Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit

794 0
close

Pourquoi voulez-vous rapporter cet article?

Remarques

Envoyer
s.n. 1917, 08 Juillet. Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit. Accès à 25 avril 2024, à https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/fr/pid/125q816411/
Afficher le texte

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

ZONDAGSBLAD Bîjblad van " VOORUIT „ ZONDAG 8 JULI 1917 Derde Jaargang - Nr 11 Pri js : 5 centiemèn Jongensliefde Jan Mertens laat het hoofd hangen. Jan Mertens, de lolligste kerel van het Atheneum, de prettigste leerling uit de derde, de vroolijkste van al de studenten, Jan Mertens laat het hoofd hangen. Hij, die immer het haantje vooruit was in het poetsen-bakken, de leider m de klein-anarchistische ondernenrun-gen, de belhamel in miniatuur-opstanden, hij was nu voor de kleinste grap, voor de minste guitenstreek niet meer te vinden. Hij scheen het vergeten te hebben hoe hij vroe-ger vuursteenen kraak-spetterend door de lange, dood-stille studlezaal deed ketsen, hoe hij menigmaal ailes in oproer bracht door zijn geheimzinnig buikspreken en hoe hij een « surveillant » op zijn stoel had vastgebonden. De gelukkige, spottende glimlach, die anders op het bol-gezonde gelaat van den achttienjarigen stùdent zweefde, was thans verzwonden, en bleek-schimmig wandelde Jan droom<end rond, niet als vroeger met het hoofd recht op, maar met de oogen strak naar den grond gericht. — « Jan Mertens heeft wat verloren » fluisterden de kameraden. — « Neen, hij is ziek » merkte een ander deelnemend op. — « Of verliefd ! » lachte een derde. En feitelijk hadden ze allen gelijk, want de onbekom-merde Jan had zijn gemoedsrust, ja zijn hart verloren ; ziek was hij ook, want de arme jongen leed aan een plaag die over heel de wereld heerscht, die was van het begin en zal zijn tôt het einde. Jan Mertens is verliefd ! Gruwelijke kwaal!... maar nochtans niet ongeneesbaar, want het doelmatigst, het onfeilbaarste middel tegen liefde is... wederliefde. Doch het is fataal wanneer deze ziekte in hopelooze liefde ontaardt, wanneer de kranke geen troostend antwoord verwacht van haar, die de kiem dezer gevoelsziekte in 't hart heeft geblazen. Helaas ! Jan Mertens draagt een hopelooze liefde in zijn boezem, want nooit, hij voorziet het maar al te wel, zal Cicieltje Van Hoof zijn gevoelens beantwoorden. Het eenig kind van den stadhuisklerk zal immer met minachting neer-zien op hem, zoon van een eenvoudig staatsbeambte. — « Zeg Karel » klaagt hij soms aan zijn vriend Van Hoogenbeemd, dien hij tôt zijn vertrouweling gemaakt heeft, «zeg, Karel, 't zal nooit gelukken, he... z'is veel te goed voor mij !... » — « Och kom, wat zou ze... Steek dat in uw kop niet, jongen... Gij zijt voor 't minst zooveel waard als zij. » Na de school gingen de beide makkers gewoonlijk langs de Middelbare school om (waar Mejuffer Van Hoof nog alleen de lessen van Engelsch en Fransch volgde). Als ze omstreeks vier uur buitentrad en langzaam met haar vrien-dinnen naar huis wandelde, kuierden Jan en Karel op een kleinen afstand achteraan en de eerste zuchtte dan onver-anderlijk : — Zeg Karel! Kijk eens wat een gestalte, wat een majesteit, wat een overvloed van glinsterend-zwarte ha-ren... Zeg, Karel, wat een forsche stap en een lenige gang... En oogen dat zij heeft!... En een fijn gezicht!... Hemeltje lief... en die lippen... — Och wat! Jan — lachte Karel - hg daar nu asje-blieft niet te haspelen gelijk een perkamentachtige rede-rijker... Neem uw mond in beide handen en spreek haar aan... —• O Karel ! en Mertens sidderde, erg verbleekend. —■ Maar natuurlijk ! Me dunkt dat ge er nu al lang ge-noeg achter loopt... Spreèk ze aan, ea dan... ja, dan komt ge wellicht in de gelegenheid hare majestueuze gestalte van dichtbij te bewonderen, haar glinsterend-zwarte haren uit die vurig-gloeiend oogen te strijken, haar fijn gezicht te streelen en... ja, haar roode lippen te kussen... — Karel zwi-jg toch! hijgde de andere, van vaal-bleek, paars-rood wordend. — Zoo iets kunt ge droomen of in een gedicht schrijven... maar in werkelijkheid, neen Karel, dat kan niet... Z'is veel te goed voor mij!... — Hoor eens, Jan — zei zijn makker heel ernstig — ge moet een betere opvatting van u zelven hebben. Zeg, ieder-een heeft zoo geen kloek-slanke gestalte gelijk gij, noch zulken gezonden blos op de wangen, noch zoo'n schoonen blonden kop... Weet ge wat mijri zuster me nog gisteren vertelde, Jan ? —- Neen Karel. — Dat al haar schoolvriendinnen u zoo'n flinke jongen vonden en Cicieltje Van Hoof niet het minst. Och Jan, velen zouden stellig gelukkig zijn u als vriend te hebben. —• Ge schertst, Karel ! •—• Om den bliksem niet, Jan... Spreek ze gerust aan, jongen, 'k ben zeker dat ailes op rollekes loopt. Mertens twijfelde, keek rond en zei dan: — Ik doe het Karel. Morgen waag ik het erop ! 's Anderdaags om vier uur waren beiden op hun post. Cicieltje Van Hoof kwam alleen uit de school, bekeek even de ronddrentelende jongens en wandelde dan langzaam naar huis op. — Puik Jan — fluisterde zijn gezel — dat is een koopje... Spreek ze gauw aan, nu ze alleen is! — Neen Karel... nu nog niet, wachten tôt in de vol-gende straat. Jan, de vroegere rabotter, de waaghals, de durver, was bleek en sidderde bij poozen. Loom-moe, met slappe beenen slenterde hij aan de zijde van zijn vriend en wendde geen seconde zijn blikken van de daar-voor-hem-wande-lende gestalte af. Het lieve Cicieltje ging even voor een winkelraam staan, scheen heel aandachtig de voorgelegde zakdoeken en hals-boordjes te bewonderen, doch gluiperig van onder haat hoed opkijkend, loerde ze fijntjes naar de dicht-naderende studenten. Dan ging ze traagzaam verder. —• Vooruit Jan, ze heeft het in 't snuitje, dat is een goed teeken... 'k ben zeker dat ge best zult ontvangen worden... Dat is nog beter, Jan... Cicieltje heeft heur zakdoek laten vallen. Snap op en draag weg...» Inderdaad het was zoo. .— Nochtans scheen het meisje het niet bemerkt te hebben en stapte heel ruslig voort. — Allee Jan ■— fluisterde Karel - raap op, dat is een gelegenheid ! —- Nee, nee, 'k durf niet — stamelde de arme drommel, vuurrood van schrik en ontroering.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.  

Il n'y a pas de texte OCR pour ce journal.
Cet article est une édition du titre Zondagsblad: letterkundig bijblad van Vooruit appartenant à la catégorie Culturele bladen, parue à Gent du 1915 au 1928.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Ajouter à la collection

Emplacement

Périodes