Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1828 0
15 januari 1914
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1914, 15 Januari. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Geraadpleegd op 24 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/hm52f7mk08/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

CAROLUS ^■®^HET WEEKBLAD /AN DE VLAMINGEN PRIJS PÉR JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland .... f 2.— voor andere landen . . . fr. 5.— 4e Jaargang, Nr 3 ~ Donderdag 15 Januari 1914 Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 2178 PRIJS PER NUMMER : 5 Centiemen Aile brieven en mededeelingen dienen ten laatste Dinsdagavond ingezonden. Uit stille vereering voor FRANZ ANDELHOF AAN DEN GROOTEN MEESTER Toen ik U laatst bezocht en bij uw ziekbed stond, waar met den dood gij vocht die waarde rond uw spond ! Toen heb 'k, o wondre man ! lang in uw oog gestaard ! 'k Zag in uw blikken dan wat 'k nooit zoo had ontwaard ! Gy waart zoo kalm-berust, zoo onverschillig-koel ; Al waart g'uw staat bewust Gij scheent zonder gevoel ! Al droegt gij in het hart een kwaal die nooit geneest, Uw trek bleef imraer hard en lustig toch uw geest ! Stroef was uw vaal gelaat en op uw wezen lag een kalmte die verraadt wat Zielsgrootheid verrnag ! Gy schonkt uw volk een schat waarmeê 't een adeldom zich winnen kon ! ...'t Aanbad een vreemden Godendrom ! Gij pleegdet gunst op gunst Al was ondank uw loon ! Gij spreiddet steeds uw Kunst voor 's Wereld's oog ten toon / Met wat uw ziel inhield Aan schoonheid en aan zang hebt gij uw werk bezield door onweerstaanbren drang ! Uw leven was éen lied tôt wekking van uw volk ! 't Verstond helaas U niet / Nochtans gij waart zijn tolk ! Daar het geen eer U bood die waart uw plicht bewust, bleeft gij, ook voor den dood, koel, in uw lot berust/ De man die in zich draagt een rijken schoonheidsschat, die strooit dien, ongevraagd, mild op zijn levenspad / En de scheppingsdaad van 'n heerlijk kunstgewrocht, vindt hij, in hoogste maat, 't genoegen ongezocht I Zoo ook, o Meester, Gij / Erkenning zocht gij niet : Gij zongt steeds lustig-vrij uw onbedwongen lied ! En vol gelatenheid, na gansch volbrachten plicht, tradt gij in d'Eeuwigheid, omstuwd door glanzend Licht / Rust, Meester, zacht in d'Aard, wier schoonheid gij bezongt ! Een faam îs u bespaard, waarnaar ge hier nooit dongt l Eens klinkt uw naam in 't rond ! Omstraald met wondre pracht wordt hij eens voortverkond bij 't dankbaar nageslacht ! Eens rijst nw man'lijk beeld In marmer voor ons op, uit volksliefdè geteeld ! ...Dàn stijgt uw roem ten top ! Turnhout, 9-1-14. johan van KEMPEN. De Mannen van De Ronde Tafel — Kaf!... Kaf, kaf!... Krassend en krakend hotste over de koddig-bonkig ge-kasseide straten van Antwerpen een half-vermolmde stootwagen, voortgestuwd door een sukkelachtig wijf en haar tweetal miezerige zonen, die van tijd tôt tijd den lokschreeuw herhaalden : — Kaf, kaf !... Kaf, kaf !... Ze leurden met haver- of tarwekaf, waarmede de arme gezinnen hunne bedden vulden, of hunne peluwen, of het matrasken in de wieg van den jongstgeborene.Voor eenige centen kochten de menschen eenen vollen zak kaf en als de ouders dachten dat het kaf was bevuild, goten zij het in een tobbe water, waschten het daarin, al roerend met een bezemsteel, en spreidden het daarna over den vloer uit of hingen het in een zak te drogen. — Kaf, kaf!... galmde het uit den mond van de sjofele leurders. En wij, straatkapoenen, wij sprongen meedoogenloos den kafwagen achterna, al zingende : Hansken scheet in 't haverenkaf. Zijn keuteltjes waren pruimen. HU pakte een blad en veegde zijn gat, En likte vinger en duimen !... 't Is maar om te zeggen, hoe grappig, maar ook hoe eenvoudig de straattooneeltjes van vroeger ineengezet werden en met hoe weinig het volk zich destijds tevreden hield. 't Was in den tijd — nu vijftig, zestig jaar geleden, — toen de eenvoudige werkman aan zijn lot was overgelaten en er van ondersteuning of bijstand schier geen sprpke kon zijn. Hij mocht al een heele klepper heeten, hij die hier of daar een broodkaart of een zaksken erwten kon bekomen ; en gewis was hij onafhankelijker van geest dan hij, die, om wat te krijgen, de stuiverskapel bijwoonde en daarvoor, ter belooning van zijne gemaakte devotie, wekelijks een stuiver iosmaakte en van tijd tôt tijd een bussel stroo — een bed van "pluimen van zeven voet". * * * Wat gewerd er toch, zoo vroeg ik mij dikwijls af, van al dât arm steegjesvolk, met tientallen van kinderen ge-zegend ? Kinderkribben, zooals wij ze nu in de voor-naamste stadswijken kennen, waren onbekend, (*) Bedro-gen dochters konden voor eenige stuivers ter week hun wicht uitbesteden daar ergens op het Kiel — aan 't ander eind van de wereld, — tenzij het ongelukkig gedacht hen bekroop om het arme bloedje door een zat wijf te doen stoppen in de schuif, in de Rochusstraat. In dergelijk oogenblik sneed de ontaarde moeder een speelkaart in twee, liefst hartenvrouw, en stak dat herkenningsteeken met een speld op de bussel van den armen verworpeling. Wat geluk, mevrienden, dat de Ronde Tafel bestond ! De Ronde Tafel ! Zij was, van omstreeks de jaren '57 of '58, als het licht in de duisternis, als de zon in den zwarten nacht. Van heinde en verre was zij in de stad gekend om (*) De eerste kinderkribbe werd ingehuldigd 23 Januari 1867, op den hoek der Maaldersstraat. haar eigenaardig bestaan, om haar plezierig en filozofisch optreden, zonder aanStellerij, zonder prachtvertoon, alleen maar bezorgd om gezelligheid, politiek gebeuzel en... de meest rondborstige liefdadigheid. Daar, aan de Ronde Tafel. werd te Antwerpen de politiek geboren, zagen wij de vrijzinnige gedachte ontpoppen, werd de opkomst van de strijdend-liberale partij voorbe-reid — maar vooral, en dat was wel hare edelste taak, vooral bedreef het onderling hulpbetoon, het mensch-lievend helpen en troosten er zijne eerste, zijne schoonste verrichtingen. De Ronde Tafel was tôt stand gekomen nadat er van stadswege duidelijk bepaald was geworden dat in 't ver-volg elk openbaar lokaal, zoowel ieder drankhuis als 't kleinste winkeltje, 's avonds een lichtje zou doen branden, hetgeen ons deed zingen ; Ge kunt nu zien waar dat men tapt Waar ge anders niet eens zoudt instappen, Falalâ, Lideridera / ln kotjes waar men baarden krabt, In winkeltjes van mastentoppen, Falalâ, Lideridera / En daar waar ge enkel komen zoudt Om blink en jap en zeep en smout, Falalâ, Lideridera / Ut, re. mi, fa, solia !... De Ronde Tafel wasgevestigd op de Jordaenskaai, bij de weduwe Van der Heyden, in 't derde of vierde huis aan dezen kant van de Koolvliet, met zijn rug naar den Rietdijk gekeerd. Het lokaal zelf stond gekend om zijnen lekkeren Schie-dam en zijn stevig garsten. De klanten lepperden aan hunnen Schiedam en neuzelden aan het daarbij opgediend beschuitje — de vierkantige, kastanjebruine, krakende beschuitjes van bakker Wuyts, uit de Kriekenstraat. Daar waren er geen beter in heel Europa. Het garsten werd gedronken bij het smullen van een paar frikadellen, korst-krakend bruin gebakken door madame Van der Heyden — en alleen het zien eten van die kestelijke frikadellen bracht het water in uwen mond. Daar waren er geen beter in heel de wereld, Gelooft gij mij soms niet ? Hoort gij dan liever het oordeel van dokter Grégoire, een ingeburgerd Sinjoor, die er dikwijls aan huis kwam ? — Den eersten keer, placht dokter Grégoire tôt zijne herstellende ziekenen te zeggen, den eersten keer dat ge op straat komt, moet ge naar de weduwe Van der Heyden een glas garsten gaan drinken, met een koppel frikadellen. Als ge dat kunt verdragen, zijt-de genezen !... * * Nooit of nergens heeft er in de stad meer gezelligheid geheerscht, dan aan de Ronde Tafel. Een jolige Sinjoor, klein van gestalte. maar welgedaan en met een hoogge-kleurd, blakend wezen, troonde er als voorzitter : 't was John B. Maas, gewezen zeekapitein van lange omvaart, niet overdreven geletterd, dat 's waar, doch gesterkt door een hart van goud. Hij was, toen hij het zeemansleven vaarwel had gezegd, bestuurder van de maatschappij der toogbootjes geworden en werd ook — wat eene groote eer was voor dien tijd — tôt eere-voorzitter van de Ware | Vrienden uitgeroepen. Uren lang kon hij praten over ziin Antwerpen en de bevolking, hij voerde steeds den hoogen toon. Over ailes en nog wat streek hij een gezond oordeel. Een rabauwig woord kon hem, kon ook ziine tafelgezellen niet afschrikken. Maar wee u, als in 't vuur der politieke verhandelingen zijne woede zoo hoog opflakkerde, dat zijn gesakker tôt een Franschen vloek als een vlam uit-sloeg ; dan klonk het van I Sakkerboeger, dat de glazen rinkelden ! Toen de brave man zou begraven worden, kwam heel het vrijzinnig Antwerpen, dat hij destijds ten strijd had helpen voorbereiden. rouwen over zijn heengaan, en voor dien tijd wil het nog al wat beduiden dat al de groote handelshuizen en reederijen : Steinmann, Garling, Telg-huys, Pottieuw, John David, Marsily en honderd anderen hunne hoofden hadden afgevaardigd, om het lijk te begroeten. (1) 't Was juist op dit oogenblik dat de financier 't Kint de Banque de Belgique had bestolen en voor zijn lief, de beruchte Lolo, een zilveren pispot had gekocht. En toen de Ware Vrienden van 't kerkhof huiswaarts keerden, speelde hunne fanfare het lustig straatlied ; 'k Zal niet doen gelijk Lolo, Van daarvoor te grijzen, Al waar 't zij, achter mij, met de vingeren wijzen. Kon ik maar hier of daar eenen vrijer krijgen. Want geloof wat ik u zeg ; Ieder doet scherweg. * * * Hoe dikwijls zou ik niet op den arduinen boordsteen van de Napoleonskaai hebben geluierikt. liggend in de brandende zon, in het snerp gewalm van koolteer en gezouten huiden, met pierende kijkers turend naar het doek waarop de breedgebaarde broeders Luc en Hendrik Schaefels de takeling of de voorplecht van een Engelsch of Amerikaansch schip aan 't penseelen waren ! Terwijl de namiddag inviel en er een zoele bries was opgestaan, kon men ze dan hunnen driepikkel zien opvouwen, hunne schildersdoos sluiten, hunne penseelen bergen en zien drentelen, veelal in gezelschap van den schilder Montgo-mery, tôt op de Jordaenskaai, waar zij in 't gekend lokaal, op eenigen afstand van de Ronde Tafel, gingen rooken en luisteren... * * * Op eenigen afstand van de Ronde Tafel — want aan de tafel zelf waren alleen de trouwe gezellen van I. B. Maas toegelaten, zooals de scheepsbouwer L. Marguerie, later de vriend van Jan van Beers in den Gemeenteraad , de vischfactor Kobe Van Baelen ; Jef Geerts, bijgenaamd den Ajuin ; Pauwken uit 't Klapdorp ; Jan van den Bemden, de broêr van den katholleken Kobe ; Karel Nijs, alias de Slaper, wiens lief, een lange blonde, hoog op stelten, de Kanarievogel, de Kornollevogel werd neheeten ; Louis Huygens, makel iar in goederen ; Félix Retsin, pr>icura-tiedrager van Kennedy & Hunter ; de loods Meyers, wiens broeder Isidoor, de kunstschilder, de panetljes van den toog in 't lokaal had gepenseeld ; de boer Lamot, loods ; (1) J. B. Maas overleed 20 Maart 1876 ; hij was 59 jaar oud. Mengelwerk van "Carolus" 3 MIJN WONNIG LAND door OSCAR SIX De twee mannen schoten in een schaterlach, en het meisje verontwaar-digd, trok heur voetje weg, liep naar de kooi en sloeg heur klein wit handje herhaalde malen op het ijzeren tralie-werk, dat gansch het kot bewoog, en dat de papegaai een grooten schreeuw liet daar het heele "Waterhoentje" van scheurde. Maar Sidonie was uit heur lood ge-slagen. Ze zou liever twee ellen rozen rekker koopen, dan miek ze wel die dingen zelf. Charel ontrolde den rekker van het stijf papier, nam tweemaal de lengte van zijne mande en sneedt dan met zijne schaar het geribte bandje door. Sidonie betaalde. Zij ledigden hun glas. De zonne lonkte, de papegaai zat gedurig boven in zijn kooi te wie-gen en 't meisje deedt nu voorts het stof af van den toog. Het uurwerk tikte langzaam aan den wand, de vinkjes kling-klingelend rie-pen buiten, en de dag was al lange reeds weder aan gang, met door 't ge- luchte zijn zomerzinderinge te stralen. Het "Waterhoentje" lag in de zon ; de lente kwam, de seringen zouden bloeien... en de leurders, trokken lon-kend langs de baan, van hoeve weer tôt hoeve voort, en geen van beiden sprak een woord, zoo overdanig schoon en roerend was de heele wereld. IV De zomer was in 't land. De boeren namen vijfdaagsche reisbiljetten en stoomden naar de weidsche stad, om de tentoonstelling te zien, en iedereen van 't dorpken wist ervan te praten. Er waren echte wonderen ten toon gespreid. Van af den ingang, met haar bloe-menparkjes en haar groote spuitende fontein,die 's avonds electrisch verlicht was, met wel honderdduizend miere-lende vlammekens, tôt elke zaal, tôt ieder grootsch paleis, waarin de koste-lijkste pracht te zien was van de heele wereld... En op 'nen morgend van den zomer, als Charel, gansch alleene voor "De Krone", goeden dag aan de bazinne zei, die op den drempel, in de zonne stond te droomen, was 't of er al me-deen 'n groot geruchte over 't dorpke kwam gedaverd. Er werd geloopen, buiten adem ge-stormd en gejuicht langs de baan. Het was zoo ongemeen, dat de kin-ders die naar de schole moesten, met de wilde bende medeliepen om ter meest. Boven 't gewoel der jongens en 't gewemel der meisjes zag men de gega-loneerde klak van de bode. En de vent was als dronken, zoodanig zwaaide hij met de armen boven zijn hoofd, en zoo hevig huppelde en botste zijn lede-ren zak op den rug, dat den grooten ronden koperen leeuw er van in de zonnelaaite steigerde en danste. De gazetten, de brieven, holden en bolden er uit. Zijn botten gletsten over [ elkaar ; zijn zwaar getetste zolen hamerden de steenen, en de menschen zegden dat de bode zot geworden was en al z'n zinnen had verloren. Maar aan "De Krone" gekomen, sloeg hij beide armen om de schouders van Charel heen, en stamelde zonder adem : — Pro... fi... pro... fi... ciat... menheere ! — Pro... fi... ciat, menheere ! Hij danste, kon zich niet stil houden, en ging te werk als de duivel in 't wij-water doet. — Proficiat... proficiat... menheere! — Maar wat krijgde gij, Cyriel ? stamelde Charel medeen. De bazin van "De Krone" kwam met open armen nader. De smid, nog met den hamer in de hand, kwam uit de smidse geloopen, de lattensplijter met zijn bijle, de gareelmaker met zijn pekdraad tusschen de vingers geklemd. Heel 't dorp stond over hoop en de bode en wilde Charel niet met ruste laten. Hij raasde als een dronken kerel maar altijd zijn eeuwig proficiat voort, en als hij ten langenlaatste tôt bezin-ning was gekomen, en wederom nor-maal kon adem halen, verhaalde hij, met vreugdetranen in den blik, dat Menheer Verhulle het groot lot gewon-nen had, het lot van honderd... dui-zend... frank! Gerokken kwam het uit zijn mond ; hij had wel vijf minuten er voor noodig. — Menschen, menschen ! riep hij. Honderd... duizend... frank ! — Hier, hierzie... en hij liet het tele-gram zien dat de postmeester had ont-vangen.Het stond er permentelijk met dikke strepen, blauw potlood op geschreven. Het kwam van Brussel, de stempel kon het getuigen : Reeks 22043, nr 2, wint honderdduizend frank ! Het was eene der twee lotjes die Charel, van Euphrasie uit het "Pikkel-teintje", met de loting had gekregen. Charel stond daar verbluft als van de hand Gods geslagen. Z'n mande was uit zijn handen gevalien. De rek-

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Carolus: het weekblad van de Vlamingen behorende tot de categorie Vlaamsgezinde pers. Uitgegeven in Antwerpen van 1911 tot 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes