De legerbode

1100 0
30 december 1915
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 30 December. De legerbode. Geraadpleegd op 24 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/rf5k932005/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

DE LEGERBODE den Dinsdag, Donderdag en Zaterdag verschijnende )Dit blad is VOOR DE BELGISCHE SOLDATEN bestemd ; iedere compagnie, escadron, of batterij ontvang't tien of vijftien Fransehe en Nederlandsohe exenapLaren. Nienwjaarsdag bij onze Vorsten Yoor de tweede maal, seaert 1830, zullen de tùeuwj aarsfeesten ten Koninklijke Paleize niet gevierd worden. Zoolang het Duitsche leger ons grondgebied niet schond, werden die feesten met laister gevierd. Dienen wij de diplomatische en parlementaire diners te heiûnneren die den 1 Januari voorafgingen ; alsmede de bekende hofbals, van drie tôt çvier duizend genoodigden, die zooveel druktn in het Brusselsch ieven verwekten en den handel in de hoofdstad die dagen deed bloeien? Dit ailes, was in werkelijkheid slechts de oflicieele uiting van geschiedkundig geworden vergaderingen van den hoogen wereld, die enkel door rechtstreekschen rouw, of door rouw die vriendenstaten trof, werden uitgesteld of met Blinder luister gevierd. Deze feesten waî-en dus enkel de weerldank van het buitenleven van het Paleis naast deze ; was er een ander, een innig feest, dat sedert vier en tachtig jaar op onafgebroken wijze werd gevierd, namelijk net « feest van het personeel», \vaarop(de gezinnen der ambtenaars in nanwe vriendschappelijke voeling waren vergaderd. Dit hoofdzakelijk democratiseh îeest werd door Leopold I in voege gebraeht ; zijn zoon, Leopold -II, had nauwgezet die overlevering geëerbiedigd ; en eindelijk behield koning Albert ze, en traehtte er zeM's meer luister bij te zetten. Ziehier-in wat dit feeat beataat : Ter gelegenheid van Nieuwjaar noodigen de Koning en de Koningin het gansche personeel, van den geringsten dienaar tôt den hoogsten ambtenaar van het Paleis, op een diner ait. De Vorsten zitten aan het hoofd van de tafel en de rneest broederlijke gelijkheid heerscht onder de dischgenooten. Yoor den maaltijd, gaan de Koning en de Koningin van den eenen naar den anderen, en on-derhouden zich met elkeen hunner op bescheiden wijze. , — Hoeveel kinderen hebt gij ? vroeg vooreerst Leopold II. — Zooveel, Sire. — Dat is goed ; de Koning beinint de lieden die een talrijk kroost hcbben. Zijt gij tevi'eden over uw lot ? — Sire, wanneer men talrijk is, is het leven soms moeilijk. — Dat is waar, en de Koning begrijpt dit. De Vorst ried volgaarne het huweiijk aan zijne dienstlui aan. Hij hielp ze instellen, voorname-lijk wanneer zij vrijwiilig militairen dienst had-iden gedaan: à Het is onder de gehuwde dienaars, verklaarde de Koning, dat men meest toewijding Santreft. » Van haren kant. onderhield zich de Koningin met haar vrouwelijk personeel ; en dit op vrij eenvoudige en minzame wijze. Zij bekommerde zieh tôt in de kleinste bijzonderheden over het lot harer vrouwelijke dienstboden, weike zij hare medewerksters heette. Waren zij getrouwd? Hadden zij geluk in het huishouden ? Waren zij niet in geldverlegenheid ? Men behoefde zonder aarzelen te antwoorden, en niemand van de vrouwelijke dienstlui voelde terughouding tegenover de edelmoedige inzichten der voretin. Op heel bescheiden wijze bemoeide de vorstin zich dan met de zaak, en hare bemiddeling bracht meer dan eens wonderlijke uitslagen te weeg. Dit onderhoud duurde soms vrij lang, alsof slechts één gedachte de vorsten beheerschte, namelijk de behoeften van hun personeel te kennen en gestadig voor hun welzijn zorg te dragen. Dan, was het personeel zeker, een zekeren en verlichten steun te vin den, die hun voor een nieuw jaar van allen kommer zou ontslaan. Men zette zich dan aan tafel, en het ging er gezellig en huiselijk toe, Avant — eigenaardige bijzonderheid — het banket werd door eenen gaarkok bereid en opgediend. Na de maaltijd was afgeloopen, werden koffie en likeuren opgediend in de prachtige zalen, die gewoonlijk aan de aristocratie voorbehau-den warep. De Koning en de Koningin war.deifca dan opnieuw Joov de groepen ambtenaars en be-dienden. Hetgesprek nain eene andere wending. De vorsten zpcbten bunne oude dienstboden op en reikten hun eereteekens uit. Het verleden werd terug opgeroepen, met zijnen sleep van droeve en vroolijke herinneringen ; en men nam van elkaar afscheid, gekikkig en opgebeurd, wijl men met blij gemoed eu betrouvvensvol, hei jaar te gemoet zag, dat men was ingetreden. Deze roerende vergadering, waar de prinsen met hun ne dienstlui in nauwe voeling kwamen, en met de geringen als met de grooten der aarde zich ophielden, zal, eilaas ! aanstaande Zaterdag opnieuw nog niet plaats hebben. Maar met welken geestdrift en opgeruimdheid zal, den 1 Januari 19i7, de zegeuvierende koning aan zijn personeel mogen zeggen : « Vrienden, beste Vrienden, ik wensch n welkom, in dit Paleis dat de vijand door zijne tegenwoordigheid bezoe-deld had — en dat de heldenmoed van Belgiô voortaan — en voor altiid — reiner, scbitteren-der en waardiger. van zijn vaderlandsliefde ge-maakt heeft. » J. B, Ter eere van de aan beterhand zijnde Belgische en Franschs soldaten Een groot banket had in den « Cercle du Luxembourg » te Parijs ter eere van de aan beterhand zijnde Belgischeen Fransehe soldaten en de verlofgangers der bezette streken plaats. Onder de genoodigden bemerkte men de hertogin de Vendôme en haren zoon, den hertog de Nemours. De eerwaarde heer kanuraiik Fonssagrives heeft de zuster van onzen Koning verwelkomd en een gekwetste Belgische soldaat heeft haar eene roerende toespraak gehouden. Welgepaste heildronken werden uitgebracht door den heer Clément-Geslin, bestuurder van het Werk van de gereformeerden van den oorlog, en door den heer Charles Benoist, volksver-4egenwoordiger en eerevoorzitter. Een concert, ingeriebt door de geestige artisten van Mevr. Eugenie Buffet, sloot de vergadering, nadat men Brabançonne en Marseillaise had toegejuicht. Alvorens Aran hare genoodigden afscheid te saemen, heeft de hertogin de Vendôme het Zuige-îingengesticlit bezocht, waar de aanminnige wichtjes uit het overweidigd gebied worden verzorgd en vertroeteld. GEESTIG ANTWOORD De minister van oorlog bezocht een dezer dagen een gesticht waar de gekwetste en zieke soldaten hunne verdore pfenezing afwachten. Hij ontmoette daar een , ujen soldaat, met den • glimlach op het wezen, alhoewel hij vreeselijk zijnen toi aan den oorlog had betaald. Ileld van den Yser, hebben de stikgassen hem van een oog beroofd en werd hij door een gra-naatscherfgetroffen in den arm, die moest afgezet worden. Hij spreelct hem aan. — Waar hebt g.j die wonden opgedâan? — Voor Diksmuiden, heer Minister. — Gij gaat ongetwijfeld nu een anderen stieî moeten aanleeren ? — Toch niet, heer Minister. De Moffen hebben mij mijne tong en mijnen kop gelaten. En daar-mee kan ik voort. — Zijt ge misschien advokaat? — Gezworen taalman, heer Minister, ant-woordt glimlachend de soldaat. De minister glimlacht op zijne beurt en drukt den dappere, op wiens borst een eereteeken bionk, stevig de hand. Yoor het Rood-Kruis — Ontvangen 3 fr. 25 van een naamlooze. Eene Yerminkte die verre van treurig is lïet is ons een waar genoegen eenen oorspron-kelijken brief, hier in ons blad weer te geven, van eenen Limburgschen boerenjongen, dien verleden jaar aan den Yser de rechterhand verminkt werd en die, uit dien hoofde gereformeerd zijnde, hier in het Tenuis voor Invalieden van Ste-Adresse enkele-maanden vertoefde'. Op herhaalde aanvraag van zijnentwege en tevens zijnen jongen broeder willende vervoegen, die in Juni laatsleden de Hollandsche grens overstak, om ook soldaat te worden, kreeg hij over een paar weken toelating terug naar het front te gaan, waar ' hij, na zijne aankomst, aan zijne vrienden het voigende schreef. Beste Vrienden, In besten staat van gezondheid hier toega-komen, is het mij eene ware vreugde u onmiddel-Lijk eenige woori5fc:n te kunnen sehrijven. Van den eersten dag af mijiWr aankomst hier, was ik opnieuw in mijnen schik en gansch gewoon. Nu het was een spel toen al de oude vrienden mij weer zagen. Als zij gisteren avond uit de loop* grachten kwamen, liep het blikserasnel van mond tôt mond : Den « das » is hier b en allen kwamen naar mij toege.vlogen en het deed mij oprecht deugd die trouwe wapenbroeders de hand te drukksn. O! wat voelt men zich toch gelukkig op dien geboortegrond. Ik ben lang ia Frankriîk geweesî. jnaar was er niet konteni, ulhoewcl ik er goetl was. Ge weet het nog wel; — ik kloeg dikwijls in Sainte-Adresse niet te kunnen slapen op mijn matras ; doch nu ik weer op het stroo lig, nu i-^ap ik wel !... Het gedaeht dat ik ons duurbaar landeke nog kon nuttig zijn, was hetgeen mij daar kweide. Daar was altijd iets dat mij zegde : « Wat doet gij hier ?... en dan kon ik niets antwoorden... Het was de stem van mijn lief Vaderiand, van 't geboortedorp die mij wenkte. Hoe kan het toch zoo i»iuw aan 't narte iig-gen ?... Nu, gisteren avond dan, als de mannen van de loopgrachten tei'ugkeerden, kwamen zij gansch onkeunelijk de houten barak binnen, Hunne kleeren waren één slijk en modder en toch zagen zij er allen welgernutst uit, want zij hadden den Mof eene ferme rammeling gegeven. Beste vrienden, vandaag ga ik mede werken en zal mijn plichl doen als echte Belg. Ik zal die pinhelmen bi j de eerste gelegenheid eens laten voeien dat ik ze niet mij: iinkerhand zoowel kaa « alleg^en » als met mijn rechter. (Ze zullen za nog duur betti^en, die « sloebers » !). Binnen eenige dagen, zal ik u nog wat nieuws laten wetèn, hoe het h ier verder gaat. Ontvangt, enz. U we vriend, JjEtf. Liederan nit den Herfst JLU Wat deert mij lhans Den zotten dans Der blaeren in de dreven, Wanneer op de aarden schang, In vollen levensbloei, de wapenlieden sneven $ We! klinkt te loor Het org'lend koor Der voog'len in de boomen, Maar hoort gij, lijk ik hoor, Hoe 't krijgslied op den mond de legioenen komen t Nu dieht ik weer, Gelijk weleer, Bij sterreklare nachten, Maar 't is van plicht en eer : O ! 'tis een heldenbard waarop de keet'len wachtenl Er valt een schicht Van 't eeuwig licht In hun geweldige oogen, Dàar 't dorre loover zwicht : Ei ! staan zij pal en wreed, het glansrijk zwaard [getogen ! Nov. 1915, Fritz Franken. 30 December 1915 î Niimmer 206

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De legerbode behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Antwerpen van 1914 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes