Carolus: het weekblad van de Vlamingen

1206 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1914, 30 Juli. Carolus: het weekblad van de Vlamingen. Geraadpleegd op 19 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/hd7np1z84j/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

CAROLUS HET WEEKBLAD VAN DE VLAMINGEN ™or Bd ™JS PER JAAR : fr 2 5„ 4<! Jaargang, Nr 31 — Donderdag 30 Juli 1914 PR|JS pér nuaimer : 5 centieme,, 'oor Nederland f 2. Bureelen van het Beheer : — Bureelen van den Opsteiraad : Aile brieven en mededeelingen dienen 'oor andere landen ! . . fr. ôi— 8, OFFERANDESTRAAT, 8 - ANTWERPEN - TELEFOON 2178 ten laatste Dinsdagavond ingezonden. BALLADE Zij spoti aan een kleedje voor 't komende kind ; •aar vingers die tikten en tokten gezwind. '.ij wilde een wade als de hemel zoo blauw : naar wie kon een spinnen, zoo koortsig en gauw ! n dagen en nachten geen uur zij verloor ; 00 vlocht ze en spon ze gestadig maar door. ïn Y kleedje dat werd als een vleugeltje rein, ~>an zou ze er mee tooien haar kindeken klein. ~)och huivering gleed over 7 rood van haar mond ; ermoeienis kroop op haar xvezentje rond, r welden twee droplen van bloed uit haar leed, — koralen die dropen op kindekens kleed ; lie leken daar harten, in vurigen gloed : \zuur-blauw de wade met tranen van bloed.,. laar buiten was weelde in het hoveken klein loor 't opene venster drong sterrekens-schijn. ~)e nachtegaals floten met stemmen van gond, le beuken die ruischten als reuzen van 't woud. Zij spon aan een kleedje voor 't komende kind, taar vingers die tikten en tokten gezwind. Ze wilde een wade als de hemel zoo blauw ; naar wie kon éen spinnen, zoo koortsig en gauw ! Zij spon aan het einde al van haren draad, '.ij spon aan haar leven wijl sterven zij gaat... Hoe kuste zij 't kleedje en de tranen van bloed n lei het toen neer zacht-vermoeid ! En hoe zoet le nacht kwam gezweven om 't gloeiende hoofd ijk 't. fulpen gewuif door de droomen belooft. ' IVees trouw mij een bruid in de aleeuwigheid". prak hij : "ik ben trooster, gij, vrouwe, die lijdt" — "O Nacht, met de liefde voor wie slaakt een klaclit, nel voort door de ruimte, o, zilvere nacht ; nijn kindje gaat komen, zijn kleed is niet klaar, k zit hier te talmen en 't kindje is daar !" Zij nam weer de wade en spon 't kleedje ten eind' •n voelde zich krank als een lelie die kwijnt, rot heimlijk en stil kwam geslopen de Nacht : 'de wade is geweven, uw taak is volbracht". Voor 't laatst glom de vlam van haar vreeze en smart taar 't kindeke wentelde onder haar hart. 'Uw zoenen versmachten niet 't kind in mijn schoot tu volg ik gewillig, o lokkende dood !" Hij voerde haar mee naar de rust van zijn troon, le zuilen daar ver, met den vrede ten kroon. G. j. v. C. Brieven van een Hollander Ohé, les petits cadeaux ! Terwijl wij — met den Heer van den Bergh, bijgenaamd de Vitello-koning der manu ministra, Duitschland voor-zien van margarinefabrieken, laat het Germa-nendom zich niet onbetuigd, en doet ons een Dreadnought-haven vlak bij Rotterdam, met ailes wat verder nog tôt de fabrikage van groot zeeoorlogstuig behoort, cadeau. Ik dacht, i we moesten dankbaar zijn voor deze bloede-looze uitwisseling van beleefdheden. Ieder land heeft zijn specialiteit ; het onze is de boter, sedert op het gebied der zuivel-bereiding door den heer Van den Bergh het verlossende woord gesproken is. Weet ge wat dat verlossende woord is. Het Iuidt en klinkt ons nu al tien jaar in de ooren : Schoensmeer is de boter voor den volksmond. Het deed Van den Bergh rijk worden, ons lieve Vaderland maakte het gelukkig en het liet wat melk die anders in boter zou zijn omgezet, over, voor onze kinde-ren, zwakken en ouden van dagen. Zonder Van den Bergh's Vitello zouden deze water hebben moeten drinken. Het was zonder twijfel een geniale daad om,geheel buiten de koeien om, de boterkwestie op te lossen. Van den Bergh is al langen tijd bezig hetzelfde voor Duitschland te doen als wat hij voor zijn lieve Vaderland deed. Het is waar, de Duitschers geven zich niet erg gewillig over aan dat on-j koeiig boterdiëet. Ze willen Vitello nog niet i slikken. Doch dat komt wel. Van den Bergh is wat anders dan de Engelsche regeering, die een suffragette met eene hongerkuur — ze hebben allerlei soort van kuren, die suffragetten — tel-kens laat glippen. Hij houdt vast wat hij een- i maal beet heeft. En Duitschland ontspringt den dans niet ! Bij wijze van reciprociteit hebben we nu van Duitsche zijde een Dreadnought-fabriek te slikken gekregen. Meneer Thijssen van de Vulcan, die zeekasteelen bouwt alsof het kaartenhuis-jes waren, heeft bij Rotterdam een stuk grond gekocht, — zal er een particulière haven bou- wen, en in den omtrek schijnt hij net zoolang Drokjes ijzer aan elkaar te willen gaan klinken, otdat er een oorlogschip uit is gegroeid. Nu is ieze Thijssen van over de grens niet te verge-ijken met onzen van den Bergh. Deze is een ainnenvetter, gene een lawaaischopper. Half Duitschland at al margarine, voordat ze er de minste notie van hadden. Het geligevet, waar-aan niemand de koeienpooten en paarden-staarten, die erin verkarnd waren, zou erken-nen, stroomde al in breeder golven dan de Rijn zelve Duitschland binnen, voordat Duitschland "Wie daar?"riep.Om zoo iets te doen,moet men sen Hollander wezen. Hij gaat uit visschen, zijn Duitsche evenknie toetert in zijn automobiel rond ; hij loopt een luchtje te scheppen in zijn lustre jasje ; zijn Duitsche kameraad-kapitalist gaat in een roode frac naar het hofbal ; deze laat zich door een wereldberoemd chirurg ope-reeren : onze man peutert met een gespitst lucifertje in zijn tanden. Ons Hollandsche ras houdt nu eenmaal van het kleine, zoolang het niet bezig is aan het groote. Men kan het heusch bemerken aan de anti-these Van den Bergh-Thijssen, die, Hollandsch van naam, desondanks een aartsgroene mof is. In een woord : de gele zee heeft zonder fanfare Duitschland al overstroomd — terwijl het heele Duitsche orchest al blaast, voordat er ook maar een spijker van de eerste Dread-nought te Rotterdam geslagen is. Vandaar dat, naar het mij lijkt, de kansen van Van den Bergh in Duitschland veel grooter zijn dan die van Thijssen in Holland. Bovendien is een kluit boter gemakkelijker te verteren dan een oorlogschip.Maar toch maakt men zich hier in Holland gereed om erg benauwd te worden wegens deze Dreadnought-fabrikage, opeenhooping van kolen en van projectielen — en ailes wat er meer te verwachten is — ten name van Thijssen, die, zoolang hij er maar geld mee ver-dient, precies doet wat de Duitsche regeering hem zegt. Het kan zijn, dat dat militaristisch beschouwd een leelijk ding is voor ons vaderland, — hoewel in het dagelijksch leven de toestand van den derden, als er twee anderen vechten om een been, hoogst benijdenswaard is. Maar afgezien daarvan, lijkt de verdeeling der functies ons toch — van pacifistisch stand-punt bezien, voor Nederland hoogst benijdens-waardig ! Wij veroverden Duitschland met pak-jes boter ; Duitschland heeft nog maar de eerste stap gedaan om Nederland en eventueel Enge-land met oorlogschepen te veroveren. Wij zijn onze Oostelijke naburen toch een eind voor-uit. Vlak bij het Vredespaleis, liet van den Bergh zijn boterkasteel zetten. Waar is in Duitschland de architectuur van de Dreadnought? Het des betreffend luchtkasteel is onlangs nog weer eens onderste boven geschoten door Sir Percy Scott, zooals men weet. Een artikel van dien admiraal was al genoeg voor een heel sauve qui peut van aile deskundigen. Laat Percy Scott eens een poging doen om iets af te dingen op van den Bergh's margarine ? Met een heele bibliotheek voert hij nog niets uit ! Ge ziet het, waarde lezer, mijn boterchauvi-nisme is grenzeloos. XXX. De Famille RODENBACH De familie Rodenbach is van edele Duitsche afkomst. Men vindt haar wapenschild in de Armoriai van Submacker, uitgegeven te Nuremberg. De voorvader was Ferdinand Rodenbach, krijgsdokter, geboren te Andernach in 1714, en gestorven te Roeselare op 17 Novem-ber 1783. Zijn zoon was eveneens dokter te Roeselare. Deze laatste had vijf kinderen, die hunne opvoeding kregen te Parijs : Constantin aan de Universiteit, Alexander aan het Blinden-instituut en de drij andere Pedro, Ferdinand en Raimond in het Lycée. Constantin Rodenbach heeft eene zeldzaam schitterende loopbaan gehad. Door zijne uitgebreide kennissen werd hij beurtelings leeraar in geneeskunde, lid van hetNationaal Congres en der Kamers van Volks-vertegenwoordigers, arrondissementscommissa-ris te St. Niklaas en te Mechelen, consul in Zwit-serland, gezant in Griekenland en hij was tevens een schrijver van beteekenis. Hij stierf te Athene, op 5 December 1840, tengevolgeeener beroerte. Iets wat velen niet weten, is, dat het Con- Mengelwerk van "Carqlus" EEN Gentleman door Jan Verschueren Bekroond in den Letterkundigen Prijskamp van "Carolus" — "Het is verbazend", sprak stuurman Boxcalf tôt kapitein Wilson, die naast hem bij ien man van 't roer stond, toen hij op de reede /oor Vlissingen, den Belgischen rivierloods aan îoord van "The Fly" zag klauteren, — "het is rerbazend hoe die loods op een oom van mij jelijkt : dezelfde dikke, zware romp, dezelfde )aksteenentronie, dezelfde rosse snor, denzelf-len dikken, purperen neus, dezelfde waterige >ogen, dezelfde manier van komen aanstappen, îeelemaal, gewisseld en gedraaid, mijn oom Richard ; ik kan ze niet beter vergelijken dan tan een druppel water met een anderen". — "Hij is misschien uw oom", wilde de capitein gekscheren. — "Dat zou heel moeilijk kunnen", ant-voordde Jim droogjes, "vermits mijn oom zali-;er al minstens een paar jaren het hoekje om s. Wat er van overblijft, ligt dri'j voet diep inder Liverpoolschen grond. Ge ziet dus, kapi-ein, dat het voor mijn oom moeilijk is van laar, in zoo'n bloeienden toestand als dien van len loods, hier aan te komen." — "Dan is 't misschien zijn geest", sprak de ;ezagvoerder van "The Fly". — "Dat zuilen wij dan ook wel seffens ver-lemen, kapitein", antwoordde de stuurman. i De loods heesch zich juist aan de brugleu-ning op, hijgde een poosje en groette de offi-cieren.Na de gebruikelijke voorstellingen, nam hij het commando over van het schip, dat weldra met goede vaart in den heerlijken zomernoen door de glinsterende Scheldewateren naar Antwerpen stoomde. Het duurde niet lang of de drie officieren geraakten aan den praat. — "Mr. Boxcalf dacht in u zijn oom her-kend te hebben", sprak de kapitein tôt den loods. De kapitein en de loods waren reeds oud bekenden. Mr. Boxcalf deed eene haastige be-weging waarmede hij te kennen wilde geven, dat de kapitein zich meesterlijk vergiste in zijne wijze van uitdrukken, maar Mr. Wilson ging onverstoord verder : —"Maar zijn oom is al lang naar het pie-renland verhuisd. Nu houdt Mr. Boxcalf staan, dat, zoo gij, loods, zijn oom zelf niet zijt, gij dan toch in ieder geval diens geest moet zijn". Mr. Boxcalf sprong op en bezag zijn kapitein met een gezicht alsof hij het in Keulen had hooren donderen. — "Neen maar, zoo moedwillig de waarheid verdraaien, daarvoor moest Mr. Wilson toch stapelgek geworden zijn", meende hij in zich-zelven.De loods wist eigenlijk niet wat denken en zei maar : "So?". Intusschen wachtte hij af wat er verder komen zou en deelde aan den man van 't roer zijne bevelen uit. — "Ik kan u al dadelijk geruststellen, kapitein", sprak Mr. Boxcalf opeens manmoedig. "De loods kan nooit de geest van mijn oom zijn, want mijn oom zeide nooit : "So ? !" maar wel : "Is that true ?"(1). En, als er sprekende geesten zijn, moeten ze, volgens de logica, toch (1) Is dat waar ? wel dezelfde taàl voeren als de menschen die ze verlaten hebben". — "Dat denk ik ook ! beaamde de loods, die blij was dat men hem dat akelig postje van geest-zijn weer ontnam. Kapitein Wilson kon of wilde daarop niet meer antwoorden. Zijne aandacht was gevestigd op Bill, de steward,die met opgestroopte hemdsmouwen en van de zon gebruinde armen met een keteltje over dek kwam aandrentelen. — "Wel loods, hebt ge soms lust in een cognacje ?" vroeg Mr. Wilson. — "Dat weiger ik nooit'-, was het antwoord, "met een warm tas koffie zal dat wel smaken, kapitein". — "Hola, Bill ! Cognac and coffee !", klonk het van de brug naar dek. Bill stak als teeken van verstandhouding zijn arm in de hoogte en riep : "Ail right, captain !". De drie officieren spraken nu een heele tijd over koetjes en kalfjes en sprongen daarbij van den os op den ezel. Kapitein Wilson damp-te aan zijn Three B als aan een schouwken en wandelde overentweer op de brug. De stuurman stond bij het signaaltoestel der machien-kamer.De loods gaf van tijd tôt tijd zijne bevelen aan den man van het roer. Op zeker oogenblik liet Mr. Boxcalf zich ontvallen, dat het de eerste maal was dat hij in Antwerpen ging komen. Tôt hiertoe had hij slechts lange reizen gemaakt met zeilschepen : naar Australie, naar San Francisco, naar China, naar Valparaiso, maar nog nooit hadden de winden hem in de Belgische vaarwateren ge-voerd. Dat was de eerste maal in zijn leven. — "So ? " antwoordde daarop de loods. — "Good people in Antwerp ?" vroeg eeni-gen tijd nadien stuurman Boxcalf. — "0 yes, very goed volk !" prees de loods en gaf daarbij den weetgierigen Engelschman met de meeste bereidwilligheid al de inlichtin-gen die deze maar wenschen kon : over de haven, over de bewoners, over de schoone meis-jes en wat al meer. Uit al die inlichtingen kon de stuurman op-maken, dat hij bijna wel in een soort paradijs ging aanlanden. Op één ding toch, had de loods, die anders in ailes wat zijn land en volk aanging, zeer chauvinist was, bijzonder het wantrouwen van den Engelschman meenen te moeten vestigen, en dat was op dat slag lieden die 's avonds in het havenkwartier, wat al te dicht onder uw neus komen staan om het "uur" of "een sjikske toebak" te vragen. — "Dat was 'n gevaarlijk goedje", had de loods gezegd. En dat knoopte Mr. Boxcalf natuurlijk heel precieus in zijn oor. * * * Het was schemeravond, als "The Fly" de lange reeksen polderlanden links en rechts van den steeds inkrimpenden stroom, voorbij ge-stoomd was, de haven van Antwerpen binnen-geloodsd en in de Oude Dok gemeerd werd. Mr. Boxcalf had zich frisch gewasschen, gladjes geschoren en netjes opgeknapt om aan wal te gaan. Het duurde niet lang, of hij was in de smalle, kleurig verlichte straatjes van het Schipperskwartier verzeild geraakt. Mr. Boxcalf had natuurlijk geene oogen genoeg om zien. Voor de "Flags of ail Nations" had hij met meer dan bijzondere nieuwsgierigheid binnen-geloerd op het oogenblik, dat de deur wijd open flapte en een paar snelle deernen in hel-dere roze jurkjes de straat in wipten : Eene ervan tikte hem daarbij schalks onder de kin en zei : "Allo, Bobbie", maar huppelde dan haas-tig met heur maatje verder, een wit zakdoekje in heur hand. Bobbie, of liever Mr Boxcalf, had even verbaasd opgekeken, had het koppeltje nage- ujfii 1 iîs i

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Carolus: het weekblad van de Vlamingen behorende tot de categorie Vlaamsgezinde pers. Uitgegeven in Antwerpen van 1911 tot 1914.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes