplank moeten zoeken in de ontuchthuizen ? Waarom is onze zeevisscherij, dit bij uitstek Ylaamsch bedrijf, door de regeeringen verwaarloosd geworden ? Waarom is die eens bloeiende bedrijvigheid thans zoo sterk afgenomen ? Zoo b.v. rustte Oostende alleen voortijds van 150 tôt 200 schepen uit voor de kabeljauwvangst, nu geen enlcel meer (ik spreek van den tijd voor den oorlog) ; en de haring-visscherij, weleer een bron van rijkdom voor onze gewesten, werd nog enkel door tivee vaartuigen uitgeoefend ! Waarom ? Waarom telde ons land voor den oorlog nauwelijks nog 2000 personen die zich aan de zeevisscherij wijdden, bij zooverre dat de waarae der vangsten door hen jaarlijks aangevoerd, ongeveer 4 1/2 millioen frank bedroeg, terwijl we jaar in jaar uit, voor meer dan 25 millioen frank visch, mossels, enz. uit het buitenland moesten betrekken ? Waarom verdienen onze werklieden op het land gemiddeld 300 à 400 fr. per jaar min dan de Waalsche landwerklieden ? Waarom worden alleen-lijk in Ylaanderen de ongezonde bedrijven gevestigd, als de vellenbewerking te Lokeren en omstreken, de stekskensfabrieken, de zink- en loodsmelterijen waarvan ik hooger reeds sprak ? Waarom wordt ons volk uitgebuit en moet het

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Onze taal: weekbladje voor de Vlaamschsprekende krijgsgevangenen appartenant à la catégorie Oorlogspers, parue à Göttingen du 1915 au 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Sujets

Périodes