De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad

1758 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 12 Maart. De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad. Geraadpleegd op 19 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/ms3jw87s9p/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Eerste Jaar^àng N^. 40 —i .jl: Vrïjdaé 12! maart I9it» S cenis DE VLAAMSCHE STEM ALGEMEEN BELOISCH OAUS^iie Een voïk zal niet vergaan! Eendracht maakt machfl BEDApCTIEBUREEL b AMSTERDAH _ TELEFOOH No. 9922 Noord. Oe Vlaamsche Stem verschijnt te Amsterdam elken dag des morgens no vier bladzijden. Abonnementsprys ljij vooruitbetaling: Voor Holtand en BelgiS lier jaar f 12.50 — per kwartaal / 3.50 — per maand / 1.25. Vocr Engeland en Frankrijk Fis. 27.50 per jaar — Frs. 7.50 per kwartaal — Frs. 2.75 per maand. Hoofdopsteller : Mr. ALBERiK DESWARTE Opstelraad : CYRIEL BUYSSE - RENE DE CIERCQ Mr. JAN EG0EN. - ANDRE DE RIDDER Voor ABONNEMENTEN wendo men zich tôt de Adminiatratie van liet blad : PALEISSTRAAT 31, AMSTERDAM. Voor AANKONDIGINGEN vende men zich tôt de Firma J, H DE BUSSY, ROKIN 60, AMSTERDAM. ADVEKTEXTIES: 25 Cents per regel korte inhoud 1 e B 1 a d z ij d e. Ve Vlaamsche Jvunst. — Jiugcne Lox. Mijn Lied. — Jan J. Zcldenthuis. Kléinc Kroniels. Het loyale en neutrale België — Dr. r. v. k. Oorïo'gsepisoden. (5.) go Bladz ij d e. l'it het Vaderla.nd. V.'at do sterron over Albert I zeggeli. Het dakboek van cm Brusselaer. Pc filosoof van 't Sashuis. — M. Saibe. 3 e B1 a d si ij d e'. ])o Europeescho Oorlog. Brieven uit Londen. — John Adams. Overzioht van tijdschrif'ten. ïooneol. — J oh. UeiHacgt, Hollandsch Nieuws. 4e Bladzijde. Chariot. — Mies Kievits. Onze Pooden. — André de Biddcr. Voor de Uitgewekènen. Ouzo gekwetston in Engeland. Over het wezender Vlaamsche kunst. De liefhebber .van schilderijen heeft, meer dan wie ook, de gelegenheid er zich op te beroemen Ylaming te zijn. Want indien hij de musea van Europa doorloopen heeft, dan zal zijn liart gëtrild ■ hebben van fierheid : de werken onzer schilders beves-tigen de grootheid van ons vaderland. Het-zi? in het Louvre, of in de National Gai-lery in het Keizerlijk Muséum te Weenen, in de onde Pinâcotheek van Miinchen, over al worden onze ku liste naaTs als konin-gCn! gêfe'érd, tel:.- m eesteï s- gevi ejd "SVannecr vele landen nauwelijks de on-bescliaafdheid ontgrceiden, toen verbaasden reeds onze primitieven de wereld door hun ; tooverachtig koloriet, hun eenvoud, die niete anders dan de subtielste verfijning îs (is de groote kunst niet altijd eenvoudig?), hun diep doordringen in liet wezen der diu-gen en der natuur, gepaard met die neiging voor liet woiider-baarlijke en liet mysterie, welke men niet terug vindt in de Italiaan-sclië ziel bijvoorbeeld, die wel fantastischer, maar pesitiever is. . Dit vroegtijdig ontluiken der kunst is uit te leggen door liet feit, dat liet dietsche land een der eersten den stoffelijkeu bloei kende, die, indien hij niet rechtstreeks leidt tôt produkten van het verstand, deze on-tegenzeggelijk in de lïand werkt. Ook waren het onze landouwen, die de dagende vrij-lieid begroetten, en 't gemeentetijdvak ver-zekerde het ontplooien der artistieke krach-ten, terwijl het terzelfder tijd de vrijheden en de rechten der démocratie, nit vier ran-gen zoovele kunstenaars opstonden, yer-dedigde.Men moet ook niet vergeten, dat vrij van 't begin af aaiï ,,beschaafden" waren: onze liistorikus Henri Pirenne legt nit, ^ zoo ik het wel heb, waarom wij reeds zoo vroeg een hoofdrol in de beschavingsgeschiedenis te spelen hadden,' en lioe wij niet beneden onze taak bleven. Tegen de ineenstortende latijnsche beschaving, riclitten wij een nieuwe beschaving op, de beschaving van het Noorden ; de Vlamingen waren aan de voorhoede van de légers, die het Romeinsclie Gallië overweldigden. Zij waren het die vooruitrukten tôt het kolenwoud, waar zij bleven; en daar, na het sluiten van den vrede, waren de Vlamingen de eersten, die den grootschen weerschijn der latijnsche zon opvingén, welke toen, ofschoon dalen-de, immer glansschitterde. Nog waren het de Vlamingen, die de eersten, tijdens de Grieksch-Latijnsche wedergeboorte, wisten te genieten van de zuivere bronnen der heinieuwde bezieling. Deze roi van verlichters hebben wij nooit opgegeven, nimmer in de teekomst zullen wij er in toestemmen er afstand van te doen. Oorlogen liebben ons kunnen dunnen en ten bloede verwonden; ons land kan tôt het slagveld aller heerschzuchten van Europa gediend hebben; de politieke of godsdienstige vervolgingen kunnen brand-stapels hebben opgericht en gevangenissen gevuld; niets heeft ons doen versagen en wij blijven een volk van kunstenaars, in ailes, ondanks ailes, tegen ailes. Welk is dan deze ontembare kracht, die ons steeds, ten slotte, in de rangen der over- ! wmnaars plaatst, want immers zijn zij do overwinnaars die de kunst en de gedachte verheerlijken? Het bloed dat in onze ade-1 ren kookt is geen bloed van slaven; het is een bloed van vrije menschen, een bloed. van bezielde scheppers. ^ ooral in de schilderkunst vond ons scheppend vermogen zijn schoonste niting. ! le beginnen met de gebroeders Van Eyck, ' Van der Weyden, Bouts en Memling tôt1 onze hedendaagsche, overal gevierde • mèes- i ters, gaande langs Metsys, Gossaert, Pour-bus, Bosch, Valckenborgh en de Breugliels, wie is het andèrs dan Rubens, Van Dyck en JordaenSj die wij in de beroemdste zajeii, jfle eere- plaats zien innemen? Naast lien, welk groot aantal namen, welke verscheidenheid in scheppingen, welk sappig en vol leven in ailes wat deze soldateii van het kunstleger , schilderden ; zij, die bijna altijd, waardig zijn met hunne aanvoerders te wed-ij veren ! Hier, in bet vrije Nederland, waarheen de overweldiger ons tijdelijfc verjoeg, kunnen wij leeren en ons verlieugen. Ook de Hollandsche scliildérs zijn talrijk en be-roemd,. wij vinden ze gezamenlijk met de onzeri tusschen de meesters in al de groote musea van Ewropa, en zoodoende doen zij de bcroemdheid, die zij verkregen door hun peaseel, over hun geboorteland afstralen. En deze zoo eenvoudigo kunstenaars, zijn de broeders der onzen. Misschien zijn ze realistischer . en minder dichterlijk, reeds door het koude licht van het Noorden ge-troffen. Iiun ooçr echter is hetzelfde als dat onzer koloristen : zij zien de toongroepee-ringen cp dezelfde manier, vatterf dèzelfde harmônieen ; indien wij in een grijzen toon schilderen, zouden zij het doen als wij, en indien zij zich lieten gaan in onze warme en schitterende kleurfantazieën, zouden zij dezelfde jubelende kleurenfeeeten weer-geven.Hoe deze rijkdoni in schilderijensclieppin-gen bij deze twee volkeren, Vlaamsch in het Zuiden en Vlaamsch in het Noorden, uit te leggen, terwijl er bij hunne Duitsche, Franscbe of Engelsclie buren armoede aan is, ibuiten enkele zeldzame uitzonderin-gen? Slechts een goede eeuw géleden ont-stond de Franscbe schilderkunst en de Engelsclie begint op t-e leven,' en wat de Duitsche betreft: welke leegte! Waarom zijn de Belgen en de Nederlan-ders in het Westen de eersten, die de menscbheid hun meesterwerken schonken ? Is'hefe-meft omdat -zij Imtî idea-ol- in zichzelf vonden, in hun eigen leven, terwijl hun machtige buren, betooverd door verove-ringsdroomen, bezig gehouden door de gedachte aan overheersebing, dikwijls hun beste krachten aan den strijd en aan het pelitiek bestuur liunner onderdanen be-steedden ! Onze pogingen waren steeds gericht op de. ontwikkeling onzer persoonlijkheid ; nimmer hebben wij inbreuk gemaakt op de persoonlijkheid van anderen. Daarom ge-lukten wij er in onze artistieke gedachten in zulke hooge mate te verwezenlijken, en daarom heeft ons onbaatzuchtig leven van werkzaamlieid de bewondering der volkeren afgedwongen. De militaire eer is slechts rook, en verzwindt dra ; de vruçhten der onafhankelijkheid zijn blijvend, zij .vergif-tigen niet. EUGÈNE COX. Mijn lied. Aan, Andrc de liidder Néén, zoo vol vreugde kan mijn ziel niet zingen, Nu landelijke rust voor krijgsrumoer Moet wijken en de maan langs blanke vloer Niet reizen kan_, maar tusschen roode ringen. Was er de nitbundigheid in zang van jeugd, Nu jeugd te vroeg tôt wasdom is ge-wordenIn 'slevens bosch, waar reeds de blâren dorden, Welkt enkel nog de weemoed na de vreugd. Een enkel lied Aroor dapper, dreigend krijger, Die op zijn' post gerust zijn' plioht vervult, Verwachtend rt eerherstel met groot ge- duld Maar lenig-sterk als ongetemden tijger. Dan, als na maanden van veel strijd en leed De zegepraal van }t jeugdig volk zal komen Als soms wij zien in verre, vage droomen Weet dat ook ik heel dezen tijd vergeet, En zingen zal mijn lied als nooit tevoren Over de velden van het lage land, Waar weer de maan in zoelen Meinachi brandt Zoo stil en klaar boven der dorpen toren, Als had er nimmer maar één man den gloed Van laaiend dorp op zijn verstard ge- weten, Het schuldloos, weerloos volk in lust gesmeten Van oord, tôt oord, verstikkend in het bloed. i Néén, niet vol vreugde zal mijn lied dan zingen, Maar enk'le extaze zal mijn vers dan zijn, Na 't wijken van wat eefloos is, onrein, En tôt de verre heem'len zal het dringén ! Amsterdam, X Maart 1915. ' Jan J. Zeldenthuls. Kleine Kroniek. Wat ziet gij tocli eenen splinter in uws broeders oog, gij die eenen balk in uw eigen oog niet bemerkt? Men weet hoe de Duitsche brullèrs moord en brand hebben geschreeuwd, toen zekei'e Engelsclie koopvaardijschepen zoogczeyd onder neutrale vlag den overtocht waagdei., om zoodoende aan de verraderlijke aanval-len van do Duitsche onderzeeërs te ont-snappen. Ik heb nooit menschen zoo ^e keer hooren gaan, als de kuîturisten toen. Ze liaaldèn er liet lieele volkerenrechtwet-boek bij en nog een ganschen hoop andere bepalingen van ik weet niet welke confe-renties; daarbij vergetend dat al die reglo-meiiten slechts liumbug zijn en voqj.es papier, volgens hun eigen, heiligste ovei:-tuiging, niet volgens de onze, maar die telt niet mee, hé? En nu? Denk je dat ze ten minste hun eerlijke schaamte coovcr zouden drijven, cm zelf althans die bepalingen na te komen en zich zoodoende te onthouden van aile varen onder neutrale vlag.? Je bent er wel mee ! Hoe barder de Duitscher6 schreeuwen, libe meer je kunt verzekerd zijn van hunne schuld. Het. gaat met lien als met een kwajongen, die zich van aile kwaad tracht vrij te pleiten door te wijzen op hetgeen een ànder misdeed. Het neuf raie Noorsche blad ,,Varden" van Skien ' bevat liet bericht, dat aldaar het Duitsche sohip ,,Anne Elise" aangeko-men is, dat tôt in de Langesundsbocht onder yoorsche vlag voer, en ze eerst dan met de Duitsche verwisselde. AVij kenden al vele zonderlinge lioedanigheden van de Teutonfm nu komt er nog die van Caméléon bij ! Ke worden stilaan rijp om in een diergâs$«S te worden opgesloten en als curieuse exem-plarën eener uitstervende diersoort te worden bewonderd... En toen de Noorsche loods te Farder aan boord van het met. spoor-staven bel ad en schipkwam, kon hij niet, eens te weten komen waar het Duitsche tuig thuis hoorde. Ook de welluidende naam van dat plezierbootje was overschil-derd, waarschijnliik met iets reusachtigs ! ' Zoo b.v. met: IJzer, of Neutralitat of Kultur ! Nog van andere, dergelijke staaltjes van Duitsche stiptheid in zake internationale overeenkomsten gewaagt liet Noorsche blâd. De Duitschers zullen nu wel bij hoog en laag beweren dat die neutraal Jiegt, maar in wie zullen wij meer vertrouwen stellen? In woordbrekers of in de getuigenis van eerlijke menschen? Door dit feit verliest Duitschland aile recht Engeland aan te klagen. Wie schul-dig is, moet zwijgen en heel b-lij zijn, dat men hem nog een plaatsje onder Gods vrijen hemel gunt. 't Zou anders kunnen uit-loopen en heusch, wij bëtwijfelen het sterk of het niet anders uitloopen zal en moet! De meening van de neutralen. Het dagblad ,,Tidens Tegn" van Christiania (13 Jan. '15) geeft een artikel van den Noorschen predikant C. E. Traen, onder hoofding: ,,België en de onzijdige landen". De heer Traen bespreekt in het lange de schending der Belgische onzijdigheid en wijst op de onzedelijkheid dier daad. Daarenbo-ven vindt hij het heffen van oorlogslasten op het bezette grondgebied strijdig met het rechtvaardigheidsgevoel. VolgenS hem, moet het volkerenrecht dienaangaande gewijzigd worden. Hij drukt de hoop uit dat de tijd niet ver uit is, dat de grootste onrechtvaar-digheid — de schending van de nationali-teit — niet meer mogelijk zal zijn. Maar om dat doel te bereiken, moeten ten allen kante, ook in Duitschland, stemmen opgaan om protest aan te teekenen tegen wat er in België geschied is. Hollandsche Meening. ,,Politiken" van Copenhage verhaalt een interview, met den heer Troelstra, een der hollandsche afgevaardigden op het socialis-tisch congres te Copenhagen. ,,Wij Hollanders, zei o.m. Troelstra, wij hebben den oorlog en zij ne rechtstreeksche gevolgen, de honderden Belgische vluchte-lingen, van dichtbij gezien, zoodat een gevoel van zuivere menschelijkheid bij ons ailes beheerscht. Wij voelen ons één met die ongelukkigen en wij kunnen die schending van het Recht waarvan Duitschland zich* jegens België schuldig gemaakt heeft niet aannemen. Wij hebben al te best verstaan dat wij het alleen aan den' toeval vaii onze ligging te danken hebben, dat ons grondgebied geëerbiedigd werd." Nieuwe Canadeesche troepen. Uit Montréal wordt geseind, dat de Ca-nadeesche regeering thans maatregelen treft om 120,000 nieuwe rekruten naar de gelederen der Geallieerden te zen den. „A1i riglit ! Op velerlei gebied zijn: de Canadeezcn de ,,coming ^oen./' Hij zou niet schîeten. Een Zwitsersch blad vertelt de volgende rérmakelijke anekdote :. / Eenig-e soldaton zitton genoeglijk to praten in een koffiehuis te Baziel. Een Puitsclier komt binnen, zet zich aan dezelfde tafel neder ^n lx>gint weldra een gesprek, natuurlijk over Jeu oorlog. — Zoudt gij op de Duitschers schieten, in-:lien zij in Zwitserland vielen? vraagt de Duit-scher, zoo neven z'n nens weg. — Nooit, antwoordt do militair met diepe wertuiging. — Kellner, een bock voor de^en brav.en sol-ilaat! roept de geestdriftige zoon der kultu-risten. En uw màkkërs daar, zouden zij op de Duitscl:»;rs- schieten? — Net v.oo min als ik! — Kolossal!... Kellner, een bock aan al die clapperen... Maar zeg mij eens, liel>er Freund, ?;ijn dan ai de Zwitsohers zulke goede vrienden van Duitschland? — Hm... dat \v»?et ik niet goed. . — Maar, waarom zoudt gij zelf dan niet schieten op' de Duitschers? En <l/> goede Zwitsehersclie soldait antwooixlt net een nauw-merkbaren glimlàcli, deze een-roudige woorden : — Ik, evenals mijn vrienden daar behoor tôt de militaire muziekkapelL Als een bandiet Laatàtmaal lazei wo dit in een klein dorpje een woestaard, met twee revolvers gewapend, tegen den avond 't huisje van een vreedzamen burger pinnendrong. Deze laatste rookte rustig zijn pij pje, zij n o vrouv-/ hield zich onledig met naaiwerk, terwijl nevens haar, een kleine drsumes in de wieg slaj^ende lag. Da inhrekc . c Itcot in '■ vitie.e.cu z:;ner met z es kcgels gewajxnde revolvers af, hetgeen voor gevclg had dat de vrouw en het kincl op den slag gedoed werden. „Ge ziet dus dat. ik de sterkste ben, riep de bandiet op triomphantelijken toon tôt den met angst bevangen landbouwer, begin nu eens al uw geld voor den dag te haleu of ik schiet U deed". Is dit. niet ongeveer hetgeen met België ia geschied ? Ook de Belgen leefden rustig in hun land, teen zij plotseling door een goedge-wa.penden bandiet werden aangevallen. En heeft Duitschland wel het recht zich Dver zulk een overwinning te beroemen? Handjes geven. Wiè kent geene gezinnen waar de man zij ne vrouw aftroeft om dan met haar vrede te sluiten, wel te verstaan na het arme sehaap ge-streeld te hebben? De Duitsche overheerscher handelt ook zoo met het door hem verwoeste, vêrbrandde, uitgeroofde en uitgemoorde België, ten minste in de Vlaamsche gewesten. Domme en kortzichtige Walen en fransquil-lons hèbben indertijd meer dan eens de Vlamingen uitgescliolden voor pan-Germanen. Nu nog lioort men nog dergelijke lasterlijké aantijgin-gen ten laste van zekere Vlaamsche individu's. Wat die lasteraàïs veràwijgen is de verregaande, ia misdadige tegemoetkomingen vanwegc zeer liooggeplaat.sté Waalsche, ambtenaren ten aan-zien van de Duitschers. Aile pogingen, die de pan-Germanen hebben aangcwend, om onder de Vlamingen een Duitsche partij tôt stand te brengen, leden schip-breuk. De Duitschers, in België, waren zelf anti-Vlamingen en Franschgezind tôt het uiter-ste. Bovendien zijn het de Vlaamsche gewesten, die vooral door de kultuurdragers hebben ge-leden.Voor twee, dric maandèn heetté de ,,Kolni-sclie Zeitung" de Vlaamsche buitenlieden domine kinkels, slaven van hun pastoor. Thans zoeken de Duitschers kennis aan te knoopen met invloedhebbende flamingantén, die in België zijn gebleven. Zij beloven.den Vlamingen twee Vlaamsche Uiiiversiteiteil, in plaats vari de eene die de Vlamingen vragen. Zij willen liunne heerschappij vestigen op Het Vlaamsc-h-Giermaansch bestanddeel, dat zij zoo gruwelijk inishandeld hebben. Enkele dwaze vogels luiste-ren naar den vogelaar, maar veruit de grootste lioop der Vlamingen voelen voor hem niëts dan liaat en afschuw. De Duitschers sehijncn niet te weten dat de Vlaming wrokkig is wanneer hem het onrecht werd aangedaan en niet licht vergeet, tenzij liet wordt hersteld. In deze omstandigheden zou het gemakke-lijker zijn de sterren naar beneden te lialen dan cen Duitsch gezinde partij in Vlaamsch-België to stichten. We wenschen dezelfde standvastig-lieid aan de Walen, die zich, altijd meer, toe-gevend getoond hebben. Celdmaakt waarheid, M. Georges Lcraiid, die een reisje maak-De door Italie, Rumenië en Bulgarijë be-^estigt dat hij Italiaansche dagbladen kent, lan welke de Duitschers anderhalf millioeu boden, om ze aan 'hunn'en kant te krijgen. Te Boecarest gaven ze aan zekere dagblad-schrijvers tôt duizend frank, om één artikel te kunnen plaatsen. Aldus ,,De. Belgische Standaard". Een. bewijs bij de zoovele andere. Werd ook niet aan ,,De Tijd", volgens de bekentenis van liet Amsterdamsclie dagblad zelf, geld aan-, geboden cm alleen en uitsluitend Duitscho leugens over den oorlog te verspreiden ? Maar ja, vele menschen, God zij dank, hechten meer aan cle eerliikheid dan aan sreld 1 let neutrale en loyale België. Na de meesterlijke brochure over ,,D8 Belgische Neutraliteit', van den Minister van State Van den Heuvel, het ,,België jverweldigd ,,van Roland de Màrès en meer dergelijke werkjes van bekende Belgen, waar het goede recht der Belgische zaak klaar en duidelijk uitkomt, heeft ook de zeer gewaardeerde directeur van het Socio-logisch Instituut Solvay, de heer Emile Waxweiler, een boek' over ,,Het neutrale en loyale België" geschreven. Het'is een uiterst methodisch en gedocu-menteerd overaicht der feiten naar de be« kende klare en overtuigende redeneerings-wijze, den heer Waxweiler eigen, wat men n 't Fransch ,,une discussion serrée" noemt. Zijn doel is niet in ijdele vaderlandslievende , woorden op te vlammen, maar de volkomen ; rechtschape 11 lieid der Regeering van,Koning Albert in zake neutraliteit in 't .voile dag-licht te stellen. Want spijts de klaarblijkelijke onschuld van België, qui n'en peut mais, wordt er nog steeds door Duitschland gespookt met zoogenaamde geheime verdragen. en overeenkomsten tusschen België en Engeland — la perfide Albion — gesloten om tegen beter weten te bewijzen dat Duitschland niet de schuld dvaagt aan de schending van België's grondgebied, maar dat België zelf haar eigen neutraliteit op voorhand met de voeten heeft getreden, wat tôt de benaming van ,,vodje papier" door den duitsclien Rijkskanselier von BetJimann—Hollweg zou aanleiding hebben gegeven. Les excuses sont faites pour s'en servir. Wat eerst en vooral blijkt uit het boek van den heer Waxweiler is, dat Duitschland- door het l'iein^ België te overvalleu in liet geh'eel niet uit ,',Nothwelir" han-delde om een zoogenaamde aanval van de Franscbe legers over België af te slaan, maar dat Duitschland's schending van de Belgische neutraliteit sinds lang voorbe-dacht was. Zij was het reeds in 1911. Tijdens het verloop der polemiek over het Nederland-sche Voorstel van de versterkingen van Vlissingen, hadden enkele dagbladen op die mogelijkkeid in een teekomstigen Fransch-duit-schen Oorlog gezinspeeld. Om de ge-schokte Belgische gemoederen eenigszins gerust te stellen vroeg de Belgische Minister van Buitenlandsche Zaken aan von Beth-mann—Hollweg daaromtrent een verkla-ring in den Iteichstag af te leggen. De duitsche Rijkskanselier antwoordde dat Duitschland ,,niet zinnens • was de Belgische neutraliteit te schenden", maar dat ,,indien deze verklaring openlijk werd af* gelegd dit de duitsche militaire liouding tegenover Frankrijk zou verzwakken". Bet, is engeveer het antwoord dat op 31 Juli j.l. door von Jagow aan Sir Edward Grey be-treffende de Belgische neutraliteit werd gegeven : ,,Daarop antwoorden ware een ge-deelte van onze oorlogsplannen ontsluieren". Dezelfde von Jagow was vergeten wat hij op 29 April 1913 in den Reichstag had ge-zegd: ,,I)e neutraliteit van België is ge-waarborgd door internationale convénties en Duitschland is bereid de?e conventies te eerbiedigen". Al deze officieele gezegden van voor den oorlog weet M. Waxweiler ons zoo treffend in het geheugen te roepen, dat wij ons 011-willekeurig gaan verwijten toch zoo ziende blind en hoorende doof te zijn geweest voor het gevaar dat ons uit het Oosten dreigde. En dan de gebeurtenis: ,,Twee gebeurlijkheden deden zich voor België voor: zij kon, of de Duitsche troepen laten doorgaan, of hun gewapenden tegen-stand bieden. Het tweede heeft zij aan-vaard. Hare houding had onmiddellijk voor gevolg: Den 29 Juli, het verlies van hare integri-teit en waarborg van onafhankelijkheid; Den 2 Oogst., een lot afhangende van de macht der wapenen; Den 4 Oogst., 's morgens, het behoud van hare integriteit, zonder waarborg van onafhankelijkheid;Den 4 Oogst., 's namiddags, het behoud van «hare integriteit en van hare onafhankelijkheid; . Den 9 Oogst. „een houding, die haar aile waarborgén, die zij zelf maar wenscht, ver-zekert van het oogenblik dat zij vereenig-baar zijn met het Fransch-duitsch geschil. Ziet men thans goed in, wat Duitschland heeft gewild? Niet alleen, spijts traktaten door haar zelf onderteekend, heeft zij de neutraliteit van België geschonden, maar zij heeft cen aanslag op liet- best aan zelf van België e/c-pleegdWat het débat beheerscht is dat Duitschland onderhandelingen heeft aangegaan, waarvan België den prijs was.... wat! het heeft slechts van de standvastige houding van Engeland afgehangen dat België zou blijven bestaan. België zelf heeft de verantwoordelijkheid en de voile vrijheid van hare handelingen wilten bewaren. Toen de Duitsche bedreigipg h^arj bckend werd, heeft zij zelf een besluit genomen, zonder raad aan wie ook te vragen, zonder uitleggingen of rechtvaardingen te leverën aan niemand, omdat zij aan niemand ver-bonden was, of beter, omdat zij aan allen verbonden was, door een gelijken eerbied van hare plichten." Deze loyauteit is het, die M. Waxweiler 111 bezadigde woorden te prijzen weet, en volgens hem de kroon — een martelaars-kroon —• zet op de Belgische Neutraliteit. De Belgische loyauteit, die het ridderlijke Engeland er toe heeft aangezet voor en met . België tegen het woordbrekendë Duitschland in het krijt te treden. Het mooie boek van M. Waxweiler eindigfc met deze fiere woorden: ,,Aan het oordeel der Volkeren, die hun hoogste fierheid in het gevoel hunner nationale waardigheid stellen, onderwerpt i België, vertrouwend en beslist, haar recht-vaardigo zaak." . . Moge het sympathbke boek vele aandach-tige lezers vinden ! P. D. K. Oorlogsepisoden. V. De Joco«nde van den Yzer, Heldenmoed is de deugd aller grooten van ziej, die in zich dragen het onbewuste ontplooien der heerlijikste kraobten van menschlijkheid. Groot zijn in het lijden, is bloeien in de mystieke rocs der wereldèn, is vereeuwigen eigen lieldhaftige daden tôt hoogste glorie van ménscliheid... Een oude vrouw, army verlaten en alleen... Een kind van VTlaamschen bodem, dat altij4 leeide in de simpele doenii'g-i-; .!. den eenvoud, kaîm en rustig," zonder de" hevig-schoone passies van lijf en zinnen, zonder de beroering van het wijde, breede land der kosmische beroeringen. Tôt de oorlog uitbrak en de legers van den gehaten vijànd oprukten naar heur dorpje, zoo stil gelegen in de omstreken van het oude Dixmuiden. En allen vloden met schrik in 't harte, bang voor liet vuur en de vernieling, bang voor de gruwelen van een barbaren volk. Zij bleef, het oudje. Wat is haar nog het leven, waarom zal zij vlu< hten, en redden het veege lijf? Zij is vergroeiçl met haar woonste, zij wil daar eiiidigen haar laatsten dag. De bommen, de granaten vallen neder. Zij vernielen langzàam, stuk voor stuk, steen voor steen, haar huisje. Zij M-eet van geen wijken, zij lijkt onkwetsbaar midden in het maaiende heir der doodenlanden. Stilaan, voetje voor voetje, winnen onze kindere.n den grond terug. Zij zijn 11100 en uitgeput door 't felle van den strijd eu het iijden. Dorstig zijn hun. smakkende monden, hongerig hun ' leege maag... Het oudje heeft kinderen gehad, schoone, -jonge menschen met blijde lèvenskracht. Zij heeft ze geliefd met al de teederlieid van heur moederharte. Allen zijn ze henen, in verre landen, om daar te tstrijden den wan-hoopstrijd voor brood en bestaan... Haar hart is moe, maar haar kracht van liefde is grooter en heerlijker dan ooit te vorén. Zij gaat tôt de soldaten; kinderen van denzelfden grond, met hetzelfde bloed van heldentrots in den bonzenden slag hunner polsen. Zij gaat tôt lien, en brengt lafenis; zij is arm en alleen, maar rijk in haar kracht van offering. Dagen na dagen worden uit het wee der barenstijden. Immer is zij daar, gevend, troostend, steunend. Immer blijft zij op post en denkt aan geen wijken in den kop-pigen trouw en de hardnekkige gehechtheid aan heur geboorteplaatsje... En immer liuilt de dreigende d'ood in het vijandelijk vu ren. De soldaten kennen haar en hebben liaar lief, Zij aanzien haar als-een wonderlijk wezen, wijl zij in haar verachting van den door, ongenaakbaar schijnt voor zijn somber dreigen... Oud en gebogen, met diepe rimpeis ge-groefd in het tandelooze geîaat, hebben zij haar Joconde gelieeten met den gcedigen scherts van ruwe gasten. Joconde is haar naam van eere, en niemand die lachen zal met dit zonderlinge vereenzelvigen. Maar allen brengen haar den groet van dank en van stille bewondering...Dagen gaan voorbij.... De Joconde verschijnt niet, brengt niet haar milde giften en iiaar zachte woord van vrouw. De soldaten, ongerust, zoeken haar en onder-vragen hunne makkers.... Tevergeefs! Zij blijft weg. > Op een morgen van grauw, droef licht, komt een hunner toevallig voorbij haar een-zaam huizeke. Aarzelend treedt liij binnen, somber door een niet af te wenden voor-geyoel. " En vindt liet doode lichaam van het liefdevolle oudje, dat viel op het veld van eere, getroffen door een moordenden kogel van woesten yijand.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Amsterdam van 1900 tot 1916.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes