De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad

1817 0
26 augustus 1915
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 26 Augustus. De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad. Geraadpleegd op 19 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/vm42r3q84q/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

WÔI oancueircsois, ;so AHSUSÏMBMS Cî^sut DE VLAAMSCHE STEM m volk zal niet vergaan! ALGEMEEN BELGISCH DÂGBLAD Eendracht maakt macht REDACT1E- EH ADCAI»lSTRfiTIEBURE£LEH : KALVERSTRAAT 64, bovenhuis, AMSTERDAM. Telofoon No. 9922 Koord. Onder leiding van RENE DE CLERCQ en Dr. A. JACOB. * a.jjuiuiu:uùi>j.uia.viuu vwvjj.ixxLucLa.uxig;: voor i\eaenana per jaar gia. o.ou — per kwartaal gld. 1.75 — per maand gld. 0.75. Voor België, Engeland, Frankryk en andere landen dezelfde prû'zen, met verhooging van verzendingskosten (2yt cent per nummer), A DVERTENTIES : 20 Cent per regel. *- Mime Rule voor Viaanderen en het Bcigisch-Nederl. Verbond. m Neclerlandsehe schrijver G. van o a 11 e n schreef aan een der leiders van 0 blad den volgenden merkwaardigen ^Sche venin go n, 21 Aug. 1915. W'aanle Heer De Glercq, get standpunt van den Hr. De Swarte kan lôyaal zijn, dat van u en Dr. Jitob is rationeel en getuigt van een «iver, eerlijk inzicht. 80 jaar lang zijn de flsmiogen achteruitgesteld en deze achter-,jjd kan niet op gewone wijze worden taêhsâH. Viaanderen moet zicli thans naar ,»à aard ontwikkelen, als welbewust zelf-Inik tel van België. ' Het" tegenwoordig inzicht van Mr. De (nrtec.s. lijkt me sentimenteel, niet zake-fj Wanneer met de eventueele vrede jet t-egelijk de sclieiding plaats heeft, iirita °er vijftig jaren en mogelijk meer, ^delcos en roekeloos verkwist. Want eens ,7jet toch moeten rjebeuren. Beter dan dit ds Duitschers het bedingen is het dat j. Vlamingen het eischen en de Regeering Itï uit zichzelf toestaat. Eerst als Vlaa?" derea aufeonoom zal zijn, kan het zich in vereeni^ing met het zuidelijk deel van Btliië op volledïge wijze ontwikkelen. Wij Nederlanders hebben ons tôt dusverre drikt «ehouden buiten de binnenlandsche K-wjenheden van België. rijn vele Vlaamsche vrienden hebben mij persoonlijk tsakeen verwijt er van gemaakt. Ze wezen n er op wat Frankrijk deed offi de Iatijnsche invloed te versterken; ze zagen lit van den Nederlânder aan als een zekere oitwogonheid, doch zoo was het niet. We «ilden alleen strikt zuiver blijven, enkel de lud drakken die ons werd tcegereikt, mendschap aanvaarden, hulp verleenen TOt dit werd gevraagd ; we wilden ons Rtn partij stellen en geen eigen belangen jjnen. î>eze zuivere, onafg-ebroken hou-ding van 80 lange jaren geeft ons, meen ik, n een bescheiden recht, • zonder van eemg (ijcn belang verdacht te kunnen worden, van ons inzicht thans te getuigen : Het iou een verknoeiing zijn van d" al-lîibeats jaren, als na den vrede, de Vlaam-s'ns strijd opnieuw moest worden gestre-èn: Dan moet er gewerkt worden tôt vol-Idijo lieropbouw. Geen valsch cevoelsbe-pip dus,-geen.. frazcn ! Viaanderen kan al-gelukkig zijn als het z:clizelf wordt. Ook dan alîeen ekonomisch en geestlijk Itîtk ivorden ! Ik herinner hier aan de norden van mijn leermeester eu vriend lijlen J. de Koo. d-e in zijn weekblad ,,De AKKrdammer ' toen er sprake Tam van kï Belgisch-Nederlandsch verbond de ge-Jeukwaardige woorden schreef, dat Neder-Isnd enkel daartoe zou kunnen overgaan als Mu Viaanderen volkomen zelfbeatuur werd to^estaan. "Wellicht is het goed als u in de îrchieven van 't weekblad dezo artike;en-reeks eens naslaat. Ge znlt er oen sterke ("un in vinden. Ik schrijf dit laatste. oni-dlt rnr. Bnilez in uw laatste nommer een ifWep tôt ons, Nederlanders, -icht. Het groet Uwe G. VAN HULZEN. « Eî Vlsamse Strijil. Pc vijftien cerstc Jarcti. (1836—1851.) Vervolg van nr. 192. Iatusschcn had het optreden van de Antwer-psiars en de vollodige overwinning door lien tï ;aald, ook elders geestdrift en bezieling ge-r'h: ,,Wy hop en", schreef de ,,Gazette van Gond",' „dat het voorbeeld va.n Antwerpen *cldadiglyk op geheel vîaemsch Belgien zal ffrken, en dat 'er in Vlaenderen zich insge-?-'yks comités zullen vormen om het natio-îiîl grondbeginsel in zyn. gelieel te doen tteepralen." Maar deze hoopvolle verwachtin-zouden vooreerst niet in vervulling gaan ; tijd daartoe was nog niet gekomen en het nationale bewustzijn niet algemeen en leren-•iig genoeg ontwaakt. , Zeîfs to Antwerpen waren de eerstvolgenae iwen in dit opzicht slappe jaren. Nog in 1844 het in een plaatselik blad : ,,Wy beken-sen dat de vreedzame Vlamingen. zich nog niet Tce! met kiezingen bemoeid hebben" ; maar toders klinkt tocli wat er dadelik op volgt: n- doch wie leeft zal zien — er is een maet TW)r ailes en dus ook voor de fransclidolheid." Eerst een vol jaar later zou de Vlaamse ^eging, nogmaals te Antwerpen, tôt police daden overgaan. Bij de verkiezingèn voor ^ Gemeenteraad in Oktober 1845 traden de -U a 11 h y s s e n s, een bekend Vlaams-geziride, en de koopman Van Stratnm ^ Vlaamse kandidaten op. Warm werden wido kandidaturen door liet ,,Handelsblad" ^nbsvolen, echter zonder goede uitslag : noch Jatthyssens, nocli Van Stratum werden ge-ïozoaMerkwaardig en kenschetsend tevens voor 113 geest van do Vlaamse Beweging in de *^6 jaren na haar ontstaan, was liet stand-m door Matthyssens en Van Stratum in. ^omen, Qp een treffende wijze maakt een Tefttiezplngsrijmpje er ons mee bekend ; Burgers van de beide wyken, werweegt dan tocli eens goed Wat gy met tiw stembiljetten Op den dag. der kiezing doet. Luistert naer geen katholieken, «venmin naer Liberael, «oort naer 't algemeen belangen, Ea beliaelt de zegeprael. ,^6 Vlaamse kandidaten traden dus buiten I)rirtijscliappcn op. Tegenover liet partij-^ ^.stelden zij het volksbelang: de politieke '• 'eling tussen de bestaande partijen ltry^ ziJ „eenea voor het land nutteloozen in"Tid,erJ.hefc ein(3verdrag met Holland woedde ^ de partijgeest weer zo iheftig als ooit te niouwe riik eindelik op heoto- JWtog berusttte, leefde do oude tegen-' - Tan liberp.al ç>n kat-oliek» dije in de gemeenschappelike 6trijd tegen liet Noorden op de achtea-grond was gebleven, met ver-dubbelde kracht weer op. Het ging tans om de vraag aan wie, aan.de Staat dan wel aan | de Kerk, de leiding in het land behoren zou. Toch had zich tussen beide uitersten ëen gematigd element gehandliaafd en leefde de geest van de oude Unie in een soort van nationale middenpartij nog voort. De liberale minister Sylvain van de Wever en de jeugdige katolieke afgevaardigde Pierre de Decker waren er, in 1845, de voornaamste woordvoerders van. Het optreden van Matthyssens en Van Stratum te Antwerpen bete-kende de aansluiting van de Vlaamse Bewe-' ging bij dezo nationale richting. Herhaaldelik was reeds van Vlaamsgezinde zijde gewezen op de onvruchtbaarheid van de partijtwisten die het land verdeelden, en werd de partijzucht gebrandmerkt als een hinderpaal voor het be-hartigen van de ware belangen van het volk. ,,lk bezweer u-, landgenooten", had Conscience in 1844 uitgeroepen, ,,bederft onze schoone zaek niet door partyzucht, vertraegt onze we-dereisclling (er) niet door...." En het Kuiist-en Letier-blad van zijn kant schreef: „Voor ons is het slechts een halve Vlaming, hij die de belangen des gemeenen Vaderlands niet zwaer genoeg acht om in de schael van zyno genegenheid op te wegen tegen eene andere staetkundige gezindheid". Evenzo was het dagblad Vîaemsch België buiten aile par-tijgeest opgericht, ,,om liet Vlaemsche^ vader-land tegen zyno vyanden te verdedigen en zyne miskende regten terug te eischen... Waorom dan eischt men van Vîaemsch Belqië dat het catholyk of liberael zy? Laet het Vîaemsch en vaderlandsch blyven; dat het onze tegenstrevers trefie waer zy zich bevin-den en zyne' zending vervulle met eene geest, welke welwillend zy voor allen, behalven voor hen die het bederf over onzen geboortegrond spreiden". In de kringen van de Vlaamse Beweging, waar dus do bodem zoo uitnemend was voor-bereid, moest het streven naar het vormen van een nationaal centrum wel instemming vinden. Bovendien toonden Van de -W eyer en De Decker zich Vlaamsgezind. Grote verwachtingen koesterde men dan ook van een partij, ,,dio de groote belangen des gemeenen : vaderlands zoude bewaken.... (en) tusschen aile groote beraedslagingcn, de eer en den roem des vaderlands (als eene lichtbaek) plaetsen 1 zoude". Van haar mocht men aannemen, wat men van de partyschappen vergeefs had ge-hoopt, dat zij ,,den oisch der vlaemsche weer-digheid" recht laten wedervaren zou. ,,Eens dat die nationale geest in de kamers zou be-ginnen te lieerschen", schreef Conscience, ,,zou liy overgaen tôt de provinciale en gemeente-raden en dan zouden wy wolhaest de echt na-tioaale govoelens zien herleven. De openbare geest zou zich verheffen, en misschien zouden wy Mnnen korten tyd herwinnen wat wy in vaderlandsliefde en volksdommelykheid hebben verloren". Intussen was liet jaar 1847 genaderd. Ka-tolieken en liberalen maak^en zich op tôt een beslis&ende strijd. Evenmin lieten de Vlaams-gezinden, zo te Antwerpen als te Gent, zioli onbetuigd. Bij de Kamerverkiezingen in de maand Junie steunden Conscience en do zijnen de candidatuur van Ed. Co g e 1 s, die had ver-klaard, „dat hy geen candidaat wil(de) zyn van eene partyscliap, daer hy geen vertegen-woordiger eener gezindlieid wil(de) wezen, maer wel de vertegenwoordiger van het volk in hte algemeen... en in aile geval wil(de) vry zyn om volgens zyn geweten en den eisch der belangen van het land te handelen". Bijzaak was voor hen het fei.t, dat de naa-m Cogels voorkwam op de katolieke lijst. Deze verkiezingstrijd werd te Antwerpen met ougehoorde verbittering gevoerd. Voor de eer-ste maal vonden hier de Vlaamsgezinden geestverwanten onder hun tegenstanders. Open-lik bleek dat de meningen over de taktiek die de Vlaamse Beweging moest volgen niet langer meer overeenstemden: Van Ker.ck-hoven, V e r s p r ee u w e n, Rosse el s, N ijs e.a. scheidden zich vaVi de nationale richting af, en bewerkten naderhand dat de ,,0hjf-tak" gans in liberale zm oversloeg ien Conscience, Do Laet en "V leeschou-w e r uit dit genootschap geweerd werden. Het standpunt van de z.g.n. ,,dissidenten" vindt men ontwikkeld in Van Kerckhoven's brochure De Vlaemsche Beweging, een Woord a,en het Publie!? en acn de Vlaemsche Schry-vers (Juny 1847), akmede in een aantal artie-kels verschenen in ,,De Schrobber", een Ant-werps liberaal weekblad, waaraan hij mede-werkte. Volgens hem en zijn vrienden was het louter onzin te pogen ,,een midden tusschen de. twee woedende partyen to zoeken", daar de strijd tussen libéralisme en katolicisme* een noodzakelike strijd was: ,,de twee strekkingen (zyn) van dien aerd, geen derden mededinger in het perk te laten treden ; elk wil overwinnen of sterven." Verkoerd was het voorts te me-nen dat het voor Viaanderen onverschillig was, welke van beide partijen bovendreef : immers, ook de regeringsvorm van een land is een voorname beschavingsfactor. Overigens konden zij niet zoveel meer voelen voor de opvatting van de Vlaamse kultuur die in 1844 de bo-ventoon had, en volgens welke vreemde invloe-den weg moest-en worden gehouden. Dat was een nitine geweest van eng nationalisme: ,,— De echte Vlamingen moeten in dit punt, bree-der te werk gaen! By aile natiën moeten zy gaen leeren en wat goed is, moet op onzen bodem overgebragt en, op eene Vlaemsche icyze ingerichfvoor ons volk ten nutte gesteld worden. De besfhaving is in gene grenspalen van een land beskiten ; zy strekt zich nit over den ganschen aerdbodem. zv werkt overal en hare vruchten zyn van aile landstreken. — Van die waerheid zyn de echte Vlaemsche letterkun-digen overtuigd en hunné poogingen moeten er voortaen nog meer naer gerigt worden. Belgen moeten wy zyn als natie en, als beschaefde lie-den, moeten wy ons den naem van wereldbur- ger weerdig maken ' Om al deze redenen oordeelden %ij dat, in de gegeven omstandighe-den. de liouding van de Vlaamsgezinden niet twijfelachtig kon wezen en liet derhalve liun plicht was de vrijzinnige partij te steunen, daar toch per slot van rekening een gezonde Vlaamse kultuur alleen "met een liberale re-gerinq: denkbaar was. ,,"\Yanne?r vrye borsten ! het roer van den staet zullen in handen heb- ! ben", verzekerde Van Kerekhoven, „zal onze stem beter gehbord worden en men zal j toestaen wat de Vlaming voot het heil van het volk en deszelfs beschaving zal komen yragenJ Daervan hebben wy de innige overtuiging." Zoo duikt dus in deze v^klaringen voor het eerst in de geschiedenis van onze beweging do opvatting op — die eerst met de aktie van Vu y 1 s t e k e verder zou doordringen — de Vlaamse Beweging in wezen een vrijzinnige beweging is, . en als' zodanig liaar toe-komst innifr met die van het Belgiese^ libera-lisme.is' verbonden. In deze overtuiging, on niet uitsluitend uit persoonliken afkeer en haat, heeft- Van Kerekhoven in 1847 partij gekozen tegen Conscience. Van zijn optreden in do politieke strijd dagtekent de eerste splitsing in de rangen van de Vlaamsgezinden. Van Kerekhoven heeft in Viaanderen, waar nog zoveel te doen viel op nationaal geibied en aile beschikbare krachten . eendrachtig moesten samenwerken, de, eendracht verstoord, verbittering "gezaaid, en een spoedige oplossing van de taaikwestié lielpen verhinderen. Lijnrecht in strijd met Van Kerckho-v e n's denkbeelden wae alsnog de wijze van zien van de meerderheid van do Vlaamsgezinden, en dat wel nergens zozeer als te Gent. Hier deed zich vooral de invloed geldën van arts Snellaert, Willem's leerling en vriend, ,,de aenvoerder der zoogenaemde Vlaemsche party" in deze stad. ,,Wa-t men ook zegge", schreef hij, ,,het beginsel, hetwelk Vlaemsçh-België weer tôt zyne vorige gewigtigheid verheffen moet, heeft zyne krachten en zyne baen hervonden. Dit beginsel hangt van geen der staetkundige partyen, die België verdeelen, afA en men moet zoo ligtzinnig zijn als onwe-tend in de zaek om thands nog het tegendeel staende te houdeiî." — Dat men het den voor-6tanders van deze richting niet aan verdacht-makingen van aile aard zou laten ontbreken en liun de meest schaamtelooze aantijgingen niet sparen zou, daarop waren zij voorbereid : ,,Om reden dat wy altoos buiten de staetspar-tyen bleven", lezen wij verder, ,,zelfs daer waer het op 't herkrygen van de regten der , moedertael aankwam, moesten wy beurtelings by^ elkeen verdacht staen, wanneer toeval of neiging de minste toenadering te weeg bragt tusschen Vlaemsche schryvers en personen die eenig politiek aanzien bezitten. Dit zal lang nog zoo blyven en zal nog meer doorschynen, naer mate de Vlaemsche zaek in kracht winnen zal en hare beweging de algemeene aendacht gaende zal maken. Wy mogen ons dus nog niet zoo ligt voor ontslagen rekenen van de by-? namen van oranjist, katholyk, pruisensgezind, zelfs niet van ultraliberael ; want hoe en waer wy de Gallomanie zullen te bestryden hebben, het is niet waerschynlyk dat wy ooit afgezon-derd staen zullen." — En dan volgt deze fiere volzin, die do sleutel is tôt de hele beweging: ,,Maer wat ons niemand ontnemen zal, en waervoor wy ons op het oordecl van het nage-slacht beroepen, is, dat de Vlaemsche beweging onbevangen nationael is, bezorgd, voor het wel-zyn van het geheel, voor de.zedelyke opvoeding, de veredeling van gantsch het volk." Dr. A. JACOB. (Wordt vervolcfd.) —■ • ■ ■ »—ta ■ 0 ■ — Twee Gedichten door René de Clercq. i. Daar zwlerf een verstootellng. Daar zwierf ©en verstoot-eling, krank, alleen. Slechts iets had hij nog met de menschen gemeen : Dat was zijn klagende zieletolk, De taal zijner rnoeder, het lied van zijn volk. Maar do rijio, die wel zijn deel in de zon, Maar zijn tong en zijn hart niet stelen kon, Die zich schaamde om een broeder dien hij had verarmd, En niet hooren wou hoe de ellende karmt, Verhaastte zijn stap tôt zijn trotschen gebuur, Ontleende diens taal en betaalde ze du'ur. Dan deed hij zijn koperen deuren op slot, At lustig, zong vroolijk en dankte <jod. Toen nu de arme voorbij zijn woning kwam, En die vreugdige vroemde spraak vernam, Toen kreesch hij, en dacht aan gebrek noch brood : Zij God barmhartig, mijn broeder is dood. II. Als een sterke man. Als een sterke man die vol trôtsche vreugd Veel kindren zag gaan uit de kracht • van zijn jeugd, En plots, om een krankheid, een ongeluk, Zijn bloeienden heerschstaf, geknakt tôt een kruk, Onder de okselkens schuift van een kreuple uit zijn kroost, Hij aait het wel dubbel dat kind, en troost, Maar hij snikt op zijn bed en wenscht in zijn hart Dat schepselken ongeboren — Smart! Zoo lijdt nu de Dichter, hij, stout van stap, Om den treurigen gang van ons jongeling- ! schap. Zijn liefde groeit, arm volk, met uw nood, En hij wenscht in zijn hart u groot of dood. O VÎaanderland, daar is schuld in uw schand, Des grijpt die u liefheeft den geesel ter handj En slaat u, en slaat zich terzelf der tijd, Als een vader doet die zijn kind kastijdt» Oorlogsgepeinzen. (Vervolg van Nr. 197.) Voor enkele d-agen nog stonden ze, wijd verstrooid over verre streken, elk op zijn eigen vertrouwde plaats, rustig en genoeg-lijK in 't dagelijksch leven, vriendelijk en welwillend jegens bekenden en onbekenden, en nu zijn ze ginder, met duizenden, naast en tegenover elkaar, en ^gehieten op elkaar en doorsteken elkaar. Ze weten niet eens malkanders naam, de eene weet niet wat de andere hem misdaan heeft en toch stort de een als een razende op den ander. en ver-minkt, en vermorzelt, zonder gena. En waarom, waarom? Die vraag stel ik telkens weer. Een opgewonden Servische vlegel, nog niet droog achter de ooren, schiet een kroonprins dood, een handjevol vorsten en groote ha-nzen, die zich diplomaten noemèn, beslissen, dat die misdaad moet gewroken worden door een algemeenen menschen-moord, dien ze oorlog heetex, en ziedaar, daarom vallen honderdduizonden gewapen-den, geen Oostenrijkers, maar Duitschers, niet in Servië, maar in België, in een land ' dat met de heele zaak niet het gei'ingste te maken heeft, dat niemand een stroo in <jlen weg heeft gelegd, dat maar één verlaugen heeft: stil en tevr^den op zijn eigen grond-gebied voort te leven. Hoe rijmt men dat te zaani? 't Is om 't verstand te verliezen. Ik staar wezenloos naar het zuide-n,. waar steeds nieuwe rookwolken opwentelen uit de brandende huizen van onschuldige burgers, waar voorzeker ook onschuldige burgers aan 't bloeden zijn, nu op dit oogenblik, terwijl ik hier zit, onder de handen van wijn- en brooddronken, ve'rwilde^de Duit- ' sche krijgers. Ik voel een toorn in me groeien tegen aile aanstichters, bekonke- ' laars en bedisselaars van dezen oorlog, te- ' gen de vergulde machthebbers, die toch ook , maar menschen zijn maar met de volken wanen te mogen spelen als met stukken vee 1 dat men willekeurig versjachert en slacht, die hun kleine familieruzietjes,' stinkend van trots en afgunst, laffelijk laten uitvech-•ten door hun al te gedweeë ,,onderdanen". Al mijn Christëndom moet ik met beide , handen bijeenscharrelen om ze niet hart-grondig te haten, en allen te zamen in een kokenden pekketel te* wenschen. Want ze zondigen wraakroepend en ten doode, tegen i God en de menschheid, tegen rechtvaardig-heid, barmhartigheid en liefde, tegen al wat goed en edel en schoon is, zelfs tegen den blauwen, zonnigen zomerhemel en de kleuren-, loover- en vruchtenrijke aarde, die ze bezoedelen en schenden met hun bot yerwoestingsgeweld. Ik word afgeleid van mijn wrokkend ge-mijmer door een man, die de hoogte komt opgekuierd en mij groet in Limburgsch plat, 't Blijkt dat hij Meersenaar is, ver-vaardiger van kerkramen, en hij is hierheen gekomen om te kijken naar het oorlogstoo-neel. Hij heeft daarvoor een verrekijker meegebracht, dien hij zorgvuldig uit zijn koker haalt en losschroeft, en waardoor hij me goedgunstig laat turen naar de verschil-lende Wàalsche grensdorpén, die hij op-noemt en beter kent dan ik. Ik werd echter met zijn glas niet wijzer dan met mijn bloote , oog. Ailes wat ik ontdek is rook en traag deinende waziglieid. Daar wordt mijn man onder 't praten gewaar, dat ik in België thuis hoor. Hij richt zich plotseling op — eerst heeft hij naast mij gezeten in 't gras — en schudt mij heftig de hand en betuigt mij met ontroerde stem zijn deelneming. Die opwelling van blijkbaar oprechte genegenheid doet me weldadig aan. Maar, maar — de goeie man schijnt te meenen, dat hij met mij, den Belg, dierit ïYanschTte praten, of misschien wil hij alleen, uit goed bedcel-den verbro&deringszin en uit louter hulp-vaardigheid, mij tegemoetkomen met het beetje Fransch dat hij op zijn werkrondo heeft opgeraapt en dat immers, voor al de buitenlanders, ook voor de meeste Neder- ■ landers, de nationale taal is der Belgen. Hoe 'tzij, zijn Fransch, maakt'me wreve-lig en roept nimmer doode gedachten en ge-voeleais in me wakker. Al het leed der Vlamingen schrijnt opnieuw in mijn gemoed. Ik herinner me dat ik, voor een paar weken nog de bestuurlijke • scheiding van Viaanderen en Wellonië heb- i bepleit, als zijnde het eenige afdoende mid- j del om eindelijk vrij te komen uit al de geestelijke ellende en den stoffelijken nood, die ofs drukt en stikt sedert het bestaan van ,,België": verfransching van 't be-stuur, verfransching van 't leger, verfransching van 't gerecht, verfransching van 't onderwijs, verfransching van al wat I verfranschbaar is, met al de treurige gevol-gen ervan: achterafstelling der Vlamingen als tweederangsburgers, belemmering van den natuurlijken groei der Vlaamsche volkskracht en der Vlaamsche beschaving. Dat ailes herdenkend, komt heel mijn ziel in verzet tegen zooveel smadelijk onrecht, I zooveel duldelooze vemedering en het wordt 1 me klaar bewust — men mag he.t afschuwe-| lijk onvaderlandsch vinden, maar het is ! wââr — dat de oorlog, die ginder woedt, mij niet trèft als woedende in mijn bloed-eigen vaderland, tegen mijn bloedeigen volk, maar slechts als een algemeen-men-schelijk verschijnsel, dat me even dro.evig. zou stemmen als ik het waarnam in Italië of Spanje. Ame belge, ge zijt nog niet in mij gevaren. Voor mijn persoonlijk bewust-zijn zijt ge nog altoos een sprookje, een ver-dichtsel, een verzinsel. Bestaat ge wel wer-kelijk ? Ik weet het niet. Ik heb geen kijk op andermans ziel. Ik verbeeld me. dat uw bestaan maar voorgewend wordt door hen, die belang hebben bij uw bestaan, bij ver-franschte Vlamingen en dergelijken. Ik weet alleen dat de ,,âme belge", met ailes wat tôt den papieren staat ,,België'.' be-hoort, aan Viaanderen weinig goeds heeft gebracht, en ik bedenk, dat, als er nu een onafhankelijk Viaanderen naast een onaf-hankelijk Wallonië be&tond, Viaanderen voor de rampen van dezen oorlog gespaard-kon blijven, want dan had Duitschland aan een doorbraak door de Waalsche gewesten genoeg en zou het waarschijnlijk Viaanderen e venais Neder land ongemoedd laten. Ter-w.0. nu... ik durf er niet aan denken. Daar-ginds verricht het. Duitsch geschut zijn moordend wçrk en ik weet alvast dat de meerderheid van 't ,,belgisch" leger bestaat uit in 't Fransch gedrilde en gekceje-neerde Vlaamsche jongens, en hoever, • na een gebeurlijke verovering van Luik, de Duitsche overmacht zal doordringen, of ze. ook naar Vlaanderens hart zal grijpen, blijft nu een beklemmende onzekerheid vol dreigingen. JOZEF DE COCK. (Wordt vervolffd.) DE KWÂDEN ZEN BENEÊM DE TRANSEH DE LEEUWEN DANSEN! -"s?elle. KLEINE KRONIEK Kern. Zijn wat men is, in den volsten zin des voords, is voor elken denkenden man oorzake an grootheid en fierheid. ALBRECHT RODENBACH. Vlaamsch Leven in de Veresnlgde Staten. ,,De Volksstem" uit Moline schrijft: De nieuwe Vlaamsche sociëteit, de Vrien-lenkring van Moline, geniet thans een onge-îoorden bijval. Een ledental van boven de 2000 eden in eenige weken tijds' is zeker iets dat ;etuigt van vooruitgang. Naasten Zondag volksfeest of picnic voor le leden van de Belgische muziekmaatschappij. Dat het aldaar Belgen zal regenen, zal ieder-ïen genoeg zien die oogen heeft. Aile Belgen ran Moline zijn van nu af reeds opgevoerd. De Golf van Riga. De Golf van Riga, waar liet in den laatsten tijd îerhaaldelijk tôt gevechten tusschen Duitsche în Russische strijdkrachten gekomen is, wordt ^an de open Oostzee door twee groote eilanden Desel en Dago, alsmede een aantal kleinere iilanden, gescheiden. De zuidelijke uitgang naar de Oostzee is de seeëngte van Domesnàs, zoo geheeten naar de niterste noordelijke spits van Koerland. De îoorcjelijko uitgang is de doorvaart tusschen jeide genoemde eilanden en de kust van Esth-land. Deze voert westelijk van de Russische Dorlogshaven Reval aan de Finsche Golf. In de noordelijke doorvaart liggen de eilan-:len Moon en Worms. Zij heet Moon Sund, ïvordt echter in haar zuidelijk gedeelte ook Sroote Sund. De Duitsche vaartuigen scliijnen door de 5traat van Domesnas in de Golf van Riga bin-aengedrongen te zijn, nadat zij de uitgebreide irersperringen uit den weg geruimd hadden, lie door de Russen juist bij den ingang, welke îet diclitst bij Duitschland ligt, varcn aange-jracht.Bij het jongste gevecht verden aan beide sijden verliezen geleden. De Emir Bucharski dasse der Russische torpedoboot-flotille, waar-,-an volgens een Duitsch officieel bericht een >chip vernietigd werd, omvat vier booten uit Je jaren 1904 en 1905. De kanonneerboot Siwoutch, van wier ondergang in een commu-liqué van den Russischen marinestaf melding gemaakt wordt, is van het jaar 1906. De boot îad een waterverplaatsing van 890 ton, een snelheid van 12 knoop en was gewapend met ;wee 12 c.M. kanonnen en vier 7£ c.M. kanon-aen. De bemanning telde 140 koppen. De MaorPs. Tôt de troepen, die voor de geallioerden aan îet Dardanellen-front strijden, behooren ook :lo Maori's, de meest strijdijare volksstam van Polynesië. De Maori's, die vroeger menschen-sters waren en in hardnekkige gevechten door le Britten werden overwonnen, vechten thans schouder aan schouder met hun vroegere njanden. Een officier van de Nieuw-Zeelanders wijdt n de Times een causerie aan deze nieuwe strijdmakkers. Eerst haalt hij een herinnering op uit het rcrleden, toen het 65e Britsche regiment een iloor de Maori's verdedigde sterkte belegerde. De Engelschen hadden het Maori-front van ille zi j den ingesloten ten einde hen door uit-iiongering tôt de overgave te dwingen. Toen de Engelsche soldaten genoodzaakt ivareni het' beleg op te breken, omdat zij geen Irinkwatér meer hadden. openden zich plotseling de poorten van het Maori-fort en een aantal Maori's, beladen met emmers vol water, ïwamen te voorschijn. De Engelschen meenden, lat zij werden aangevallen en stelden zich in îlagorde. Maar de aanvoorder der Maori's t-rad naar vorçn en hield een zeer hoffelijke redevoering, waarin hij verklaarde, dat beide partijen tôt dusver elkander grootelijks ge-amuseerd hadden en dat het j animer zou wezen, wanneer een onbeduidende oorzaak als ge-brek aan water daarin verandering zou bren-gen. Er was overvloed van water in het fort voor belegerden en belègeraars beiden. Na het einde van zijn rede nam hij met een beleefde buiging afscheid en keerdo met zijn mannen terug. Toen de Engelschen van hun verbazing waren bekomen, wierpen zij zich met graagtc op het koele water in do emmers en leschten hun clorst. Den volgenden morgen was het fort verlaten. De Maori's waren afgetrokken langs een weg, die door de Engelschen voor een onbegaanbaar moeras was gelmuden. In het fort waren slechts eenige oude Maori-vrouwep achtergelaten om nu en dan té schieten en wat gçraas te maken. De Maori's, die thans aan de Dardanellen vechten, zijn geheel gemode'niseerd, en velen hunner hebben academische titels. De schrijvcr in de Times beschrijft nog in kleuren en geuren een echten Indiaanschen krijgsdans, welke door de Maori's aan de Dardanellen onder leiding hunner officieren werd uitgevcerd. Het cigenaardige gezang dat den dans vergezelde en de la-eten, die er bij werden geslaakt, konden door de Turken in hun loop-graven worden gelioord. Set gevolg daarvan was, dat eenige dagen later in het' Turksche blad ,,Tanin", in een artikel over do Dardanellen, do volgende zinsneden voorkwamen : ,,Het is nog niet volkomen bekend, op welke wijze de strijdmacht van den vijdnd is samen-ge'steld. Het schijnt echter, te oordeelen uit hetgeen in Europa daaromtrent wordt bericht, dat de vijandeîijke troepen hoofdzakelijk bestaan uit zwarte mannen uit Afrika en Australie. Zoo hebben de Zeestraten thans voor het eerst in de wereldgeschicdenis den aanval te verdedigen van Kannibalen. Een sprinkhanenplaag. Men schrijft uit Buenos-Aires aan Het.Volk: loen ik voor het eerst in Argentinië kwam, las ik dikwijls 'telegrammen in de dagbladen, dat een wolk sprinkhanen, hier noemt men ze „Langostàs", over een of meer dorpen gedre-ven had. Wat dit eigenlijk bteeekende, kon ik nièt begrijpen. Ik heb er met Argentijnen over gesproken, die mij vreeselijke dingen er van vertelden, echter geloofde ik dat ailes bar overdreven was. Maar later heb ik de gevolgen van die plaag van nabij gade geslagen. Ik ging per trein naar Buenos-Aires naar Santa Fé, een reisje dat onder normale om-standigheden 10 uur duurt. De trein loopt bijna doorloopend1 70 kilometer per uur. Wij vertrokken in voile vaart, maar na eenige nren verminderde de vaart ziohtbaar, totdat de trein plotseling stil bleef staan. ledereen [ dacht aan een of ander ongeluk aan de ma-| chine, totdat de conducteur ons mededeelde, dat de tfein niet verder kon vanwege de langostas. Met millioenen en millioenen kwa-men zij aandrijven. Het werd ons verboden deuren of vensters open te maken, daar reeds duizendeij insekten in de compartimenten ~in-nendrongen._ Toen eerst begon ik te gelooven aan al wat ik -gehoord had. Deze vliegende sprinkhanen ! komen in zwermen van 40 tôt 50 kilometer lang I en ettelijke kilometers breed aandrijven. Ge-j wacnlijk vliegen zij op 10 tôt 15 meter hoogte, | echter dezen keer zeer dicht bij den grond. Ze waren in zulke dichte massa, dat de machinist niet durfde doorrijden, daar het onmogelijk was signalen te onderscheiden en uit vrees, dat_ de trein zou dérailleeren, door het glib-berig worden der rails'. Na eenige uren ge-wacht te hebben, tôt dat het grootste gedeelte voorbij gedrevm was, zijn wij doorgereden en zijn met - 6 uur vertraging op de plaats van bestemming aangekomen. • 's Middags kon men in de kranten telegrammen lezen, waarin vermeld werd, over welke dorpen de langostas gevlogen hadden en waar zij waren nedergevallen. Dat nedervallen betee-kent voor de landbouwers vernietiging van den geheelen oogst, in vele gevallen tot^len ondergang. In één nacht knagen zij den geheelen koren-, mais- <# anderen oogst weg. Ik heb een streek gezooht, waar de langostas slechts eenige uren verbleven hebben, ailes was vernietigd, de gehjeele oogst ' verdwenen, do bladeren van de boomen, zelfs de boomscliors. Als zij zich te goed gedaan en flink uitgerust hebben, verdwijnen zij, om hun verwoestend werk ergens anders te herbeginnen. Do regeering heeft tevergeefs ettelijke malen middelen beraamd om de langostas te bestrij-dç^Ik hoorde, dat een natuurkundige aan de ! Argentijnsche regeering voorgesteld heeft de ! sprinkhanen geheel te vernietigen. Er is ni. een insect, genaamd Champi, dat de doodsvijand van den sprinkhaan is. De cihampis volgen de langostas op hun groote reizen en voeden zich met de eieren. door de sprinkhanen gelegd en onder den grond bewaard. Deze natuurkundige wil nu de champis in groote massais kweeken, maar daar is ge'ld voor j noodig. En geld is er nu niet aanwezig. De regeering heeft een wet gemaakt, w*aar-door aan ieder die 40 kilo's langostas brengt j 80 centavos (ongeveer 85 cents) uitbetaald ml t worden. Op verscliillende plaatsen heeft men in één dag 10 tôt 30 duizend zakken, ieder van 80 kilo's bijeengebracht, totdat het budget overschredén was en niet meer uitbetaald zou worden. De landbouwers, hun eigen voordeel niet beseffende, zijn toen met het bijeengaren van de langostas opgehouden. Wel wordt aan een ieder, die er om vraagt, ereoline, zwavel en andere drogerijen gratis gegeven tôt bestrij-ding van de plaag; eoliter wordt er zeer weinig gebruik van gemaakt. Het bad in de middeleeuwen. B. Knol te Zwolle, schrijft in Zonneschijn over het bad in de Middeleeuwen : Van beteekenis voor den levensstandaard in allé lagen der bevolking was de ontwikkeling van liet badwezen in de Middeleeuwen. Even-als herbergen, sanederijen en molens, behoorde het houden van een badgelegenheid tôt de I landsheerlijke rechten. Steden betaalden aan j den gixmdheer een jaarlijksche erfrente voor ' het bad. In 1382 kocht de stad Rothenburg den j burg Insingen, met o.a. als lieerlijk recht, het | h'ouden eener badgelegenheid. Deze inrichting [ werd door de stad weer tegen een vaste jaar-I rente verhuurd. i Baden en z-wemmen behoorde tôt de opvoeding der jonge ridderschap op do kloosterscho-len.De Orden van den H. Benedictus hielden mannenbaden voor zieken en zwakken. De gezellen mochtén den dag voor vrije dagen vroeger met den arbeid ophouden, op-dat ze nog een bad konden nemen ; in sommigG gildereglementen was een wekelijksch bad voor de gezellen zelfs voorgeschreven. Frankforter metselaars ontWngen in 1429 2 schellingen bad-geld om hun ontevredenheid weg te nemen. In zekeren zin kon men toen reeds van schoolbaden spreken, daar het heet, dat de baden op Donderdag voor de schoolkinderen j werden verwarmd. In de 14e eeuw telde Bazel 15, Frankfurt J a/M. 15^ Niirnberg 12, Ulm.10, Stuttgart 4, j Wurzburg 7, Wèenen 29 openibare badhuizen. Op Vrij dag, den vastendag, werd doorgaans ! niet gebaad. In steden, waar de Joden geen eigen inrichting ter bescliikking h'adden, was hun de Vrijdag voor het baden aangewezen volgens een stadskeur van Marseille in 1406. j ,,Den Baddag", zei 'een spreekwoord, ,,zal men houden als den Zondag". Reeds Vridanks bescheidenlieid (1225—1240) stelt baden en bid-. den naast elkaar : ,,Wie wel baadt en wel bidt, j zal het zich niet berouwen." I In 13S9 werd een aanzienlijk burgeres van Regensburg gestraft, dat ze een jaar lang niet buitenshuis mocht komen; echter met drie uit-zonderingen, n.l. voor de biecht, voor de mis ! en voor'het bad. Met betrekking tôt de verandering in zeden ' en gewoonten is het kenschetsend, dat men fooien. als belooning voor kleine diensten, in de middeleeuwen algemeen ,,badgeld" noemde. j De armen hadden in den regel vrije baden, daar de middeleeuwsche vromen stichtingen i voor dat doel oprichtten. Haar aantal werd zoo j groot, dat de op richting eoms van overheids-wege beperkt moest wol'den en do fondsen voor andere weldadige doeleinden bestemd werden. Arme lieden" werden in de gelegenheid gesteld geneeskrachtige bronnen te bezoeken. Van het bad te Baden-Baden gold reeds in 1480: ,,dat het van oudslier voor arme en ..lijdende menschen om Gods wille in aile op-zichten vrij1 was." Naast de openbare badhuizen, waren er nog de particulière badkamers. In 1547 waren deze b.v. in Stuttgart sterk in aantal vermeerderd en de eigenaars klaagden, dat niet alleen de familie, doch aile vrienden en kennissen des huizes er zich kwamen baden. In 1489 telde men in de stad Ulm niet minder dan 168 particulière badkamers. In den aanvang der 16e eeuw raakte het baden in onbruik. Eensdeels door liout-schaarschte en het stijgen der houtprijzen, waardoor de verwarming te kostbaar werd, anderdeels uit vrees voor de ziekte, die na de ontdekking van Amerika in Europa optrad en vele slachtoffers maakte. Evena.ls nu de voî-ken eikander ervan beschuldigen den oorlog to hebben vëroorzaakt, verweten ze toen elkaar de smetstof mee te dragen en zo te hebben verspreid. ,,De nieuwe uitslag", klaagde Erasr mus ,,heeft ons geleerd, do openbare bade^i ta ontberen.'tU

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Amsterdam van 1900 tot 1916.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes