Syndikaal mededeelingsblad: van de Algemeene Federatie der Vakbonden van Antwerpen

976 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 20 Octobre. Syndikaal mededeelingsblad: van de Algemeene Federatie der Vakbonden van Antwerpen. Accès à 29 mars 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/gx44q7rj2q/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

SVXVDXSfLA^lLE* MEDEDEELINGSBLAD Orgaan van den Antwerpschen Diamantbewerkers Bond en der Federatie van Vakbonden De redaktie behoadt zich voor, mgezonden Redakîie en Administrât^: VERSCHIJNT BIJ GELEGENHEID stukken al of mes te plaatsen j Pîanîijnîei West, 66, Antwerpen r.i OVERWEGINGEN ii Een van de rneest dwaze en ondoordachte op-merkingen tevens, die onze ooren gedurende dezen oorlog vaak hebben getroffen, is wel de vragend-, vervvonderd en verwijtende uitroep : Waar bleven nu de socialisten ? Zij die zôô spre-; ken beseffen geen oogenblik dat zij daarmede niet alleen een groot gebrek aan kennis der feiten bij zichzelven verraden, rnaar daarrreven een on-gewilde hulde aan dezelfde door hen als het ware ter verantwoording geroepene brengen, en nog bovendien een scherpe zelfbeschuldiging uitspre-ken. Het gaat dezulken als kinderen, hoe ondeu-gend ze ook rnoge zijn die in dreigend gevaar of nood luidkeels moeder ! roepen, daarmede ieder-maal, zonder het bewustzijn daarvan te hebben, als het ware een kroon om de slapen van het moederschap vlechtende, door de stem der natuur te doen hooren, die in de eerste plaats in de moeder de natuurlijke beschermster van het kind zoekt en aanwijst. En rnaar zeer zeldzaam zullen wij wel opgemerkt hebben, is een kind in gevaar verkeerende geneigd vader ! ter hulp te roepen. Diegenen die meenen de socialisten gebrek aan activiteit en plichtverzaking te mogen verwijten, in, en tegen de volkeren-moord die wij aanschou-wen, handelen dan ook werkelijk als de kinderen zooeven geschetst. Het behoeft als vanzelf spre-kende geen nader betoog dat deze zonderlinge opmerkingen uitsluitend komen uit den mond van burgerlijk of in het geheel niet denkende meri-schen. Want deden zij dat wèl, denken namelijk, dan ware het hunnerzijds logieker de vraag die zij stellen om te keeren, en zich zelven deze voor te leggen in de volgende vorm : Van het reusach-tige aantal menschen die elkander op den huidigen dag tôt den dood bekampen, zijn er ongetwijfeld slechts zeer enkele milioenen die zich socialisten noemen, maar honderden milioenen welke zich met den naam van liberalen en christenen tooien. Hoe kwam en komt het dus, dat deze de reus-achtige meerderheid vormende massa der betrok-kenen in dit wereldkonflikt, welke immer in woord en pers den mond vol heeft van vrijheid, humaniteit, liefde, gij zult niet dooden, bemint uw naaste als u zelven, enz. zich niet met het woord maar vooral met de daad, krachtig heeft verzet tegen het aanvangen van zulk een broe-dermoord ? Zij hadden dezen strijd toch kunnen voorkomen door zoo overweldigend in aantal zijn-de zich tegen het uitbreken daarvan te verzetten? Waarom deden dezen dat dan niet ? Op deze vragen geven zulke kritikasters eigenlijk zich zelven het boekcfeelen sprekend antwoord, door ze eenvoudig niet aan hunne hersenen en geweten ter oplossing voor te leggen. Wel roepen zij moeder ! 1 (de socialisten) dus de veel zwakker in getal zijnde partij aan, van wien zij weten, (want die faam is ondanks ailes tôt hunne suffe zielen doorgedrongen ) hulp te kunuen verwachten, om-dat zij immer en altijd in de mate harer kraehten voor het behoud en de bevestiging der internationale vrede heeft gestreden. Juist in tegenstelling met het overweldigend groote leger der niet socialisten, met zijne enorme som aan politieke, eco-nomische en finantieele kracht, geestelijke macht en invloed, welke nimmer of slechts in belache-lijke kleine mate zijne zorgen wijdde aan de ontwikkeling en groei van het kind des vredes, dus min of meer de roi van « vader » vervult in het denkvermogen dezer grôôte menschenkinde-ren nu zij in gevaar verkeeren, en de uren der benauwdheid moeten doorworstelen. Er is echter nog eene andëre reden waarom dezulken beter zouden doen te zwijgen dan op schamperen toon te spreken over eene partij die van af haar ont-staan op het. militaire gevaar heeft gewezen, en métal de middelen waarover zij kon beschikken, steeds niet alleen tegen dat, hoe ook beschouwd, gevaarlijk instrument heeft geijverd, maar vooral en voortdurend op de dieper liggende oorzaken van den oorlog heeft gewezen. Zij deed dat, vele jaren lang zonder daarbij over eene noemenswaardige politieke, econorni-sche, of geldelijke macht te kunnen beschikken, in hoofdzaak gewapend met hare zedelijke kracht, heilige overtuiging en het geesteszwaard der waarheid. En voor deze worsteling in het strijd-perk der menschelijkheid onîving zij hare beloo-ning van de burgerlijke en zich o ! zoo christelijk noemende machthebbers, der o ! zoo beschaafde wereld, in den vorm van honderden jaren gevan-genisstraf, den knoet, verbanning, broodroof, vervolging en dikwijls den dood ! Dat ailes is de menschensoort die de klassebewuste arbeidersbe-weging nu ter verantwoording durft roepen voor-bijgegaan « als schepen in den donkeren nacht » buriner opmerkzaamheid en belangstelling, zonder zich daarmede ook maar één oogenblik bezig te houden, of te bekommeren. Welk een striemen-de zelfbeschuldiging zij zoodoende uitspreken dringt niet tôt hun bewustzijn door. Immers, wanneer de milioenen onverschilligen en bestrijders van degenen op wien zij nu hunne hoop als vredebewaarders en verdedigers hadden gevestigd, dat werk met woord en daad mede hadden gesteund en verdedigd toen het nog «dàg» was, in plaats van het dikwijls te bevech-ten, behoefden zij hederi zich niet te beklagen over de diepe duisternis der oorlogsellende die ons omringd. Hunne Jeremiaden zijn dus in elk geval aiisplaatst en onredelijk door dat zij zèlven in «retard» zijn en niet degenen die zij na hun lange jaren van «dolce farniente» daarvoor aan-sprakelijk stellen. En toch heeft die, zoo vervolgde, arme, gesmade en nog te weinig talrijke partij in de enkele dozijnen jaren van haar duidelijk afgetee-kend bestaan het zaad der vredesidee met zôô milde hand geworpen, dat zij in milioenen harten, ook al volgen deze haar niet geheel, en allen, op hare economische en politieke baan, zich een vaste zetel gebouwd als de zorgdragende moeder des vredes. Het bewijs daarvan levert ons het naieve en bijna kinderlijke beklag van zoovelen, dat zij in deze dagen hareroepingen plichtwaarop zij ondanks zichzelven dikwijls steunden, schijn-baar heeft veronachtzaamd. Maar niemand hunner denkt er ook maar één oogenblik aan, de honderden milioenen ledentel-lende burger- en christenpartijen in deze voor het wereldgericht te dagen, v/at dan osk hunne meest scherpe, zij het dan onuitgesproken veroordeeling inhoud, in dit reeds drie jaren durend procès van menschelijke misdaad en schande. Ja ! de klassebewuste arbeidersbeweging heeft in de ongeveer halve eeuw van haar duidelijk omschreven bestaan méér gedaan om de wereldvrede een onverwoest-baar fundament te verzekeren, ondanks de misere die ons nu omhult, aïs de eeuwenlange burgerlijke en christelijke beschaving heeft vermogen te doen. En zij, en zij alléén zal in de toekomst bij machte blijken te zijn als de trouwe en onom-koopbare bewaakster van den vredestempel op te treden, die op de door hààr gelegde grondslagen zal worden opgetrokken. Er is nog een andere reden zegden wij hier-boven die de onnadenkende raka! schreewers zou moeten nopen en bewegen eenige noten lager te zingen in hun lied van hoon en verwijt aan het socialistisch adres. Laat ons ze weer behan-delen in den vorm van een vraag. Zijn niet, of juister gezegd, beweren niet aile volkeren die in den huidigen oorlog betrokken zijn, de socialisten induis, dat zij slechts een verdedigingsoorlog voeren, vechten om het gevaar te verni ijden van een vreemd en vernederend juk te moeten torsen, ofwel strijden voor een zoogenaamd historisch recht ? Over het wel, of niet juiste dezer motie-ven, nu te gaan redetwisten, zelfs met de schijn-baarsterkste argumenten gewapend, achten wij onvruchtbaar en onbegonnen werk, aangezien er eerst heldeider licht moet schijnen als de enkele strepen die hunnèn schijn reeds geworpen hebberi op de duistere wegen der geheime diplomatiek. Want hoe groot deze hare slimheid en behendig-heid ook schat, en hoe diep zij hare ondoorgron-delijkheid ook moge wanen, onnaspeurlijk is zij niet, en vroeg of laat komen hare daden in het voile licht der zon te staan. Het op dit oogenblik nog hangende «procès Soechamlinof» is daarvan een begin. Voor en aîleer de wereld dus volledig ingelicht is over de rechtstreeksche aanleiding en oorzaak dezer worsteling der volkeren, past het ons, een op de feiten gegronde conclusie tôt dien datum te verschuiven. En toen dan ook onlangs werd gevraagd onzerzijds mede te werken tôt het uitspreken van een overijld, en noodzakelijkerwijze door den oogenblikkelijken toestand waarin wij verkeeren, beinvloed oordeel, in het geven van onzen stem aan het onmiddelijk verplaatsen van de internationale zetel der vakbonden, heeft den Bondsraad van den A. D. B. bij groote meerderheid van stemmen geweigerd daaraan mede te werken. Daarmede een doorslaand bewijs leve-rende van de objectiviteit waarop wij ors in deze kwestie plaatsten, door een overijld en onrijp oordeel af te wijzen. Voorloopig hebben wij dus, al is het onder voorbehoud, te aanvaarden, de motieven die aile volkeren dus ook de socialisten der oorlogvoe-rende landen, ter verdediging hunner houding aanvoeren. Bovendien, waar en wanneer is er van arbeiderszijde ooit verkondigd of geleeraard, dat de modem georganiseerde arbeiders eener natie zich moeten onttrekken aan de verdediging hunner bedreigde haardstede bij een poging tôt overweldiging van het land hunner geboorte ? Waar en door wie werdt hen ooit als plicht voor-geschreven zieh lijdelijk een vreemd juk op de schouders te laten leggen, en voor vreemde over-heersching zonder verzet te bukken bij een aanval op den grond waar zij het leverislicht zagen ? En wat is er nu redelijkerwijze tegen in te brengen wanneer de socialisten aller oorlogvoerende landen zich daarop ter goedertrouw beroepen ? Fr. W. (Wordt voortgezet.) 0 ( orlogs) W (instmakers) In een oud nummer van het « Algemeen Han-delsblad » vinden wij het hiervolgende op de wijze van « Wien Neerlandsbloed ». Wij dragen het van harte op aan onze aller-christelijkste boeren en het stel schaamtelooze woekeraars dat men aan de « Beurs » en elders ziet ronddrentelen en speculeeren op den honger en 't verval van ons volk. Hier gaat het : O. W. — Op den achterkant van een bankbil-jet lazen we de volgende ontboezeming : Wien Neerland's geld in 't laadje vloeid, Door reuzen-knoeierij, Wiens hart voor contrabande gloeit, Is goochemer dan wij. Hij leeft met ons vereend van zin. Maar als hij 't xvagen dorst, Verpatste hij voor woekerwinst Zijn vaderland en vorst. Misschien rnaakter hier v/el eëns iemand een variant op, op de wijze van onzen Brabançonne. L. V. B. Diamantbew. belangen Colegialiteit î ? ! Over enkele weken zagen wij ons verplicht de doenwijze te wraken van den nieuwen Bestuurder van den A. N. D. B. de Miranda, dit om reden hij aan zijne lezers in het « Weekblad » vertelde dat de syndikale opvoeding der leden van onzen A. D. B. op hetzelfde peil stond als dit der slacht- offers van de leerliugkweekers in Watergraafs-meer daar. De Miranda, nam onze terechtwijzing niet over maar plaatste naar aanleiding daarvan een ander artikel, dat ik hier niet ontleden zal, maar waar-van titel en bedoeling is zijne leden wijs te maken dat ik stelselmatig eene toekomstige verdeeldheid voorbereid, Wij hebben het hiervolgende dienaangaande naar den Redakteur van het «Weekblad» gezonden, dit omdat de Miranda zelve geene terechtwijzing opneemt : 7/10/17. Den Heer H. Polak, Redakteur van het « Weekblad » te Amsterdam. Zeer gaarne zag ik het hiervolgende in uw blad opgenomen. Over enkele weken werd door Uw collega De Miranda, in Uw blad eene uitlating gedaan aan het adres onzer organisatie, die wij evenmin van een bestuurder eener bevriende organisatie verwachten konden als het ons mogelijk was ze on-verlet te laten passeeren. Qenoemde uitlating kwam zoo ongeveer daar op neer « dat de syndicale opvoeding te Antwerpen op hetzelfde pijl stond als deze in de leerlitig-kweekerij daar bij U in Watergraafsmeer. Ik zag mij verplicht die uitlating scherp te wraken in ons blad — ik geloof echter niet seher-per dan gij dat, in omgekeerd geval doen zoudt. De Miranda neemt dit artikel niet over, laat Uwe leden niet oordeelen dus over de wijze waarop ik op die zoo erge aïs ongemotiveerde be-schuldiging inging, ze ontzenuwde. Wel begint hij dat artikel dat Uwe leden niet kennen, als-mede deschrijver er van, weer in Uw blad te kwalificeeren ; stapelt eene tweede, nog ergere beschuldigingop de eerste, door namelijk te in~ sinueeren dat ik stelselmatig onze leden tegen uwe organisatie zou ophitsen, dit als eene voorberei-dingvoor mijne toekomstige bedoelingen. Ik weet natuurlijk niet waar D. M. heen wil, wat zijne eigenlijke bedoelingen zijn met dat in discrediet brengen van den A. D. B. en zijn werk in 't verleden ; dat verdacht maken van mijn per-soon voor de toekomst. Ik weet niet of hij iets speciaals heilzaams daarvan verwacht voor de toekomst Uwer organisatie zelve ; voor eene goede internationale samenwerking der diamantbewerkers in de komende dagen. Wat ik echter wel weet is dat het bestuur van den A. D. B. zich zulk eene behandeling evenmin wenscht te laten welgevallen als het Uwe dat in voorkomend geval dulden zou. Wij hier toch die onze nu naar aile windstreken verspreide leden zoo goed mogelijk volgen in hunne doenwijze, kunnen daarin en dat waar zij zich ook bevinden — maar niet de minste aanleiding vinden tôt eene minderwaardig verklaring hunner syndikale opvoeding in den A. D. B. Het beste beeld hunner beteekenis toch vindt men in Londen. In vlucht en verwarring daar aangekomen, zonder een enkele hunner gewoue leidende kraehten bij zich, verplicht zich à l'im-provist te organiseeren tegen de uitbuiterij waar-aan men hen onmiddelijk al onderwerpen wilde, hebben zij getoond daar, wat hunne waarde als organisatie-mannen was, de vrucht toch hunner syndikale opvoeding in Antwerpen. Na betrekke-lijk korten tijd immers moesten de toestanden daar niet in het minst meer onderdoen voor die in Amsterdam. Dat zijn sprekende feiten die ons in Antwerpen goed doen aan het hart, die Uw collega echter blijkbaar niet zien wil of.... hem als bewijzen van slechte syndikale opvoeding voorkomen. En is dan de handelswijze onzer nu ten Uwent vertoevende en werkende leden dan werkelijk zoo desorganiseerend, zoo slecht dat zij de minder-waardigheidsverklaring van onzen A. D. B. en zijne leden eenigszins maar rechtveerdigd ? Ik ben zeker van niet. En ik niet alleen. Want met het meeste genoegen zagen wij in uw blad van 21 en 28 Septembér dat B. D. zich in het hoofdartikel, even waardeerend en juisi uitlaat over zijne Antwerpsche kameraden, en de geva-ren en moeilijkheden waarmede dezer bestuur-ders te kampen hadden als De Miranda dat in verachtelijken zin deed. Er zijn er van de onze die mede in loonzwendel ZATERDAG zo October 1917 3d* JAAkGANG n' i5

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Syndikaal mededeelingsblad: van de Algemeene Federatie der Vakbonden van Antwerpen appartenant à la catégorie Oorlogspers, parue à Antwerpen du 1915 au 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes