De klok uit België = La cloche de Belgique

1799 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1917, 10 Juni. De klok uit België = La cloche de Belgique. Geraadpleegd op 29 maart 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/xg9f47hx14/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

De Klok uit België MIJN NAAM IS KULLAN U ALS IK KLEP, IS T STORM Redactie Kapoenstraat 14 ALS IK LU1D, IS T ZEGE ABONNEMENT : Administratie Kapoenstraat 16 voor holland , ... Fi. 1.00 per Kwarta MAASTRICHT — Teleph. 614. PRIJS PER NUIUIMER : 5 Cent. Voor Buitenland • • * F1- 1,25 , » » Volhouden tôt het Einde. Soms hooren wij door onze vrien-den woorden uiten als volgende : „kon het toch maar gedaan geraken — ik kan het niet langer volhouden — ik zal er onder bezwijken" en meteen ziet ge in hun blikken den weerschijn van die eindelooze lijdenszee waarop de boot hunner ziel schipbreuk ge-Jeden heeft. En wij die ons dan sterker voelen, wij beginnen te spreken over de va-derlansdliefde die ofîers eischt, over de fierheid die later bij den terugtocht in ons zal opwëllen omdat wij ook voor België geleden hebben, wij hou-den hun het voorbeeld voor de oogen van onze dappere soldaten die midden de ijselijke wreedheden, nu bijna een driejarigen vasten waarin ze aile harte- en zielespijs moesten derven, doormaakten, van onze jongens wier hart het gedurig mikpunt voor den vijandelijken kogel blijft, maar die nochtans niet versagen die gelooven in de zege, en hopen in de nakende verrijzenis; wij praten over onze be-voorrechte conditie ; we zijn op vrijen bodem en hebben niet te vreezen van den honger, niet te weenen over tiran-nische maatregelen, en niet te lijden onder ongevraagde, niet begeerde tegemoetkoming ; wij kunnen vrij denken, vrij spreken en in onder-onsjes openlijk lucht geven aan onze verontwaardiging over al de lage en sluwe gedragingen van den ruwen lis-tigen vijand. Meer nog, wij hebben onze eigene pers die in 't openbaar voor de rechtvaardigheid onzer zaak optreedt, ons laat weten dat onze smart, de smart is duizende uitwijke-lingen ; gedeelde smart is halve smart. Wij komen dan na dit pleidooi tôt de gevolgtrekking dat wij niet langer mogen klagen, dat wij de minste re-denen hebben tôt jammeren, en dat wij onzen moed niet in de schoenen mogen laten zinken, hem in de twee handen moeten grijpen, om „uit te houden tôt het einde toe." Meestal is de treurende vriend weerom voor een tijdeken opgeknapt ; het draagvermogen zijner ziel is ver-groot, hij teekent voor een nieuwen ballingschapstermijnidie helaas onder den druk van het lijden tôt enkele we-ken, misschien wel tôt weinige dagen zal gereduceerd worden. En is dit wel zoo wonderlijk, zoo onverstaanbaar? Hoe wi'lt ge toch dat wij, menschen, dwergen, Liliputters niet onder een berg van smart ver-brijzeld worden? Wij zijn- geen reu-zen, geen Atlassen die met onze men-schelijke krachten de last eener we-reld op onze schouderen ontvangen, en dien last met blijheid, wat zeg ik, met gelatenheid dragen kunnen. We hoeven het ons geenszins te ontvein-zen, ons wee is einldeloos : ginds, afge-sloten door den draad van den Dood ligt ons land bevrucht met ons zweet, geheiligd door de asch van vader en moeder, langs genen kant van de moordende grens sidderen in de scha-duw van den zwijgenden toren al die ons ,lief zijn en op hun bede „geef ons heden ons dagelijks brood" wordt er niet geantwoord, achter die lijn der Vernieling staat het huis of ligt de puin geheiligd door den lach van het nieuwe leven, geteekend zoo menig-werf door de hand van den dood. We eten het bittere brood der ba'lling-schap, en onze wang voelt den zoen niet meer van vrouw en kind, en ons oor vangt den klank niet meer op van broeders of vaders stem onze vin-geren drukken het kruisken niet meer op het voorhoofd van den geliefden zoon. Menschentroost schiet- hier te kort, menschentaal kan de kl'acht, de immer opwellende klacht, niet sussen, en 't woord dat ons voor 't bezwijken moet îhoeden wordt door geen men-schentong gesproken. Dat kan alleen Hij die 't vrijwïllige ba'llingschap uit den hemel aanvaardde, in een stal geboren en aan het kruis gemarteld werd. Aan Hem moeten wij vragen dat wij de kracht zouden bekomen de grootste aller ' beproevingen onver-schrokken te verduren. Het staat vast dat wij om de Rechtvaardigheid thans te lijden hebben: maar van nature uit, zijn wij vreesachtig, onze ver-beelding vergroot onze smarten, en onze verzwakte wil heeft het dur-ven verleerd. Laten wij in allen oot-moed knielen, en om sterkte vragen en dan zulten wij niet langer benauwd zijn de smartvolle pijnen, de grootste gevaren te trotseeren nu het er op aan komt ons volk en ons land te ver-dedigen.Vragen wij ook dat „de Grootmoe-digheid" de zusterdeugd der sterkte de moeder der heldendaden in onze zielen date. Leden van een volk dat de marteldood ondergaat, zusters en en broers, vaders en moeders van de wrekers der Reohtvaardigheid mag het ons niet genoeg zijn op den roem van anderen te teren, wij moeten hunner waardig zijn of het worden, en daarorn, ook in de bal'lingschap, met Gods genade, boven 't gewone komen te staan. Uw ziel is bedroefd tôt den dood toe? ,t Kan niet anders. De kwalen en ellenden die als de wateren van een zondvloed over ons gekomen zijn, hebben ons hart tôt de boorden toe met hun bitter vocht gevuld. Maar er is een deugd die de droefheid kan verminderen, of haar althans kan be-letten ons 't evenwicht der ziel te ontnemen; het is de Verduldigheid. En verduldigheid is geen onverschil-ligheid; we zijn geeri klompen on-kwetsbaar graniet, we zijn geen brok-ken onmenschelijke hardheid. We wilten zijn teedere zielen die ailes in ons opvatten maar niet door droef-geestigheid gebroken zullexi werden. En hoelang zulten we nog staan, arm krank riet in het orkaan dat de gansohe aarde beroert? Wie ziet de uitkomst? En nochtans zoolang de oorlog duurt, staat onze rechtvaar-dige zaak in 't gedrang ; zoolang ook zulten er offers moeten gebracht worden. En men heeft goed te schreeuwen op aile hoeken der straten „Houdt vol, ■frvrf Vi^-f Kî+fûr û! nlrliû" -km £Vfio/"»Vi al i iV rfû sproken is het totaal onmogelijk. Doch in den godsdienst vindert wij de god-delijke kracht die onze geschapene zwakheid zal aansterken; de deugd van Volharding doet de mensch doet zijn rechtsvaardigstreven doorzetten zoolang het noodig is, — met haar volvoert men den plicht heel en gansch, wat hij ook moge kosten, hoe hoog ook de moeheid en de drukking rijzen die onvermijdelijk uit het „lange duren" voortspruiten. Mochten wij die deugd bezitten dan ware het uit met onstandvastigheid van gemoed die ons overmoedig ju-belen en juichen doet bij de minste voordeelen die onze legers weten te behalen, en ons onmiddelijk in de grootste neerslachtigheid dompelt als Wolff victorie bruit. X X Hoog is de nood, maar die op God betrouwt op rotse bouwt. Hopen wij niet dat wij zelf de vun-zende wiek onzer hoop zulten bran-dend houden. Het lijden is te groot, voor een zwak schepsel. Oogen dan naar omhoog gericht, en dan moge de storm loeien, dan mag de vloed onzer ellende nog wassen, onwfik-baar staan we midden den golven-brand, en uithouden zulien wij tôt net einde, tôt de Rechtvaardigheid zal geloond en gestraft hebben. De Graankorrel. Indien het tarwegraan in de aarde niet va.lt en sterft, zoo blijft het alleen; maar indien het sterft, zoo brengt het veel vrucht voort. (Ev. H. Joannes, XII, 24.) In iherfsttijd strooit de sfoere landman 't zaad Im verscihgeploegde, rnulle voren. Hij gaat met vastan stap en îlink op maat Zwaait hij het reuzlend, gouden koreo. Gelijk een droomvlak ligt dat akkerland, Een stukje vain de wijde wereld. De zaaier gaat en spreidt met voJle haind De korrels Oipen, glainsbepereld. ■Hij gaat en ikeert van 't een naar 't ander eind Gelijk een vreemde schim aan 't dwalan Op '-t eenzaam veld, waarop de herfstzcm schijnt In ilikkering van late stralen. Op veld em weiland daalt dam de avond zaobt, En hij die zaaide keert al droomen Naar huis ter rust en ziet in ihoopgedacht Het jeiugdgroen van den wasdom komen, Dat later gouden zomerglorie baart; Maar sterven moeten eerst de gram-em, De sehoone granen in de klammige aard. Veriblijden bloeit uit lijdenstranen En hoogste wonne schiet uit diepsten Jiood. O weet, de korrels moeten sterven, En kiemen o,p en ileven mit den dood, En wat niet sitenft, moet 't leven derven. De winter wijkt esn lente zomer daagt En pracht vaan groeme 'ein gouden glansen, Die woelde-vrucht verhonderdvoudigd draaét, Wuift onder blauwe hemeltransen. De wind beroert de wereldsche 'heerlijkheid En misiohit erdoor zijn zegegalman, En 'hij die zaaide keert tel blijden tijd En ziet de rijke, zware halmien. Hij voelt zich blij en damkt om d'overvloed En denkt aan 't heilig woord des Heeren. Wat aan zfchzelven sterft, wordt groot en moet Door dood tôt schooner leven keeren. O joinge levens, die zoo heerlijk waart, In iforschen, vollen bloei van krachten, Met hedlen glans vam warme vreugde omklaard, iGedragen door iuw fier, betrachten Van eigen ideaal en toekomstdroom, O schoome levens al, gestorven-In edel strijden zonder laffen schroom, Oneindig meer heht gij verworven; Want uit uw dood is leven opgebloeid Van eenwig, hemelsch zielsverblijden, En uit het sterven van de helden groeit De zegen van 'de zege-tijden Voot heel uw volk, waarvoor gij sttervend vielt! Mijn volk, eens 't blijdst en schoonst van allen, Uw heele leven ligit in u ontzield, En al uw glans is u ontvaltan. Giji sterft den naren dood in lijdensnaoht. O, 't ijiaehtloos siterven en te weten Dat grootheid men en weelde en praoht en kracht En vrede en vrijheid heeft bezeten; Te moeten sterven on den levensdrang in zich te voelen silaan en jagen! Dit sterven is zoo wreed en duurt zoo lang, Maar uit uw dood zal 't leven dagen. U naakt een (h'eil zoo -sehoon dat dankgeween In vreugde-schreiend oog zal beven. Als 't stervend graan zult rijker dan voorheen Gij, o mijn stervetnd volk, herleven. (Middeiburg. Arth. COUSSENS. Wekelljkscîi Overzicht Stockholm. Groot nieuws dees week: Het na-tionaal ider Fransche sooialisten heeft besloten afgevaardigden naar Stockholm te zenden. Maar eventjes goed begrijpen hé! Ze wiiden nu wel in dolle vaart naar 't Noorden loopen om met de Duitsche socialisten over den vrede te handelen. Elk op zijn beurt zouden de afgevaardigden van de oorlogvoerende landen in onder-handeling'treden met het Hollandsch-Scandinaafsch bureel dat thans in de Zweedsche hoofdstad zetelt en ieder-een zou er zijn gedachten over de mogelijkheid van de vrede uiteen zetten. Het bureel zou er nadien wel een middeltje op vinden om al die Fran-schen, Engelsohen, Duitschers, Bul-?aren en tutti quanti in elkaars afmen te doen vallen, en zoo uit de puinen i^an Europa een „socialistische vrede" 3P te wekken. Dat zou dus het einde ran aile autocratisch bestuur mee-Drengen. Het. rijk van den „Eenen" zou uit zijn, en in zijn plaats zou ge-steld worden het rijk der Internationale, van den Duitsche bloede. Maar de Fransche natie, zij was /oor zulke droombeelden niet te vin-ten. „Le bon sens Français" is nu îenmaal nog niet dood. De natie heeft bij monde van den ninister-president Ribot verklaard — lit gebeurde in een kranige rede — lat Frankrijk naar geen partijvrede litzag, alleen de Regeering was ge-nachtigd over vrede te spreken, en >ver vrede te onderhandelen. Men is 10g verder gegaan ; om te voorkomen lat er nog andere voetstappen in de :elfde richting zouden gedaan worden :n ook om de Russische kameraden :ens aan 't verstand te brengen dat WEEKBLAD VAN „LE COURRIER DE LA MEUSE" Zondag, IO Juni 1917. le BLAD. lste Jaargang No. 11

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De klok uit België = La cloche de Belgique behorende tot de categorie Katholieke pers. Uitgegeven in Maastricht van 1917 tot 1918.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes