De stem uit België

1203 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1918, 24 Mei. De stem uit België. Geraadpleegd op 29 maart 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/736m04233m/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

De Stem uit Belgie Abonnement : S/S voar S maanden. Eubtcriptlon: S/6 for 3 month». Yoor de Vereenigde Bfaten : 80 cts. Yqor Rolland : 1.2fl fl. Voor tfrankTijk. 2 fr.- Yoor de soldâtes: 1/6 of 2 fr. Bureel : 21, RUSSELL SQUARE. LONDON. W.C. VOOR GOD EN VADERLAND. relephonei Muséum 267. 4de. Jaargang, Nr. 36. (Blz. 1955-1962.) Oplage : 10,600. VRIJDAG, MEI 24, 1918. tegistèred at G.P.O. as a Newspaper. 8 blz. 2d. Sehoone Jongens (Zie De Stem, Nr. 35, blz. 1.) ARISTOCRATIE. Hij is een jongen van een smoor-rijke familie. Zijn vader is een groot-nijveraar met tal van weverijen en spinnerijen. Zijn moeder is van den edeldom en draagt een schoonen Vlaamschen, langen naam, die klinkt als een middeleeuwsche klok, maar in 't moderne Gent op zijn Fransch vvordt geradbraakt tôt een vloek. In vrede-tijd was hij een dandy, een Pariziaan-sche boulevardier in de straten der jVrteveldestad, waar de steenen Vlaamsch spreken omdat zij Vlaamsch zijn. Hij had wat gestudeerd, eigen-lijk niet om iets te weten, iets te zijn | of iets te doen, maar omdat collegé-I loopen van toen tôt twintig jaar be-j hoorde tôt de traditie van de familie en de fatsoenlijkheid van den stand. Nu schoof hij als vanzelf in de bedie-ning van zijn vader en zou, juist door 't feit van zijn bestaan, de grootnij-verheid voortzetten in de familie, zonder veel lâst, zonder veel brein. Hij was fatsoenlijk ommentom en gema-nierd. Met een afgemeten, christe-lijkheid voor zich zelf, en zooveel jaar-lijksche aalmoezen voor anderen zou hij door 't leven gegaan zijn zonder ooit het leven te zien of te kennen, zonder ooit zelf te leven, levende een heereleven achter de gordijnen van een heerenhuis, soms verveeld van niets te doen, zeker van zijn inkomen, uker ook op tijd en stond om een politieke waardigheid, als de rijke zoon van zijn rijken vader. Vader en moeder op tijd en stond zouden zorgen voor een vrouw voor hem, een fatsoen-lijke vrouw uit de hoogere burgerwe-reld, liefst de dochter van een "associé." Daarna zou hij die vrouw geern zien, in fatsoenlijkheid, en kinders kweeken. Veel kwaad zou hij nooit gedaan hebben, ook geen goed. Voor de menschen zou hij van ver juist goed genoeg geweest zijn om de ver-eischte maat van populariteit te bewa-ren, en voor God zou hij juist genoeg gedaan hebben om in den hemel te geraken. Kortom, hij yvas een aristo-craat. Als de oorlog uitbrak, vrijwil-ligde hij ook, omdat de zoons van zijn vaders associés ook vrijwilligden en omdat dit nu eenmaal fatsoenlijk was. Zijne ouders hadden hem liefst bij de I gidsen ofde grenadiers gekregen,ofwel I bij de automobilisten, dat paste aan I zijn opvoeding, maar met dien plotsen ■ aftocht uit Antwerpen was alleS over- ■ hoop geworpen en dat was geen tijd I van voorspraak. Na veel zwerven en ■ dretsen was hij bij de lanciers aange-I land en werd een flinke ruiter. In 't ■ begin had hij schrikkelijk geleden, ■ niet van de oorlogsmiseries zelf, dat I «'as eerder bezigheid en afleiding, ■ maar van de alleenigheid, midden die ■ woeste en driestige lanciers die maar ■ een hart hebben voor wie met zijn hart H ziet. Hij had in zijn vrije uren alleen ■ geslenterd. Jongens van zijn stand ■ hadden al een hoogere bediening, en ■ naten. Maar hij stond daar zonder Bmitiatief, zonder durf, en fijnaards I scheerden 't gras van voof zijn voeten I tveg. Jongens van lageren stand voel- ■ den dat hij een heerejongen was en I lieten hem staan. Dan kuischte en I kamde hij zijn paard dat 't blonk, dag ■ op dag, en kuischte zelf de paarden I van anderen, om bezig te zijn, en er ■ waren er die hem als een simpelaar ■ aanzagen. Hij stond daar voor 't le- ■ ven met heel zijn fortuin en heel zijn ■ opvoeding en hij wist niet wat gedaan. ■ "Dan heb ik wrok gevoeld en verbitte- ■ ring, en ik schreef het aan onkels en ■ 'anten van mij die er niets van ver- ■ stonden, peisden dat ik honger leed, ■ sn mij pakskens met suikergepeuzel ■ opzonden. Ik gaf al dat suikergoed ■ aan de schoolkinderen, 'k had er zelf ■ niet durven van proeven uit schaamte ■ *oor de lanciers die met hun wreede ■ Puidevladers zware stuiten sneden van ■ (ien broodkant en met vet besmeerden. 1 Moest ik beteren kost hebben dan zij : ■ Ik was toch maaj soldaat lijk zij.' I«n zekeren dag, toen zijn regimen! Ij>j> ruste lag langs de kust, ontmoette MMj een viertal stroppen met hun poli ■ 'iemuts scheef op hun streuvelkop. Zi. ■ j-rkenden hem—hij was de zoon var ■ "un fabriekbaas—■en kwamen op hen toe, en gaven hem een fellen duw van een handgreep dat 't pijn deed, maar zoo broederlijk. Dit was zijn eerste bewust liefdegevoel, 't zou zijn groot-ste levensgevoel blijven. Die jongens waren fier om 't gezelschap van den zoon van hunnen rijken patroon, dien zij altijd, maar met vrees, hadden ge- dachten op hun moeder, lijk hij op zijn moeder dacht, hoe zij Gent van ver, nu zoo schoon zagen en hun dage-lijksch fabriekwerk zoo vredezaam en zoo gelukkig, hoe de oorlog wreed was voor hen en hoe hun miserie groot was met hunne kleine soldij en hun nood aan ailes, en meer nog, hij hoorde hun LOURDES. Het breed geluk, de vreugde SGhreiensteer, Wanneer de mannen uit den oorlog komen, En na de zegetochten, keeren weer In de eigen streek, en zien alree der boomen Looveren-voorhang langs het vaderhuis ; Wanneer hun stappen staan in de oude wegen Naar kerk en toren die van klokken dreunt— De kinderen en vrouwen gaan hen tegen, En vader, grijzer, op zijn stok geleund ; Wanneer ze aan moeders borst hun vreugde snikken, En tillen 't kleinste zwijgend, aan hun hart ; Zielsdiep in de oogen der getrouwe blikken, Die bleeker is en schooner, na de smart :— Die overvolheid van geluk en dank, Eer nog de dag des wederziens mocht dagen, Heeft mijn arm hart, van veel ellende krank, Een onvergeetbaar oogenblik gedragen !— * # * De wagen rende door vreemd heuvelland, Vreemd klonken namen langs de vlucht der steden, Tôt aan den einder stond een blauwe wand Van bergen, waar de wolken aan vergleden. Ik zag ze nooit de zonnige vallei, De kleine stad met doolhof nauwer straten, En toch ik schreed er weifelloos en vrij, Waande bekend den glimlach der gelaten. Verrees ze niet als uit mijn verste jeugd, De blanke basiliek op gouden luchten ? Ik stond als een wien 't oude landschap heugt Voor 't gloeien der gebergten, de geduchten. Maar trad ik onder slanke bogen door,— Zoel draalde 't avonduur uit schemeroorden— En vond de rots die droeg heur blanke gloor : Mijn heil was van een kind dat Moeder noodde ! * * « Ik had u, Moeder, rusteloos gezocht Van kindsbeen af in kinderlijke beden ; Den strijd der strijdbre jonglingsscharen vocht Ik veilig door, wijl Gij hadt meegestreden ; Ge waart mijn troost en bleeke glimmelach In trage kwaal en winterdroef verkwijnen : En wen ik nieuwe lente kende, en zag Uw schoonheid in mijn glanzend woord weerschijnen : Ile wist uw oogen op mijn vroede vlijt. Doch waart ge nooit zoo nader, of u groetten Mijn bede en zang in ongenaakbaar licht,— Ei hier,—ik lei mijn voorhoofd op uw voeten,— Staarde me zalig aan uw aangezicht. Hier hoefde klank gekeurd noch woord gesproken ; Mijn ziel bloeide open als een bloem : ze kent Alleen den lof, den dank van zoetste roken, En blijft der zonne roerloos toegewend... Zooals een sluier duistert om de dingen Voor 't oog dat bloot de zon heeft aangestaard, Zal, om dat uur van licht, mijn blikken dwingen Geen schoonheid, schaduwvaler, van deze aard. Want om één stonde, tintelend doordrongen, Volschoone, van uw ware aanwezigheid, Heeft heerlijk heimwee in me na-gezongen, Waarvan mijn hert zich nimmer meer bevrijdt, Met stiller vlam zal branden mijn verlangen, Naar-eindelijken weerkeer uit den slag, Wijl 't diep geluk, de jubel van dien dag Alree dit hart, het kranke, hield bevangen... Augustus 17. Hilarion Thans, O.F.M. eerbiedigd. En 't bijzonderste was dat die jongens waren lijk hij zelf was Zij zegden zij in plat Vlaamsch wa hij gewoon was te zeggen in schoo: Fransch. Zij gingen een pintje pak ken en door de gemoedelijkheid di 1 opborrelde, kreeg hij voor de eerst 1 maal, een kijk in de werkmanszie 1 Hij leërde hoe die jongens, vol liefdt , blij geschater over dat ailes, omdat zi . nu toch goed gezeten waren als in dei t goeden inval van 't Pierstraatje t< i Gent. Het was voor hem eene open - baring. Er kon dus iets gedaan wor e den, er moest iets gedaan worden. Hi e zou iets doen voor de eerste maal ii . zijn leven, de jongens uit zijn vader fabriek op 't front helpen. Hij voeld liefde, hij had dus liefde; en gaf voile liefde van meet af en hij kende Vlaamsch. Zoo vertelde hij mij wat hij zelf noemde, zijn bekeering^ en "ife kreeg ik lijk andere oogen, en zag ailes in een ander licht, en de oogen van de jongens keken in de mijne, met zacht betrouwen en zoeten dank, en fierheid om het kameraadschap. Ik help ze#met mijn geld, met bladen, bneven, verloven. Na de kerk zien we meest malkaar en zoo heb ik ver-nomen dat er een sociale kwestie is, en dat ik niet enkel moet meedoen, maar voordoen." We hadden het ver-der over démocratie, dat de rijken en de grooten moeten naar de kleinen gaan, met de aristocratie van hun ziel. En we zegden dat niet al de demo-craten zielaristocraten waren, maar dat echte zielaristocraten noodzakelijk democraten worden, en dat we naar 't volk moeten gaan, eerst naar zijn ziel, met heel onze ziel. En voor hij vertrok, hebben wij beiden langgeke-ken naar het portret van zijn Gentsche stro[Spen, en hij vertelde mij van Vik-ken voor wie hij liefdebrieven schreef, van Joost die hem kwam zijn biechte voorbiechten, om te weten of dat zoo in den haak was, van den Witten die den aalmoezenier liet van zijn paard tuimelen, van Nanden die tegen zijn kapper liep, halfdronken en Fransch begon te stameren ; van Kippe die altijd over van Artevelde raasde, enz., van al die jongens die hij als sehoone telgen bewonderde, zonder dat zij zelf wisten hoe schoon zij waren in hunne onfatsoenlijke natuurlijkheid. EEN PATERKE. Houtemager, maar sterkgespierd, klein van gestalte. Een ascetiek aangezicht, bleek en doorschijnend, nog baardeloos, maar met een paar oogen lijk sparken vuur. Hij komt uit de Limburgsche Kempen, uit het stille dorp, achter de mastentoppen, in de eenzame heidevlakte. Hij heeft zijn Kempen hartstochtelijk lief, en met recht. Wat zou er van Vlaanderens oerziel geworden, bleven de Kempen niet ongedeerd, nu West-Vlaanderen verwoest ligt, geplunderd, uiteengera-feld naar lichaam en ziel. Hij is een frater uit een kloosterorde, op weg naar het heilig priesterschap, en als zoodanig in het leger ziekedrager, en heel dikwijls zakjesdrager. In zoover ik raden kan, moet zijn kloosterroe-ping, met den dauw van Godsgenade en moeders bede en zegen, in hem zijn opgebloesemd, als van zelf lijk de roos bloeit op den iozelaar en de lelie uit de leliestengel. In de kerkelijk-kloos-terlijke plechtigheden zal hij stappen lijk de maagden in de hemelliturgie het Lam volgen, al zingen "heilig, heilig, driemaal heilig." En de brand naar actief apostelschap en de geest-drift van 't bedrijvig studentenleven, zal gedempt liggen onder het streven naar zelfverloochening, lijk al zijn jon-gelingsschoonheid is omgehuld met de ruige paterspij van boetvaardigheid en inwendig leven. Want in de klooster-panden lag zijn jeugd begraven als het zaadje ; de uitwendige mensch ont-vleeschd tôt d«n inwendigen mensch; want wie later, als kloosterling het menschenveld doorreizen wil in Gods dienst, moet steeds 't klooster in zijn ziele dragen en om de ziel zelf tôt een kloosterpand te maken moet hij in jeugdtijd, de grondvesten .leggen. Door den oorlog werd hij, zoo plots, op 't menschenveld geworpen, als een bloot vogeltje uit 't nestje. De mannen heeten hem paterke, omdat hij zoo klein is en zoo goed, maar elk ducht hem want er steekt een vierkantigheid van wil, en een keikoppigheid van durf, in dat bovenaardsch wezen. Hij heeft al de oorlogsdagen medege-maakt, eerst in zijn paterskleed, in die eerste dagen van geestdriftigen hel-denmoed, toen de jongens zijn roze-kransbeiers vastgrepen tôt bescherming en almaardoor wees-gegroetjes nazeg-den, terwijl de loopgrachten werden j stukgeschoten. Nu is hij in khaki lijk i iedereen, en de jongens voelen dat er ; iets eigenaardigs en mvstisch verdwe-nen is. Hij leeft tusschen de jongens - gemeenzaarn maar nooit gemeen. Maar j ook die jongens kennen nu nog niet î die oneindige liefde die de harten ver-s teert van zooveel ziekedragers, want e die jongens weten zoo bitter weinig af

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De stem uit België behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Londen van 1916 tot 1919.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes