De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad

1262 0
19 augustus 1915
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1915, 19 Augustus. De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad. Geraadpleegd op 25 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/542j679v68/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Donderdag, 19 Augustus 1915 5 Cîewt DE VLAAMSCHE STEM ■. „nii/ 7a mut vnrnaan ALGEMEEN BELGISCH DAGBLAD Eendracht mazkt macht I- HEDACTIE- EN ADIfllNISTRATIEBUKE£l.Eli I KALVERSTRAAT 64, bo»«nhuis, AMSTERDAM. Onder leiding van RENE DE CLERCQ en Or. A. JACOB. AiiUjsrsiî/MJîiJN lSPiilJb (by vooruitbetaling) : Voor Nederland per jaar gld. 6.60 — per kwartaal gld. 1.75 — per maand gld. 0.75. Voor België, Engeland, Frankryk en andere landen dezelfde pryzen, met yerhooging van verzendingskosten (2y2 cent per nummer), 0! Vlaamse Strijd +) pe vijftien eerste jaren (1836—1851.) r. M van imiçKt en Tweedracht in de 'Ltie helft van, de jaren. veertig. — ' Jotnaàcririg m het begm van de jaren■ vijftig. Twist »n tweedracht in het Vlaamse o — ziedaar de eerste indruk die de 3e helft van de jaren veertig geeft.. weefs houdt Willems, m 1846, kort voor jn°dood, met vaderlandse ijver een „ge-redelijke en diepgevoelde" aanspraak over de oûoûtbeerlyke eensgeziudheid ", de 3D1 yan ,,dên Nestor der Vlaemsche Be-lin," was die eens rcepende in de Jt,jn. Niet sterk genoeg bleek bij velen >• vaderlands gevoel om aile andere min ievôQ of edele gevoelens met kracht ru g te dringen. . . . Wij zullen ons hier met mlaten met de ■ftige persoonlike. veten die nn deze jaren >edden, en vooral in het zachte hart van e n d r i k Conscience smartelike jaden sloegen, die altijd hebben gebloed. 33 is 't te doen, niet om het uiterlike of evallige, maar om de stromingen. Ver-erd m heC' troiiwens zijn, de be/wuste ver-eldheid uitsluitend te wijten aan wat (hts een bijkomstige factor was, ni. de letterkunddge kringen niet zelden ge-uikelike ijverzucht. Uitdrnkkelik heeft vis Van Kerckhoven daartegen waarschuwd: ,,Zoo er al twist om voor-..7 bestaet", zegt hij, • „dan is zulks de Vlaemsche letterkunde toch niet ver-r dan in andere literaturen gedreven... n er bestaet iets anders in de vlaem-ie zaek. Dat gene waer aen men den naem q tweedragt geeft, is niets anders dan de ideeldheid van gevoelens over de strek-v zelve der letterkunde." \Vat toen ter tijd verschil van opinie op t stuk betekende, zal duidelik zijn als m bedenkt, dat het toenmalige geslacht Vlaamse Letterkunde aan de Vlaamse weging geheel had dienstbaar gemaakt: )nze letterkunde", schrijft J. Van de elde", door de omstandigheden die ra herboorte vergezelden, is eerder i middel ter beschaving dan de uitdruk-\g îter beschaving." Wie dus de vraag ter •ake bracht, wat onze litteratuur moest zen, wierp tegelijk een twee op, waar-ahet'hoge belang wel niemand zal ont-an: „Wat is Vlaamse Beweging, en wat wort er toe?" Zolang de Vlaamse Beweging nog in haar 3te stadium verkeerde, en het er om te ;n was de verfransers met sprekende be-jzen te tonen dat — wat zij uit de hoogte tkenden — een Vlaamse beschaafde taal, terkunde en lèzend publiek wel degelijk >tonden, ging "het niet aan, en was het i minder gewenst,- over deze kwestie diep-nig te redetwisten. ïïoofdzaak was im-rs dat zij er waren, en van ondergeschikt aag bleef men voorlopig de punten be-louwen waarover de meningen uitoenlie-a. Anders werd het in de eerste helft i de jaren veertig. Nu. het grote arguât van de Fransgezinden door de feiten s ontzenuwd, en noeste vlijt in kerte tijd gcdroomde eigen letterkunde had tôt nd gebracht, trad de vraag, welke rich-g die uitmoest, noodzakelikerwijs naar ren. b'itvoerig en vcor een talrijk gehoor, sa-ngestroomd uit aile delen van 't land, îandelt haar Willems en stelt haar teen aan de orde, in zijn merkwaardige le op het Brusselse Feest van 11 Febr. 14: Over den geest watrdoor de vlaem-t letterkunde zich vioet doen anderschei-■ Volkomen in dezelfde zin beantwoord-haa.r Conscience bij dezelfde ge-::n.eid: ,,Herimier u steeds," zei hij leus van het voorgeslagt: Godsdienst, rst en Vaderland. Onze voorouders beza-i een sfcil en zuiver geloof in de Alvoor-mgheid: dit geloof zij in onze voortbreng-J geterbiedigd, het beziele onze poogin-i, opdat de uitheemsche twijfelgeest ver-'gd worde. Onze vaderen hadden een-idige en kuische zeden, zij braken nooit i band-des huwelyks, waren trouw aen il woord en' regtzinnig in hunnen handeî; ! zeden moeten wy voeden en verspreiden, iat het vreemde vergift ontworteld wor-Geen volk op aerde heeft meer lièfde zyne goede vorsten getoond dan onze ieren: die liefde, die getrouwheid zy ook ons, opdat de vreemde omwentelingsgeest s vaderland niet aandoe... In een woord, wat eerbiedwaardig is zy door ons ver-%d, al wat deugdzaem en lofbaer is iqô als grondsteen ter opbouwing van 1 ylaemschen tempel. ' ' Hier sprak dus Conscience zijn be-lren uit tegen de geest der Eeuw, en met m keerde de Vlaamse Beweging zich tegen stromingen, die in Europa zoveel in het iselike en sociale leven op losse schroeven ^den gezet en de samenleving onafwend-ar werden naar de bloedige krisis van Wezenlik konservatief bleek hier de ^ van de Vlaamsgezinden; ongeschonden overleveringen van onze vaderen te be-ren, en, als Willems zeide, ,,van hue 'eii voort te leven... en ondanks den nn -'schenden wereldburgerlyken. tydgeest" m luidde het wachtwoord dat in de ver-aering te Brussel uitgedeeld werd. ^pcedig zou e'chter in België, evenals in de ourige landen, een Troelige jeugd opstaan. dcor de onrust der tijden gekweld er a humanitaire gevoelens doordrongen, ^pte met een schoner menswaardiger toe-ffist. Vol bewondering voor F o u r i e r 1 0 u d h o n en L o u i s B 1 a n c, strijd' J en proselieties van aard, zou zij po' Q oo.î in haa? vaderland de bodem vooi « denkbeelden voor te bereiden. pk in de kringen van de Vlaamse Be-s Jg ontmoet men, in de tweede helft van * USfenniiim i-ûf twijielende en ongeruste geesten die gehoor geven aan de roepstem van de nieuwe tijd en onder invloed staan van de grote sociale stromingen. ^ De Antwerpse huisschilder D.irick-s e n s, onder de schuilnaam Z e it t e r-n a n s in onze letterkunde bekend, een hartstochtelike Storm- en Drang-natuur, ge-voelt zich opgewekt tôt het schrijven van zijn roman Bernhatrt de Laet (1847), ,,door het ontmoeten van mannen des volks die geheel hunne menschelijke waerde gevoel den, welker hart opbruiste tegen de onrechtvaër-dige minachting waermede men hen belaed-de, die fluisterend den wensch uitten van eenen geheelen ommekeer der maetschap-pij", en in de held van zijn boek, wie hij een monnik tegenoverstelt, vei*persoonlikt hij ,,een grondbeginsel... en wel degelyk dat van vryheid en gelykheid wel heden zoo vêle» voorstanders vindt. " Uitvoerig zet hij in de voorrede van zijn volgende roman Mynheer Lu-chtervelde, Waerheden uit onzen Tyd. (1848) zijn standpunt uiteen, waar hij ver-klaart, ,,dat er in onze letterkunde voor aile gedachten, voor aile overtuigingen, plaets moet zyn. De worsteling des geestes moet by ons ook gevoerd worden, en dan ail een, wanneer iedere overtuiging haren tolk in het vlaemsch zal hebben, zal men mogen zeggen: de vlaemsche letterkunde /bestaet! Dan slechts zal men de echte baen des vooruitgangs bewandelen; want de wrij-ving der gedachten alleen brengt eenen nieu-wen grâed van beschaving voort, waeruit dan op nieuw een stryd ontstaet, welke alwe-der eenen nieuwen vooruitgang daerstelt. Zoq gaet het tôt in het eindelooze; want het is de beschikking der volken te midden der worsteling tusschen godsdienst en godde-loosheid, vryheidszucht en dwingelandy, volksliefde en verdrukking, naer het geheim-zinnig einde, waertoe wy bestemd zyn, te streven." Hoe ver zijn wij reeds met deze denkbeelden van de opvatting van vier jaar te voren verwijderd ! Niet in de aansluiting aan lïet verleden, aldus het woord van de nieuwe leer, kon de Vlaamse letterkunde haar heil vinden; wel echter in het opgaan in het moderne leven. Niet afwijzen mocht zij de eisen van de nieuwe tijd; zij moest hen in-tegendeel onder de ogen durven zien. Ge-wichtige sociale vraagstukken wachtten op een oplossing; ook de Vlaamse schrijvers moesten daar mee naar zoeken. Levert aldus in de jaren veertig onze letterkunde scherpe kontrasten op, niet minder is zùlks het geval met de eigenlike Vlaamse Strijd. Met het jaar 1840 was de Vlaamse Beweging, tôt dusver .tôt het gebied van de taalwetenschap en de fraaie letteren be-perkt, voor het eerst daar buiten getreden: met het algemeen petitionnement was de eerste poging gedaan om ook langs politieke weg tôt de oplossing van de Vlaamse kwestie I te geraken. Onmiddellik beseften helderzien-i de geesten daar van de grote betekenis, en met recht mocht de Luikse Hoogleraar N y-p e 1 s bij deze gelegenheid uitroepen: ,,C'est une lutte qui commence, Dieu sait où cela conduira." *) Niet lang zou het duren voor deze mening door de gebeurtenissen bewaarheid werd. De aktie die voor de verzoekschriften op touw was gezet, was nog in voile gang, •toen bij de verkiezingen voor de Antwerpse Pro-vinoieraad in de maand Mei, door een ,,vlaemsch comité" vier overtuigde Vlamin-gen — ,,alle yverige voorstaenders van de grondbeginselen in de petitiën voor de tael voorgedragen", kandidaat werden gesteld. Allen werden gekozen, die vierde kandidaat slechts na een heftige strijd, waarin ,,de vrienden en de vyanden van het vlaemsch grondbeginsel" scherp tegenover elkander stonden. Van het ,,vlaemsch comité" was de magt zoo wel als den naem alsnu her-kend."Van dit ogenblik af werd door de Vlaamsgezinden de noodzakelikheid levendig ge-voeld van een werkdadige Vlaamse propa-ganda onder onze bevolking; duidelik zagen zij in dat zij voortaan zich rechtstreeks moesten richten tôt het volk, waaruit zij waren gesproten en waarvan zij imniers de natuur-like Jeiders waren: ,,Op den .bewegenden volksétroom invloed uit te oefenen", schreef Snellaert in 1841, ,,moet een byzonder punt val al ons streven zyn. Tusschen zyn ge-drang met onze vyanden te moeten worste-len, ware roekéloos onze krachten verspil-len; — hy moet met ons eiï wy met hem." Treffend is met deze woord en de nieuwe richting van de Beweging aangegeven. Dr. A. JACOB. (Wordt vérvolgd.) * Achief Kon. VI. Acad., Delecourt, Brieven aan J. de Laet (d.d. 19 Febr. 1S40). *) Wij gaan heden voort met de in de tweede helft van de vorige maand onderbio-ken publicatie van de historiese studie o%*er de eerste jaren van de Vlaamse Beweging, en hérdrukken voor de goede samenhang een reeds in een vorig nummer geplaatst gedeelte. LIEDJE. Indien je nog sluimert>, meisje, Ontwaak en ontsluit de poort, De dag breekt aan en wij moeten gaan Over heiden en weiden voort. Toef niet tôt j© krijgt je muiltjes Op je bloote voetjes kom ras, Wij moeten algauw door droppende dauw En menigen breeden plas. De plichten van elken Vlamlng ten opzlchte van ,,de Vlaamsche Stem" zfjn: MEDEWERKEN. ABONNEEREN. VERSPREIDEN. KLEINE KRONIBK Kern. De stem de6 volks roept Vlaamsch,. en gij, g'en hoort het niet! GUIDO GEZELLE- „Dultschsezlnden." K. schrijft in de ,,Gazet van Brussel": ,;Er is thans in den volksmond een zeçr ge-vaarlijk scheldwoord in omloop, dat met een buitengewone lichtvaardigheid wordt uitgespro-ken. Ik meen het "woord : Duitschgezinde. ïe pas of te onpas wordt iemand yoor Duitschgezinde geschoJden. Wanneer dit woord door Vlamingen of tegenover Vlamiçgen, gebruikt wordt, kau het dubbel gevaarlijk worden. Immeis, de woordenschat der Vlaamsche Be-weging bezit reeds lang het woord ,,Fransch-gezinde", waarvan de geijkte beteekenis tôt geen enkele verkeerde opvatting meer kan aan-leirling geven. De Franschgezinde in Vla-anderen is hij, die van ons land een wingewest "voor de Fransciie beschaving wil maken, die er naar streeft om het openbaar leven in Vlaanderen geheel te verfranschen en het Vlaamsche te doen verhui-zen naar den koeslal en de achterkeuken, in afwachting dat het onder den drang der 'pénétration pacifique geheel verdwijne. De Franschgezinde is hij, viio in Vlaanderen deel uitmaakt van de Association flamande pour la vulgarisation de la langue française en Flandre, van de Ligue pour la liberté des langues, van de Amitiés Françaises, van de Garde Wallonne of andere kringen met min ot meer bedekte bedoelingen. De Franschgezinde is hij, die de afschaffing van de taalwetten vraagt, die een Vlaamsch onderwijs tegenwerkt, die in Vlaanderen een Fransche pers ondersteunt. Zoo ongeveer iemand noemen wij een Franschgezinde. De Franschgezinde is geen Franschman ; hij is meestal een gebore n Vla-ming."Wanneer wij dus het woord Duitschgezinde gebruiken, dienen wij ef mutatis mutandis-ook dezelfde beteekenis aan te hechten. Welnu, ik verklaar, dat ik nooit in mijn leven, nu niet of vroeger niet, een Vlaming ontmoet lieb die Duitschgezind is. Wie het woord gebruikt, zonder er de voile draagkracht aan te hechten, begaat een schan-delijke verdachtmaking. Waren er werkelijk Duitschgezinden in Vlaanderen, dan zouden wij ze evenzeer aan den schandpaal spijkeren als wij nu doen met de Harrj-'s, de de Marès en andere Spée's en Fejcrick's. Maar nog met één naarn heeft men kun-nen noemen. Insinueeren vindt men gemakke-• lijker. Het ware echter spijtig moe6ten ook Vlamingen zich laten misleiden door een vuig ge-goochel met woorden. Wij hebben gez«0d, wat een Duitschgezinde is. Dat men er ons nu één toonel Dat men ons eens een ,,Verband" voor de verbreiding van de Duitsche taal in Vlaanderen toone, waar een Vlaamsche bisschop en Vlaamsdhe volks-vertegenwoordigers deei van uitmaken. Men zal het niet doen, want er zijn er geen in Vlaanderen. Vlamingen, houdt het u voor gezegd! Er zijn er geçn!"- v Op de Taaigrens _ verwaalsching van Vlaamsche gemeenten. . De ,,Gazet van Brussel'"' schrijft: Hoeilaert is een zuiver Vlaamsche gemeente op de taaigrens gelegen. Zij werd echter. door de Regéering met een Waalsohen burgemees ter begiftigd. Dat die meneer de hem opgedra^ gen taak ernstig opvat, blijkt uit de stukken die van het gemeentebestuur " uitgaan : ze zijn aile in het Fransch gesteld. Zoo hebben wij een schrift met den volgen-den inlioud onder oogen gekrçgen : Administration communale de Hoeylaert. Hoeylaert, le 1915. Je sousseigné, bourgmestre de la commune de Hoeylaert, certifie que le nommé , domi- i.cilié à Hoeylaert, doit se rendre à ..., pour ..., et retour à Hoeylaert. Le Bourgmestre (w. g.) J. DELCORDE. De stempel die het stuk waarmerkt, is ook in liet Fransch. De ingezetene aan wien liet bovenstaand be-wys werd afgeleverd is de fransche taal niet machtig. . .. Wanneer zal men eindelijk eerbied krijgen voor de taal onzer Vlaamsche soldaten ? Zoo snel als de bliksem. Als we willen zeggen, dat iets allervluçst moet gebeuren, spreken we van: als de blik-sem, als de wind, in een oogenblik, zonder ons rekenschap te geven van die tijdsbepaling. Wat is eigenlijk een oogenblik? Volgens ! photografische opneming van de beweging v«an de menschelijke oocleden heeft men kunnen constateeren. dat men in 4 seconden 20 maal met de oogen kan knippen, twintig maal ze kan openen en sluiten. Ergo duurt een ,,oogenblik" cen vijfde deel van een seconde. Van de snelheid des bliksems weten we minder. We mogen anders wel, dank zij de vele waarnemingen, aannomen, dat de snelheid van den bliksèm nauwelijks een duizendste van een seconde bedraagt. Dus zou de bliksem in één seconde wel een K.M. aflcggen. En hoe staat het met de snelheid van den wind ? De wind, die zoo hard waait, dat men van een storm spreekt, heeft een gemiddelde snelheid van 25 meter per seconde of 90 K.M. per.uur; zoo snel rijdt een trein b.v. De orkaan beweegt zich voort met een snelheid van 144 K.M. per uur." Dit wordt echter ook nog door uitvindingen van den mensch overtroffen. want tijdens proeftochten met electrische treinen bereikt men een snelheid van 210 K.M. per uur. Het toonbeeîd van langzaamheid is de slak. De gowone bosolislak ziet kans om zich in een seconde 0.6 m.M. voort te bewegen. Vprgeleken met deze is de zwarte wegslak, die 3.3 m.M. in een seconde aflegt, een hardlooper. Maar de laatste heeft ook geen huis te dragen. Turksch geld. lu vreemde landen kan het zeer moei-ijK zijn uit het muntsysteem wijs te worden. En vooral schiint dât in som- mige f Turksche landen het geval te zijn. Daarvan getuigt het volgende ver-haal van een Duitsch officier, die in een Arabische bazar in Syrië inkoopen deed voor zijn vrouw. ïk : .yWat kost die ketting van glas-parels' '. Ilandelaar: Drie piasters. Ik : (tot„een vriend, die als Dolmetsch cîienst doet) ,,Neem alsjeiblieft drie piasters uit m'n beurs". De vriend: ,,Piasters bestaan niet". Ik : ,,Waarom rekenen zo er dan mee?" De vriend haalt de schouders op. Ik : ,,Hoeveel is een piaster?" De vriend: ,,40 para's". Ik : ,,Ik kan toch geen 120 para's in m'n beurs mecdragen?,, De vriend : ,,Natuurlijk niet, maar para's ziin ook niet in omloop". Ik: ,,???" Ik : ,,Hoeveel- is dan eigenlijk een piaster?" De vriend : ,,Ongeveer 18 pf. Ik : ,,Nou, geef deu man maar, wat hij hebben wil". De vriend geeft hem een munt zoo groot als een 5 Mark stuk. » Ik : ,,Waarmee heb je hem nu betaald?" De vriend: ,,Met een besclilik". Ik: ,,Dus dat zijn 3 piasters?" De vriend ,,Ja, in de bazars. Maar op het postkantoor zijn het er maar 2i. Vraag me alsjeblieft niet waarom". Ik : ,,Een beschlik is drie piasters, is ge-lijk 120 para's". De vriend: ,,Neen, 40 para's". Ik: ,,Maar driemaal 40 is toch...". De vriend : ,,Denk je dat het daarop aan-komt?"Ik : ,,Wat kost die shawl?" De handelaar: ,,100 piasters". Ik : ,,1/ieve deugd, dat lijkt wel een heel vermogeu !" De vi-iend: ,,En toch is het maar zoowat 18 Mark". Ik : ,,Prachtig, betaal jij maar voor me". De vriend : , ,Kijk, dit is nu een Turksch gouden pond." Ik• ,,Dus dat is 100 piasters?" De vriend : , ,Oh neon ! In Bairoeth is het 130 piasters, hier zijn het er maar 96. Ik : ,,Wat kost die gordel?" Handelaar: ,,50 piasters, Chawadja." (heer) ! ,,Ik: ,,Hier heb je 10 franken ; geef me daarvan de helft terug." De handelaar zegt, dat hij het zal gaan wisselen. Intusschen drinken we Turksche koffie. Eindelijk komt de Turk terug €n" haalt drie zware rollen uit zijn zak, gewik-keld in blauw papier en vele oentimeters lang. Ik : ,,Is dat allemaal vôor mij ? Wat moet ik daarmee doen?" De vriend opent de rolletjes en nu zie ik heele rijen blanke munten, allen bestem-peld met den naam van den sultan, een heel artistiek monogram, dat er op den eersten blik uitzâot als een vogel uit eon sprookje. Ik : ,,Hoeveel is dat allemaal waard?" De vriend: ,,Waarschijhlijk zijn het 200 stuks metallik." Ik: ("vol ontzettîng): ,,200 Sprookjes-vogels? Allemachtig!" We gaan naar ons hôtel terug en daar laat ik me ook de andere munten verklaren. Een medjidie is zoowat M. 3.40; daar--voor krijgt men, al naar de ?-tad, waarin men vertoeft, 20 à 23 piasters. Kwart med-jidies gebruikt haast niemand meer. De kabak is zeer zeldzaam en is het bevoor-rechte geld stuk van den bedelaar. Die vraagt altijd om een kabak, hoewel die er haast niet meer zijn. Tenslotte heeft een metallik al taar de omstandigheden een waarde van 12§ à 14 para's. Japansche Helmen. Nog geen dertig jaar geleden droegen do Japansche soldaten helmen met groote, won-derlijk uitziende maskers, om de vijanden schrik aan te jagen. 48 Jantje op de kostschool. De vacantie begint en Jantje wordt van de kostschool gehaald. — ,,Wel, hoe vond je 't er nou wel?" vraagt va der. —,,'t Gaat nogal ; 't eten is erg slecht," z^gt Jantje, die zooiets héeft hooren zeggen door de grootere jongens. ' — ,,Wat scheelt er dan wel aan?" vraagt pâ met een verbaasden blik naar Jantjes roodé wangen. — ,,Och! de meneeren eten de rabàrber en wij krijgen de stelen !" Een goverfd paard. In den laatsten tijd is het herhaaldelijk voor» gekomen, dat smokkelaars met paard en wa-gen de grens - overgingen, zonder dat het ge-lukte ze te snappen. Dinsdagnamiddag werd door de rijksveld-wachters Telman te Ensch^de, en Wieringa te Lonneker in het Aamsveen wederom een paard met Vagen waargenomen, die in de richting der grens gingen. Toen de voerman de politie zag zette hij het paard aan en in galop ging het naar de grens. Voor die echter bereikt was, werd hij inge-haald en bleek het te zijn een landbouwer, wo-nende te Glane, gemeente Losser. De man was in het bezit van een bewijs, afgegeven door den grenswacht-commandant, dat hij vergun-ning had met paard en wagen te mogen rij-deu. Het signalement van het paard, waarmede mocht worden gereden, kwam oppervlakkig beschouwd met dat van het dier dat zich voor den wagen bevond overeen. Bij aandachtige beschouwing bleek echter, dat enkele der ge-signaloerde kenteekenen kunstmatig waren aangebraclit, o.a. was het dier een kol voor den kop geverfd. Als verdacht van poging tôt uitvoer werd de lnndbonwrr geverbalisoerd er» zijn gerij in beslag genomen. Oud moederfje. Schets. Heur huizeke stond met het wit eindgeveltje naar de zandstrate toe, haast geheel wegge-doken onder 't weolderige groen van 'n groo-ten vlierbooni en 'n wijngaard, wiens ranken tôt verre op 't stroo'dak reikten. Fous, heur kleenkind, — bijkans heur eigen kind, want z'n moeder was gestorven al hem 't leven geven en de vader was weggegaan, God weet waar naar toe, zonder nog ooit naar z'n kind omme te kijken. — Fons had het in den voor-zomer nog gewit en den wijngaard' zorgvuldig opgebonden. De watervensters had hij in hel groen geschilderd, de steendam vermaakt en 't hofke voor de deur zag er altijd zoo proper uit, daarvoor zorgde hij 's avonds nog, als hij van don boer kwam. Nu was het allemaal blijven liggen, verwaar-loosd, moedertje was te oud om er nog veel aan te doen en Fons, Fons was weggegaan, aaar den oorlog. Het was n hàrde slag geweest, toen de mare kwam, dat al de soldaten moesten optrekken. Maar de garde thad gezeid : ,,Moedertje, zijt maar niet benauwd. 't Zal weere vergaan gelijk in 't zeventig: aan de grenzen liggen, veel hooren en zien, maar gelukkig buiten 't vier blijven." ,,De garde was er ook geweest en daarvoor droeg hij nu 's Zondags dat blin-: kende kruis op z'n jas." De Duits zal er wel I buiten blijven, — had hij nog gelachen, — j want door België mag hij niet komen, daar-' voor heeft hij geteekend, zwart op wit en z'n i eerewoord verpand."' Fons moest vertrekken. Van z'n boer had j hij verkregen, dat z'n moedertje aile dage mocht 'n ketelje kernemelk halen en dat de koeiér ondertusschen 'n schof zou mogen komen om het hofke in orde te houden. Van 't gouvernement zou z'n moedertje aile weke heur geld trekken. Kom, kom; 't zou allemaal wel goed vergaan. En toch 's anderdaags op den vroegen och-tond, als de smoor nog: over de slapendc velden hing, dat moedertje hem z'n potje koffie in-j geschonken had en in 'n stuk van de Zondag-; gazette z'n boterhammen gepakt waren, toen I begaf liour gemood. Ze ging ineehgedouwen op 1 heur plekske in den lioek van den heerd zitten i en uit heur oude, versleten oogskes kwamen i er twee groote t-ranen rollen. En Fons, die ze zag, keek zwijgende naar buiten en kropte, kropto om de laatste bete brood binnen te krijgen. • Het wijveke was wçer opgesjokt tôt bij heur kind. Ze.lei heur mager, bevend handje tastend j op z'n schouere. ,,Toe, Fons, go moet eten, ! jongen. Ge moet u kloek houden." Fons ant-, woordde niet,. hij kon niet. Hij greep bevende ; naar dio arme versleten liancljes, die in hun j leven zoovele voor hem gewprkt hadden en 'n !. snik smachtte hem in de kele. j ..Moedertje, 't is tijd .dat ik ga." Met heur : stokske zwaar op den eerden vloer kloppende | ging zo aan z'n hand de deuro uit. Fons keek î nog eens schuw het kamertje rond, meer durfdo hij niet. Hij voelde op z'n herte 'n pak | drukken, drukken en voor z'n oogen was 't of | hem nu inoens geheel z'n leven kwam te staan. ,,Moedertje, "ge moet maar geen verdriet maken. 't Zal gauw gedaan zijn en toen keei j ik weere, om nooit meer - weg te gaan." ; Het vrouwtje gaf geen' antwoord. Met korte, pijnlij'ke snikskes zonder tranen, weende het z'n opgekropt herte uit, terwijl ze met heur ' handje krampachtig in heur kinds kloeke vuist j douwr. Aie ze aan 't heske kwamen bij de zand-■ strate bleven ze staan. Nu werdt het den jongen ook "te hard en 'n paar doffe snikken woel-den uit.z'n kloeke borst op. Twee lango tranen kwamen op z'n bruingebrande kaken big-gelen. Hij greop z'n soldatçnmutske van z'n hcofd en hij kreunde het, meer dan hij' 't zei: ,.Moeder, 'n kruiske. ,,'t Vrouwtje rekte zicl i echter om bij het gebogen voorhoofd van heui kind te geraken, leî heur handje op z'n hoofe en met heuren duim 'n kruiske op z'n voorhoofd teekenende, stameldë ze : ,,God zegene je en God beware je, Fons." Hevig pakte de jon-geling moedertjes lianden in de zijne en huildc het bijkans uit: *,,Maar moed houden, moedertje. ' — ,,Ja> Fons. Gij ook, jongen." Toen sloeg hij 't h'ekske open en stapte de zandstrate op, zonder nog om te kijken. En moedertje bleef• staan, vastgeklampt aan Ji hout van 't hekske, hem star na te kijken mei heur wéggezonken oogskes, waaruit de traner nu langzaam, langzaam naar beneden rolden, Heur jongen, daar ging hij nu, weg, verrt weg van heur, heur goede, brave jongen. Aar den draai van de kalsijde keerde hij zich no<; 'nen keer om, greep z'n mutske van z'n hooft en zwaaide ermeê naar z'n moedertje. Toei sloeg hij ineens de groote bane op en uit heui oogen. Maar ze'n kon nog niet weg van 't liekske het moedertje. Met heur uitgemergelde vinger tjes had ze heur wit mutske rechte getrokker en lïet vaal-grijze liaar, dat er onderuit gewaaic was, weer opgeborgen. En zacht-snikkende keel ze en bleef ze maar kijken naar ginder, waai dat ze heur kind 't laatste gezien had. In heui mager, gepeésd keeltje snikte en stokte het ei diep .op heur stokske geleund, strompeldo ze ni naar heur huizeke terug. Blêtend kwam d< geite b^ven de îhalve deure van het stallet'j( uitkijken, verwonderd omdat het vrouwtjt voorbijging zondor heur toe te spreken. Ze ging rechte naar heur plekske in dei heerd en op 't lage, zwarte stoeltje neergezon ken, ineongedouwen, heur ellebogen op heui knieën, steunende, met heur handjes voor heui oogen, zat ze toen hartstochtelijk te snikken Als zooveels druppels van heur zielebloed, fol den nu do tranen tusschen heur vingers door heur magere armtjes langs, tôt in heur opei mouwtjes. Sedert dien waren de dagen voorbijgeg.'.an eentonig-traag. Aile dage strompelde zo mei heur keteltje naar den boer en kreeg he keteltje vol kernemelk. Toen sukkelde ze teruj naar huis en kwam niet meer. tôt buiten ' hekske. De koeier kwam ondertusschen noens in den schoftijd en kapte gauw wat aard appels uit in heur hofke, bracht voor de geitu wat groen meê en 'n bosseltje hout voor il den heerd. Eens om de veertien dagen kwan de garde met eenige franks, ,,'t geld van dei soldaat", die nu dapper z'n vaderland verde digde en flen duits hielp verslaan." Maar 't moedertje scheen met heur gepeizei altijd zoo verre weg, dat de garde het hoof< schuddende in z'n eigen zêi : .,'t vroinvtje i A aan 't simpel worden." En of 't dan plots z'i j gedachten raadde, ze keek op toen hij zweeg ei loech: ,.Ja, garde, ik word 'n simpel wijveke [.ik versta. dat al niet meer..." En de gard was weggegaan al harder z'n kop schudden. Toen was ze do in heur handje geprangd* geldstukken diepe onder het stroo in d alkove gaan wegbergen, al blijde monkelend „voor Fons, als hij weere thuis komt" Fons met z'n sterke armen had in de laatst» îaren altijd 't grofste huishoudwerk gedaan het L'emakkeliikste hield het vrouwtje zelvi dan zooveel mogelijk bij. Nu gerocht het huizeke vervuild en verwaarloosd. Het bed in de, alkove kon ze niet opdêkken, heur eigen goed wasschen kon ze ook niet meer. In 't geitestalletje Jag de geite in heur vuiligheid en voor de deuro en in .'t hofke was het 'n wildernis geworden van onkruid. Zoo had het nu weken lang aangesleept. Tôt op ^n zonnigen dag in den nazomer de garde weer over den steendam gestapt kwam met z'n zwaren stap en 't hardë neerstuiken van z'n stok op de steenen, de bovendeure openstiet, langs binnen de onderdeure losmiek eu binnentrad : ,,mag ik wel?" .„Ib 't gij, garde?" — vroeg het moedertje, --..ik hoorde het aan uwen stap. Ik ben wel 'n beetje simpel...." loech lichtschokkend heur oud gebroken stemmetje. De garde liet zich op 'n krakenden Btoel neèrvallen en zat 'n poosje sprakeloos verlegen met z'n zwaren stok te spelen. ,.Moedertje er is nieuws van Fons.'' Het vrouwtje rechtte het schuddende kopke, waaruit de roodge-rande oogskes nu vragend staarden en uit haar keeltje stokte een vragend, lang gerekt: ,,ÎTa?" ,,Geen al te best nieuws", — zei de garde dof en keek star naar het putje, dat hij met z'n stok in den* eerdvloer aan 't boren was, — ,,Fons is in 't geveeht geweest". Het vrouwtje kook hem aan als wilde ze de woorden uit z'n mond kijken. En uit heur oogskes sprak nu angst en pijn voor hetgeen ze vernioedde en nog niet begrijpen kon. ,,Fons is gekwetst. En nog al erg", * vervolgde ver- ^ legen de garde. Het hoofdje van 't moedertje ging heviger aan 't schudden en plots sloegen bevend heur lippen tegeneen. Ze sprak niet ; de pezen yan heur mager keeltje vertrokken krampachtig en rond lieur stokske kneldèn heur mager vingertjes zich vast als om te bidden. Besluiteloos ging de garde voort met met z'n stok te spelen on zin na zin kwam het er gedwongen en verlegen uit. Fons was erg gekwetst in 't hospitaal opgenomen geweest. De dokters hadden hun beste gedaan, maar de wonde was doodelijk. Hij was nog gebiecht en bérecht geweest en toen was z'n schoone ziele naar den liemel gevaren. Hij was gevallen als 'n held, voor 't vaderland. Zonder schijnbare ontroering had het vrouwtje die schrikkelijke tijdinge aanhOôrd. Weenen deed ze niet. Alleen liet geweldig schudden van heur hoofdje, het verdwaasde, verlorene in heur oogen zei wat er in dat herte omging. Langzaam liet ze- heur hoofdje dieper voorover zakken. Nu zat ze geheel in-i eengekrompen op heur stoeltje in den heerd. ; Verlegen keek de garde naar het vrouwtje op. zat er toen lang op te staren, z'n eigen gedachten. voorzeker ook ginder verre op 't slag-veld. waar Fons gevallen was, dien ktoeken, moedigen jongen. Doch geheel z'n boodschap was niet vervuld. ,,Moedêrije, ge n' kunt hier alleene in uw , huizeke niet blijven, go zijt oiîd en moogt nu wel goed verzorgd worden. Zoudt ge niet willen naar 't gasthuis gaan, ge zoudt er goed zijn en de zusters zouden u zoo goed oppassen ? Maar nu kromp het vrouwtje nog dieper ineen, sçhoof nog dieper in Jt hoekske van den .heerd, .ils was zo verlegen, dat de garde I heur onmj.ddellijk zou doen meêgaan. ,,Neen, (neen, niet naar 't gasthuis. Ik kan mezelven nog wel doen, ik kan hier niet weg.. Ik moet | hier zijn, wachten totdat Fons thuis komt. Ik ben, ik maar 'n simpel wijveké..." En nu kwamen weer de tranen, de lavende, troosten-| de tranen, in ,de rimpels van heur gezichtje i loopen. ,-,Ik ben ik maar 'n simpel wijveke, — J sohrcide .ze, — laat mij maar hier." Ea bijna glimlachend keek ze op : „oude bommen willen niet verplant zijn". j Langzam stond de garde rechte. ,,Peist er : nog maàr eens op, moedertje, — zegde hij, — ik zal over Jn paar dagen weere keeren. En j zijt maar moedig, we zullen ailes ten besLe j schikken voor u';. Hij trok de deuren open : en weer dicht achter zich. En voor 't kleen ! geruit venstertje schoof z'n hooge gestalte voorbij' en in 't mulle zand vair d«^ strate verging z'n zware stap. Binnen zat het moedertje verwezen te kijken, ierwijl nu en dan 'n groote traan uit heur oogskes kroop en met 'n rukje naar beneden viel in heuren schoot. Nog eenige dagen waren. voorbijgegaan. Men had niet meer naar 't moedertje omge-keken. De toestanden waren zeer verslecht. Misschien zelfs zou Vlaanderen, het kalme, schoone, vrjje Vlaanderen, nu ook den ijzeren hiel voelen en zou men ze nu ook zien voov-bijtrekkën, de vijanden. Men had reeds Fransche soldaten gezien, en Engelsche en van dio bruine met waaiendo witte mantels. Wat zou er nog gebeuren in 't kalme, vrije Vlaanderen ? Het klonk als 'n donderslag, toen men vèr-nam, dat Antwerpen gevallen was, dat onzo dappere soldaten ' achteruittl-okken, aoîiter-: volgd door den vijand. En inderdaad. Nader ■ en nader kwam het kanongebulder. In stormen-de vaart vlogen wagens en auto's voorbij, daarna geheele régimenten voetvoïk, peerde~ volk van ailes dobreen. Het was de aftooht. s Voordat de eenvoudige landlieden goed be-, grepen haddën. wat er aan 't gebeuren was, > stond de vijand reeds in hun land. Do dek-kingstroepen van het dapper, maar voor de overmacht wij ken de legcrtje, hielden moedig . strijdend do aanrollende bare van vijanden ■ tegen en weken slechts voor na voet. # De ontsteldcJ boeren vatten eerst het ta-kende gevaar, wanneer ze ginder in de verte . groote zwarte rookwolken zagen opslaan vau platgebrande liofsteden. Eneden kop verliezen-de, overal vuur en bloed zi'iiide, met verschrik-te, wanhopige blikken joegen ze hun huis uit. , in haast -'n pak kleeren i>ijeengegaard en op , den rug gebonden, vooruit, zonder doel, maar ; weg, weg van dîidr. Het oud moedertje had al dat geruchte ge-\ hoord, al dien angst gezien en niet bogrepen. i Ze was toi aan heur hekske gesukkeld en had . verwonderd rondgekeken zonder to vatten, 5 waarom ,dat al , die menschen zoo tierden en t met die zware pakken aan 't loopen gingen. ! De koeier was dwars over Jt veld komen loo-i pen en had heur toegeschreeuwd : , ,moedertje, . ge moet vluohten, den duits is daar en hij zal u vermoorden." t Toen was ze pas opgeschrokken. Den duits, 1 hij, hij die heuren Fous vermoord had, zou nu ; ook komen om heur te vermoorden. Ja, ja, ze » \ moest vluchten, vluchten. Bevend en strompe-l lend kwam zo binnengeloopen, met 'n lange , lok grijs haar uit haar vuil wit mutske han-3 gende. Midden iu 't kamertje çtond ze stil, keek rond naar wat zo grijpen zou, ze lnost i toch ook iets meenemea en vluchten, vlucli- > ten... Nivens 't kaske stond heur nieinv mandje, dat Fois voor heur gekoclit had. Hijgend greep ze 't. en vluclitte ermee heur » huizeke uit, de zandstrate JOS. JANSSEN. ; iWordt vtrvolgd.y

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks De Vlaamsche stem: algemeen Belgisch dagblad behorende tot de categorie Oorlogspers. Uitgegeven in Amsterdam van 1900 tot 1916.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Periodes