De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad

1552 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 03 Maart. De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad. Geraadpleegd op 29 maart 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/th8bg2jk8x/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

eerste jaargang ni", ai woensaag 3 maari iwis 3 Cents DE VLUMSCHE STEM 2M.cïeivieei%i belgisch dagblad Een volk zal niet vergaan! Eendracht maakt machtî REDACTIEBUREEL t PALEISSTRAAT 31, AMSTERDAM. — TELEFOON No. 9922 Noord. De Vlaamsche Stem verschijnt te Amsterdam elken dag des morgens op vier bladzijden. Abonneinentsprys by vooruitbetaling : Voor Hollaud en BelgiS pér jaar / 12.50 — per kwartaal / 3.50 — per rnaaud / 1.25. Voit Engeland en Frankrijk Frs. 27.50 per jaar — Fl's. 7.50 per kivartaal — Frs. 2.75 per raaand. Hoofdopsteller s Mr. ALBER1K DESWARTE Opstslraad : CYRIEL BUYSSE - RENE DE CLERCQ Mr. JAN EBGEN. - ANDRE DE RIDDER Yoor ABONNEMENTEN wexide men zicli tôt de Administratie van het bïad: PALEISSTRAAT 31, AMSTERDAM. Yoor AANKONDIGINGJSN wencle men zicli toi de Firma J, H DE BUSSY, ROKIN 60, AMSTERDAM. ADVEETENTIES: 25 Cents per regel Vervolg Heldenlijst pag. 4. Korte Inhoud. le BI a d z i j d e ; Ylaming eu Waal in Nederlaud — Joli. De-'macgt.Kleino Kroniek. Star and Stripes. 1 Napoléon — llcnn Ycuskcns. 2c B 1 a d z 1 j d e : Brieven van liet front. Aan on aohter de vuurlinie. . Jantje. Verdure (9) — Stjjn Strcuvds. 3eBlâdzijde: Do Europeesche oorlog. (met kaart). Telegrammen en Bcrichten. Do Zee-oorlog. Hollandsch Nieuws. Tijdiiigen uit Walcheren. Vpor do uitgewekenen i c B1 a d z ij d © : De Heideûlijst. HfaalenVIaiiiiginNeijeriansi. CSloi ) In .il dat.geroczemoes, dat geliarrewar. be-vond H.H. zich bepaald verloren. Hij "kon mij geen vo'et Verlatcii. kon tegen nicmand den mond openen ; liij werd totaal van mij afhan-kelijk eu kreeg, zooals hij me later met een glimlach bekende, de diepe, onuitwisbare in-<lruk dat er menschen bestonden bij welke hij met zijn Frans alleen niet terecht kwam. Tegen do doemstering over do streek viol hadden wij een rustiger schuilplaats ontdekt: een huisje, dat tegen grond, miezerigo ven-sterkes, oude, vermolmde deuren, waàr oon jonggezel alleen boerde. Hij stond ons zijn sChuur af. Daar hebben we vele nachten door-gebrackt op het stroo. Verroeste spijkers dien-<ien tôt kapstok; een lantaarn tôt nachtlicht, een oudo bak en een toil tôt waschtafel. Daar was do duisternis balken dik ; da-ar kwamen soins ratten over ons lieen hollen ; daar lroor-den we in dè stille nachturen verre kanonnen îommelen zoodat de grond onder ons zinderde; daar viel het morgcnlicht door spleten van pannon en deuren, als .zilver, en tooverde de iiooideelt, vîak voor ons, vol witte schakerin-gen, zoo dat het daar telkens 'bij 't ochtend-krieken eeu wonderlik schouwspel vas, een romanties verblijT werd, waar niijn oogen nooit genoeg aan hadden. Armo H. H. Ik zie hem nog 's morgens zijn iienfdsmouwen opstropen en ziju kousen zelf iiitwasschen, ik zie hem nog doelloos dwalen langs haag en heg, heel verloren in dit land ^vaar zijn sprake niet gold. Toen Door — de jonggezel — 's a vond s, bij 't kleine lamplicht, van dê 6treek vertelde of nieuws braciht van andere vluchtelingon, of er bezoek kwam van boeren en boerinnen en het een aardig gekakel word met gcgickel en gelach, toen voelde H. H. zich steeds meer en meer vervrecmd. Eeu diep gevoel van ongemak kwam over hem en in zijn oogenblikken van vertrouwen zei hij dat de Vlàming een uitverkoren wezen was, nit het oogpiint van taal: hij kent steeds tw*ee spraken, meonde H. H.; het Vlaams is hem ingeboren, het Frans wordt hem ingegeven telkens hij maar slikken wil!... Ik maakte van die stemming gebruik om H. H. op de toestand vin de Vlaming te wijzen in België : ,,U voelt ongeniak op buitenlanse bodem, sprak ik, en dan nog in ongewone omstandigheden. Daar fc't niets bevreeindends in. Doch wij Vlamingen hebben dat gevoel, in het dagelijks leven en fculks in ons oigen land. Waar wij in Wallonie komen, daar begrijpt niemand ons Vlaams 1 y.°lfs in Vlaanderen sttûten wij op menschen die onze bazen zijn en ons toch niet verstaan. 't uiet wilien. De Vlaming m o e t, zelfs thuis, Frans kennén, daartoe verplicht hem de M aal die in geen geval de taal zijner land-gonooten wil aânleeren, maar wel die van vreemden. Vat ge nu. -vriend H. H., al wa1 grievends ligt. in de toeetand van de Via-^^g in België r" — ,.Xa do oorlog komt ailes wel terecht,'; *a? het ontwijkend antwoord... Traag gleden de dagen over het stille boe-T*P*\uisje heeu. De uchtenden kwamen, vo' ^înd en rogen, de middagen vol neorplassendc J^olken ; de avonden da^lden, enkele malen. klaar-gesternd ; dUn konden we dwepen ovei <he starren die ook over ons land hingon er. die niisàehien, op dat oogenblik, vele onzei oroeders in vergeten hoeken van bosschen o; ^eiden, achter vernielde muren of ingestort< «uizen zagen liggen, roerloos, dood... De avon oen da^lden meest, pikkedonker. De verr< uisjes waren als glimv.ormpjes op de velden o^en Sluis en Aardenburg liLugeu lappei klaarte aan de nachtwolken. v v S W°idan ^°er ■Door om 1-°nkenc Kachelken kropen, na het karig avondmaal da-fewii hadden yoorbereid, en er &lechts yai tijd tôt tijd een woordeke viel in de stilte van het half verlichto kainerkcn, en de wind tegen do luiken en de deur kwam reutelen, of de regen bij geuten neerplofte en van de euzing in kletsende stralen ncertuimelde — toen wel-den gcvaarwordingen op als bij het lezen of vertellen van romans uit de oude tijden, toen ook de oorlog woedde en de menschen zich benauwd opsloten in liun huizen yreezend of de vijand toch1 wel ook op hun scliamel deurken aaukloppen zou. Langzaam trokken de dagen over ons voor-bij. lit do grau we wolken daalde mismoed. Do ^veiden en do velden, zo ver het oog reikte, werden elken morgen wat eenzamer. Het spleen iovam tuschen de graiiwe bomen. hangen en stortte met de vallcnde bladoren op ons meer. En toeh n e leefden. Ons liehaam leefde. Onze ziele raakte stilaan , in slaap. Na liet spleen kwam weer berusting. En we begonnén belang-stelling te krijgou iu de minsto zaken. Wij overzagen don tijd niet, dien we daar door te b rongea, liadden »>n we zochten om onze ..liuis-houding"' zo makkelik mogelijk in te richten. En toen deden we sehatten op van wijsgerige bevindingen. H. H., van beroep een ingénieur, gewend aan een nogal breed leventje, deed de ontdek-king, op zekereix morgen dat een mens toch eigenlijk n.»'t zo veel noodig heeft, dat er zo-veel l-> in ■zijn- bestaan dat hij werkelik als on-ontbeerlik acht voor zijn geluk en dat, hij heel best missen kan' '. Zo, bijvoorbeeld ?' vroeg ik hem met een tergend geziclit. ,,Zo, bij-voorl*3eld.- de tram, de fiels, de trein!... We stappen hier dageliks, met onze eigen benen, door de velden, we doen onze eigen boodschap-pen zonder ^eu ^elo te benuttigeu, ve- den kon or zelfs niet aan dat er wel nog trei'nén be-sta^n... En we komen or toch5'. _,,Een ander voorbeeld?" ,,Onz;o luxueuze huizon! met al hun inlx>edel. hun rekjes, hun kastjes, hun .sboelen, canapé's, zetels, kapstokken, lavabo's, zeilen, vloerkleden, tafelk]»3den, piano s, spie-gels, enz. enz. met heel dien vloed van ,,roe-ronde en onroerenc!»/' meubels. waar men zich zieis aan hecbt, welke een ontzettende plaats in ons leven schijnen in te nemeu... en tcch eigenlik ma.ar ballast ziju. nutteloze rommel — en op de lioop toe de reden welke ons tans de oorlog op den hais heeft gehaàld....." —• ..Hoe zo?" — ,,Tracht mij te begrijpen of stel u ten minste zo aan alsof ge mij begri.ipcn zoudt! Begrei>en?" — ,,Ik snap het". — ,.A\el-nu. om een piano .te kopen heeft men gokl no-dig. Natuurlik. Men arbeidt, liet geld komt binnen, de piano ook. Na de piauo heeft men een nie.uw salon noodig. Men werkt. Het salon komt binnon. Daarna een slaapkamer van Jt laatste model, een eetzaal dito, en schou\y-stukken en koperen gaslichten... at weet ik al. Er komt geen end aan de begeerte. Er komt overmoed. Mon wil steeds meer en meer. Het huis wordt te klein. Men palmt dat van zijn buur in... zonder geld met oorlog... ' — ..Dus de piano leidt tôt de oorlog! Begrijp niet!" — .,1k dacht het wel... Had ik met een bevatteliker publiek te doen. Ik bewees u hoe de meus ten slotte de wereld te kléin vindt — en er van drooint de maan te verove-ren en Saturnus zijn ringen te ontstelen". — ,,Dus, ge bedoelt dat de hele bescliaviiig weinig meer invloed heeft dan de mensen in massa togen mékaar te werpen, zodat het bloed fitroomt ?" — ,.Ja!" — .,En dat het bijgevolg beter is van bij de natuur te blijven?" — ,,Ja !" En dat hij dom :s, hij die offert aan conventie, oeil paskwil hij die zijn persoonlik-heid verlochent om niee ,te gaan met wat an-deren hem als bcschaving wilien opdringen, en enkel êen laagie vernis krijgt instee van de ste-vige menselikheid die do zijne.had kunnen wezen?" — ,,JTa!" — ..Wel, dan vind ik dat u uitstokend bewez»?n hebt dat de Vlanim^ Vlaming blijA'en moet! De Vlaamse man die zijn Vlaams geringschat en andere taal huldigt, offert aan onnatuur, aan oonventio, neemt op in de plaats van echte menselikheid een dunne laag, voor liem, valse beschaving welke in zijn binnenste met zijn Vlaa-mse natuur on lien maakt tôt een soort rasseloos, karakterloos taalloos man Welke steeds achter staat bij lient die zijn ras, zijn karakter, zijn taal getrouw bleef!" Mijn vriend H. H. liaalde eens wijfe-lend de schouders op, opende den mond ako! hij spreken ging... en zweeg. Neen, hij zwec£ niet: ..Ik zet mijn jacht voort op verroest»: nagels" klonk het' histories-echt antwoord. i Was namelik voor H. II. een liefliebberij ge worden om nagels te ontdekken ten einde ze in onze schuuv om te tovereu tôt een dringend nodigo kapstok. Ik vond hier gelegenbeid lien op te merken dat indien in dezen tijd zovee voonwerpen, aLs kastoa, wastalels en canapé s volstrekt overbodig bleken, andere. zoals krom spijkers, krammen, l>estofte. ongeschaafde lat 1on van onberekonbaré waarde werden... X} dio verstandige wcorden in de ruimte te lieb ben geslingerd stroopte ik mijn hemdsruouwei op, hief de pomparm omlioog en liet het greon achtige water in de grauwe tobbe pletsen. zo dat ik na deze ta hebl>en uit- en af- en sc-hooi goschrobd ik een halfuurtje bij het blozend veelvratig kaclieltje moest gaan staan om miji plunje te drogen. Och, vergeef me dat ik uw aandaclit durf ti vestigen op ons klein leventje ginder, in ' • kleino Heille! Dat ik het durf te wagen vai iets anders te vertellen dan van de huilende i tierende, zinneloze dodendans welke onzo jon ■ gens dansen, -op de boorden hunner loop- neen > hunner dooclgraven, terwijl het kanon de maa bruit in Jiet slaçhtings-ooncert.... i Op een zonnige, gouden herfstnamiddaj stond en we op den molcnheuvel van Aàrden [ burg. Er hing als een waas van riiste, van ein > deliko peis in de lucht. De wolken drevei i traag. kâlm van uit het zuiden aan, Ze kwa men uit ons land, men kon het hun niet aan-zien. Ze sclienen niets van den oorlog af te we-ten, onschuldige lioge wo-lkjes, blank en wol-lig als schaapjes... Doch plots donderde het weer uit de geheimzinnige verre verte... O neen de oorlog was niet gedaan... Wij dio daar enkele oogenblikken in zelfvergetelheid hadden gestaan en droomden dat heel onze Jaatsie lévenstijd een droom was geweest, en we wçl opnieuw wakker zouden worden in ons kalm, zoet, gulden België — we voelden het alsof die kanonschoten door onze ziel vlogen. En al-meteen zakte weer het spleen, ditmaal uit de onschuldige wolkevachtjes welke ons zo verrâ-derlik verteld. hadden van eeu stil vadèr-land.... We kregen als een liekel aan Heille met zijn neergestofen, nauweliks boven de grond geraakte boerenstulpjes, — een liekel aan Hardenburg met zijn oude kaaipoort, zijn pun-tigo torens, een lieKel aan Sluis, waar zelfs het iielfort ons geen belang meer kon inboezemen... AVe lierdachten zonder genoegen onze wande-lingen door de platte kalmte der lierfstveldeu, 't beeld der molens vanZuidzande, echte, grijze aartsvaders vol eerbiedwaardige gebaren in de lange, zware, ijverige zeil-armen, kon ons zelfs niet meer bekoren. We bevonden ons zo cllen-dig, zo pieterig-gering, zo'n paar verlaten, verloren, verlamde menskens, dat we met gebogen hoofde naar onze 6chure trokken... en 's ande-rendaags met pak eu zak op den rug, den boer goèndag en hartelik dank zeiden — en ons op weg begaven naar gastvrijcr plaats. 't Kcgende. Over de hagen en de bomen, over de lage huizekens, over iiet hele landschap werden grijze schaduwlijntjes gespannen van vochtige, oneindige draadjes, gespannen tussen de gesloten hemel daarboven en de grauwe wa-terplasscn hierbeneden. Het scheen ons of boven die gesloten hemel eeu bende guitige engel-tjes met de koordjes trokken zodat teikenmale het vlak der plassen op- en neerspatte met krim-getjes rondomhecn... Het stortregende. We kregen het gevoel of er niets meer bestond dan, in de rondte gudsend, grijs, killig water, onder ons kleverige modder en over ons hoofd het zwarte gewelf van onze flapperende paraplu, ' teer gestut door op- en neerbuigendo stalen priemen... Daar werden we eensklaps voor ons, helemaal schuin overstreept door de regendraden, een zwarte gedaante gewaar : een vrouwke plasto daar verduldig door 't water. Haar bovenrok had ze als een kapmantel over haar lvoofd gc-slagen en over een zoet kindje dat ze half op de armen en half op den schouder torste. Dat we een oogenblik later, H. H. in gezelschap van 't vrouwtje, ik met de kleuter scharrelings op de hais, onder onze schermen liepen hoeft niet gezegd. Het jongetje scheen niet genegeu met mij een gesprek aan te knopen, altans het zweeg. Wat er tussen het moederke eu H. H. ontsponnen werd weet ik niet, want ik gis dat de brave kerel geen woordje van haar zaïigerig Zeeuws dialect zal hebben gevat... Wat later stonden we aan de tramhalte, en, met het na-tuurlikste gezicht van de wereld, lvield toen de hemel op met zijn regengrap... Toen viel de rok-kapmantel van vrouwke's hoofd. God! wat lief gezichtje kwam daar te voorschijn, hoe gui-tig stonden twee zwarte oogjes onder twee zwarte wenkbrauwtjes, weerszijden het snoezig-ste wipnèusje der wereld, mirakeltje tusschen twee mirakel-rode koontjes en boven twee naïve rozeblaadjes — welke prozaïese mensen lippen zouden noemen en waaruit zo puur vloeide de erkentelike groet tegen H. H. : ,,Dank jou voor de paraplu, M'neerl en tegen mij: ,,En jou voor mijn broertje!" En zie, wat al mijn redeneren niet had ver-niogen te doen, deed bij mijn vriend, in een oogwenk dat meisj es-stem m eke ; want toen we, enige stonden daar.na, in de tram zaten die ons naar Breskens voeren zou, zuchtte H. H. ; ,,Ik ben een nilskuiken geen Nederlands te kennen!" En zijn ogen gingen met zoveel ver-langen terug naar de richting waar het snoezig kind was verdwenen dat ik het gezegde van mijn gezel niet durfde te beamen, lioeze-cr ik daartoe ook lust gevoelde. De tram bracht ons veilig in Breskens, de boot veilig in Vlissingen en een andere tram veilig in Middelburg. Hier viug voor ons weer het gewone leven aan : vriendelijkheid en harte-lijkheid en innig gulle Nederlandsche gastvrij-heid traden ons tegemoet en stelden een einde afin het ellendehoofdstuk van ons vluchtelin-gen-leven.Een onzer liefhebberijén is hier geworden Zeeland's hoogste toren ,,Lange Jan" te be-klimmen — en vandaar uit lange stonden te turen naar de Belgische kust, welke de verre nevels maar vooi*tdurend aan ons oog blijven verbergen Maar daarvan en van onze ver- dere bevindingen vertel -ik U in een andere ' studie. Toch moet ik u nog zeggen, dat ik laatsf H.H. aantrof op Lange Jan, ernstig gezeten op een bankje, 't gelaat steeds naar dezelfdc richting gckeerd: België. In zijn hand hiéld i hij een boekje, waarin hij zo verdiept was dat bij mij niet gewaar werd. Ik wierp een be-sclieiden blik over zijn schouder. Wat hij zc ijverig bestudeerde was een Handboekje oie vlug Nederlands te leren ! Dit is het slot van de warachtige bekering van mijn vriend, de Waal. JOH. DEMAEGT. i ■ Zâ© onze telegrammen en laatste legerbeHohten ! op de derde Ssi!ad^i|de, i Kleine Kroniek. Ket verlles van de ,,Evelyn" en de Amerikaansche opinie. "Uit Londeu s einde men aan ,,Le Journal":,,Hefc bericlit van het verlies der ,,Eve-lyn" heeft de Amerikaansche opinie in be-roering gebracht. Ofschoon men tôt nog toe niet weet, hoe de ramp plaats had, daar de experts nog niet den tijd hebben gehad, om liun verslag te telegrafeeren, neemt men in het algcmeen de Duitsche verklaring aan, volgens welke de ,,'Evelyn" op een mijn liep. ,,Doch het feit, dat het incident zoo snel is gevolgd op de Duitsche nota, waarin vérklaard is geworden, dat de onderzeeërs zelfs de schepen onder neutrale vlaggen zouden doen zinken, maakt een slechten in-druk.,,Het is," zegt de ,,New-York Press", ,,wenschelijk voor de vriendschappelijke be-trekkingen, die nog tusschen onze regeering en de oorlogsmachine van den Kaiser bestaan, dafc dit eerste treurspel vàn het Amerikaansche schip ,,Evelyn" ook het laatste ziJ-" ,,Die zinsnede drukt op volmaakte wijze de gevoelens van het Amerikaansche yolk uit. ,,Men verwacht, dat de Duitsche regeering verontschuldigingen en. schadevergoe-ding zal aanbieden, die zonder veel moeie-lijkheden zullen worden aanvaard, aange-zien er geen verlies van menschenlevens was. In aile geval zullen de reeders van de ,,Evelvn" een vergoeding krijgen, daar het schip van 1960 ton, dat, met katoen be-vracht, geschat wordt op 2.500.000 francs, verzekerd is door het regeeringsfonds der verzekerden. ,,Het door de pro-Duitsche pers versprei-de gerucht, dat de ,,Evelyn" opzettelijk tôt zinken is gebracht door een Engelschen onderzeeër, teneinde moeilijkheden te ver-oorzaken tusschen Duitschland en de Ver-eenigde Staten, vindt nergens geloof, zelfs niet voor het krachtige protest van den ge-zant van Engeland. ,,De ,,New-York American" zegt, dat de toestand, die zou ontstaan door de voorbe-dachtelijke vernieling van een Ameri-kaansch schip door een oorlog voerende partij zoo ernstig zou zijn, dat het misdadig zou wezen, een dergelijke beschuldiging uit te brengen voor een ernstig onderzoek. ,,De ,,New-York Press" zegt: ,,Indien het schip was getorpilleerd door een onderzeeër, zou het Amerikaansche volk er op aandringen, dat de regeering van Washington op krachtige wijze en zonder uitstel handelde." " Wij begrijpen het vernielingssysteem van de Duitsche blokkade niet gôed. Neutrale koopvaardijschepen in den grond boren en daarvoor sohadevergoeding moeten betalen — dat behoeft slechts eenige weinige kee-ren te gebeuren om hefc geldelijk reeds zoo deerlijk nitgeputte Duitsclilaml heelemaal in de penarie te brengen. Van welke zijde men ze ook beschouwt, is en blijft de Ger-maansche ^Kultur" een jammerlijke mis-lukking.Koning Albert en het Engelsch studentje. Daags na het bombardement van Scarbo-rough door de Duibschers scheef eken jonge Engelsche student het volgende briefje aan onzen koning : ,,Sire, ondergeteekende was getuige van het bombardement van Scarborough. De Duitschers schoben slecht en zijn er slechts in geslaagd eenige vrouwen en kinderen te dooden. Wat al misdaden hebben zij in uw land niet bedreven. Al de Engelsch e n be-minnen u en noemen U een Heldenkoning. Levé koning Albert '. De secrctaris van koning Albert heeft geantwoord: „Uw brief heeft den koning diep bewogen. Hij bedankt u en zendt u zij ne beste wenschen". De weidoende ijzeren vuist. Herr Walter Bloem strooit de volgende bloempjes in de ,,Kolnische Zeitung" uit: ,,Wij zijn niet al$ vijanden in België ge-komen, dat velen onzer liefhadden om zijn schoonlieid en zijn gastvrij karakter, waar-aan talloozcn onder ons een levendige erken-telijkheid koesterden voor de zachte herin-neringen, die het opwekte — doch wij zijn er als wilde beesten ontvangen. ...Thans begint de bevolking van België te herademen, tôt kalmte te komen, haar , werk en heur levensgewooniten te hervatten. De ijzeren hand, ferm, doch niet tiranniek, die de lotsbestemming van deze verweesde natie leidt, komt overal voor het welzijn t usschenbeiden. ' ' Deze Bloem, met zijn bloemzoete taal, is onwelriekend. In het Vatlkaan. In het Vatikaan is een bureau opgericht, dafc ten doel heeft de familien in te lichten omtrent het lot der krijgsgevangenen. Aile , inlichtingen kunnen dientengevolge ver-kregen worden aan dit bureau en aan de respectievelijke legaties bij hefc Yatikaan^ Reusaohtig fiasco. Keeds nu kan met zekerheid worden vast-gesteld dat de Duitsche blokkade-onderne-ming, lijk zoovele andere, totaal mislukt is. Van 18 tôt 24 Februari vertrokken uit de Engelsche havens: 673 schepen, terwijl 708 vaartuigen in dezelfde havens aankwamen. Een totaal dus van 1381 schepen. Welnu de Duitsche oorlogsbodems zijn or m geslaagd, in de eerste week der zooge-zegde blokkade, slechts 7 schepen te vernie-tigen. Zeven op de 1381.... En zeggen dat de Duitsche regeering be-sloten had( !) den Engelschen handel totaal!!) stop te zetten... Pe Britschô eilan-den moesten van de gansche wereld afgeslo-ten worden en de Engelschmannnen uitge-hongerd wrorden... De moedwil van Duitschland, Ter vervollediging der diplomatieke stukken, reeds door de Regeeringen der Geal-liëerden uitgegeven, achten de Fransche, Britsche eu Russische legaties het wensche- | lijk de aandacht van het publiek te vestigen op het in den ,,Messager Officiel" van het Russische Rijk gepubliceerde telegram van den Tsaar aan den Duitschen Keizer, geda-teerd drie dagen voor de oorlogsverklaring door Duitschland. De tekst van het telegram is als volgt : ,,Dank voor uw telegram, dat in verZoe-nenden en vriendschappelijken toon gesteld is, terwijl de officieele boodschap die mij vandaag door uw ambassadeur werd over-handigd een gansçh anderen toon aanslaat. Ik zou gaarne uitleg ontvangeu van dat verschiL Hefc zou goed zijn hefc Oosten-rijkscli-Servische vraagstuk te brengen voor het Haagschc Sçheidsgcrecht. Ik vertrouw in uw wijslieid en vriendschap." Ds stemming in Rumenië. Het Parijsche dagblad ,,L#e> Journal" ontr ving hefc volgende telegram uifc Boekarest: ,,De Rceimeién, die door de laatste te-rugfcrekkcndo bewegingen der Rusnen ver-ontrust waren geworden, zijn tôt kalmte gckomen en iiechten tlians niet meer betee-kenis dan noodig. is aan de terugtrekkende operaties van onze vrienden. Dezelfde poli-tieke pe.'rsor.en, die, in deze laatste 48 uur, zich bizonder peasimistisch hebben betoond, wanhopen ev thans niet meer aan, Roeine nie in het conflict te zien tredon, aan de zijde van het Drievoudig Verbond. Niet dat de regeering&l-eden aan wien ook vertrou-welijke mededeelingen hebben gedaan. De heer Bratiano is nog steeds even zwijgzaam en geheimziniiig. Eergisteren nog, toen het Kabinet in den Senaat werd geïnterpelleerd over d-a buiteulandsche politiek, woonden r.och de ministerpresident noch de minister v-iii Buiteulandsche Zaken de zitting bij. Zteker, de gebeuftenisten zouden eerlarig die liouding kunnen wijz.igen, doch het is niet mind-r zeker, dat een bo?lisfc succès der Russische legers meer dan ailes zoû bijdra-gen om de inmenging van hefc Roemeensche leger in dën strijd te bevorderen.'. Hoe denkfc de Fra nsche généra al Pau, die nu aan het Russische front si, er over? Michel haalt bakzeil. Volgens de ,,New-York Herald" haalt Michel bakzeil: ,,Het lijkt werkelijk of Duitschland, dat gereed staat om met zijn onderzeeërs tegen koopvaardijschêpen te vechten en met zijn Zeppelins tegen vrouwen en kinderen, het leveiv van zijn grooten admiraal Von Tir-pitz niet in gevaar zal brengen en zijn dreadnoughts niet zal riskeeren, tenzij Engeland de bedreiging van den heer Win-! ston Oliurchill tôt uitvoering brengt, dat wil zeggen, tenzij het ze in hun schuilhoeken komt opzoeken." Een Jodenbreestrater zou zeggen: ,,Een reuzensof die reuzenblokkade ! Een gijntje als: Hou me vast, anders mot 'k vechte!" Karl Uebkneoht gemuiiband, ..In tegen stel lin g met aile ontkenningen", schrijft ,,L'Humanité", ,,is Karl Liebknecht opnieuw gemobiliseerd geworden en heeft hij slechts verlof gehad voor de zittingen van den Pruisischen Landdag en van den Reichstag. Zijn ,,militaire toestand" wordt gekenschetst door het hem beteekende algeheele verbod om in zijn verloftijd deel te nemen aan politieke vergaderingen of artikelen in dagbladen te schrijven. Karels broêr, burger Theodor Liebknecht, advokaat als liij, is eveneens gemobiliseerd en bevindt zich aan het oostelijk front." Weer een bewijs van Duitschlands — wij zullen een wijdsch klinkenden geleerden terni bezigen — cerebrale aberratie, dat liet j'iist zijn weinîgen werkelijk intelligenten en welden-kenden onderdanen het zwijgen oplegt. Wie zei ook wéêr, dat Duitschland ,,lieber Knechte als Liebknecht liât".?/ Stars and Stripes. Te Luik heeft de bevolking, om uiting te geven aan hare dankbaarhedd voor de Amerikaansche hulp, die België redfc van den, hongersnood, een ,,Amerikaansche dag" in-richt, gevierd met. den grootsfcen bij.val. Niet alleen droegen de Belgen in heti knoopsgat de Amerikaansche kleuren, dooh ook de officieren en soldaten van het be-zettingsleger ; en de juffers, die de vlaggetjea verkochte-n ten voordeele der noodlijdenden hadden de ha.nden vol. Aan vele huizen wapperde de Amerikaansche vlag en vele winkeluitstallingen waren. ook meifc de Stars and Stripes versierd. Maandag werden in ajle scholen voor-drachten gehouden cjver de groote vrije repu-bliek en werd eene roerende liulde gebracht voor wat zij thans doet voor hefc beproefde België. Overal zongen de kinderen hefc Amerikaansche Volkslied en de Brabançonne. * * * Hefc ,,Handelablad van Anfcwerpen" schrijffc desbefcreffende : ,,De kleuren, die verdienen in hefc kiicops-gafc van de Belgen te prijken, zijn die van de groote republiek der Vereemgde-Sfcaten, da Stars and Stripes, cie wapperen niet alleen boven eene vrij e natie, doch boven een edel en vrijgevig volk. Verscheidene gemeentebesturen, in 0113 land, hebben reeds. liulde gebracht aan hefc Amerikaansche volk en aan de Amerikaansche regeering, om erkentelijkheid te betui-gen voor de hulp die zij, in deze benarde tijden zoo ruim en breed aan het beproefde België schenken. Wreed is de oorlogsgeesel, maar troostend is het>, bij het aanschcuWen van de eddtliïïô~ -diheid der Unie, te ver wij zen kunnen naar de betere gévoeleiis. die de menschheid ver-heffen.Die gevoelens hebben de bevolking der Vereenigde-Stafcen en de regeering der Unie regen over België doen uifcblinken op eene wijze, die voor eeuwig een der schoonste bladzijden in de geschiedenis van hefc menschdom zullen uitmaken." Wij deelen heelemaal de daukbare gevoelens van de Belgische bevolking voor Noord-Amerika. Na den oorlog zal het ons aller plicht zijn luolit te geven aan onze erkentelijkheid tegenover de groote Republiek van overzee ,die in de tegenwoordige omstandigheden niefc alleen voor ons stoffelijk onderhoud ruim heeft gezorgd, maar ons den sterken sfceun van hare sympathie heeffc geschonken, haar afkeer voor de Pruisische vandalen niefc heeffc weggemoffeld. Napoleon. Een proza-gcdicht. Opgedragen aan Jeanne CL Was hij 'tj of was 't z'jn schim? Ik zag den grooten lieerscher, Hij stond daar op de rots in heerschershouding* Aan zijne voeten woelde en gromde woesfc de zee, De wind weçnde zijn eeuwig wanhoopslied. Dat was als de klacht van vele verdoemden, Die nu rusteloos ronddoolden door het koud heel al. In het troosteloos gerucht van den wind Stond hij. peinzend op de eenzame rots. Hii staarde ver over de donkere golvenvlakte, Waarop de witte schuimkoppen, als spoke- gestalten Van ontelbare dooden in lange, lange rijeu deinden, Oprijzend, dau wegzinkend weer in do diepte. AJs rijen van soldaten stormden ze voorwaarts, Tôt voor zijno voeten, on deinsden dan kreu- nend terug. Zijn somhere blik was echter. verre gericht, Waar de duisternis met de zee samensmolt. AVat zag de Groote Monarch? Welke waren zijne gedachten ? Zag hij het groote leger wederom optrekken tegen Europa? Zag hij weer voor zijnen geest verrijzen De vreeselijke gevechten, waar duizenden en duizenden vielen Doch de Keizer overwinnaar bleef ? Hoorde hij weer het machtig gejuich van zijne garde? ,,Vivo l'Empereur!" en de paarden trappelen en do sabels blinken. „Vive l'Empereur! En avant!" Signalen schetteren ,,En avant!" De geweren knetteren, Dof dreunt de roep van hefc kanon over de velden. In de zon glansfc en glimt het staal. ,,En avant!" Hoog waaien de vaandels. Do bataillons snellen vooruit, de bajonetten kletteren, De sabels klinken. Woest rennen de paarden...» En stil ligt daarna het wijde slagveld, Bedekt met tallooze dooden, Waar raven krijschend rondvliegen in den vallenden a vond. Lang had hij zoo gestaan stil en peinzend, In het luide geween van den wind. Toen sprak hij dit ééne woord En een naamloos wee klonk in den toon van ziju stem: Wilhelin ! HENRI VEUSKENS,

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Amsterdam van 1900 tot 1916.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes