Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1305 0
12 februari 1914
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1914, 12 Februari. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Geraadpleegd op 20 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/0k26971h26/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

CAROLUS ^"^HET WEEKBLAD VANJ0EV1LAMWGEN PRIJS PER JAAR : voor België fr. 2.50 voor Nederland .... f 2- voor andere landen . . . fr. 5.— 4e Jaargang,Nr 7 — Donderdag 12 Fcbruari 1914 Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opstelraad : 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN — TELEFOON 2178 PRIJS PER NUMMER : 5 Centiemen Aile brieven en mededeelingen dienen ten laatste Dinsdagavond ingezonden. Wie wind zaait zal storm oogsten Het heeft den Vlamingen nietaan kaakslagen ontbroken in den laatsten tijd ! En zij, die ons deze klinkende bewijzen hun-ner hardhandigheid met het meeste brio weten toe te dienen, zijn altijd die heeren vertegen-woordigers, welke door ons volk met een roe-rend vertrouwen naar de Kamers gezonden worden. Het schijnt wel dat de aanwezigheid in het Paleis van de Wetstraat te Brussel, een won-deren invloed op de overtuiging dier "Vlaam-sche" vertegenwoordigers moet uitoefenen ; en dat zij zich dan, gedurende drie jaar en negen maanden, willen schadeloos stellen voor al de platheden waarmede zij, in de drie overige maanden, voôr de kiezing, de stemmekens der goede Vlamingen hebben moeten afbedelen. Het ras van Lamme Goedzak is nog altijd niet uitgestorven, daar wij al die vernederingen en beleedigingen zoo maar goedschiks inkas-seeren, om ze op 't einde van het jaar aan te boeken bij het batig slot. Dat begon met de beruchte wereldtentoon-stelling te Gent, waar de Vlamingen werden voor den aap gehouden en gefopt ; en, zelfs na het jammeriijke fiasco dier onderneming, heeft heeft er nog niemand aan gedacht die beun-hazen administratoren eens duchtig op de vin-gers te tikken. In diezelfde stad vaardigde burgemeester Braun zijne ukazen uit, en verbood de betoo-ging voor de vervlaamsching der hoogeschool ; en nog hebben de zonen van Artevelde dien diktator hunnen schoen niet in het kruis zijner broek gezet. Te Antwerpen wilde een zekere menheer baas spelen in het Konservatorium om het werk van Peter Benoit wat op vreemden leest te schoeien, en niemand dacht er aan dien prui-menkoopman eenige figuurlijke exemplaren zijner eigene koopwaar op het aangezicht te plak-ken.Bij de stemming over de legerwet werden wij alweer eens in de doeken gedaan, en niemand heeft onze parlementaire poesjenellen eens duchtig afgezweept. McMP.Cl WCDIT VATVT ftC ADAI Tic" 7 1 Te Bergen werden, bij de intrede des ko-nings, eenige Vlamingen door de bevolking af-geranseld, enkel maar om te bewijzen dat de Vlamingen en de Walen nog altijd broeders zijn ! Dat ailes hebben wij op enkele maanden tijds moeten slikken ; en het schijnt wel dat onze maag er wat last van begint te voelen. Want altijd kan zooiets toch niet blijven du-ren. Het geduld is wel eene schoone zaak, lijk Multatuli heeft gezegd, maar 't staat te zien of wij er vermaak in blijven vinden. En het schijnt wel dat wij, na het verwerpen der Vlaamsche amendementen op de schoolwet, er voor goed genoeg van beginnen te krijgen. Wie wind zaait, zal storm oogsten ! De storm van verontwaardiging, die bij het vernemen der schandalige houding zijner vertegenwoordigers over heel het Vlaamsche land is opgestoken, schijnt wel aan te duiden dat men ditmaal de beleediging heeft gevoeld, en vooral niet gezind is ze zoo maar te verkrop-pen.Laat ons vooral maar hopen, dat deze storm niet zal gaan liggen zonder eenige kamerzetels flink dooreen te schudden. Heeren Segers en De Meester en Nobels, houdt u stevig vast,eer deze noorderbries u over boord mocht gooien. Dan zullen wij ons zelfs verheugen over al de vernederingen die ons werden aangedaan ; daar zijn ruggen waarop men hard moet slaan eer ze 't voelen kunnen, Maar deze slag is raak. geweest. Maanden lang werd er door de vijanden van ons volk wind gezaaid, haat en twist en twee-dracht en oneenigheid. Laten wij nu de zeis-sens wetten om den storm te oogsten. Daar waar het eene volk door het andere verdrukt wordt, mag geene kalmte, geene vrede heer-schen.Daar moeten zijn storm en haat ; de goede haat tegen ailes wat slecht is en laf ; tegen halfheid en ontaarding en verbastering. Want dat is de groote, zuiverende storm, waaruit nieuwe Lente en nieuw leven geboren worden. Een Enerqumène Flamingant. ~ 5 I Pornographie In het begin van verleden week — och, het is reeds geen eerste nieuwsje meer — heeft het parket een elftal schilderijen in beslag genomen van den knappen kunstschilder Kurt Peiser. Nochtans kunnen wij dat zoo maar niet laten voorbijgaan, zonder onze verontwaardiging en tegelijk ons medelijden over die zaak te luchten! Wat stelden ze dan wel voor, die tôt "onzede-lijkheid aanhitsende" doeken, opdat ze zoo spoedig en zoo geweldig den banbliksem van het gerecht op zich trokken?... Het moeten dan wel fijne, aanlokkende dametjes geweest zijn, half-naakt waarschijnlijk, in een "milieu" van zijde en fluweel of andere zacht-aanvoelende stoffen, waarvan u bij den eersten blik reeds een bewelmend-zoeten geur tegenstroomt en prikkelt!... Ze moeten wel om hun lippen den lokkenden lach en in hun houdingen den bekorenden wellust hebben laten spelen,om als pornographie door te gaan en strijdend te zijn tegen zedelijkheidswetten ?... Ach ! waren die schilderijen maar geraffi-neerd en gelikt, waren het slechts halve-naakt-heden geweest, "des retroussées", dan had ■*ion ze "lief" gevonden, "een beetje pervers, maar anders..." ; dan had die zedige burgerij ze desnoods wel onder haar bescherming genomen !... Doch nu was het iets anders!... Geen ele-gante kunst, die onder haar "poudre de riz" de ware verrotting verbergt, maar een kunst, die u aangrijpt, die u een kaakslag en een schud-ding geeft !... Neen ! de onderwerpen van Peiser, waren voorstellingen uit den zelfkant der samenleving gekozen : verlepte deernen uit zonden-kroegen, den stempel van den dood op aangezicht en lichaam, en de kustenaar heeft dat lichaam, uitgebeeld even werkelijk-naakt, als den maatschappelijken toestand die hen drukt. Hij heeft den vinger in de wonde gelegd, hij heeft ons vlak tegenover de jammeriijke en pijnigende werkelijkheid gesteld, waarvoor men zoo vlug de oogen sluit. En wij gelooven wel dat het die zonne-blekkerende waarheid is, die zoozeer in het nadeel of in het voordeel — zoo- als men het nemen wil — van den schilder gewerkt heeft!... Want als nu eenmaal kunst met zedelijkheid iets te maken heeft, dan is de kunst van Peiser eer stichtend, dan niet... . Ik begrijp wel, dat het maar koud op het lijf moet vallen, als men na een lekkere sigaar en een wandelingsken in de opwekkende zon, eens even in de tentoonstelling van Peiser binnen liep met het gedacht van daar een mooie zons-ondergang of een landschap met schaapjes te bezichtigen !... Dat men die bijzondere vrouwentypen wal-gelijk en terugstootend vindt, dat men na een i bezoek aan zulke werken niet opgeruimd en plezierig naar huis gaat, ik neem het graag aan !... Juist dàt is de kracht van hun waarde ! Maar dat die schilderijen zouden opwekken tôt ontucht, dat ze zouden ophouden kunst te zijn om pornographische teekeningen te worden, zoodanig dat het gerecht verplicht is zich er mede te bemoeien, dàt wil er bij mij volstrekt niet in !... In mij is er tegenover die vrouwentypen voor geen ander gevoel plaats, dan voor een diep, diep medelijden, hetzelfde dat zeker den schilder moet hebben bezield, toen hij zich tôt hen wendde om hen uit te beelden... een groot medelijden voor die arme schepsels, die toch ook menschen zijn als wij ; zusters, door het noodlot van het bittere leven meegevoerd tôt ze in zulk een krocht stranden, waar ze gedoemd zijn om te komen... En die vraatzuchtige dood welke ze in hun verlepte borsten en in hun breede been-derige heupen ronddragen, en die u uit hun reeds gestorven oogen tegengrimt, laat voor niet het minste gevoel van vleeschelijken wellust plaats!... Kurt Peiser, ge hebt bewezen in uw wrange studies een kunstenaar te zijn met een men-schen-ziel en allen, die diep in zich het wondere leven voelen trillen, in éénheid met den hame-renden polslag der heerlijke natuur, die on-danks ailes, schôon is, zijt ge sympathiek ! Met dit rechtsgeding u aangedaan, treedt ge in de heerlijke rij voorgangers, waaronder : Letnonnier, Baudelaire, Flaubert ! Nochtans hoop ik, dat het een gunstiger afloop mag hebben, niet zoo zeer voor ù, aan MIJN WONNIG LAND door OSCAR SIX Er waren er die miss Harriet bij de lokken grepen, maar zij verweerde zich lachend, en Charel maakte zich bijna kwaad. De piano begeleidde reeds een blijde intrede, zoodanig dat Monsieur John uit zijn lood geslagen, de maat van zijn dans was verloren. Maar de studenten deden de ronde van 't lokaal, bekeken de verbruikers eens guitig in 't gelaat en dansten en huppelden voort tôt dat ze weer bui-ten, al zingend door het deuregat ver-dwenen.En luide klonk het naar omhoog : Adieu, va-t'-en chère adorée Bien morte avec l'amour dernier ; Notre jeunesse est enterrée Au fond du vieux calendrier. Ce n'est plus qu'en fouillant la cendre Des beaux jours qu'il à contenus, Qu'un souvenir pourra nous rendre La clef des paradis perdus. En het liedje van Marcel uit "La Vie de Bohême" en was nog niet uitgestorven, of de achterste knikte nog miss Harriet toe, en riep haar guitig : — Dag krotje ! Maar zij was verontwaardigd en ze keelde met heesche stem : — Salut scheeve lavabo, baron sans sous ! Toen werd het weer rustiger ; de nacht bezwaarde. Buiten duurde 't geroezemoes van Brussel voort. Af en toe walmden de geuren van mosselen, patates-frites en gebakken visch naar binnen door de halve deur in lattenwerk, en afgewis-seld kwamen de nachtelijke verbruikers in 't lokaal gewankeld. Jongelieden, doolaars, handelsreizigers, studenten uit vreemde landen, met aardige pots-kens op het hoofd, en meestendeels nog koppeltjes, die steeds gearmd, met lachend wezen, een plaatske zochten in de diepte van de herberg, afgezonderd en alleen. Miss Harriet zong, de neger danste, de piano rammelde verwilderde luid-ruchtige vooizekens door 't ruim. De rook klom in walmen omhoog,en alsaan, alsaan zonder oponthoud noch ruste, rinkelden glazen. Van tijd wisselden Charel en miss Harriet een veelbeteekenden blik, en als de morgend boven Sinter Goedele de bleeke verschijning toonde van zijn wezen, ging hij gearmd met het rosse meisje door de straat, en bracht zij hem naar het land van belofte, waar hij ont-daan, zonder geld, bestolen tôt den laatsten cent in 't grijze schemerlicht van 't regenachtig weder op het mid-daguur ontwaakte. Hij sukkelde buiten, sloeg het deurke van den bijzonderen ingang achter hem dicht, en voelde zich misèrabel in den regen die stuweiend uit den hemel vloog. Hij doolde voor zich, zag het water inkleinegeultjesnevens de blekkerende voetpaden stroomen, spiegelde zich in de ramen, en zag er bleek en verbale-mond uit, met zijn glad geschoren wezen, zijn donkere snor en zijn git-zwart haar. De regen druppelde van zijn vilten hoed en slierde hem langs neus en kin omleege. De droppels kleefden aan zijn wezen, drongen in zijn hais, door-weekten zijn kleedsel, spetterden over zijn handen en zijn lijf ; en nog nooit van heel zijn leven had hij zich zoo afgemat gevoeld. Hij liep de straten langs, de ongast-vrije steegjes, de breede pleinen en eindelooze leien met blinkenden macadam, in 'tmottig stuiven van den regen. Er moest nochtans een uitkomst zijn. Was hij hier geen twintig uren ver van huis, wat zou hij doen, waar moest hij heen belenden ? *\ Maar op een oogwenk was er licht gekomen in zijn geest. Gelijk als iemand die de dood nabij is, toch nog steeds een sprankeltje van hoop bewaart, en peinstvan te genezen, klampte hij zich vast aan zijn gedacht. Hij vroeg aan iemand naar de Nieuw-straat, waar hij wist dat er een goede ziele van zijn dorpken woonde. En als hij bij den suikerbakker kwam, die een zoon was van den onderwijzer zijner gemeente, viel hij in zijn armen schier en meende hij voor hem een engel te zien, geheel in 't wit, de vleu-gels wijd geopend. — Wel, Arsène, riep hij uit. — Ik ben gelukkig u te vinden ! — Maar... 't is menheere Verhulle, geloof ik, riep de man onthutst, die Charel sinds langen tijd niet meer en had gezien, maar die de heugelijke ge-beurtenis in "Le Soir" had gelezen. — Kom binnen, kom binnen, menheer, en wat nieuws zooal op onze parochie ginder wijd ? — Och, zeg maar Charel, Arsène ! Charel gelijk vroeger... Ik en ben niet zoo rijk als de gazetten het aan de menschen willen doen gelooven, want zie ik heb zelfs vandage nog een grooten dienst vandoen. — Spreek, menheere Verhulle, wat zou er u believen ? — Ik heb mijn portefeuille mettwee duizend frank verloren... en ja, Arsène

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Carolus: het weekblad van de Vlamingen behorende tot de categorie Vlaamsgezinde pers. Uitgegeven in Antwerpen van 1911 tot 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes