De Belgische standaard

793 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 11 April. De Belgische standaard. Geraadpleegd op 19 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/fj29883g3j/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

De Beloiscïe Standard Door Taal en Volk Voor God en Haard en Land mWWW—IWW IWIIi.i JIWi« KWM» WMMMMMMMOMMMMMHi « DE BELGISCHE STAHOAARO » vers&hijnt 4 maal te week. Abonncmentsprijs voor 50 nummers bij vooruitbetaling. Voor de soldaten : 2,50 fr. Voor de niet-soldaten — in 't land 3.50 fr. ; buiten 7 land 4.50 fr. Indien metr exemplaren van elk numtntr wordtn gevraagd, wordt de abonnements-prijs minder. ■■M—c——j—i————1—wf—itTwrft—iriii ii 1 wniii rwiii 11 r ini'irar r "r—i'i——» 1 iiaiirr im Bestuurder : ILDEFONS PEETERS. VASTE OPSTELLERS : M. E. BELPAIRE, L. DUYKERS, Victor VANGRAMBEREN, Bertrand VAN DER SCHELDEN, luul FILLIAERT. ■we—awaawa—wr-agKi—inwiv ii i—i i i "t\ —wn IIMJ—ag— Voor aile mededeelingen zich wenden tôt : Villa MA COQUILLE, Zeedijk DE PANNE. Aankondigingen : 0.25 fr. de regel. — Reklamen : 0.40 fr. de regel. Vluchtelingen : 3 inlasschingen van 2 regels, 0.50 fr. KONING-NUMMER De « Belgische Standaard » is ver-heugd en fier zijn stem bij deze van zoovelen te mogen voegen, en Koning Albert van harte geluk te wensohen om zijn veertigste verjaring. Hem, den Koning, onzen Koning, den grooten Koning, den Held, den Man van Eer en Plicht, het Voor-beeld van zijn volk, weze welver-diende lof toegezwaaid. Hier, op't laatste plekje vadergrond, staat hij kalm en manhaftig — als een ontembare zeeman op zijn schip, dat door den woedenden storm aan strand werd geslingerd, — en wacht naar het hoogtij dat weldra komen moet om weer en hoogerop in zee te steken. Hoog rijst de Koning voor ons op, ala de onverwinbare vaandrig van zijn Volk en zijn Land. En wij, zijn Volk, we scharen ons rond hem, strijden tôt den laatsten druppel bloed, en houden ons leven veil voor de zegepraal van Eer en Recht. P. Ildefons Peeters. Aan den Koning. Wanneer gij langs het eenzaam strand, Op 't eenig brokje van uw land Nog vrij van vreemde vlekken, Vooruittreedt, — wijl de zee heel wijd Als met een zilverblank tapijt Dien heilgen grond komt dekken, — Terwijl de grauwe wolken hoog omwentlend aan den hemelboog, Een schrikber Epos malen : Van Iegerbenden, voortgestuwd, Van beelden waar het 00g voor gruwt, vol brand van zonnestralen, — Wanneer gij denkend, denkend treedt, Op 't eenzaam strand, 0 Koning, weet Gij dan, dat langs de duinen De blikken van uw volk, wiens kop Nog pal staat lijk een torentop Te midden van de puinen, 0 weet ge dat die blikken voort U volgen, Koning, ongestoord, vol hoop en vol betrouwen, En dat ze, als van een minzaam kind Dat in uw hart het zijne vindt, U liefderijk aanschouwen ? — Eeus volgden U die blikken toen Uw mond, nog wars van Judas'zoen, die fiere taal mocht spreken : « Mij zal men treden over 't lijk Eer ooit mijn land den veder strijk' Of zijnen eed zou breken !» Ze volgden U, met preuschheid, waar, Te midden 't dreigend doodsgevaar Ginds aan de brug van Weerde, Ons leger, moede en dun gemoord, Bij 's Konings voorbeeld en zijn woord Naar 't slagveld wederkeerde. Ze volgden U, dien droeven nacht, Aïs gij, genoopt door de overmacht, Onssteden dôôr moest trekken, Doch vonden in uw vaderhart Den straal die eens, na lange smart, Den zegedag zal wekken. Ze volgden U en blonken fier Wanneer ge zeidt « genoeg! tôt hier Niet verder, zal men wijken !» Wanneer ge dan, in overmoed, Omsingeld door een stroom van bloed En door een dam van lijken, Verlosthebt uit den rooversklauw De laatste, aloude en vrije gouw Uit't land der koene Vlamen, Als ge uit zijn beddingd'Yzer trokt < Waartegen horden onverschrokt i Hun waanzin pletten kwamen. < En sinds, 0 Vorst van Eer en Plicht, Sinds blijft ons blik op U gericht Alom en t'allen tijde : Gij zijt voor ons, op 't eenzaam strand Het levend beeld van 't Vadeiland Met al zijn hoop en lijden. Wanneer gij knielt in 's Heeren huis En torst, den Meester na, uw kruis, Aan.'t hoofd van uw soldaten, Dan zijt gij, Vorst, de oprechte tolk Van uw zoodiep geloovend volk, 06k moedig maar gelaten. Gij die, met de engelzachte Vrouw, Om U geklemd in vreugd en rouw, Aan hen wie 't lijden griefde De bloempjes reikt van troost en min, Gij zijt voor ieder huisgezin Een beeld van trouw en liefde. En alsge dan uw koningszoon, De hoop van 't land en van uw kroon, Den ransel om de schouders, Den gordel om de leden bindt, 0 Vorst, dan droomt het werkmanskind Van « 't vaarwel » zijner ouders... En daarom, Vorst van Eer en Plicht, Ons blikken zijn op U gericht Alom en 't allen tijde : Gij zijt voor ons, op 't eenzaam strand, Het levend beeld van 't Vaderland Met al zijn hoop en lijden. Volmachtig lijk het zeegeruisch, Herkent gij 't kleinmend stemgedruisch ? :... Uw volk, het galmt U tegen, In dank om 's Vaderlands behoed, In fierheid om uw riddermoed, En morgen, ja, in zege ! A. NOBELS. De Panne, 8en April 1915. Krijgsalmoezenier I Twee Verjaardagen. Den 27 Januari 1.1. werd Wilhelm van Pruisen 56 jaar oud — heden 8 April is onze Koning Albert er veertig. De Duitsche keizer, om zijne verjaring te vieren had nog een hopelooze poging bevo-len — die overigens niet beter lukte dan de vroegere aanvallen — om den ijzcren dam der Verbondenen te doorboren, den wegnaar Kales en de verovering open te breken, een spleet te priemen in den prangenden band die Duitschland doodwurgt. Duizenden en duizenden menschenlevens moesten bijge-voegd worden bij de millioenen die reeds ge-slacht zijn op het altaar van den Oorlogs-Mo-loch, van den god van geweld en snoodheid, van roofzucht en moorderij, van list en logen. En gelijk de "Thor van weleer beukend met zijn reuzenhamer op de gothische domker-ken die hij in gruis slaat," (1) stond Keizer Attila midden in de flitsende weerlichten van obussen en shrapnells, in de bonkende don-derslagen der kanons, als de verpersoonlij-king van brutaal geweld en godloochenende meineed. Dat was in den Winter, in de korte dagen, in de duisternis van den dood. Thans is het Lente, de dagen lengen, de botten breken open, hoop, jeUgd, vernieu-wing zweven in de lucht ; ailes spreekt van verrijzenis en leven, en wjj vieren den ge-boortedag van ônzen Koning, den Koning die alom geprezen wordt als het beeld van eer en recht, als den verdediger van vrijbeid en echten vrede, als de verpersoonlijkjng van zuivere giorie en onbesmetten roem. Wat eene tegenstelling ! Tegen laffen list, trouw aan het gegeven woord ; tegen grens-loozen hoogmoed, heilige plichtsbetrachting; tegen brutaal geweld, zielegrootheid. En wat deze vorst van zijne onderdanen vergt, is niet dat zij, bij honderdduizenden, hun leven, hun bloed schenken voor eene ' dwaze heerschzucht ; 00k niet dat zij het bloed verspillen van, het leven afnemen aan ' ontelbare onschuldige slachtoffers; neen, hij 1 vraagt hun cnkel mee te werken aan een I c werk van vrede; pal te staan in den weg | 5 waar dvvingelandij en oneer door willen ; on- ^ ^erschrokken, als een muur, den vijaud af te A weren, om dan, met Hem vereenigd, den ^ lierbaren vadergrond, voet voor voet, weer n te nemen — voet voor voet, tôt er op heel len hsiligen bodem van ons bevrijd vader- g * land niet één plekmeer overblijve waar Recht en Eer niet zouden heerschen in vereeni-ging met aaligen Vrede en vrome Giorie. M. E. Belpaire, Officier der Leopoldsorde. De Panne, 8 April 1915. (1.) Heinrich Heine. «w-v«ai I —wCT—u'1UW.UMB^Jg -mjm■ ■ WIWI n— n> "Hou en trou,, tôt der dood. Wandelend langsheen het strand droom ik wel eens aan de rooversschuitendie in lang ver-leden eeuwen hier aan den gezichteinder soms opdaagden, met hun snekkezeilen in vollen wind en dragend de geduchte Wikingsbenden. Het dreunend krijgsgeschreeuw klonk over de rondomklotsende barenheen en het geschal van den hporn kwam neunend uitsterven aan het strand ; maar zaaide er afgrijzen en schrik. Geen vorst werd er gevonden in die tijden om de verspreide krachten samen te binden en het volk ten strijde te voeren. De zeeschuimers hadden vrij spel om teplunderen en te moorden. Nu, gelijk weleer, kwamen uit het Noorden woeste rooversbenden aangerold over den lande. Zij 00k, zij kennen geen recht en voelen geen eer. Zij zouden echter niet weggaan,gelijk de Wikings, met bebloeden degen en met ver-overden buit. De ziel van het volk zouden zij dooden, zijn faam zouden zij stelen en het land een wingewest maken van hun rijk. Doch ditmaal vonden zij geen verbrokkeld volk en geen wankelenden troon. U, Koning, was het weggelegd den verleider een kranig NEENin'taangezichtteslingeren,den standaard van een hooger ideaal voor de verbijsterde we-reld omhoog te heffen, de twee stammen van uw volk innig samen te snoeren om ze schou-der aan schouder doen weerstand te bieden. Slag op slag moesten ze voor de overmacht wijken tôt ze hier kwamen in het laatste vrije oord van het land en pal stonden en den optocht stuitten. Het land werd geplunderd en het volk werd gemoord ; doch de eer is gaaf en uwe giorie — één met de giorie van Uw volk — straalt wijd en zijd de wereld rond en zal de aankomende eeuwen bewonderend doen opkijken naar den Vorst en het Volk die niet bogen voor onrecht en geweld, doch in een heilig plichtbetrachten het gegeven woord niet schonden. Eén met U staan ze hier, Vlamen en Walen, hand in hand, rondom de roemrijke vaandels, op het toch altijd vrije Noordzeestrand. Hun Vorst ianig verkleefd, "hou en trou,, tôt ter dood, bieden zij U den wapengroet op cfezen Uwen feestdag en fier staan ze, wachtend op Uw antwoord, ten aanval gereed, ter bevrijding van het immer vrije, vrije Vaderland. V. Vangramberen. De Held. » . I - I België was uit 't worstelperk getreden j heelemaal vrij van aile vreemde juk, voor de eerste maal. 't Was alsdan dat de vorst, wien een heerlijk vooruitzicht had tegengelachen : troonopvolger van Engeland te zijn, op 17 Ju-li 183I tôt het fiere volk kwam, op den eigen-sten grond, waar thans de Held van 't Hel-denras verblijft. Leopold I betrad het eerst in de Panne, den grond van 't nieuwe konink-rijk,om er Koning te zijn der Belgen : De leeu-wen die streden om vrij te leven op den grond waarvoor zoo menigwerf hun vaderen voch-ten.Dan was 't een zegevierend «gejuich met breede voile akkoorden» rond hem,die de Va- : der kwam zijn en de oprichter van 'troemrjjk , Vaderland. Na hem, den Verdediger, stond de Bouwer ^ 3p : Leopold II. Hij zaaide den geboortegrond -/ol pracht en grootheid. Vrede en Kunst ^loeiden midden de rustige «velden, wouden ^ :n weiden, die weelde en vreugde verspreid- j, len Wat hij schiep en bouwde, wijd en , :ijd, droeg zijn heerlijken naam en zijn men- ^ :en.» Met den zwaai van zijn machtigen arm, 1 vierp hij zijn naar arbeid-dorstend volk op de « iaan, waar nicuwere wegen het wenkten g * V * * v En plots schetterde de oorlogsbazuin aan h enen kant van den Maas en 't krijgsgevaart j van den laffen aanrander.kwam aangerold om 't Vaderland te pletten... 't Gevaar was groot en dringend de nood, in het Land van Maas en Schelde... en., het volk schreeuwde om een Artevelde.. De groote Koning met 't machtig genie was ten grave gedaald, na hem latend, een beminnelijken opvolger, 't is waar, maar voor 't volk een onbekenden. Het wist wel hoe eenvoudig minzaam hij was, schier schuchter en verlegen. Maar wat zou hij zijn, vroeg 't zich af, de oogen op 't koninklijk pa-leis gevestigd, als aanvoerder, verdediger en leider van de leeuwen die men tergen kwam ?!... Ilet schreeuwde immers om een Artevelde... * * * Koning Albert vernam die stem.... Verontwaardigd en de razernij in 't harte, als een nieuwe Vader van nieuwe Machabë-ers, rees hij sehielijk op uit het onbekende, en gilde 't uit voor 't aanschijn der verbaas-de wereld: « Zelfs, al bukten al de volkeren voor Willem-Antiochus, hun zeden en be-schaving verzakend, ik en mijn zonen.... bui-gen niet».... «Neen gegaat niet door.... mijn Belgis vertrappelt ge enkel,al over mijn lijf! » En tôt zijn volk dat in bange afwachting op hem te staren stond,wierp hij den strijdkreet: «Kiest mannen in den nood, als martelaars den hongerdood, of de onderwerping en de schand en eeuwige verachting, of volgt mij... *t zwaard in d'hand, voor 't Vaderland!... » * * * Hij rukte vooruit... «en sloeg op zijnbeurt de tirannen neer in 't zand » meerukkend na hem,in wilden tocht,de bloem van ons man-nenschap, dat hatend «wat valsch is, en ver-schoppend waan en dwingelandij » vol jeugd-genot, lijk de voorvaderen klauwde, vol leeu-wenkracht.Voort klinkt thans «zijn stemme krachtig, over 't oude Noordzeestrand» waar de eerste Koning't eerst den Vadergrond betrad. Voort dreunt ze grootsch en machtig over 't bloe-dend Vaderland. En voort staan rond hem de koene strijders... «'t hoofd omhooge, vuisten siddrend, kokend bloed, vlam in 't harte,vlam in d'ooge» nevens den jongen prins, die-als 't moet — zijn Vader, de Held wil het — lijk de eenvoudigste wefkman, zal sneuvelen voor het Recht... Men zegt, Sire, dat ge een wondere ridder zijt, en dat uw paard als door de ruimte vliegt zoo snel, dat uw lijfwacht U schier niet kan volgen. Rijdt voort, vooruit en voorop 1 U volgt fier uw volk dat altijd « wilde wat was Recht, en won wat het wilde. » Spijts tranen en bloed, spijts puinen en dood ! Weldra zal het Mei worden in 't harte der helden. Godhelpt, eenszullen de vijanderi in het zand neerstorten, en uit zal het lijden zijn van'tlieve Vaderland. Allenthenen zal alsdan de bewonderingszang opstijgen en gal-men boven de streken waar vernieling en dood troonde: Wie herbracht hier de rust... de vreugde en de weelde ? 't Was de Held ...en de roem van ons Land! BERTRAND van der SCHELDEN. Wat is een Koning ? Het leven van een menschengeslacht is licts, in vergelijking met het leven van con volk. Wat 00k een menschengeslacht werke en îwoege tôt zijne hoogereontwikkeling, de ure >laat en "t menschengeslacht vergaat. Een r-olk dat, getrouw aan eigen aard en taal, jeen arbeid of geen offer spaart tôt eere \ an ;ijn naam, dàt volk kan niet vergaan. De menschengeslachten volgen op elkruy", J ;elukkig wanneer zij aan hun nageslacht icts 1 :unnen schenken van al hun streven. Dat i iets» schijnt bitter klein, want ieder jong < eslacht moet telkens, de eerste ontwikke- t ngsarbeid, in zijn geheel wêer leveren. D;it i iets» is toch reusachtig groot, want 't is de ^ eheele bezieling van een volk, zijn sta; a 1 /il tôt verheffing, de drijfveer tôt volksgro>>t- \ eid. \ De menschengeslachten volgen op elkaar, d > terwijl arbeidskracht en ontwikkeling en rijkdom beurtelings een haard verlaten om een anderen te beschermen. In al dat zoeken en streven der afzonaerlijke krachten naar schooner en beter, weegt zwaar op iederen geest en zwaar op iederehand, de last van den stolfelijken nood. Geldt het 00k de heilige zaak der hoogere volksleiding en ontwikkeling, de een komt, de andere gaat,en wat de nieuwgekomene 00k werke ol doe, in't goede of in 't kwade, tôt volksverheffing of in eigen belang, nooit weet hij, wie na hem zal komen, wanneer zijn ure slaat. Hard is de wereldstrijd onder de volkeren om vooruitgang in wetenschap en nijverheid, om heerschappij in handel ; hard en hardnek-kig want de volksfierheid is hier in 't spel ; eene volksverheffing is slechts mogelijk, door krachtiger en kernachtiger werken dan de wereldburger, zijn jaloersche gebuur. Wie en wiealléén kan en zal zich boven aile stoffelijke bekommernissen plaatsen, boven aile afzonderlijke belangen en twisten en zich ten voile aan de wetenschap der volkeren, aan de hoogere zaak van 's lands bloei en welvaart toewijden ? Een Koning en een vorstenhuis. Wie en wie alléén kan en zal, door de menschengeslachten heen, met gep&ste voorzich-tigbeid, doch aanhoudénde hardnekkigheid, de oplossing van wereldsche vraagstukken ten gunste van den voorspoed van een volk bewerken ? Een Kaning en een vorstenhuis. Wie en wie alléén kan, in voile kennis der zaken, het beslissend woord uitspreken in de gewichtige oogenblikken van een volksleven, waar eene aarzeling 't verlies van 't we-reldsch burgerrecht zou zijn ? Wie, 't en zij een Koning. Slaat open het boek van Belgiës geschie-denis en leest wat we schuldig zijn aan ons vorstenhuis : 75 jaren voorspoed, vrijmaking der Schelde, stichting van den Congostaat, voôrrechten in China, en wat meer. In de gewichtige oogenblikken die we doorleven, zijn onze Koning en ons vorstenhuis, de hoogste verpersoonlijking van de fierheid en de onversaagde koppigheid van ons volk in zijne rechten. Zij zijn de hoogste verpersoonlijking van de heldhaftige verdedi-ging van der vâdren grond en geest. Leopold I heeft onze onafhankelijkheidop vaste gronden gevestigd en ons land tôt her-leving gebracht, Leopold II heeft de wereldsche uitbreiding van België's nijverheid en handel,België's Koloniale toekomst bewerkt. Koning Albert is de man van 't helder.leger en de Koning van 't vrijgevochten, prachtig herbloeiend Belgenland. ARBAD. Koning en Volk. " Een volk dat zich verdedigt voor 'theiligsle recht, vergaat niet. " Wanneer Hij de woorden sprak met tril-lende schoonheid, maar met vasten klem in de stem, huiverde heel het land om de groot-sche opvatting van zijn plicht, om de kracht-dadige waardigheid van zijn daad, om de kalme vastbei adenheid van zijn edel inzicht. Heerlijk huiverde 'tland in de ruime zaal van 't paleis der natie. Daar wuifde de groet van de waarheid in 't zwaaien van vlagge-tjes en zakdoeken, daar klapte de sterkte van de volksziel in 't luide applaus, daar jubelde de grootheid van 't groote recht van een klein volk, in 't spontané gejuich van eens-voelende herten. Hij stond er mannelijk schoon, midden de vertegenwoordigers van dit volk, waarop hij îoo fier ging, omdat hij zeker wist de volks-ierheid te bezitten. Zijn leven was geweest :en optillen van zijn Und in recht en plicht, n openhartige eerlijkheid. De belangrijkste :n opperste daad van zijne dagen wilde hij :erlijk dragen, als een aureool voor dit volk, n toekomende tijden. Hij dacht op zich zel-ren niet, hij dacht niet op den roem die stra-en moest uit die woorden. Aheenlijk had hij oor de oogen de rechtvaardige eerlijkheid an zijn volk, vvaarvan hij het hoofd was en e verantwoordelijkheid. Hij droeg de kfgon l8t* Jaar. — N° 39 Vijf centiemen het nummer Zondag 11 en Maandag 12 April 1915.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De Belgische standaard behorende tot de categorie Katholieke pers. Uitgegeven in De Panne van 1915 tot 1919.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes