De gazet van Leuven: weekblad voor het arrondissement Leuven

1195 0
11 februari 1917
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1917, 11 Februari. De gazet van Leuven: weekblad voor het arrondissement Leuven. Geraadpleegd op 28 maart 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/f47gq6rv69/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Tweede Jaargang, nr 8 Prijs per nummer : 5 centiepren. Zondagv'll Februari 191^. De Gazet van Leuvan □ ABONNEMENTSPRIJS : Per jaar .... 2,50 fr. | l—| Voor 6 maanden . . 1,25 fr. fr| I Voor 3 maanden . . 0,65 fr. Allé Briefwisseling te zenden : Naamsche Vest, 41, HEVERLEE (Leuveiï Postcheck-reksning- BP 24-2 Ellce medewerker blijft verantwoordelijk voor zijn opstel. 'j'getfakende brifvev of bijdragen worden ' niet in aanmeriring genomen. Handschrii'ten worden niet teruggogeven. AANKONDIGINGEN : Naar?overeenkomst. I ~I BOEKBESPREKING : Het inzenden van één [~ J exemplaar geeft recht op vermelding ; twee ,—j exemplaren op bespreking. j_J Waarom ? Verleden week schreven we dat geen van beide machten er kan bij winnen zijn nabuur te verpletteren ; integendeel, dat eene mogend-heid, ten onder gaande, bijna zeker de andere in haren val zou meeslepen. We hebben erop gewezen dat dit rechtstreeks voortvloeide uit de wederafhankelijkheid der volkeren van Europa en uit de grootte der onmogelijk te eischen sommen na uitvechting van het reuzenkonflikt. We wezen er tevens op dat een land geen oorlog heeft te voeren om koloniën te ver-meesteren ; dat deze geen rechtstreekschen rijkdom bijbrachten, maar alleen in meerdere gevallen eene kredietsverhooging, een ver-trouwen dat het moederland toelaat over-vloedig handel te drijven zonder geld, alleen op krediet der natie. Waarom maakt men dan oorlog, vraagt ge me, vriend lezer ? Willen we eens samen enkele beweegrede-nen onderzoeken, dan komen we zeker tôt de slotsom, dat al die schoone woorden : vader-landsliefde, heldenstrijd en heldendood, dik-wijls of bijna altijd den gouden mantel zijn over de laagste drijfveeren gespreid om ze des te beter te verbergen. Een land kan oorlog ma-ken, wanneer het zich bedreigd voelt in zijn handel en nijverheid door konkurrenten die de markt veroveren, dus als drijfveer : uit afgunst. Laat ons de zaken inzien gelijk ze zijn, vriend lezer, en ons eigen niet uitdommelen met woordenklank waar ge niets aan hebt. Handel is vrij naar ieders meening. ledereen kan handel drijven zoo hij wil ; de kwestie is maar of hij zal verkoopen. Hier treedt de kon-kurrentie binnen. Zich naast een oudgekalan-deerd huis opstellen om zaken te doen is niet gemakkelijk. Er moet daarvoor den kooper klaar in 't zicht worden gesteld dat de waren bij den nieuwen verkooper even goed zijn als bij hun vroegeren verkooper en daarbij beter-koop.Voeg daaraan toe dat de laatst geinstal-leerde met nieuw materiaal werkt, spoediger kan afwerken en bestellen, en ge ziet in, vriend .lezer, dat velen, zoo niet allen bij den nieuwen verkooper binnenloopen. De andere doet al zijn best om zijne klanten te behouden ; hij roemt de waarde van zijn fabrikaat, staat be-talingen toe op langen termijn en tracht door kontrakten met handelshuizen de leveringen van den tegenstrever te verhinderen of te belemmeren. Tôt hiertoe kan ailes toegelaten worden, daar het alleen eene dier duizenden gevallen is van den strijd voor het leven dien iedereen doorvechten moet. Maar, niettegen-staande ailes verovert de nieuwe de markt en klimt hooger en hooger. Het machtige krediet van den eerste verzekert weliswaar den dag van morgen, maar hij beraamt middelen om zijn '.tegenstander ten gronde te krijgen. Hij •verbindt zich met zijne vrienden en met zijne vroegere vijanden, kan de eerlijke wedijver geen tegenstand meer bieden, doet zekeren avond de uitstallingen met steenen uitgooien, en springt dan alleen bij, wanneer de veront-waardigde koopman eene duchtige rammeling geeft aan de onbeschorte bengels. Waarom springt hij nu bij ? Rechtgeaarde lieden zien daar alleen zijn eigen belang in, maar hij weet het zoo te draaien en te keeren dat hij iedereen zou willen doen gelooven dat het uit medelijden was voor de afgeranselde bengels. Zoo gaat het ook met de groote staten, want wat hier is neergeschreven en in 't klein ge-beurd, wordt bij hen enkel uitgebreid op groote schaal maar berust op dezelfde gronden. En hoe men nu die handelwijze betitele, en hoe men ook de kleinen aanmoedige om de kastanjen uit het vuur te halen voor een ander ; men dekke de zaak met een nog schooneren mantel : oorlog van zulke princiepen uitgaande is bloedig onrecht plegen op de vrijheid. En laat nu de grootsprekers zeggen dat daar vaderlandsliefde voor noodig is, niemand zal 't gelooven ; de slechte inzichten blijven er «« blinken boven als vergiftigende bloemen. Dat moet het volk weten, wikken en wegen, en oordeelen of de miljoenen menschenoffers in verband staan met de inzichten. Dan zal, geloof ik, iedereen voelen hoe weinig de grootnijverheid er zich mee bekommert dat het bloed bij beken vloeit, als er maar iets van in hare brandkast komt. WATE. Die Flaminganten ! Voor twee weken wist ik, geboren Belg, nog niet eens « wat Flamingant zijn » beduiden mocht en dat heeft de oorlog mij geleerd. Ziet u, als twee vrienden op malkaar kwaad worden dan heb ik er 'k weet niet welk hartzeer van, want als ze malkaar de zaak eens uitleggen, dan ligt er gewoonlijk enkel een misverstand tusschen beiden en... daarna wordt de vriend-schap weer dezelfde, ja veelal steviger dan vroeger. En nu had de oorlog mij in een weldadig-heidswerk een felle werker, een mensch met een hart doen kennen, lijk ik er weinig ont-moet heb. Die man, zei men mij over weken, is een flamingant en... flamingant, ziet u, was voor mij een scheldnaam, zooiets lijk ruziesto-ker, heethoofd of wat weet ik al. Twee, drie dagen lag er een steen op mijn hart en ik zou gaan afbreken hebben met dien man want aan flaminganten had ik den duivel. Was 't nu ook misverstand ? Ik wou het weten en zachtjes, zoetekens vroeg ik zoo eens aan mijnheer of hij werkelijk flamingant was. Maar hij, zonder er doekjes aan te doen, verklaarde't ronduit : « Ja,vriend, en ik ben het altijd geweest; ik ben er fier om. Weet ge wat flamingant zijn wel be-teekenen mag ? U kijkt in eens zoo raar op ! » « U ken ik, zei ik zoo, maar... « Luister, zei mijn zegsman, uitleg zal goed doen, gij zijt een verstandig man. Zeg eens, een Franschman,een Engelschman die in dezen oorlogstijd zijn broek vaagt aan Vaderlandsliefde, aan landsverdediging, hoe moeten wij dien noemen ? Een lafaard eh ! en toch is hij Franschman, of Engelschman door de ge-boorte, door de taal, door landinwoon, maar een echte Franschman noemt ge zoo iemand toch niet ; hij leeft niet van en voor zijn land ! Een vlaming, die zijn volk niet bemint, die onverschillig blijft aan het onrecht waar zijn volk onder gebukt gaat, die onverlet laat een toestand waardoor zijn volk moet verachterd blijven tegenover andere natiën, is dat een vlaming? Ja, een vlaming omdat hij in 't vlaamsche land woont, van vlaamsche afkomst is, ja een vlaming. Maar een echte vlaming, een flamingant kunt ge zoo iemand niet noemen. Een flamingant is iemand die werkt aan 't welzijn van zijn volk, aan 't heropbeuren van ons volk dat verachterd is geworden door een onrechtmatige verdrukking. Een flamingant voelt leed omdat zijn vlaamsche volk onrecht lijdt, en zal meewerken aan het herstellen van het recht, ja zal daarvoor strijden, goede be-trekkingen verliezen als het moet, omdat hij leeft van en voor zijn volk. Een werkende, een strijdende vlaming, dien heeten wij flamingant. En wie van de twee verdient nu uw bewonde-ring ? De vlaming die met zich zelve genoeg heeft of hij die zijn volk helpt rechtkomen en die het verdedigt waar het moet ? » Zoo warm-hartvol had die man gesproken, dat ik het gemeende van die vlaamsche liefde voelde en wie kan anders dan de offervaardig-heid, de opoffering van zoo'n man bewonde-ren ? Als al de flaminganten zoo zijn dan worden die nog mijn vrienden. Want waarheid heb ik geleerd, waarheid die ik, gestudeerde, niet inzag ! Ja maar, zei ik, die flaminganten schermen tegen windmolens. De vlaamsche jongens aan 't front die bewon-der ik, maar wat ontecht bestaat er in België voor de vlamingen ? — Ah, nu zijn we er, ving hij dadelijk aan. Zie, ik heb een jongen aan den Yzer, een warm hart, een flamingant. Die jongen was op de tweede en deed gaarne zijn humaniora in 't vlaamsch : hij kon niet, want nergens wordt ze gegeven door 't vlaamsch, ook niet in 't | vlaamsche land. Hij droomt, wellicht nu nog, dat hij ziin leven blootstelt voor hetvaderland ; hij droomt eens zijn hoogere studiën van ge-neesheer door't vlaamsch, in zijn rnoedertaal dus, te mogen doen, maar... de vier Belgische hoogescholen hebben het Fransch als voer-taal. Is dat geen onrecht tegenov.er meer dan de helft der Belgen, tegenover het vlaamsche volk, en mogen wij daar niet voor werken ? Onrecht ! Hier in België staan er ministers die enkel Fransch kennen, maar gij, man van de statie, kunt ge in een bureel komen in de statiën van 't vlaamsche land zonder fransch te kennen ? Onze volkskinderen moeten hun tijd verbeuzelen met te knoeien in 't fransch op zaken die ze anders al spelende zouden aan-leeren. In de komiteiten schrijft inen op al wat de menschen krijgen aan kleederen, aan steun, in 't fransch voor vlaamsche menschen, zoodat ze er geen gebenedijd woord van verstaan ; ze worden behandeld als ezels, als papegaaien, juist of ze te dom warer. om te mogen weten wat hun is toegestaan. Op 't stadhuis worden al de trouwboekjes ingevuld in 't fransch,want anders zouden de vlaamsche menschen het ook kunnen lezen, maar dat mag niet mis-schien, of zegt men zoo aan de menschen dat ze dom zijn om als mensch, die iets nazien wil, behandeld te worden. Zeg, Louis, zeg eens rechtuit, moeten wij hier voor ons volksrecht fhm.ingant zijn, juist lijk een echte Franschman nu een strijdend Franschman moetzijn, en lijk een echle Engelander een strijdend Engelander moet zijn ? Zeg, zijn er in Belgie vlamingen en moeten die ook hun recht hebben, lijk ze van harte recht gunnen aan 't Walenland ? Ja he ? En ben ik, omdat ik flamingant ben, vermin-derd in uwe oogen ? » Spreken kon ik niet, maar ik hoop dat mijn warme handgreep hem voor mij heeft gesproken en dat hij voelen kon dat er in mij ook een strijder rechtgesprongen is. Neen, flamingant is geen scheldnaam. PASTOP ! FOLKLORE W eder v oorspellin gen. Er is drsog en goed weder te verwachten, wanneer : Men van verre het geluid der klokken duide-lijk hoort. De lucht droog en weinig doorschijnend wordt. Men de verwijderde voorwerpen slecht on-derscheidt en deze met witachtige dampen omgeven zijn. De wolken na den regen op de aarde dalen en op de velden schijnen te rollen. De vledermuizen des avonds in groot getal te voorschijn komen en in stilte rondvliegen. Dekikvorschen den ganschen nachtkwaken. De leeuwerikken z'ch in de lucht verheffen en einde en ver hun vroolijk gezang doen weer-galmen.De insekten hommelen. De vlinders van bloem tôt bloem dansend rondfladderen. Het bliksemt zonder wolken. De muggen zich vôôr zonsondergang ver-gaderen en eene dooreenkrioelende kolom vormen. De zon bij ondergang rein, zonder nevel is, omringd van kleine roode vlokken, de eene van de andere gescheiden. Weinige en klare sterren te zien zijn. De hoenders bij regen schuilen. De zon of de maan een grooten ring heeft. De zwaluwen in groot getal hoog in de lucht dooreenwemelen. Den vierden dag der maan, hare horens net, duidelijk en klaar zijn. De rook uit de schouwen recht omhoog stijgt. " (Budingen.) Het zout wederom droog wordt. (Budingen.) De hennen 's avonds laat uitblijven. (Orsmaal.) De terugkomst der kraanvogels brengt schoon weder mee. (Diepenbeek.) IETS VOOR IEDERE WEEK Negers. Er is hier geen sprake van onze zwarte be-schermelingen uit Afrika. In eene zijner novel-len geeft de Fransche schrijver Bourget die benaming aan een armen talentvollen sukke-laar, die een tooneelspel schrijft, en verduldig verdraagt dat een ander het laat opvoeren en den roem en het profijt inoogst die, met aile recht en reden, aan den sukkelaar toekwamen. Het ras van die negers is nog niet uitgestor-ven ; hier en daar loopt er nog een brave jongen die het als zijne roeping beschouwt voor anderen de kastanjen uit het vuur te halen. Die goedzakken handelen ofwel uit gebrek -aan praktisch verstand ofwel omdat zij de goede zaak zoo ter harte nemen, dat zij hun persoonlijk belang teenemaal uit het oog verliezen.Dit slag negers wordt nochtans dagelijks zeldzamer ; het verdwijnt voor de steeds aan-groeiende kracht van een onverzaadbaar egoïsm, en van eene nieuw uitgevonden bur-gerdeugd : het arrivism. Wie er heden nog bovenop geraken wil, zoeke een vriend of een helper, verstandig werkzaam en nederig, die aile lastige taken op zich wil nemen en op het oogenblik der vergelding achter de gordijn zal blijven, terwijl zijn vriend de arrivist, de vruchi van den rilei gekenden arbeid als louter boni zal opstrijken. Zoo ging het in de politiek. — Kiesdravert-jes, schrijvelaartjes, ieveraartjes, werkten en sloofden zich af,onverpoosd; stakende handen aan aile werk, lastig of gemakkelijk, proper of bevuilend. En op den dag van den glorierijken zegepraal of althans van de « zedelijke over-winning » zetelen de gekozenen, de helden van den dag, stralend op het verhoog, gelijk generaals op een glorieveld. De sukkelende neger, die ailes zoo ver bracht, mag zich ge-lukkig achten als de glanzende overwinnaar met een beschermenden glimlach hem een kiezingsigaar in de handen stopt. Zoo ging het in het Beheer. Ik weet van flinke men-heeren die boeken uitgaven hoog gewaar-deerd, en die er geen halven drukregel van geschreven hadden ; maar de neger, de arme bediende, die het werk voor hen deed, kon dan toch rekenen op den steun van die men-heeren, om later, veel later tôt een postje van onderbureeloverste te geraken. Zoo ging het in ailes en voor allen. Wie zou durven beweren dat er in dezen wereldkrijg geene volkeren zijn die voor anderen de kastanjen uit het vuur halen ? Degenen die zulke goedzakken tôt hun dienst hebben, zijn verplicht nog al dikwijls van personeel te veranderen. Immers, als de neger niet stekeblind is, dan wordt hij allicht gewaar dat er profijtjes vast zijn aan het werk dat hij levert, en begrijpende dat bedoelde winst in een anderen zak terecht komt dan in den zijnen laat hij heel den boel varen al mor-rende van « wie de pap verdient, krijgt ze niet. » Heeft men te doen met een Idealist die strijdt voor Waarheid en Recht zonder winstbejag, uit liefde en overtuiging, dan zal het spelletje duren tôt de brave man zijn illusies kwijt ge-raakt. Als het bij hem duidelijk wordt dat ailes rondom hem snakt naar tastbare klinkende oorbeelden, dan valt hij van uit den hoogsten hemel tôt in het rijk der duisternissen, waar ailes grabbelt, scharrelt en bijt lijk hongerige honden aan een been. Wat zal hij doen? Voortgaan in zijn edel werk met de zekerheid dat zijn zuivere doel-einden anderen tôt wbstgevend lachspel dienen ? Dat ware heldhaftig. Meescharrelen in den hoop en op zijne beurt trachten langs ander-mans schouderen omhoog te klauteren ? Praktisch maar niet edel. Ofwel, vol walg voor al die joderij die overal nestelt en woekert, zal hij de pijp aan Maarten geven, zich terugtrek-ken in zijne tent, misprijzend lachend om de booze wereld en om zijne vroegere domme

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De gazet van Leuven: weekblad voor het arrondissement Leuven behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Leuven van 1916 tot 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes