Het tooneel

724 0
close

Waarom wilt u dit item rapporteren?

Opmerkingen

Verzenden
s.n. 1917, 28 April. Het tooneel. Geraadpleegd op 19 april 2024, op https://nieuwsvandegrooteoorlog.hetarchief.be/nl/pid/8s4jm24c5j/
Toon tekst

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Het Tooneel 2e Jaargang Nr 33 — 28 April 1917 Beheer en Redactie : Kerkstraat, 13, Antwerpen 10 Gentiem - — =— ; - Paljas in Anvers^-Palace Frans Van Dijck, Orkesileider. Koninklijke JVederlandscbe Schouwburg. HET SPEELPLJHS 19)6-1917. In het eerste nummer van den tweeden jaar-Sfang van «Het Tooneel» kwam, als hoofdartikel, het interview met den heer Bertrijn, leider van ons g-ezelschap. Na gemeld te hebben dat hij met «Parisina» zou openen, ging de directeur voort, op onze vraag wat er na het werk van Gittens en Keurvels aan de beurt zou komen: «Een heele reeks heropvoeringen en 00k enkele nieuwe stukken: «De Naakte Vrouw» van Bataille; «De Slet», een nieuw werk van Scheltjens; «De Dwaze Maagd» van Bataille; «Kleine Men-schen», van den Nederlander Van Waasdijk; «Al-lerzielen» van Heijermans; «Nora» van Ibsen, — waarin mijn vrouw de titelrol zal overnemen van Mev. Dilis; — «Mevrouw Warren's Bedrijf» van Bern. Shaw; «De Roode Toga» (Rechters Eer-zucht) van Brioux; «Gaat en Vermenigvuldigt» van Haugen; «Mijnheer Alphonse» van Dumas, fils; «De Hindeilaag» (L'Embuscade) van Henry Kistemaeckers; «Mea Culpa» van M. Van Riems-dijck; «Anne-Mie» van Faasen; «Zaza» met mijn vrouw in de titelrol; «Een Boete» van Suze La-chapelle-Roobol en «Verstrooid Vrouwtje». Waarschijnlijk gaat 00k «Koning Hagen» van Hubert Melis; «De Rechte Lijn» van Fabricius en «De Winkeljuffrouw» van Fonson en Wicheler, in de vertaling van Moortgat, dat in Holland ge-speeld werd door de Vlaamsche artisten en een kolossaal succès bekomen heeft. Voor dit laatste werk zouden er een paar décors moeten geschil-derd worden. Maar of de stad tôt het bestellen zal overgaan durf ik niet bevestigen. Ook is het niet onmogelijk dat we «Shylock» geven met Piet Janssens... Ik heb, terloops gezegd, een paar wer-ken ter lezing gekregen van stadsgenooten » Laat ons nu eens zien wat er van die beloften is geworden. Werden niet opgevoerd: «De Slet» van Scheltjens; «Allerzielen» van Heijermans ; «Nora» van Ibsen; «Mijnheer Alphonse» van Dumas fils; «Mea Culpa» van Van Riemsdijck; «Anne-Mie» van Faasen; «Een Boete» van Suze La-chapelle-Roobol ; «Verstrooid Vrouwtje» ; «De Winkeljuffrouw» van Fonson en Wicheler en «Shylock» van Shakespeare. De twee werken van stadsgenooten zijn ook in de kartons blijven liggen en wij hebben niet ver-nomen wat er met deze «beide slachtoffers» zal gebeuren, want, tusschen haakjes gezegd: — het bestuur was dees jaar zoo gesloten als een sfinx. Maar als de zaken goed gaan, niet waar? dan... Waarom hoogervermelde werken ook niet werden opgevoerd en we in plaats van dat misselijke «Gaat en Vermenigvuldigt» geen «Nora» of «De Slet» van Scheltjens te zien kregen, is voor ons en dus ook voor de duizende lezers van «Het Tooneel» insgelijks een raadsel gebleven. Voor «De Winkeljuffrouw» van Fonson en Wicheler, in de vertaling van Moortgat, werd er gezegd dat er op stadskosten twee nieuwe décors moesten geschilderd worden en dat het niet waar-schijnlijk was dat tôt die uitgave zou overgegaan worden. We begrijpen de beslissing van het collège, om in dezen tijd geen andere dan onontbeer-lijke uitgaven te doen, maar van den anderen kant hebben we vernomen dat het décor van het laatste bedrijf van «De Hinderlaag» op kosten van ons exploiteerend gezelschap geschilderd js geworden. Dat moet ook het geval geweest zijn voor het décor van «De Rechte Lijn» van Fabricius.Wat dus voor het eene werk kon gedaan worden was dus niet mogelijk voor een ander. Het is voorzeker te betreuren dat we «Shylock» niet te zien kregen, voorzeker een der glansrol-rollen van Piet Janssens. Laat ons nu maar hopen dat toekomend sei-zoen in dat verzuim zal voorzien worden en dat daarenboven de wensch van een onzer lezers : «Hamlet» te zien opvoeren met Cauwenberg in de hoofdrol, ook tôt verwezenlijking moge komen. Ziehier nu wat er opgevoerd werd aan oor-spronkelijke werken : «Parisina», lyrisch draina in vier bedrijven van Gittens en Keurvels, «Klei ne Menschen», tooneelspel in vier bedrijven, door Albert van Waasdijk; «Pro Domo», romantisch tooneelspel in vijf bedrijven, door A. W. G. Van Riemsdijck; «Het Zevende Gebod», tooneelspel in vier bedrijven, van H. Heijermans; «De Opgaande Zon», tooneelspel in vier bedrijven van H. Heijermans; «Eene Misdaclige», drama in vier bedrijven, van Nestor de Tière; «Bietje», tooneelspel in één bedrijf, van Maurits Sabbe; «Op Hoop van Zegen», spel van de zee, in vier bedrijven; «'t Kleintje», tooneelspel in één bedrijf, van Maurits Sabbe; «Ghetto» burgerlijk treurspel in drie bedrijven, door H. Heijermans; «Asschepoes», blij-spel in één bedrijf, door J. van Sloten; «Koning Hagen», treurspelin vijf bedrijven, door Hubert Melis, muziek van Edward Keurvels; «Fanny's Sonnet», tooneelspel in één bedrijf, door Maurits Sabbe; «Gaat en Vermenigvuldigt», tooneelspel in drie bedrijven, door Jef Haugen, «Eene Koket-te», tooneelspel in één bedrijf, van G. De Lat-tin; «Zieleketens», tooneelspel in één bedrijf, door Nestor de Tière; «De Rechte Lijn», tooneelspel in drie bedrijven, door Fabricius. Vreemde werken : «De Naakte Vrouw», tooneelspel in vier bedrijven, van Henry Bataille; «De Dwaze Maagd», tooneelspel in vier bedrijven,door Henry Bataille; «Zaza», tooneelspel in vijf bedrijven, van Pierre Berton en Charles Simon; «Rechters Eerzucht» tooneelspel in vier bedrijven, van Brieux; «De Kleinen», tooneelspel in drie bedrijven, van L. Nepoty; «De Dief», tooneelspel in drie bedrijven, van Henry Bernstein; «De Meester der Smeltovens», drama in vijf bedrijven, door G. Ohnet; «De Hinderlaag», tooneelspel in vier bedrijven, door Henry Kistemaeckers; «Het Schan-daal», tooneelspel in vier bedrijven van Henry Bataille, «Mevrouw Warren's Bedrijf», tooneelspel in vier bedrijven, van George Bernard Shaw; «Het Meisje van Arles», lyrisch drama in vijf ta- 1 fereelen, van Daudet, muziek van G. Bizet; «Spo-ken», familiedrama in drie bedrijven, door Hen- i rik Ibsen, «Margaretha Gauthier», drama in vijf bedrijven, van Alex. Dumas, fils ; «De Kleine 1 Lord», tooneelspel in drie bedrijven van Francis Hudson Burnett, «De Onbekende Vrouw», drama in vijf bedrijven. van A. Bisson, «Het Slachtoffer» tooneelspel in drie bedrijven, door Gaston Devo-re.El- werden in 't geheel 17 oorspronkelijke stukken met 49 bedrijven en 16 uitheemsche werken met 64 bedrijven opgevoerd. * Vergeten wij er niet bij te voegen dat de twee kasstukken : «De Dwaze Maagd» tien maal en «De Hinderlaag» dertien maal werden opgevoerd; — «Parisina» beleefde insgelijks tien opvoeringen. r De verhouding van het oorspronkelijk werk tôt het vreemde is dus wel geruststellend, zij is zelfs . voordeeliger voor het werk van eigen bodem dan in gewone tijden en wij mogen het bestuur voor zijn nationaal streven wel dankbaar zijn. 1 In het volgend nummer spreken we over het | opgevoerd werk, onze artisten en het ensemble. ■ Het Gemoedelijk Leven VOORJAARSBEGRAFENIS. Wanneer de Dichter voor de poort van het gast-huis kwam, wipte de wind hem zijn hoed af. Te-gen het rukkend geweld in liep hij hem achterna en ving hem juist aan den rand van een plas. In den korridor kwam hij tôt bezinning... Het stormweer, een joelend voorjaarsweer, raasde en rukte door de straten. Terwijl hij zijn zwarte, ' filosellen handschoenen aantrok, keek hij in den tuin naar het vaalgroene gras.Hij hoorde het ja- gen van den wind, het sleffen van voetstappen in den gang, het rammelen van deuren en ramen. Wat kwam hij hier doen? Als kind had hij de doode neef wel eens ontmoet... En nu kwam hij hem helpen begraven !De doodskaart had hem op-geroepen tôt zijn familieplicht. Vreemde samen-hechting van menschen die elkaar nauwelijks ken-den en ook niets gemeens hadden, en elkaar nog maar slechts ontmoeten mochten op begrafenissen. De ouderen waren haast verdwe-nen en de jongeren konden maar karige woorden wisselen. De meesten was het niet voor den wind gegaan, maar in de verwijdering ontging hen de behoefte om over eigen aangelegenheden te pra-ten.Een man ging voorbij en de Dichter volgde hem naar de doodenkamer. In den gang stonden vrouwen en meisjes. Plots, in de schemering der kaarsvlammen,zag hij de familie, het baarkleed met zilveren kruis_, de zwarte draperieën bespikkeld met tranen. Hij ging rond de baar en zag het hoofd, het wassen, het magere hoofd van den doode in de open kist. Onaangenaam proefde hij het speeksel in den mond, ging achter de vrouwen staan wachten. Soms kuchte iemand of fluisterde een stem. Een oude tante fezikte over den doode. De tijd scheen stil te staan. Het hoofd van den doode zei hem niets, hij herkende den jongen niet waarme-de hij als kind gespeeld hacl. Jong stierf hij en het liet hem onverschillig. Nu heeft hij rust, peinsde de Dichter,in 't leven was hij een sukkel die hard moest werken voor zijn schamel brood. Gescheiden van zijn vrouw, die hem bedrogen had, was hij een arme kniezer geworden. Zijn kind je groeide ver van hem op in een nonnen-kostschool... Met het meisje dat daar nu stond te snikken, had hij een nieuw leven willen begin-nen, maar zij had hem afgewezen. Nu ging men hem begraven met zijn smart en zijn verlangen. Een paar menschen treurden een dag en dan her-nam het jachtend dagengewentel en zou slechts wat broze, vage herinnering nalaten. Reeds werden de schroeven vastgedraaid en sloegen de lijk-hidders het lijklaken op. Door de open deur dreef buitelend de wind, en onder den regen, over de koer naar de kapel, volgde hij de kisl met den hoed op het hoofd terwijl zij die hem voorgingen, blootshoofds liepen. Een kaalhoofdig oomke sukkelde voor hem uit met de schaarsche haren door het gierend geblaas opgekuifd in den nek. Op den drempel der kapel rook hij wierook en hoorde hij het orgelspel. De Dichter moest telkens aan zijn jeugd terug-denken wanneer hij in een kerk kwam. De kaars-vlammekens en het eeuwig licht, de heiligenbeel-den en de altaars, de gekleurde glasramen en de , cfferblokken, hadden hem als kind getroffen. Nu Jontstemde hem de Sint-Lucas-wansmaak in deze kapel... Grillig ging het spinsel zijner verbeelcling, terwijl rond hem mannen en vrouwen ijverig zaten te bidden in dik.ke kerkboeken en aan paternos-ters met zware beiers. Ingetogen zat de oude tante naast een hui-lend nichtje, de zuster van den overleden man. De stijgende nonnenzang werd beantwoord door den blonden priester met heesche stem. De mis-dienaar en de stoeltjeszetster deden plichtmatig hun werk. Als schaduwen tegen de ruiten boven het choor v.'iebelden zwierende kiiniopranken. Hij peinsde aan de broosheid van het leven, aan de geslachten die men zoo tusschen zes planken eenèr gele kist weggevoerd had, aan de ceremo-nie van het afscheid. Straks in de drukte ver-loor hij weer dat kalm overwegen van den uit-tocht, ging' hij weer op in genieten en in betrach-ten. Het werk van aile dagen laat geen respijt maar een uitvaartmis onderbreekt soms de ruste-loosheid.Een brandende kaars werd hem in de hand ge-stopt. De stoelen schoven en hij zag zijn buren opstaan en rond de baar stappen naar den priester voor het altaar. Hij ging voorbij het pateen, wierp een munt&tuk in de schotel en was ont-stemd omdat hij den draad van zijn gedachten had verloren. De Dichter poogde zich te herinneren, maar de zang der nonnen bekoorde hem. Nu dreef de priester de wierookwalmen op en besprenkelde de baar met wijwater. Stilaan ver-stierf het orgelspel. De drie lijkdragers, bleek en goor, met ooren oie ver van het hoofd stonden, met stoppelbaar-den en lange neuzen uit een patroon gesneden, 1 schoven de schouders onder de kist. De familie stond op één rei en zag de begrafe-! nisgangers heengaan, volgde dan mannetje ach-tèrna.' Met drie vreemden stapte de Dichter in een rijtuig. Een der reisgezellen was een fleurige, | jonge man in keurig rouwtoilet, een tweede ) scheen een gepensioenneerde met zwaar - grijze snor en uitpuilende oogen, de derde was een schrale blonde met geitenbaardje. Rammelend en schokkend hotste het rijtuig voort. De Grijze Snor zat een pijp te rooken met een norsch gelaat — Een schoon begrafenis, zei het GeitenbaarcT-' je, ik houd van schoon begrafenissen! En gij, Mijnheer [ —■ Ik ook, om u de waarheid te zeggen, ant-woordde de Man-in-rouwtoilet. —. Ze hebben van morgen weer een bakkerskar leeggeplunderd, onderbrak de Grijze Snor grim-mig, een kerel liep met drie brooden aan een 1 koord "geregen rond den hais!... Waar gaan wij ! heen ? Ik vraag het u ! — 't Is erg, gaf de Dichter inschikkelijk toe. — Ik heb hem goed gekend, Mijnheer, hield fi het Geitenbaardje. vol, wij hebben samen dik- wijls kaart gespeeld in «Den Engel»... 't was een brave jongen, die veel tegenslag heeft gehad met zijn vrouw... Hij was nog te jong om te sterven... — Ja, zuchtte de Man-in-rouwtoilet, er is geen ouderdom om te sterven... sommigen jong-, anderen oud... Gelukkig dat men het op voorhand niet weet, lachte hij. — Ik zeg dat het zoo niet kan blijven duren, betoogde de Grijze Snor, ik heb dees week nog geen druppel melk kunnen krijgen terwijl de mo- 1 diste naast mijn deur dagelijks, dagelijks, Mijnheer, twee liters krijgt, omdat zij een hoed voor de melkboerin heeft gemaakt!... —• Een begTafenis, Mijnheer, een begrafenis heeft mij altijd aangetrokken!... — Mij ook, Mijnheer, zei vergenoegd de Man-in-rouwtoilet, van kindsbeen af... " — Zoo kan de wereld niet blijven draaien... In plaats van te werken gaat het volk doppen... Wie niet gaat doppen heeft een plaatsken in het ko-miteit of zetelt in een bestuur... Alleman wil be-sturen en er zijn zooveel komiteiten dat men er niet wijs uit worden kan... Ik zeg dat het niet kan blijven duren... — Had ik geen affaire... ik ben kleermaker, Mijnheer, ge kent mij wel, op den hoek der Steen-houwersvest woon ik... Een affaire door mijn va-der opgericht... Ik moest er maar instappen... An-ders zou ik zeker lijkbidder geworden zijn... 't was zoo mijn rceping. —• Zoo! Zoo! Uit roeping!... Wel, 't is nu een tijd om lijkbidder te worden, meende de Grijze Snor boosaardig;. — 't Was mijn goesting ook, bekende de fleurige Man-in-rouwtoilet, ik vind het een plezante stiel. — Een plezante stiel, herhaalde de Dichter ver-rast...— Ja, Mijnheer, altijd afwisseling... altijd onder de menschen... altijd onder de open lucht... het is een gezonde stiel !... —- Maar Mijnheer! .— Ten minste, ging- de argelooze Man-in-rouwtoilet voort, ten minste als ge wat in uw klanten zit... Bij voorbeeld heb ik heel deze familie begraven, zoo content waren de menschen over mij. Ik zeg- dat bij manier van spreken, want ik heb nog niet lang de zaak van mijn vader overgeno-men en 't was hij die de familie begraven heeft voor mij... Het is daarbij geen slechte broodwin-mng...— En geen last met het werkvolk, ondervroeg het Geitenbaardje? — Nooit, Mijnheer, in onzen stiel hoort men nooit van werkstaking; iedereen werkt met plc-zier... En wij kennen heel de stad en heel de stad kent ons... Veronderstel echter niet dat men zoo maar lijkbidder kan worden als men wil... Men moet de manieren kennen, zijn weg weten op het Stadhuis en in de Kerk... — Dan zult_ gij wel geen pataten mankeeren, meende de Grijze Snor, tôt groote verrassing van den Dichter. — Waarom niet, Mijnheer? Neen, Goddank, ik heb nog pataten in mijn kelder... _— Gesmokkeld in den corbillard, niet waar, vischte de Grijze Snor met looze, half-geloken oogen, aan ons kunt ge het wel bekennen! — Volstrekt niet! Waarom denkt ge dat! Wie vertelt zoo iets?... verweerde zich de Lijkbidder. — Iedereen weet dat de lijkbidders zoo pataten smokkelen, verklaarde nu zelfgenoegzaam de Grijze Snor. — Ik heb te veel respect voor mijn stiel om dat te doen, ontkende de Lijkbidder; ik heb ze gekocht en met kletskens naar huis laten bren-gen...— G'hebt ongelijk g'ehad... Met een corbillard zou het goedkooper geweest zijn!... Wat zegt gij, Mijnheer ? — Ik heb zoo weinig verstand van pataten smokkelen, ontweek de Dichter, de aardappel eet ik wel maar ik denk er niet veel over na... — Niet over nadenken, Mijnheer, ik denk voort-durend aan pataten, aan brood, aan rijst, aan bo-ter, aan al wat eetbaar is, zei de Grijze Snor ver-bolgen, ik wil niet van honger sterven om begraven te worden en anderen van mijn pensioen te laten profiteeren' — Zes weken lang had ik er geen geproefd, bekende het Geitenbaardje, maar nu heb ik er weer in mijn kelder... — Gasmokkeld? — Neen, Mijnheer, vijftig kilos gekocht en tien kilos gekregen! — Tien kilos gekregen, vorschte de Grijze Snor ongeloovig. — Ja, Mijnheer! — Gekregen?... — Ik zeg ja, Mijnheer! — Voor niks? Van een boer? — Van een boer en voor niks! — Dan is die boer stapelzot!... — Dat kan, dat weet ik niet, maar ik heb ze toch in mijn kelder!... Het is een aardig geval... Ge moet weten dat ik van een oude, gierige tante...—• Leeft ze nog? vroeg de Lijkbidder. .—■ Zij is al lang- begraven... Van die oude, gierige tante kreeg ik op den dag mijner eerste communie, het is nu dertig jaar geleden, een crucifix cadeau... Ge kent het wel, zoo'n crucifix in plaaster onder een bolle glazen schelp in zwarten, ovalen lijst... Mijn moeder legde het stuk in een schuif, omdat ik te jong was om er plezier van te hebben en ik het misschien rap zou breken... Aile jaren, met den grooten kuisch, kwam het voor de pinnen en werd het, na lang beraad waar men het zou kunnen hangen, weer weggeborgen in een andere schuif... Plezier heb ik er eigenlijk nooit aan gehad... Toen ik trouwde gaf mijn moeder de crucifix mee en samen met mijn vrouw hebben wij weer gezocht, om een plaatsken aan den muur te vinden... De crucifix eindigde weer met wegge-stopt te worden, eerst in de legkast op de slaap-kamer, later in de schuif der keukenkast, nog la-ter op zolder in een mand met rommel... Telkens als wij verhuisden kregen wij den crucifix in han-den, zonder dat wij besluiten konden hem weg te doen... Het was toch een gedenkenis van mijn oude tante!... Toen mijn moeder gestorven is ben ik bij mijn vader gaan inwonen en heb zijn affaire overgenomen... Het was in het begin van den oorlog... Hoe het komt weet ik nog niet, maar de crucifix is uit de rommelmand weer in een schuif geraakt op de slaapkamer. . Nu had ik voor eeni-ge weken een leelijke valling opgedaan op een begrafenis... en zooveel zakdoeken gebruikt dat mijn vrouw kloeg over de waschkosten... —- De zeep, Mijnheer, kost ook stukken van menschen, kreet de Grijze Snor, rood van inge-toomde opgewondenheid. — Zekeren avond zei ik: Vrouwken haal mij nog een zakdoek... Zij ging en kwam terug met den crucifix. Al mijn zakdoeken lagen in het vuil goed... —• Waarom bracht zij dan den crucifix mee, Mijnheer, vroeg de Lijkbidder verwonderd. — Wel, Mijnheer, de zakdoeken lagen op den crucifix en zij had iets kouds aan de vingers g'e-voeld... Ik heb niet weinig verschoten, zei ze, nu moet het weg... We zullen het weggeven, maar aan wie ?... Wie zal het aannemen ? Ondanks dat mijn hoofd ziek was van niezen kreeg ik een gelukkig gedacht... Vrouwken, zei ik, de kleine van den melkboer doet haar eerste communie, ik zal den kader eens opnieuw zwart vernissen en dan geven wij den crucifix cadeau... Zij zullen er blij mee zijn, en in aile geval zijn wij er van af...

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.

Over deze tekst

Onderstaande tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition). Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dit komt mede doordat oude drukken moeilijker te lezen zijn met software dan moderne. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen. Er wordt gewerkt aan verbetering van de OCR software.

Er is geen OCR tekst voor deze krant.
Dit item is een uitgave in de reeks Het tooneel behorende tot de categorie Culturele bladen. Uitgegeven in Antwerpen van 1915 tot 1940.

Bekijk alle items in deze reeks >>

Toevoegen aan collectie

Locatie

Onderwerpen

Periodes